i illr
Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden.
MgnÉ
mmm
Schaduwbeelden.
RAADSELS.
Een speeltuin voor jonge dieren.
JL
maakte, dat hij zoo spoedig mogelijk bij
den sluwen Ho Pa Woo kwam. „Goe-
denmorgen, Groote Heer!" zei hijen
hij maakte een diepe buiging, „ik kom
hier om u de prachtigste parel te bren
gen, die ooit in een oester gevon
den is".
Ho Pa Woo bestudeerde de parel en
hij moest toegeven, dat hij nimmer te
voren zoo'n pracht had gezien. „Ik zal
je er 500 Pond voor geven (Pond r=
Pond Sterling, een Engelsch betaalmid
del ter waarde van 12.zei hij.
„Eerst wegen eerst wegen, Groot
Heer!" zei To Kwang. Ho Pa Woo haal
de zijn schaal te voorschijn en legde de
parel er in. Het gewicht bedroeg, vol
gens zijn schaal, 22 grein.
Maar To Kwang wist, dat ce parel
meer woog. ,„Geef maar hier", zei hij,
„ik ga liever naar een anderen kooper,
Groot Heer!".
Toen schrok Ho Pa Woo. „Neen,
wacht even, wacht even", zei hij, „ik
zal je zevenhonderd Pond geven!"
Maar To Kwang hield voet bij stuk
en eischte duizend Pon. „Goed", zei
toen Ho Pa Woo. „Maar", vervolgde
To Kwang, „dan moet u mij dadelijk
een kwitantie geven, waarin staat, dat
ik een parel van 22 grein gewicht voor
1000 Pond aan u verkocht heb!"
Ho Pa Woo, die opgewonden was over
het koopje, stemde dadelijk toe en
schreef de kwitantie uk. En To Kwang
ging tevreden met 1000 Pond in zijn zak
weg. Maar nauwelijks was hij thuis of
er werd geweldig op zijn deur gebomd.
Hij maakt open en daar staat Ho Pa
Woo met een paar politieagenten. Ho
Pa Woo was rood van woede en opwin
ding. „Grijp hem, grijp hem!" gilde hij,
„de bedrieger, de dief! Hij heeft me
voor 1000 Pond bestolen! Hij heeft een
parel aan mij verkocht, die valsch is"..
To Kwang zei niets en ging gedwee
met de agenten mee, die hem voor den
mandarijn, den rechter, brachten. Dat
was juist zijn bedoeling! Ho Pa Woo
diende zijn klacht in.
„Wel", zei de magistraat, „heb je die
parel aan Ho Pa Woo verkocht, To
Kwang?"
„Ik heb een parel aan hem verkocht,
zeker", zei To Kwang en liet de kwi
tantie zien, „maar wat Ho Pa Woo nü
vertelt, begrijp ik niet. Ik verkoop zoo
véél parels aan hem"
De magistraat bekeek de kwitantie
aandachtig en zei toen tegen Ho Pa
Woo: „Geef mij die parel eens!"
Ho Pa Woo reikte hem d'e parel toe.
„Ja", zei de magistraat, „dat is een
prachtige imitatie! Ik zou deze parel
warempel ook niet van een echte on
derscheiden kunnen. Maar wacht, we
zullen de parel wegen".
„Goed., goed", zei Ho Pa Woo zenuw
achtig, „ik zal snel mijn weegschaal
laten halen".
„Neen, dat neemt te veel tijd in be
slag", antwoordde de rechter, „ik heb
zélf een weegschaal. Agent, breng de
schaal hier!"
„Maar, maar....", wilde Ho Pa Woo
zeggen, maar hii durfde niet, uit vrees
zich te verraden.
De weegschaal werd gebracht en de
parel werd gewogen. Toen gleed er een
schalksch lachje over het gelaat van To
Kwangde parel woog zes-en-twin
tig grein!
„Zes-en-twintig grein", riep de ma
gistraat verbaasd uit, „nu ga ik de zaak
begrijpen! Jij, Ho Pa Woo, hebt van To
Kwang een parel gekocht van twee-en-
twintig grein. En om je geld terug te
krijgen, stel je deze waardelooze parel,
die veel meer weegt, daarvoor in de
plaats. To Kwang is volkomen onschul
dig en mag zijn geld behouden!"
Ho Pa Woo was vree se lijk kwaad,
toen hij bemerkte, hoe To Kwang hem
fijntjes had laten vastloopen, maar hij
kon niets doen, want anders had hii
moeten toegeven, dat hij reeds maan
denlang de vissehers bedroog, door zijn
weegschaal verkeerd in te stellen.
Hij moest een hooge boete betalen en
vanaf dat oogenblik hebben de parel-
visschers geen last meer gehad van een
verkeerd1 gewicht. Met scha en schande
had Ho Pa Woo geleerd, eerlijk te zijn!
de kleine varkentjes, die nu net doen
alsof de emmer water, waar nu Kalisa
zijn snuit in heeft gestoken, hun niet
het minste interesseert. Maar toch
stonden ze enkele minuten tevoren
nog met hun gespleten pootjes er tegen
aan en slorpten dat het een lust was.
Daarbij zijn zij niet eens zooveel jon
ger, maar van Kalisa daar moeten ze
toch niet al te veel van hebben. Laatst
trapte hij per ongeluk op het kleine
krulstaartje van een in de zon liggend
varkentje. Je begrijpt wel, dat het
plotseling opsprong en gilde, of het
geslacht werd. Maar ook Kalissa
schrok ervan en rende luid schreeu
wende weg en een heele troep zwarte
lammetjes, je kunt er nog twee van
het stel op den achtergrond zien en
een zachtoogige lama.
