Ons Kinderverhaal,
De bedrieger bedrogeri
ONSjKjNDÏRtlOtlSlEg
i DoKoM 1 i-nonnl fnc Rrt#»c^Vi VJnrfl. 11.' r\n\r liaar fop mpf PPn Olldc dckcfl.
Beste jon.qens en meisjes!
Soms denk ik dat de winter van het
jaar wegblijft. Nog iederen dag kan ik
zwemmen en het water „prikt" heusch
nog niet zoo erg en een tweede wonder
is dat in onzen tuin een seringenboom
opnieuw in bloei staat, een groote witte
tros seringen hangt er aan, die heerlijk
ruikt en iederen dag is de zon er maar
weer, het kan gewoon niet op met het
mooie, weer. Toch zijn er een paar teeke
nen bij me thuis, die de herfst aankon
digen. Broertje maakt twee vuile zak
doeken op een dag en Rita heeft een
druipneus, dat komt omdat ze kou gevat
hebben en dat is natuurlijk herfstkou.
Als straks de heusche herfst komt, als
de bladeren geel van de boomen rege
nen en de wind door de schoorsteen
huilt ep de regen tegen de ramen
striemt en je 's avonds weer onder drie
dikke dekens kruipt, dan wordt het
gezellig om raadsels op te lossen en
lange briefjes aan me te schrijven. Nu
wil het nog niet. Er komen nog niet
veel oplossingen en met de briefjes is
het ook nog niet veel gedaan. Maar
straksen ik zie jullie dicht bij de
kachel, waarin de anthraciet gezellig
sputtert, naast je ,,'t Juttertje" met de
raadsels, je tong uit je mond, een vel
papier op je knie en een potlood in je i
handmaar dat duurt nog een paar
weken en ik hoop het, want ik houd
veel te veel van de zon en van het
mooie weer, dan dat ik zou verlangen
naar de booze buien van den herfst.
Jaap en Kees Kok, Den Hoorn (Texel).
Fijn jongens, dat is een felicitatie waard, net
als op een verjaardag dat Jaap nu weer hee-
lemaal beter is en dat de dokter van het Con
sultatiebureau gezegd heeft, dat hij over een
jaar pas terug behoeft te komen. Nu kan je
weer hollen en draven en stoeien, Jaap, en dat
is het heerlijkste en gezondste dat een jongen
doen kan.
Stientje Alexander. Dat laatste woord
van dat tweede raadsel, was nu juist het ge
makkelijkste op te lossen, Stientje, jij hebt
naar een veel te moeilijk woord gezocht. Kijk
maar, hoe bekend het is „straatsteen", je loopt
er iederen dag over duizend heen. Begin nu
voortaan eens bij de makkelijkste oplossing,
je zal ziqi dat het dan veel gauwer gaat.
Annie Jansen. Nee, ik ben niet naar het
Circus geweest, Annie. Toen ik Dinsdag
avond om ongeveer tien uur naar de Binnen
haven moest, toen hoorde ik in de Joubert-
straat plotseling een hevig gebrul. Ik wist
eerst niet wat het was, maar toen ik dichter
bij kwam, toen begreep ik dat het de leeuwen
waren en toen ik den weg naar de Javastraat
insloeg, toen kon ik ze door een kier van een
tent in hun hok heen en weer zien loopen.
Steeds maar heen cn weer, onrustig, in een
heel kleine ruimte, met zware ijzeren tralies
ervoor en ik dacht toen aan de uitgestrekte
wouden van Afrika, waar de leeuw als koning
van de dieren hcerscht en waar de beesten
sidderen als hij zijn machtigen stem doet
hooren en toen werd ik heel weemoedig en
ik vond het zoo jammer dat ze daar in dat
hok moesten zitten, voor het plezier van de
menschen.
Wat een leuk versje heb je me gezonden.
Annie, maar heb je dat heusch zelf gemaakt?
Tonny Kersbergen. Ook al naar het Cir
cus geweest, Tonny, je moet er maar eens
over der,ken wat ze die leeuw gedaan moeten
hebben, voor hij zoover was, dat die temmer
z'n hoofd in zijn bek kon steken. Een leeuw
is heusch geen beestje waar je zoo'n spelletje
mee spelen kan en hij zal heel wat slaag ge
kregen hebben, voor hij, zonder toe te hap
pen, dat toeliet. En dat vinden de menschen
nou mooi. Ik geloof eigenlijk dat ze er niet
bij denken en dat ze er alleen heengaan om te
griezelen, zooals jij gegriezeld hebt.
