Ons kinderverhaal. Het schoenlappertje en tok-tokkie. ONS KUSD^RHOEKJ^ Boste jongens en meisjes! Nu zou ik eigenlijk vandaag moeten beginnen met een mopperpartijtje op „Wimpie", want die is er de oorzaak van dat ik deze eerste week van de nieuwe maand verschillende van m'n trouwe vriendjes en vriendinnetjes mis en dat er anderen niet bijgekomen zijn. Ik heb jullie geloof ik al eens verteld dat hij me wel eens mag hel pen en die hulp bestaat dan daarin, dat hü jullie oplossingen nakijkt en noteert welke er goed zijn. En telkens vergeet hij er. Dat vind ik heusch ver velend. En dan mag hij ook de nieuwe raadsels nazien of de zetter ze goed ge zet heeft, of dat het zetduiveltje soms weer aan de gang geweest ls, zooals vorige week bij het eerste raadsel, waar niet bijstond wat de bedoeling daarvan was. „Wimpie" heeft dat nou weer niet gezien en natuurlijk wisten verscheidenen van jullie niet wat het zijn moest. Sommigen losten het dan ook niet op en stuurden alleen het tweede in. Ik heb die oplossingen voor goed gerekend. Anderen kwamen het op kantoor vragen. Die waren dus ook gered. En een heele massa knappe raadseloplossers, konden er niettegen staande die onvolledigheid toch uit komen. Kranig, hoor. Zeg jullie me nu eens, wat moet ik nu met die „Wimpie" doen, ik heb al zoo vaak gezegd dat hij goed uit z'n oogen moet kijken, maar het geeft niks. Ik kan hem toch ook niet een nacht in het kolenhok opsluiten of hem twee en een half uur in den hoek laten staan of hem duizend strafregels laten schrijven? Weten jullie er raad op? Annie Jansen. Er is een oud spreek woord, Annie, dat je wel kent en dat luidt: „Met je pet in je hand kom je door het gan- sche land". Je begrijpt natuurlijk wat er mee bedoeld wordt, n.1., dat je met beleefdheid een massa bereikt. Ik dacht daaraan toen ik in je briefje las dat jullie maandelijks rap porten kregen voor gedrag, beleefdheid, orde en vlijt. Dat vind ik prachtig en ik vind het fijn dat je zulke mooie cijfers daarvoor hebt, want ik houd van beleefde kinderen, dus ook van jou. Cermaine Franken. Vind je het prettig in jullie nieuwe woning, Germainc. Ik vind het nooit zoo prettig om te verhuizen, ooi al ga ik naar een grooter huis. In dat ouwe huis ben je zoo gewend aan alle dingen, je hebt er gezellige hoekjes, je houdt van de dingen, zooals ze er staan, 't is een stukje van je leven geworden en zoo'n nieuw huis zegt je heelemaal niets en je moet er een tijdje wonen als je er ook van gaat houden en dan vind je het fijn. Tenminste zoo is hel mij altijd gegaan, 't Is leuk dat je vlak tegen over Ina Bocls woont. Er wonen trouwens meer raadselvriendinnetjes op den Ruygh- weg en in de omgeving daarvan. Annie v. d. Brink. Dus je hadt toch al een mooi boek gewonnen, Annie, bijna vier jaar geleden (i Februari 1929). Nu, dat was ik vergeten, hoor. Zoo lang kan ik niet ont houden. En nu wilde je graag voor dat boek ook zoo'n boekmerk hebben. Nu, dat kan, hoor, kom na 4 uur maar eens even met je boek langs kantoor loopen, dan zal ik het schrijven en er in plakken. Cornelis Ftoon. Ja, hoor, dat is verstan dig van je moeder, dat je met guur weer en als het donker is, niet naar buiten mag. an ders gaat het met jou, net als met mijn twee kindertjes, die snuiven als jonge nijlpaarden en blaffen als hondjes. En die zijn niet eens met guur weer en in het donker buiten ge weest Agatha Koelemey. Dat is waar, Agatha. dat tweede raadsel was eigenlijk ook niet heelemaal goed. Jij bent de eenigste die het gezien heeft en je ziet daaruit wel dat je groote vorderingen