Het is een heerlijke speeltuin, waar
in alle kleine dieren huizen. Hier kun
nen ze nog best met elkaar opschieten,
ook de menschenkindertjes, die tus-
schen hen in spelen en voor goede ga
ven zorgen. Zij zijn niet bang voor de
jonge leeuwtjes, die alleen nog maar
koddig kunnen rondhuppelen en geen
mensch kwaad doen. Ook de jonge
lammetjes zijn niet in het minst bang
voor de tweebeenigen. Hier gaat
alles nog toe als in het paradijs, alles
leeft in vrede met elkaar, alles is ge
lukkig.
Slechts een ontbreekt er: Het kind
van Annie en Hans, de giraffenouders.
Katrientje leeft bij haar moeder in
de hooge kooi en geen hek is er hoog
genoeg of zij kan haar kopje met de
groote donkere oogen en de flappe
rende ooren er over heen steken. Het
is een vertroeteld kind, die kleine
Katrientje en ze wordt niet alleen door
haar moeder, maar ook door alle be
zoekers erg verwend. Haar moeder
werd door een jacht-expeditie, in Abes-
sinië in Afrika gevangen en naar den
dierentuin overgebracht.. Zij is er
spoedig gewend geworden en vindt het
erg prettig bij al die andere dieren te
wonen. Hier wordt zij door geen roof
dier bedreigt, hier heerscht geen
droogte, die haar van haar voedsel en
drinken beroofd. Alleen de groote,
wijde vlakten, waarover zij met haar
lange beenen snel als de wind kon
voortsuizen mist zij hier en daarvan
droomt zij nu. Katrientje echter kent
droomen noch verlangens, haar wereld
is de groote kooi en zij voelt zich ge
lukkig. Tot ook zij later iets van ver
langen in haar bloed speurt, verlan
gen naar de groote, misschien gevaar
lijke, maar vrije natuur.
Als jullie figuurtjes uit zwart papier
uitknipt, dan kan je daar eigenlijk niets
anders mee beginnen, dan er schaduw
beelden van te maken. Hoogstens kan
je het een beetje aantrekkelijker maken,
door het betreffende figuurtje tusschen
een blad wit, doorzichtig papier en een
lichtbron (kaars, lantaarn) op te stellen,
zoodat de schaduwbeelden, evenals in
een bioscoop, op het witte doek (in dit
geval het blad papier) geprojecteerd
worden.
Knip daarom het voorwerp, dat je
wilt vertoonen uit en verdeel het daarna
in stukken, naar gelang je ledematen
kunnen bewegen. Het beste is het tee-
keningetje eerst op karton te plakken;
bouwkarton is daar goed voor. Dan is
het steviger. Zet nu het dier in elkaar,
zoodat de ledematen beweegbaar zijn,
b.v. door middel van spelden. Dan kan
je het dier allerlei standen laten inne
men, de hond kan je laten hardloopen
door de voorpooten vooruit en de aeh-
terpooten achteruit te buigen, enzoo-
voorts. Probeer het maar eens, het ia
wat aardig.
Oplossingen der vorige raadseis.
Vliegerwedstrijd. - erwt - geit - wijd
les - rede - veer.
II
H
1 E s
m e R e 1
s t o F j a s
b 1 a a S b a 1 g
straaTsteen
Goede oplossingen ontvangen van:
H. A.: S. A.; B. B.; M. B.; I. B.; P. B.;
A. v. d. B.; G. F.; N. G.; N. v. d. H.; L.
de J.; A. J.; N. K.; K. en J. K„ Texel;
N. K.; T. K.; A. K.; T. S.: A. v. S.; T.
T.; T. V.; J. v. d. W.; A. W.
Nieuwe raadsels.
Met f ben ik een ziekte of een gelukje.
Met k ben ik een dier.
Met m ben ik hoogstgevaarlijk.
Met 1 ben ik volkomen rond.
Wat ben ik? Ik tel drie letters!
II
Haal zes dierennamen uit de volgende
drie zinnen.
Jaap, zoo kan je wel eeuwig doorgaan!
Geef mij maar een paar dikke koeken!
De wijn in de bokalen maakte de ton
gen los.
Dat had jullie misschien niet ge
dacht, tenminste de kinderen die niet
in een stad wonen, waar een dieren
tuin is gevestigd, (det zijn er in Neder
land slechts drie en wel Amsterdam,
Rotterdam en den Haag), dat ook de
jonge dieren een soort speeltuin bezit
ten. In Amsterdam mogen de kinde
ren zelfs met de jonge dieren spelen.
Is dat even fijn? Zoo maar een jonge
olifant te mogen aaien of met een
lammetje te mogen spelen?
Kijk nu eens hier op het plaatje
naar Kalisa, de jonge olifant, die eer
biedig uit den weg wordt gegaan door
291. Tuimeltje, die in een hoekje van het kasteel alles
af had zitten te kijken, vergat heelemaal niet, dat hii de
kikkers nog moest straffen voor hun plagerij. Zie zoo,
zei ie, mijn pakje is weer netjes opgestreken en nu jullie
er allemaal zoo bedroefd1 uitzien van het lachen is het
mijn beurt om jullie eens te laten zien, dat ik ook lachen
kan. En Tuimeltje begon tot verbazing van de kikkers
te lachen en deed dat zoo lang, tot ze weer wegholden
van nn.p-st onnieuw stuipen te kriigen.
292. Zeg jongens ik zal jullie een kunstje leeren om
weer een beetje op dreef te komen, zei Tuimeltje. Kom
maar allemaal hard achter me aanloopen. Daar voelden
ze heel veel voor. In een lange rij renden ze door bos-
schen, velden en hei en kwamen tenslotte aan een sloot,
waar een plank over lag. Tuimeltje liep er het eerst over
en spoedig volgden de anderen, maar.