Een vogel die zijn aard verandert met de jaargetijden. Spreuken. „Nou ia, maar ik heb ook hees geen haast!" bijv. voorkomen op den rug van een krokodil. De teekenaars toonen ook een verkeerde voorstelling te hebben van de wijze, waarop de remora wordt vast gebonden; dit geschiedt in werkelijk heid vlak achter de verbreeding van de staart, op de plaats waar het lijf bet smalst is. Waar deed Oolumbus zijn ontdekking? Het visschen met de remora heeft Columbus het eerst gezien in de baai Buen Tiempo op Pinksterdag 1494. De naam van deze baai komt op geen en kele kaart voor en er heeft daarom langen tijd verschil van meening be staan omtrent haar ligging. Men kan er echter meer van te weten komen uit de aanteekeningen van Bernaldez, Aartsbisschop van Andalusië, een vriend van Oolumbus. Het blijkt, dat Columbus vanuit Jamaica een afstand, welke overeenkomt met 115,2 zeemij len, heeft afgelegd in Westelijke rich ting. Nu zou hij, als dat juist was, zijn terechtgekomen in een gedeelte van de Caraïbische zee, waar zich absoluut geen eilanden bevinden. Het bepalen van de richting was voor Columbus echter zeer moeilijk; hij had geen an dere kaarten dan zijn eigen vluchtige schetsen van het onbekende gebied, wist niets van de afwijkingen van het kompas ter plaatse, van de afwijkin gen van zijn eigen schip en van de zee- stroomingen. Wij kunnen dus niet beter doen dan op de kaart een cirkel met een straal van 115,2 zeemijlen be schrijven met de baai van Montego op de Noordkust van Jamaica als middel punt. Met de Westelijke koers zouden de Cayman-eilanden het beste kloppen, doch dit zijn zandige, bijna boom- looze eilanden, drie in getal, terwijl wij naar een talrijke, dicht beboschte groep moeten zoeken, blijkens de vol gende aanteekening van Bernaldez: „Op Pinksterdag 1494 wierpen zij het anker uit in een streek, welke on bewoond was doch niet door de ruw heid van het klimaat of de onvrucht baarheid van den bodem bij een groot bosch van palmboomen, die van de kust af gezien tot den hemel scheen te reiken. Aangezien het aantal eilan den in deze streek zoo groot was, dat hg ze niet alle een afzonderlijken naam kon geven, noemde de admiraal ze alle tezamen: de tuinen der Koningin". Nu liggen er in de Baai van Manza- nillo op de Zuidkust van Cuba inder daad op ongeveer 115 zeemijlen van Jamaica, doch in N.N.W. richting ten opzichte daarvan, ruim 400 eilanden, die Jardines de la Reina worden ge noemd en een weelderigen tropischen plantengroei hebben, waarvan vooral de talrijke mooie koningspalmen vaak worden beschreven in bewonderende woorden. Dit moeten dus dè Jardines de la Reina zijn, waar Columbus het eerst deze interessante wijze van vis schen heeft ontdekt. (Nadruk verboden). Iets over de levensgewoonten van den Oost-Amerikaanschen patrij3. door Dr. ARTHUR C. BENT. Assistent van het Smithsonlan Institution te Washington. In de Oostelijke staten van Amerika komt een soort van patrijzen voor, bobwhite genaamd, welke een voor beeld is van een der merkwaardigste verschijnselen in de levende natuur, n.1. het veranderen van den aard van een vogel met de jaargetijden. In het voorjaar en den zomer zijn deze patrij zen bijna huisdieren te noemen; men vindt ze op boerderijen en In boom gaarden, terwijl ze het gezelschap van menschen op prijs schijnen te stellen. Het is alsof zij weten, dat zij in dien tijd veilig zijn voor jagers, In den herfst veranderen deze gaarne ge jaagde vogels echter volkomen van karakter; zij mijden de verblijfplaat sen der menschen en worden geheel en al wilde