Ina Boels. Dat heb je geraden, hoor,
Ina, het was een vergissing dat jij niet bij de
goede oplossers stond. Ja, ik imis Jo Burger
en haar versjes heusch cn ik vind het fijn dat
ze weer gauw in Den Helder komt, want Jo
kon wat een aardige versjes schrijven. Jij
hebt ook je best gedaan, en je ziet dat je
rijmpje hieronder is opgenomen, als een bc-
looning voor je moeite.
Jeen v. d. Wal. Ziezoo, nu weet ik ten
minste dat je een jongen bent en nog wel een
Friesche jongen. Nu, ik heb ook nog een paar
druppeltjes Friesch bloed,
Jeen, je moet weten dat m'n
vader een Fries is cn m'n
moeder een Zeeuwin en als
je nou denkt aan het versje
„Vrije Friezen, ronde Zeeu
wen", dan begrijp je dus dat
ik „half vrij" cn „half rond"'
ben en weet je dus zoo'n
beetje hoe ik er uit zie. Jou
meester meneer Bommel, ken
ik heel goed, hoor. Dag, Jeen.
Ik heb goede oplossingen en
een aardig vers^ over „Arm Popje" ontvan
gen van een nuTsje dat haar naam vergeten
heeft er bij te zetten. Ik denk dat het Jo Bur
ger is, tenminste aan het handschrift te zien
Is het zoo, Jo, en ben je dus al in Den Hel
der terug? Ik zal het laten liggen tot volgen
de week.
Mon Bonte. Dat is heel verstandig en
goed van je, Mon, dat je die duinhagedis,
vooral toen je in Verkade's album las dat je
hem niet in leven kon houden, weer terug
hebt gebracht naar de duinen en naar de vrij
heid. Onze hagedis heb ik niet meer terug ge
zien, misschien heeft hij zich in den grond
gewerkt, nu het koudere weer begint te
komen.
Annie Walboom. Ja, ik begrijp dat je
voor die grappige clowns best naar het Circus
had gewild, want het is wat fijn en gezond
om eens heerlijk te lachen, zóó te lachen dat
de tranen over je wangen biggelen en de
menschen tot in je keel kunnen kijken. Als
je hoofdpijn hebt gaat het er van over en als
je kiespijn hebt vergeet je het er door.
Maar.... er zijn nog andere dingen in een
circus en ik ben het daarover heelcmaal met
je vader eens. Je versje was erg aardig, hoor,
maar wel een beetje groot, wil je er om den
ken, dat ik nu weer wat minder rbimte heb.
Tony Sinnige. Wat een mooi versje heb
je gemaakt, Tony. Wat heb ik toch een knap
pe rijmelaarsters^ onder mijn vriendinnetjes.
Alleen de meisjes schijnen het maar te kun
nen, want van de jongens komt er zoo goed
als nooit een versje. Die hebben er zeker
geen geduld voor. Ik ben van de week met
den brand nog op jullie land geweest, maar
ik heb jou niet gezien, wel je vader en je
broertje.
Micn Jonkmans. Dat is. prettig dat je
het op school fijn vindt, Mien, want stel je
voor dat je het eens niet fijn vond en dat je
dan iederen dag heen moet, ik geloof zeker
dat je eiken morgen buikpijn had en dat zou
ook niet aangenaam zijn.
Annie v. d. Brink. Ik'moet je een kleine
teleurstelling bezorgen, Annie, ik kon niet
alle rijmpjes plaatsen en nu is dat van jou n:c
opgenomen, maar volgende weck komt ln
door jou opgegeven raadsel er in, hoor. A!
ik ruimte genoeg had, had ik het zeker ge
plaatst, maar je ziet, beide pagina's zijn vo'
't kan dus niet.
Ati v. Strijen. Jullie club heet dus „B
vijf doornroosjes". Zeg, Ati, dat prikt, hoor
een doornroosje is erg stekelig, ik hoop toch
niet dat jullie dat zijn. 't Is leuk dat je nu
ook Fransch gaat leeren, dan kan je Haagsch
en Fransch spreken en Nieuwediepsch, dat is
dus drie talen. Je wordt knap, hoor.
Kindervriend.
TWEE MOEDERTJES.
Kleine Toos en kleine Annie,
Kleine Koos en kleine Nel,
Speelden, om zich te vermaken.
