HET BINNENHÖF1
OP EN OM 1
De verkeersveiligheid. - Vermoeide
chauffeurs. - De wet moet dieper in
grijpen. - De politieke partijen en het
Welter-rapport. - Botsende meeningen.
TOB NOOIT HOEKJE
W&71
WEEK-
KRONIEK
Van de weinige gebeurtenissen in de „Bin
nenhof-sfeer", die buiten de thans heerschende
crisis staan en toch levendige aandacht ver
dienen, mag wel genoemd worden het pas in
het Staatsblad opgenomen K. B. tot wijziging
van het K.B. houdende .bepalingen ter ver
zekering van de veiligheid van reizigers met
openbare middelen van vervoer". Het ging om
een nadere regeling van den werktijd van den
autobus-chauffeur.
De materie, welke hier in 't geding is, mag
er een van groote beteekenis worden genoemd.
Het spreekt vanzelf, dat een juiste wettelijke
regeling van den werktijd eens autobus-chauf
feurs tot de zeer noodige dingen behoort. Maar
in verband daarmee mag ook onmiddellijk ge
noemd worden het feit, dat in ons land tallooze
collega's van den autobus-chauffeur soms op
de meest-schandalige wijze worden geëxploi
teerd. Ik heb hier het oog op de chauffeurs van
vrachtwagens.
Door het nieuwe K.B. mag de diensttijd van
een bestuurder van een autobus niet meer dan
tien uren bedragen, waarop als uitzondering
wordt toegestaan, dat eenmaal gedurende elke
kalenderweek een diensttijd van ten hoogste
twaalf uren mag worden vervuld. Op naleving
van deze bepaling kan ten nauwste worden
toegezien. Hoe anders is dat gesteld met een
eventueel toezicht op de werktijden van de
vrachtwagen-chauffeurs! Het groote publiek
weet niet wat ten huidigen dage in sommige
bedrijven nog wordt gevergd van het rijdende
personeel.
Men is in de Regeerings-cuisine doende om
eindelijk te komen tot maatregelen en bepalin
gen, die een forsche rem moeten vormen tegen
de huidige terreur van den weg. Makkelijk is
het vinden van een oplossing zeker niet en het
zal nog zeker in dezen tijd, nu aller aan
dacht zoo noodig is ter bestrijding der crisis
gevaren vermoedelijk nog wel een lange
poos duren, eer de „nieuwe koers" op dit ge
beid practisch kan worden ingeslagen.
Ik had 't over de chauffeurs van vracht
automobielen, over het feit, dat zij tot de cate
gorieën van arbeiders behooren, die zoo
„ongemerkt" te veel uren overwerk verrichten.
Dat in deze een gevaar voor den weg gelegen
is, begrijpt ieder. De menschen worden zoo
vaak afgejakkerd. Dikwijls wordt hun geen tijd
voor het „twaalfuurtje" gegund. Zij moeten
onder 't rijden dan maar kans zien een brok
brood en een slok thee naar binnen te werken.
Als 't druk is, rijden de wagens wel tot diep
in den avond, terwijl toch 's morgens vroeg
werd begonnen. Man kan zich wellicht wel
voorstellen, hoe accuraat en voorzichtig een
chauffeur rijden zal, die den ganschen dag
door de stadsdrukte laveeren moest, amper
eten kon en lang na 't etensuur-van-zes, nog
hongerig en hunkerend om thuis te zijn, gauw
gauw enkele klanten bedienen moet.
Men ziet dan ook herhaaldelijk bij avond
door de straten met ongeoorloofde snelheid
vrachtautomobielen een weg vinden.
Reeds zoo dikwijls is gewezen op deze din
gen. Er wordt gezegd dat 't vrijwel ondoenlijk
is om van overheidswege toezicht te houden
op de werktijden dier chauffeurs. Maar: kan
de wetgever dan niet bepalen, dat naast het
rijbewijs van den vrachtwagen-chauffeur een
kaart moet worden overgelegd, waarop pre
cies zijn arbeidstijden staan aangegeven? Bij
afwijkingen kan dan strafrechtelijk worden op
getreden. Nu ontbreekt inderdaad ook feitelijke
controle op den arbeidstijd van de chauffeurs.