hebt gemaakt, sinds je met het oplossen begon. Ik weet nog wel dat je in het begin nog wel eens zuchtte dat het niet zoo gemakkelijk ging. Tony Sinnige. Jij was niet het eenigste meisje, Tony, dat het eerste raadsel moeilijk vondt, dat heb ik hierboven trouwens al ge schreven, maar je bent wel het eenigste meis je dat me dat vraagt en dus schrijf ik je dit briefje. Deze week kon je w»er tijd voor een versie «iaécn, hè. Slienlje Alexander. Als iij net zoo trouw mee blijft doen met raadseloplossen als Annie v. d. Brink, nu dan krijg je ook nog wel eens een boek, want als je zoo lang mee doet heb je vast al eens een prijs gewonnen en anders wel een extra prijs gekregen voor je trouw oplossen. Je en v. d. IV al. Dat was dus voor het eerst, Jeen, dat je de raadsels niet op kon lossen en ik kon je op kantoor ook zoo gauw niet helpen, omdat ik het dan eerst nog even 11a moest zien en ik dat moment geen tijd had. Maar enfin, je naam staat weer bij de goede oplossers en dat is voor jou het voor naamste, nietwaar. Jaap en Kees Kok, Den Hoorn (T.). Nu is het boek natuurlijk al een paar dagen in jullie bezit en ik denk wel dat het je mee gevallen is, want het was een mooi boek. Het was Zaterdag te laat om het te verzen den en toen moest ik het tot Maandagmor gen laten liggen. Dat speet me wel en in het vervolg zal ik het Vrijdags verzenden, dan bereikt het jullie zeker op tijd. Als je nu maar weer gauw een boek wint, hè? Harm Leyen. Wat een gezellige brief heb je me gezonden, Harm en wat leuk, dat je, onbewust door mijn toedoen Zaterdags vijf centen extra van je tante hebt gehad Als ik wist dat ik alle kinderen door het zwemmen zoo'n voordeeltje kon bezorgen, nu, dan zou ik nog wel eens een keertje te water duiken, maar nu ben ik er sinds vori ge week Vrijdag mee opgehouden en jij kan ook beter in een tobbe warm water kruipen dan in de zee, want mi prikt ze wel, hoor. Ik denk, als je er in zou kruipen, dat het net was of een massa jonge hondjes hun tandjes in je lijf zetten. We wachten dus maar met buitenzwemmen, tot de zon het water weer warm maakt. Annie Walboom. Prachtig, Annie, dat is een aardig versje, hoor en een gemakke lijke wijs, als jullie het allemaal leeren, kan het prachtig worden. De heele Koningstraat wordt nog eens op stelten gezet door jullie gejubel. Je hebt je kranig van je taak ge kweten. Ik vind dat idéé van je vader ook aardig. Ik zal er eens met meneer de Boer over spreken. Als ik eens bij jullie binnen kon wippen dan weet ik niet of ik het voor uit kan schrijven, omdat het moet zijn als ik bij jullie in de buurt ben en een uurtje vrij heb. Maar als je vader niet thuis is, vind ik het niet zoo heel erg. want dan rijd ik weer verder. Mijn tijd is altijd nog al be zet en daarom kan ik moeilijk bepalen, van avond heb ik een uurtje vrij. Nu, jongens en meisjes, tot volgende week. Kindervriend, Wijze: Zie de maan schijnt door de boomen. DE HOOFDZAAK. Telkens als er een nieuwe maand komt, Zijn er heel veel kinderen blij; Want het is dan, boekverloting, In de „Jutter"-drukkerij. Vol verwachting denken wij Misschien ben ik er nu bij. (De 2 laatste regels 2 maal). Onze vriend, die doet dan briefjes, Met ons namen in zijn hoed; Waaruit hij dan, willekeurig. Een viertal briefjes trekken moet. Vier een prijs, de rest een niet, 't Geeft plezier, en 't geeft verdriet. (De 2 laatste regels 2 maat). Het verdriet dat gaat gauw over, Want er komt steeds weer een kans; En dan zijn de winnaars meestal, Anderen dan die van thans. Telkens als er wordt geloot Zijn ons kansen even groot. (De 2 laatste regels 2 maal). Wij winnen alle graag een prijsje, Geloof maar al zijn het er twee. Maar met 't raden doen wij in hoofdzaak, Voor het tijdverdrijf toch mee. Die geregeld mee maar doet Komt vast éénmaal uit den hoed. (De 2 laatste regels 2 maal) Annie Walboom. HET REGENT. 