vogels, Ze vertrouwen de menschen niet meer en trekken zich terug in velden en bosschen, waar zij in laag, dioht kreupelhout een schuil plaats kunnen vinden. Zij vormen bo vendien groepen, die zeer trouw bij elkaar blijven. In menig opzicht zijn het merkwaar dige vogels, o.a. door hun wijze van slapen. Daarbij gaan zij dicht tegen elkaar aan in een cirkel liggen niet de koppen naar buiten, waardoor zij zoo wel tegen de koude als tegen eventu eels vijanden beter beschermd zijn. Als slaapplaats zoeken zij een beschut te plek op onder een altijd groenen boom of in een dicht warnet van doornstruiken of kreupelhout. Soms kiezen zij er ook een eilandje in een vijver of rivier voor uit en als zij niet gestooi'd worden, blijven zij vele nach ten achtereen op dezelfde plaats. Onder de jagers bestaat een oude overlevering, dat deze patrijzen het merkwaardige vermogen bezitten om hun lichaamsgeur bij zich te houden, waardoor de honden hen niet kunnen vinden. Het komt voor, dat een groep vogels zeer zorgvuldig is gelocaliseera in een open veld en onmiddellijk ach tervolgd wordt, zonder dat de ervaren jagers en goede speurhonden een enkele vogel kunnen vinden. Dit moet vermoedelijk zoo verklaard worden, dat er als gevolg van hun snelle vlucht door de lucht weinig van de lichaamsgeur aan de vleugels blijft hangen. Als de vogels bang zijn, krui pen ze ineen op den grond met de vleugels dicht tegen het lichaam ge drukt, waardoor zij ook al weinig geur verspreiden. Ze blijven waar ze zijn, zoodat er van sporen geen sprake is. Als men echter eenlgen tijd later hetzelfde terrein afzoekt, nadat de vogels weer vrij zün gaan rondloopen, kan men ze gewoonlijk zonder moeite vinden. Van opzettelijk of bewust in houden van de lichaamsgeur is ech ter geen sprake. Zeer interessant is ook het gedrag van deze patrijssoort in den paartijd. Deze valt tamelijk laat in het voorjaar. De groepen, welke den geheelen win ter bijeen zijn gebleven, vallen dan uiteen en de mannetjes, die nu op zijn mooist zijn, gaan op een boomstronk of lage tak zitten om hun lokkende kreten te uiten, welke zij meermalen herhalen, om daarna misschien een half uur tevergeefs te wachten op ant woord. Tot antwoord kan het bedeesde stemmetje van het wijfje weerklinken, waar hü dan met opstaande kam en vurige oogen op afvliegt om fladde rend en statig stappend om haar heen te draaien, dan wel haar in een op windende vlucht te achtervolgen. Soms wordt zijn roep echter beant woord door een ander mannetie; dan hoort men over en weer uitdagende kreten weerklinken van de op elkaar afgaande vogels. Eindelijk hebben zij elkaar bereikt: met veel moed storten zij zich in een hevig gevecht als kleine kemphanen, waarbij hun scherpe sna veltjes, hun klauwen en hun fladde rende vleugels geen oogenblik rust hebben. Het gevecht gaat door, totdat een der beide het opgeeft en zich terugtrekt. Gewoonlijk blijven de eenmaal ge vormde paartjes minstens twee broed- seizoenen bij elkaar, benevens den tusschenliggenden winter. Zij zijn zeer aan elkaar gehecht en in den tijd, die verloopt tusschen het paren en het leggen zijn zij bijna onafscheidelijk. Bii het zoeken naar voedsel heeft het wijfje gewoonlijk de leiding, terwijl het mannetje haar geduldig volgt en haar de insecten geeft, die hii vangt. Als de eieren gelegd zijn, broeden de ouders om beurten en als het wijfje omkomt, zorgt het mannetie geheel alleen voor het broeden en later voor de jongen. Er wordt weieens verteld, dat het wijfje de jongen, als ze 2 of 3 weken oud zijn, geheel aan de