,„Moedertjc", dat was hun spc'
Annie was een rijke moeder,
En haar kindje heette Toos;
Nclly was een arm kindje,
En haar moeder, dat was Koos.
Annie zei: „ik voed mijn kindje
Met het beste kindermeel,
En dan krijgt ze melk en eitjes,
Appels, peren ook heel veel.
En haar kleeren maakt de naaister,
Nooit te groot cn nooit te klein,
's Winters draagt zij wollen kousen,
's Zomers zijde, cn heel fijn.
Zij slaapt, in een ledikantje
Op een bedje, heerlijk zacht.
Stapt ze er uit, haar bloote,.voetjes.
Trappen op een mooie vacht.
Zij heeft zeker wel tien poppen
En veel ander mooi speelgoed.
Ja, mijn liev'ling heeft van alles
Overdaad en overvloed!"
„Mijn kind eet", zoo sprak nu Koosj
„Aardappels en heel vaak ool^
Gocdkoope rijst, of anders grutjes,
Die ik dan in water kook.
•En haar kleertjes maak ik meestal
Van een oude rok van mij;
Of ik koop een goedkoop jurkje,
Soms te groot en soms te klein.
Zij slaapt in een nauwe bedsteê,
Op een bedje, heusch niet zacht.
Ik dek haar toe, met een oude deken,
Voor haar bedje ligt geen vacht.
Ik gaf ook graag aan mijn liev'ling
Alles meer en beter hoor,
Maar 'k weet geen raad er aan te komen
'k Heb er heusch het geld niet voor!"
„Ik weet raad", zoo zei nu Annie,
„Weet je wat wij doen voortaan:
Mijn kind die zal met het jouwe
Alles samen deelen gaan."
Annie Walboom.
DE HERFST.
'k Zoek naar iets om te gaan rijmen
En denk aan 't wiss'len der tijden.
Op 't land zie ik de koeien staan,
Hoe rustig zij nog grazen gaan.
'k Peins dan, ach hoe kort nog maar,
Dan staan de stallen voor hen klaar.
Het land is dan weer kaal en leeg,
Geen bijtje aan de bloemen zweeft.
De boom verliest z'n blaad'rentooi,
O herfst, ik vind aan u geen mooi.
Ik zie nog voor mij in de wei
De bloemen en de vlinders blij.
Wij vlochten toen een bloemenkrans.
En deden saam de rondedans.
Nu dat dit alles is voorbij
O herfst, nu is m'n hart niet blij.
'k Weet dat dit alles zoo wel moet.
Gij doet o herfst ook wel weer goed.
Ge bereidt ons op den winter voor,
Zoo komen wij ook dien weer door.
En komt de wind met felle vlagen,
Fluitend door de schoorsteen jagen,
Dan zal er 't kacheltje heerlijk en zoet
Ons verwarmen met z'n gloed.
Tony Sinnige.
HET CIRCUS.
Zondag mocht ik naar het Circus,
O, wat vond ik het daar fijn
Ik denk, dat heel veel raadsel vrienden
Daar heen. geweest zullen zijn.
Er waren gedresseerde leeuwen,
Ze maakten leuke kunstjes hoor!
Maar brullen, brullen dat ze deden,
't Was een vreeselijk gehoor.
Ook waren er nog mooie paarden.
Die reden op de maat steeds rond.
En dan was er een kleine ponnv
Die 't kunstenmaken ook verstond.
We zagen er een koene ruiter,
Die kunsten maakte op het paard,
»ok nog twee fietscnacrobaten
'1C a'les wel de moeite, waard.
Een danseres op het koord ontbrak niet,
Al evenmin een sterke vrouw,
En clowns die grapjes steeds verkochten,
't Ging allemaal heel vlug en gauw
Ik vond er alles eVcn aardig.
Maar ach, wat was die tijd gauw om.
ri-C .juOI V.<U .wl]
„Het Circus Bever" komt weerom".
Jna Boels.
tr d
JANTJE EN IK.
Over het muurtje,
Van ons buurtje,
Keek een krullebol.
Zeg, zoo riep hij
Kom eens bij mij,
Zulk een hapje
Nou, dat snap je,
Lustte ik wel graag.
Kom, zei Jantje,
'k Geef je een handje,
Maar, pas op je maag!
Op het muurtje,
Van ons buurtje
Zaten we allebei,
En we praten
En we aten,
't Werd een smulpartij
En bij bosjes,
Gingen trosjes
Kersen voor en na.
Van het steeltje,
Naar het keeltje,
Het maagje had geen schS!
Annie Jansen.