'k Hoor tikken op de ruiten, Het regent, regent, buiten. Regen kletst in stroomen neer In het nare herfstweer. Alles is nu somber naar, Scheen het zonnetje nu maar, 'k Ging dan vlug naar buiten, Maar 't regent, regent burten. ls me dat een treurig weer. Komt het zonnetje dan nooit meer, 'k Wil wat springen buiten; 'k Kan er tvel naar fluiten. 'k Vraag aan Moe een regenjas, En daarbij ook laarzen vast. Stap ik dan ook in een plas, 'k Doe alsof dat mode was. Tony Sinnige. TOEKIJKEN. Binnen in de keuken, Eèt klein Jantje pap. Aldoör zegt het mondje Vlijtig: hap! hap! hap! Poesje staat te loeren, Naar dat kost'lijk maal. En zij bedelt zachtjes In haar kattentaal. Geef mij van je papje, Wees eens lief en goed, Want dat eten smaakt mij. Heerlijk zacht en zoet. Maar of ook ons poesje, 't Papje sterk bekoort, Jantje doet zeer wijs'lijk, Juist, of hij 't niet hoort. Op het laatst dan schudt hij Met zijn krullekop, Geen o poesje, moet beduiden, Neen, alles is al op. Annie Jansen. Om raadsels op te lossen, Ben ik nu weer present. 't Begin van het eerste raadsel Dat is het woordje cent. En dat bedoelde peulvrucht Beslist een erwt is. Dan volgt een Indisch wapen, Dat wapen heet een kris, Nou. al de lichaamsdeclen Is 't volgend onze neus; Die altijd rein te houden, Dat is ons aller leus. De hoofdstad van Noorwegen, Dat weet ik, is Oslo. Mijn nichtje heet wel Coba, Maar we-noemen haar- toch Co- Roodkapje en dc wolf Het sprookje voor de jeugd, Als Mama er van vertelde. Dan waren ze verheugd. Klei dat is een grondsoort, Gevaarlijk op een weg, In een auto er over te rijden. Dan heeft men kans op pech. Lcna, zoo heet dat meisje, Die ging jongstleden mee, Wij zagen haar collecteeren. Voor het Crisis-Comité! Nu nog het tweede raadsel. Wat gemakkelijk te raden is. Want uit de letters as en ster Maakt men een aster-bloem gewis. Harm Leyen. door JO RENKSUM—VAN DIJK. Het was een heerlijke, zonnige mor gen. Geen blaadje verroerde zich en het leek wel of zelfs de bloemetjes in die pen slaap waren. De takken van de boo men hingen er zoo lusteloos bij, als wil den ze voor de warme zon wegschuilen. Zoo nu en dan hoorde men het zachte gekir van een duifje, of het eentonige gezoem van een bii. De schoenlapper tjes fladderden vpoolijk van bloem tot bloem om het zoête sap eruit te zuigen. Ja, vanmorgen voelde ons Zwaluw staart-Schoenlappertje zich toch wel zoo blij! De natuur is zoo mooi en hij voelde lust om te leven. Hii kan het werkelijk niet helpen, dat hij zelf denkt, dat hij mooi is. Kifk zijn prachtige, groote, veelkleurige vleugels eens! De mooie bewegingen, die hij door de lucht maakt, bekoren hem vanmorgen. Toktoktokhoort hij ergens vandaan! Gauw ging hij op een bloempje zitten om te ontdekken, waar tooh dat treurige gehuil vandaan kwam. Daar was het weer. Toktok... tok. Wat kon dat toch zijn? Weer vloog hy heen en weer, laag en hoog. Plotse ling ontwaarde hij Toktokkie, die in el kaaT gedoken tegen een bloemsteel aan zat, met een heel treurig gezichtje. Gayw vëegt Zwaluwstaartje naar hem toe om te weten te komen WBt scheelde. Toktokkie is een zwart l tje, moet jullie weten. 