zorg van het mannetje overlaat en zelfs 'n tweede nest gaat leggen, doch Iets dergelijks hebben wjj nimmer waargenomen. De jongen verlaten het nest bijna dade- lb'k nadat zj1 uit het el gekropen zijn. Ze worden zeer goed verzorgd door de ouders, welke van alle mogelijke listen gebruik maken om vijanden af te leiden. Al dadelük beginnen de slagpennen zich te vormen, zoodat ionge fazanten, die nog geen 5 cm lang ziln. reeds vleugelveeren hehhen, welke hun tot de staart rolden. Ze zijn zeer sterk en beweeglijk en smoelen snel. terwiil zij zich verrassend goed weten te verbergen, zoodra een der ouders een waarschuwend celoid Taat hooren. Als het terrein js, hou den deze het broed hii elkaar door zachte, siilpende geluiden. De iongen» verbergen zich onder dorre hinderen, in een bosie gras of een kj-dne holte en bliiren daar bewegingloos zitten totdat de geluiden van de ouders hen doen weten, dat hpt. gevaar pewe- kan is. Als een groen patrijzen plotseling wordt opgeschrikt hoort men een ge luld, dat het besta met het springen van een granaat kan worden vergele ken, Dit komt, doordat de d1°ren zich tot het laatste oosenblik stil hebben „Sinds de dokter gezegd heeft, dat nachtlucht schadelijk voor me is, kom ik eerst 's morgens thuis!" („Nebelspalter"). gehouden, vertrouwend op hun zeld zame vermogen om zich te verbergen, en dan plotseling moeten zorgen, zoo snel mogelijk weg te komen. Uit hun ineengedoken houding kunnen zij een flinken sprong naar boven doen, ter wijl hun korte, maar sterke vleugels hen in staat stellen om met groote snelheid door te vliegen. Een derge lijke geruchtmakende vlucht is regel, wanneer de patrijzen In een groep dicht bil elkaar aan het voedsel zoe ken znn of als zij plotseling worden opgeschrikt, terwijl zij zich al voor den nacht in een cirkel hebben gelegd. Bij andere gelegenheden is hun vlucht minder luidruchtig, doch even snel. Ik heb dikwijls gezien hoe een enkele patrijs of eenige paren opvlogen en zich even geruischloos voortbewogen afc elke andere vogel, wanneer zil niet onrustig waren. Zij kunnen niet over groote afstanden vliegen; het over steken van een breede rivier put hen geheel uit en soms vallen zij daarbij in het water, voordat de overzijde ls bereikt. Bij het afleggen van groote afstanden, wat zij overigens dikwijls doen, loopen de patrijzen dan ook. Dit houden zij uitstekend vol. In en kele streken wordt verteld, dat zij met de jaargetijden van het eene land- schapstvpe naar het andere trekken, waarbij zfl de afstanden voornamelijk loopen. Ook als zij vluchten voor ach tervolgers, loopen zil bil voorkeur, tenzij dit te gevaarlUk wordt. Een jachthond volgt soms over groote af standen het spoor van een weggeloo- pen groep patrijzen. De geluiden, welke deze patrijzen uiten, vertoonen een groote verschei denheid Het merkwaardigste ls wel de lenteroep van het mannetje, waar van de naam „bobwhite" is afgeleid. Deze roep hoort men soms den gehee len zomer door: dat zijn de mannetjes, die veroordeeld zijn tot een eenzamen zomer, doordat zii eeen wijfies hebben kunnen vinden, hetzij doordat zü In een gevecht de nederlaag hebben ge leden. hetzij doordat er naar verhou ding teveel mannetie? zijn. ^en ander merkwaardig geluid van deze natril- zen is het zacbfe gebabbel, dat zij laten hooren. terwijl zij rondloopen en voed sel zoeken. (Nadruk verboden). Tracht niet op uw stokpaardje het leven door te rijden; het zal nooit iets afwerpen behalve uzelf. Een leven zonder feest is een lange reis zonder pleisterplaats. Werken brengt gezondheid