Deze menschen durven vaak niet te klagen
tegen wien ook uit angst voor ontslag.
Men heeft hier werkelijk te doen met een
der gevaren van den weg. Dat men de autobus
chauffeurs thans nader „aan banden" heeft ge
legd, is op zichzelf zeer toe te juichen.
Na dit kleine „uitstapje" buiten de crisis
beslommeringen ter afwisseling keer ik
haastiglijk terug tot de invloedsfeer van de
wereldziekte, die ook wel „malaise genoemd
wordt.
De meest-levendige aandacht blijft nog maar
flericht op het Welter-rapport.
Van gewicht is de vraag, hoe er in den
boezem van onze groote politieke partijen over
bet rapport geoordeeld wordt. Dat buiten
de liberalen links zeer felle oppositie er tegen
tal voeren als de kwestie straks in de Tweede
Kamer ter sprake komt, het spreekt wel van
zelf. Hetgeen echter niet beteekent, dat Rechts
met het bezuinigingsrapport „wegloopt". Verre
van dat.
In anti-revolutionairen kring zal de gezind
heid om met de Regeering mee te gaan, ook
a's tij komt met diep-ingrijpende bezuinigingen,
sterk aanwezig zijn. Men weet hoezeer in
de „Standaard" o.a. werd gepleit voor het denk
beeld, te komen tot opheffing van talrijke kan
tongerechten.
De christ-historischen houden zich momen
teel nog „op de vlakte". Zij wenschen te
wachten op de daden der Regeering. Ongetwij
feld een voorzichtige handelwijze!
Onze twee grootste politieke partijen, de
R.-K. en de S.D.A.P., hebben gemeend goed
te doen met niet te wachten op Troonrede en
Millioenennota, doch reeds voor dien tijd te
doen weten, hoe men tegenover de denkbeelden
staat, ontwikkeld in het veelbesproken staats
stuk.
Kort geleden verscheen immers vanwege
het dagelijksch bestuur der R.-K. Staatspartij
een publicatie naar aanleiding van het rapport,
waarin o.a. de volgende passages werden aan
getroffen (naar een samenvatting uit „De Vrij
heid"):
„De vraag omtrent het aanvaardbare, binnen
de grenzen van het mogelijke, is in laatste
instatie een van zedelijken aard.
Hier (bij de voorgestelde bezuiniging op
loonen en salarissen) doet zich dan ook met
alle kracht de eisch gelden van een nauwgezet
onderzoek naar het toelaatbare van deze be
zuiniging, met name in den geest van ons ont-
werp-program, dat gezinspolitiek het geheele
staatsbeleid moet doortrekken.
Wat den werkloozensteun betreft zal de
overheid ervoor moeten zorgen, dat de lasten
zoodanig worden verdeeld, dat ook zij, die bui
ten schuld niet door arbeid in het onderhoud
van zichzelf en hun gezin kunnen voorzien, vol
doende middelen voor het noodzakelijk levens
onderhoud ontvangen. Men kan niet zeggen,
dat de bestaande normen boven een dusdanig
minimum uitgaan.
Zeker, thans moet met de grootste nauwge
zetheid worden gestreefd naar rechtvaardige
verdeeling, ook van nieuwe lasten, rechtstreeks
of zijdelings.
Verlaging van het peil der Rijksuitgaven be
hoeft niet in te sluiten blijvende verlaging van
het peil der volkswelvaart."
Verlaging van werkloozensteun werd dus
afgewezen. In een ander deel der publicatie
heeft men dit dan ook nog eens duidelijk on
derstreept, betoogend dat men op genoemd punt
van geen wijken zal willen weten, uit welke
exclamatie de c.-h. „Nederlander" de conclusie
meende te moeten trekken, dat men „dus" voor
het overige deel ten slotte, als 't niet anders
kan, wèl mee willen gaan.
Terecht werd die meening in de r.-k. pers
bestreden. Als men zegt: dat in alle geval nooit,
dan ligt daarin allerminst besloten een toegeven
aan andere, veelal niet minder belangrijke
eischen.
Zoo heeft in r.-k. kring evenzeer beroering
gewekt de oude vraag, in hoeverre het billijk
is de onderwijzers-kloosterlingen om het feit,
dat zij in communiteit leven, minder te sala-
rieeren. Het behoeften-element komt hierbij in
in 't geding.