Een verhaaltje uit het land
langstaarten, uit China,
door
WIM kampelman.
Langs de kust van China k,,,
van parel visschers. To Kwang
zoo'n parelvissoher. Dit is een JA
werk. De parelvissoher vaart 3
bootje naar de plaatsen waar hij
dat de oesterbanken zich beö
bindt zich een touw om het ljjf j.?
het andere eind aan het boot'je m
bevestigd, neemt een zakje, waarin
steen zit in de handen (ook dit «Hf
met een dunne lijn aan het bootje V'
vestigd) en springt, te water, fféf
wicht van den steen trekt hem snel on
laag, tot op den bodem van
„Hoe was het in China?"
„Onaangenaam!!"
„Hoe zoo?"
„Van alle kanten zien ze je
scheel aan!"
daar
om-
daar niet diep is. slechts enkele"^'
Dan grijpt hij snel zooveel oesters, a
hij maar kan krijgen. Daar ie®
evenals mosselen vastgegroeid atfe
kost het dikwijls vrij veel moeite
doet het mes van den duiker
dienst. De oesters worden in een zal
dat hii aan ziin gordel draagt, gestq
Kan hii het niet meer uithouden oi;
water, dan trekt hii zich op, of zet5
flink af en schiet weer omhoog, naai;
oppervlakte. In zijn bootje onderzod
hü dan de oesters op parels, want;
moet dikwijls tal van malen éuü»
voordat er onder al die oesters één
die een parel bevat.
To Kwang nu was er reeds dihj
op uitgegaan en vele mooie, glanzig
parels had hij opgehaald, maar iets ij
er toch, dat hem in ziin werk hinder;
En dat was, dat hü niet genoeg voorzf
parels kreeg. Zii waren veel meer nar
dan Ho Pa Woo, de parelkooper, te
ervoor wilde betalen! Ho Pa Woo te
veel geld en invloed in het dorp geia:
en daar hii de voornaamste melkoopt:
was, verkochten de parelv «dm m
hem meestal hun waar. Nmtto
Kwang heel goed, dat hii niet im
waarde voor zijn parels ontving. Ma»
er waren er zooveel, die hetzelfde ot
dervoncen en wat konden zii er tege:
doen? De macht van Ho Pa Woo fi
heel groot en hij was zóó geslepen,
niemand het zou wagen, zijn prijs:
openliik in twüfel te trekken.
Als To Kwang met een mooie pat:
hii hem kwam, woog Pa Woo het dia
voor ziin neus en betaalde hem volgt
het gewicht, maar hii wist maar al
goed, dat zijn weegschaal zóó gesfe
was, dat een parel in werkelijkheid n
sohien twee of vier milligram
woog; en dat maakt voor een parel ree
een belangriik prijsverschil. Maar
Kwang was óók bang voor de
van Ho Pa Woo en hii durfde nooit.'
te zeggen. Totdat het eirdelpk 1
erg en opvallend werd, dat To K#
besloot een andere streek op te zo®
waar hii eerlijk behandeld zou wortf
Maar jullie kent het spreekwoord»
„Als de nood het hoogst is, is de f
ding nabü".... To Kwang vond
ander plan! j
Een neef van hem was wege«
naar het Westen, naar Europa en A»
rika, om daar te leeren, wat de ,.P
blanke menschen" doen. Gw*
schreef hii ziin avonturen aan
Kwang. To Kwang, die veel van
neef hield, stuurde geregeld geM
ziin studie naar Europa over. 1
In een van zijn brieven had ae
van de wond«>«
gewag gemaakt vu»
knapheid van de blanken. Hu
dat zii parels konden maken'1
cies op echte geleken. En t°® j
Kwang dót las. was ziin plan J
en vatte hü weer moed. Hoe s
Chinees kan ziin, zullen we ,ziei
manier, waarop hii den ouden
Ho Pa Woo te pakken nam.
Aan ziin neef schreef hii, a
van die nagemaakte parels g
En toen hii deze ontving, kon
niet gelooven, dat het imitatie
goed was deze nagemaakt. In eri
val is hii niet ziin bootje 111 tg®
heeft toen net gedaan, alsof «0
uit een oester haalde. „O,
een pracht van 'n parel; dat18 j
ste, die ik ooit hier heb geven
hii uit. De andere vissohers {oe(
allemaal kijken en zii m,°(rr<, parel
ven, nog nooit zoo'n prachtige
hebben gezien. iapd
To Kwang ging nu aan