en geest kracht voort. Marie Corelll. Verveling ls een kwaad, dat altijd door een sleep van allerlei kwaad ge volgd wordt. Eén onleesbaar woord Interesseert den ontvanger van den brief meer dan vier bladen leesbaar schrift. Men kent verloren goed eerst, als men 't missen moet. In de eenzaamheid moeten wij waken over onze gedachten, in ons huisgezin over ons humeur, in het gezellig ver keer over onzen mond. Wees voorzichtig als gü liegt, maar nog meer als ge de waarheid zegt, een halve waarheid is zoo goed als een heele leugen. Het is moeilijker, maar grooter, het ongeluk te dragen, dan er zich aan over te geven. VLOTHEID. BENT U VLOT IEDEREEN HET WORDEN i Iedereen heeft wel een vriend dln of kennis, die als een vlot tvlT kend staat. fe- En menigeen zal hem of haar dj, ,i heid weieens benijd hebben. Tm 'ot- niet zoo moeiliik om vlot eigenlijk is er veel meer in«8£ noodiig om stijf en vervelend te ziiTl? om vlot te ziln. Luistert maar. Een vlot type eerste plaats natuurlilk, en vj- zooals het is. Het doet geen ®o«iteTm geleerd, interessant of bijzon^ schijnen, het ..doet" niets, maar ia ai leen maar.... zichzelf! Een vlotte mar of vrouw maakt zich niet druk als «n kennis toevallig komt oploopen, tenf de kamer niet onberispelijk in orde Wanneer men bezoek uitnood!#, k; men zorgen dat alles in orde is, nas het is onmogelijk dat een kamer, waai gewerkt wordt, er voortdurend „op#, ruimd" uitziet. Het is van meer belang dat degene die ontvangt opgeruimd ij| dan de kamer. Wanneer iemand onver, wacht bij u binnenkomt, doet dan n!e! uw best om in drie minuten tijd eet omgeving waar gewerkt wordt in ee salon te teranderen. Biedt een stoel aai en kiik eens rond, allicht kunt u zot der veel moeite nog iets aanbieden, - een koekje of chocolaadie; een cigawt of een kopie thee of koffie. Is niets var dit alles bii de hand, put u dan niet uit in breedsprakerige excuses, maar zegt eenyoudlg: „het spilt me. maar lk heb op het oogenblik niets voor .je". Geeft de(n) bezoeker(ster) uw aan dacht, die zal welkomer zijn dan een ver- frlssching, waarvoor het halve huis al- gezocht moet worden! Neemt anderen zooals ze ziin en geeft uzelf zooals u bent, dat is de vlotste handelwijze. En weest niet al te critisch. Zoekt bel goede in de menschen, eerder dan fel kwade. Wanneer men anderen welf? lend en vertrouwend tegemoet kW heeft men de meeste kans om contacft krijgen met het beste in die anderen. Leert uw gedachten snel aanpassen. Wanneer u een middag zoudt thuis blijven. en de omstandigheden wijzigen zich zóó dat u uitgaat, leeft u dan zoo snel mogelijk in de veranderde plannen in. Weest niet egoïst in kleinigheden. Wanneer u zich voorgesteld had, naar zee te gaan en een ander wil graag naar het bosch, ga dan naar het boson. Het is geen gewichtige aangelegenheid, en tenslotte blijven er nog keeren ge noeg over dat u naar zee kunt gaan. Staat niet lang stil bij kleine peohjes. Een gebroken veter, een gemiste tram, een te hard ei, ze zijn niet waard dat u er uw stemming door laat bederven. r ach erom en vergeet ze. Weest opgewekt in uw gesprekken met anderen. Begint niet onmiddellij' over uw salarisverlaging, de werkloos heid of de kans dat er oorlog zal komen Zegt liever, dat we een mooien zomer gehad hebben, dat u een aardige f® gezien heeft of een interessant P heeft gelezen. Een „vlot type" is In de eerste pP optimist! Dr. JOS. DE COCK, „Je moet met drinken ophouden, fred, de aJoahol is een langzaam** vergif!" A* T- lAl (jenden**1*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 18