In het rapport-Wel ter wordt deze zaak ook
ter sprake gebracht.
Het Tweede Kamerlid baron van Wijnbergen
schreef over deze kwestie onlangs in de „Maas
bode" o. a. het volgende:
„En wat het leven in gemeenschap betreft:
daarin zal stellig niet een objectieve norm ge
vonden kunnen worden, leidend tot lagere sa-
larieering. Met name, wat de religieusen betreft,
staat voor hem, die wil letten op de feite-
1 ij k e inrichting van de kloostergemeenschap
die wil letten op de behoeften, niet slechts
der individuen, maar ook op die der gemeen
schap, waarin de religieusen zijn opgenomen,
en waartoe zij krachtens hun staat, gelijk ge
huwden, voor geheel hun leven moeten blijven
behooren, vast zonder eenig cijfermateriaal
te behoeven dat van goedkoopere levens
wijze geen sprake kan zijn. Wie dan ook mocht
meenen, dat het doel der religieusen is samen
goedkooper te leven gelijk dat in dezen ma-
laisetijd door verschillenden in de wereld ge
beurt heeft al bijzonder weinig begrip van
het Stichtingsdoel der Congregaties."
Was het wonder, dat de „Nederlander", een
artikel wijdend aan het betoog van den heer
v. W., er o. m. dit van zei?:
„Men ziet natuurlijk aanstonds, waar de
fout schuilt.
Hier wordt niet gesproken over de behoefte
van den onderwijzer individueel: zooals er over
de behoefte van den arbeider individueel wordt
gesproken, als huwelijks-toeslag en kindertoe
slag in geding zijn. Doch hier wordt over de
behoefte van de klooster-orde gesproken, die
voor haar sociale werk zooveel geld behoeft.
En de behoefte van de Orde wordt nu een
reden om vanwege het loon-naar-behoefte aan
den onderwijzr individueel meer uit te keeren
dan hij behoeft!
Wat is dit in fijnen vorm anders dan de be
wering der anti-papisten in groven vorm: dat
het Rijk via de onderwijzers-salarieering den
socialen arbeid der kloosters helpt financieren;
dat hier gesubsidieerd wordt zonder dat de
subsidie-vorm m acht genomen is?
In de s.-d. en v.-d. gelederen is de weerzin
tegen „Weiter" wel zeer algemeen.
Het ontwerp-resolutie voor het a.s. partij
congres der S.D.A.P. getuigt op ondubbelzin
nige wijze van deze mentaliteit.
Het ontwerp wijst de gedachte af aan ver
mindering van den steun aan de werkloozen;
eischt, dat allereerst zal worden overgegaan tot
een zoover mogelijke vermindering van de mi
litaire uitgaven, door nationale ontwapening:
wil de rente der staatsschuld belangrijk ver
lagen; de heffing van een progressieve crisis-
belasting op de inkomens, met inachtneming
van de leerderingen en verminderingen, die
deze ondergingen: verhooging van de dividend
en tantième-belasting; verhooging van de suc
cessiebelasting: belasting van weelde-uitgaven,
en, in het bijzonder ter bestrijding van crisis-
uitgaven, ee heffing ineens van 1 percent der
vermogens; wijst salarisverlagingen af; komt
met kracht op tegen de staking van de Zuider
zeewerken en beperking van andere groote wer
ken en verlangt vermeerdering van duurzame
werkgelegenheid; wil een aantal bedrijfstakken
in overheidshanden nemen: een tabaksmono
polie, een staatsverzekeringsbedrijf en een
staatshypotheekbank; eischt dat een begin zal
worden gemaakt met socialisatie van die be
drijfstakken, welke daarvoor in de oeconomi-
sche structuur van het land geschikt zijn.
Ten slotte citeer ik uit de laatste „Vrijzinnig-
Democraat":
„De comm.-Welter echter gaat bezuinigen op
de levenssappen van onze volksgemeenschap;
de zorg voor onderwijs en volksgezondheid
wordt aangetast; groote groepen die op den
rand van bestaansmogelijkheid leven, worden
verder naar beneden gedrukt."
Men ziet: „rond het rapport-Weiter" heerscht
allerminst eensgezindheid!