1 «v» „Waarom zoo treurig?" Vr_ vriendelijk, terwijl hü gjnR een bloem tegenover Toktokkie J zei Toktokkie, „ik voel vanmorgen weer zoo sterk het onrecht van 7™ wereldl" De tranen rolden over wangen, welke hij gauw weer m<lt voorpootje wegveegde. Dan oT verder. „Hoe komt het toch, 4!, M eene deel van de menschen L «et gemakkelijk, heeft, en het aWaT m zwaar?" lt» „Maar wat mankeert jon pon Toktokkie", vraagt Zwaluwstaartje zijn vriendelijkst. „Zeg het maar ffenÜ tegen me, misschien kan ik je wel ha pen". „JÜ hebt gemakkelijk praten!" barsti, Toktokkie los. „Kijk eens, hoe jü bent met je mooie bonte vleugels» je slanke lijf! En kijk dan eens t;;. mijn zwarte pakje. Waarom kan ikw niet...." Maar Zwaluwstaartje hoorde al meer. Hii zocht naar een plannetje arme Toktokkie te troosten, al mos het hem ik weet niet wat kosten. steeds stroomden de tranen over Ti tokkie's wangen en vlug nam Zwalu» staartje een besluit. „Ach wat", begon hij met een gl> lach op zijn gezicht, „als dit alles is t jou plaagt, dan kun je gerust ophouc met huilen. Je weet, dat ik eerst 0 zoo leeliik was". „Wat!" riep Toktokkie uit, terwijlt; ziin voorpootje achter zijn oor bieldot beter te kunnen verstaan, „wat praat je nou?" „Ja," ging het Schoenlappertje, k daard verder, „dat is waar". „Ach, vertel me toch eens alles' smeekte Toktokkie. terwijl hij Schoei, lappertje nieuwsgierig in de oogei keek. „Nou goed!", zei Schoenlapeprljt „luister maar toe. Mijn moeder wasee: siimme, vlugge vrouw en had de eitjes waaruit mün broers, mijn zusters enli gekomen zijn, op 'n heerlijk gr» blaadje gelegd, zoodat we dadelijk?? eten konden beginnen. Maar toer» ren we nog akelige, kleine wurmpjes," „Nog nooit gehoord!" viel Tokkie hem verbaasd in de rede, terwijl hij n héél verwonderd gezicht trok. „Het is toch heu9oh waar" m Schoenlappertje voort, „en zooals ik fl gezegd heb, ik was eerst ook leeliik ei omdat ik nooit mijn moeder gezien hé- wist ik natuurlijk ook niet, dat ik late: Schoenlappertje zou worden. In elk ?e val, ik had toen zoo'n honger, dat ij dadelijk begon te eten. Zoo vlug, dat uit mijn vel gebarsten ben." „Wat?" schreeuwde Toktokkie ve: baasd uit, „deed dat dan niet vreesdij piin?" „Ach nee, er was weer een nieuw rt onder het oude. En nog twee of ds keer gebeurde dat. Toen was ik van 't vele eten. Ik spon toen een cocon om mij heen en maaktte middel van een paar zijden draadjes'®; een boomtak vast. Een heelen^tqd ik toen in die cocon geslapen „Maar", viel Toktokkie hem de rede, „was .ie dan niet bang,öf zou stikken?" „Ach, welnee" lachte Schoenlap!,,, „zoo dicht was die oooon niet langzaam aan kreeg ik toen het Se alsof ik veranderde, totdat ü\,eirr g niet meer in die oocon kon bUiv®' eerste wat ik bemerkte toen ik kwam, was, dat ik twee groote op mün rug had. Hoe ik ze 8*°-^ moest, was me een raadsel- 15 ^il waren ze klam en vochtig en m eerst wachten tot. ze droog wfreD.'k wijl ik wachtte, merkte ik, V-pet eender was als de andere Schoeru tjes en dat zü op mii leken. mijn vlerken 00 en probeert» j gen. En het duurde niet lan8° yoc zoog, gelijk die andera sap men. Kun je nou zien, dat ik 00 geweest ben, Toktokkie." „Denk iii dan, dat er nog n_ mii is?" vroeg Toktokkie vlug- y Schoenlappertie deed net 0 niet gehoord had en ging ver ik'V nu moet ik opschieten, wanv„ nog heel veel sap verzam,orinertj<' ziens," on weg vloog Schoen appe Schoenlappertje vloog Zijn hartje deed zeer, omdat ti ook, ww, geboeze" „En toch," dacht hii, zoo ongelukkig was en 00h' _ernd. hem valsche hoop had ingeixi - „En toch," dacht hii, ..weet dat Toktokkie zich nu veel voelt", en daar ging hot hom

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 22