PARLEMENTARIËR.
1
SUCCESVOLLE REIZIGERS.
Wat wint het vertrouwen van den
kooper?
Een eerste vereischte voor een reizi
ger is, dat hii een grondige kennis heeft
van het artikel, waarin hi.i reist. D.w.z.
dat hii do geheele geschiedenis van dat
artikel moet kennen, van ruw materiaal
tot den verkoop aan het publiek. Hii
behoort de verdiensten te kennen van
hetgeen hij verkoopt, de prijzen van
soortgelijke artikelen, enz., enz.
Meerdere vooraanstaande zakenman
nen hebben de opinie uitgesproken, dat
routine als verkooper nog niet zóó
noodzakeliik is, als grondige kennis
van het desbetreffende artikel en van
de wijze, waarop dit gebruikt moet
worden.
Een van hen zedde:
„Wat mii tot verkooper stemt is een
vertegenwoordiger, die zijn zaakjes pre
cies weet, en die mii iets nieuws kan
vertellen over de branche, die hii verte
genwoordigt. Het is opwekkend, om
zulk een vertegenwoordiger te ont
vangen.
Er zijn er wel, die hun branche door
en door kennen, maar de overgroote
meerderheid hebben weinig andere wa
pens dan hun order-boek".
Dit standpunt van de koopers is be
grijpelijk. De overgroote meerderheid
der vertegenwoordigers heeft inderdaad
lang niet genoeg practische, technische
kennis, maar vertrouwt op een van-
buiten-geleerd lesje, om orders te krii-
gen, terwijl ieder die iets verkoopt toch
zeker in de eerste plaats in staat moet
zün, om eventueele vragen over hetgeen
hii verkooüt duideliik en helder te kun
nen beantwoorden.
Een goed vertegenwoordiger moet
weten, waarvan zün artikel gemaakt is,
hoe het gemaakt wordt en welke be
hoefte ertoe geleid heeft, dat het ge
maakt werd.
Verder kan hii niet volstaan met het
noemen van prijzen, maar is het wen-
scheliik dat hii den kleinhandelaar een
geschikte manier aan de hand doet, om
zijn artikel te verkoopen.
Eens kreeg een handelaar op den-
zelfden dag bezoek van twee vertegen
woordigers van schrijfmachines. De
eerste vroeg hem alleen, of hii soms
door zijn voorraad heen was? In dat
geval had hij geschikte aanvulling voor
hem. De tweede vroeg of de handelaar
belangstelde in een verkoopplan, dat
een van zijn collega's in een week 100
winst had opgebracht.
Hii legde uit, dat dit plan een speciale
schrijfmachine-week was, samengaande
met een prijsvraag. Ziin firma ver
schafte reclameplaten, formulieren voor
de prijsvraag en een schema voor een
pakkende manier van étaleeren. Geen
wonder dat de laatste vertegenwoordi
ger driemaal zooveel orders kreeg als de
eerstgenoemde.
Behalve kennis van zaken, moet een
goed vertegenwoordiger de belangstel
ling van zijn klanten weten op te wek
ken, en dat op een wijze, die recht-
streeksch leidt naar een ingevuld order-
formulier maar zonder den klant het
idee te geven, dat hii geprest wordt.
De persoonlijkheid van een reiziger
is ook van groot belang. Of hii mager
of dik, oud of jong, groot of klein is,
dat is van minder belang. Zijn optreden
moet tactvol en vastberaden ziin. Htf
moet sympathie en achting weten te
verwerven. Slaagt hii hierin, dan heeft
hii het pleit al half gewonnen.
Dr. JOS. DE COCK.
Zoo, nou kenne we dan weer eens van alles
gaan schrijven want der is een heele hoop te
doen gewees omdat de Koningin der verjaardag
heb gehad en dat nou hier is gevierd.
Ze hebben van alles gedaan en die vlaggen-
parade vond ik 's morgens wel mooi en dat
schieten ook en dat konden ze wel goed en
daar moesten de menschen lekker van schrik
ten net as die meissies, die 's avonds allemaal
in de Spoarstraat liepen en allemaal aan het
gillen gingen as der weer zoo'n voetzoeker aan
kwam.
Maar der waren der ook bij die der expres
bij gingen staan alleen maar omdat „e dachten
datte ze dan lollig waren. Nou noem dat nou
maar lollig zijn as ze liggen te gillen net zoo
as die varkens ook wel eens doen as die met
een touw om hun pooten door de stad moeten
loopen.
Ja, 's morgens was het wel mooi, maar de
parade was kwats. Was dat nou parade!!
Der hadde allemaal kanonne en fietse en
paarde bij moeten zijn. Maar ik heb geen een
paard gezien en die meneer die de baas van de
zaak is, die was der ook en die had allemaal
van die veere op z'n hoed.
Maar het was heelemaal geen echte parade
want die meneer met die gekke naam die had
minstens op een paard moeten gaan zitte, maar
ik geloof wel datte ie dat niet durfde. Nou dat
was heelemaal niet erg gewees want dan had
ie het maar tegen Wimpie moeten zeggen dan
had ik het paard met hem derop wel vastge-
houwen want dat heb ik ook wel eens voor
den melkboer magge doen en toen was Wimpie
heelemaal niet bang en het paard ook niet, dus
dat hadde we best kenne doen.
En 's avonds is het ook mooi gewees, toen
waren al de menschen naar de Buitenhaven
gaan kijken met de lichten en dat was wel aar
dig en de Heemskerk had allemaal van die
kleine lampjes aan en met die schijnwerpers
konden ze het nog niet heelemaal want ze lie
ten de lichten op de mensche schijnen, en d'r
stonden een hoop jongens en meissies langs de
kanten en toen het licht op hun ging schijnen
toen gingen ze ineens allemaal recht staan en
toen mos m'n vader gaan lachen. En toen ik
m vroeg waarom ie dan aan het lachen was
toen zeit ie tegen me dat zoo'n aap niet alles
vragen moes en dat ik dat maar eens moes
vragen wanneer ik groot was. Ze zeggen me
ook nooit wat en de school gaat nou ook weer
beginnen. En nou dan lekker met een nieuwe
meester.
Weet u wel datte ze nou een motorfiets bij
de krant hebben en daar magge ze nou allemaal
op gaan zitte maar ze kenne der nog niks van
want van de week was der een meneer en die
moes een heele tijd trappe om hem aan het
loopen te krijgen en die wou maar niet en toen
heb Wimpie die meneer een plak gebracht om
hem der in te douwen en toen ik met die plak
bij de motor was toen begon die ineenen te
loopen en nou wille ze niet geloove dat dat
van die plak komp.
En in die beestewinkel in de Koningstraat
daar hebbe ze nou ook apen en die zitten in
een kooi voor de ruiten. Maar dat zijn heele
maal geen nette want m'n moeder heb mij altijd
gezeg datte ik mij niet krabbe mog omdat dat
niet netjes staat, nou, en die ape doen het wel.
En ze hebbe ook muize daar en schildpadden
en die loopen allemaal voor de glazen en nou
zou het wel eens lollig zijn om d'r een poes in
de winkel te stoppen. Ik heb het al geprobeerd
met onze kat maar toen ik die beet had en ik
der mee naar buiten loopen wou toen heb ie
me gekrapt en dat deed pijn. Nou as die nou
geen muizen hebben wil dan moet ie het zellef
maar weten.
En nou is dat van de Koningin ook weer
heelemaal afgeloopen. Dat is toch wel jammer
he want 's middags hebbe ze ook nog op paar
den gereeien maar verder is er niets te doea
gewees omdat ze al de een te die ze hadden aan
het krissiscomité gegeven hebbe dan kenne de
mensche die nou heelemaal niet kenne werken
d'r brood voor gaan koopen en dan hebbe ze
ook geen honger meer.
En de zomer is nou ook weer afgeloopen en
dan kenne we weer gauw gaan schaatsen want
dat zulle we dit jaar wel veel kenne doen om
dat we ook zoo veel gezwomme hebbe en dat
is immers altijd zeg m'n vader dat as we een
zomer mooi weer hebbe gehad we dan ooi
altijd mooie winters hebbe. Nou dat is maar te
hoopen he. En nou moet ik alweer op houwt
he want der kan heelemaal niks meer bij.
Tot de volgende week dan maar weer