POPULMR COURAHT
GERHART HAUPTMANN.
562 VAN ZATERDAG 22 OCTOBER 1932. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Bij zijn zeventigste verjaardag op 15 November.
Werk voor uw brood
Een der vooraanstaande figuren van het consequente naturalisme in
Duitschland.
F. PRIMO te Haarlem.
In verband met het feitdat
de vooraanstaande Duitsche
schrijver Gerhart Hauptmann
op 15 November a.s. 70 jaar
wordt, publiceeren wij een
serie van 3 artikelen, waarin
zijn persoon en de literaire
school, waartoe hij behoorde,
worden belicht door den let
terkundige F. Primo.
I.
De sfeer, waarin Hauptmann
verkeerde. Kracht en zwak
heid der naturalisten.
15 November wordt een der grootste,
nog in leven zijnde Duitsche dichters
en dramaturgen, Gerhart Hauptmann,
70 jaar.
Over de heele beschaafde wereld zal
dit feit in artikelen en beschouwingen
Gerhart Hauptmann.
gememoreerd worden en in ons land
zal de grijze Duitscher, wiens beteeke-
nis voor Duitschland en de kunst men
den laatsten tijd zoo gaarne met dien
van Goethe vergelijkt, gevierd worden
o.m. door een opvoering van zijn laat
ste drama „Vor Sonnenuntergang",
door het Rotterdamsche Hofstad-
tooneel, dat aan de voorbereiding ervan
reeds begonnen is.
In de cultureele geschiedenis van het
Duitsche volk en in de wereldliteratuur
is de dag van 15 November a.s. inder
daad van beteekenis en het loont de
moeite in dit verband eens even een
terugblik te werpen, niet alleen op het
oeuvre van Hauptmann, maar meer nog
op de periode, waarin hij zün roem
rijke loopbaan als kunstenaar is begon
nen, n.1. de periode van het natura*
lisme.
De prae-naturalisten.
De geest van verzet tegen het be
staande had' zich in het drama reeds
sinds jaren voor het eigenlijke op
treden der naturalisten doen voelen.
De drama's van Fitgers, 18401909,
dragen daar de kenteekenen van en
ook de jongeren van Fitgers, die ge
heel stonden onder den druk van een
ware „Sturm und Drangperiode",
maakte gebruik van den dramatischen
schrijftrant om hun gevoelens en ge
dachten uit te drukken. Wij noemen
als typisch voorbeeld Gustav Köhler
(1848) en zijn drama „Kinder des Hau-
ses" (1882). Maar al deze prae-natura
listen konden zich niet losmaken van
den traditioneelen, overgeleverden
kunstvorm; zij brachten een handeling
op het tooneel, zij voerden die op tot
conflicten en oplossingen, lieten hun
personen daarbij gaarne lange mono
logen houden en kregen zoodoende een
dramatischen vorm, die totaal afweek
van het leven zelf, van de natuur.
Het ideaal der naturalisten.
Tegen deze overleveringen nu was
het, dat het „drama der jongeren",
waartoe Hauptmann zou behooren, zich
verzette. Zij zouden alleen nog slechts
geven wat natuurlijk was, ongekun
steld, onopgesmukt, ongefatsoeneerd.
In de werkelijkheid, aldus redeneerden
zij, bestaat geen opgebouwde hande
ling, want heel ons doen en laten wordt
steeds bepaald door ontelbare kleine
motieven, feiten en gebeurtenissen,
die zich meer bewegen in een bepaalde
richting dan dat zij culmineeren in een
zeker punt om dan weer te zakken tot
alles tenslotte naar een bevredigend
einde loopt. De z.g. slottafereelen van
de bedrijven met oen berekende climax
waren voor die jongeren eenvoudig
leugens, omdat in de werkelijkheid iets
dergelijks gewoonweg niet bestaat, In
het leven van iederen dag spreekt nie
mand zulke lange, prachtig gesmeede
en aan elkaar geregen volzinnen, maar
men bedient zich veeleer van korte op
merkingen, half verminkte woorden,
vaak slechts van klanken, blikken, ge
baren. Het nieuwe drama zou naar vorm
en opbouw geheel naar de natuurlijk
heid gericht zijn en monologen zouden
onvoorwaardelijk geweerd worden.
De nieuwe conventie voor een
oude.
Doch men verviel daarbij al heel spoe
dig in schadelijke excessen: men kreeg
'n soort verhaal op het tooneel, dat in
gesprekken opgelost scheen, waarin
men langs kunstmatigen weg inderdaad
monologen en dergelijke had geweerd,
maar dut alles ten koste van de waar
heid, die ook hier in het midden bleek
tP liggen. Monologen komen wel dage
lijks voor in het leven en als volkomen
artificieel is dat niet te beschouwen.
Er was een ander gevaar, dat als een
kinderziekte het z.g. naturalisme be
dreigde, n.1. de taak op het tooneel. Men
brak plotseling met de inderdaad opge
schroefde romantische taak, die o. m.
zonder invloed stond van Dumas en
Sardou; zü was onwaar. Men wilde meer
terug naar Ibsen, doch men overdreef
aanvankelijk deze „natuurlijkheid",
want al is het waar, dat men in het ge
wone leven vaak gebroken zinnen ge
bruikt, toch doet zulks niet iedereen;
lang niet. Het neerschrijven van onder
breken volzinnen, het steeds gebruiken
van dialect, was slechts een schijn-
natuurlijkheid, maar in feite een nieuwe
conventie, zooals overigens het over
vloedige aangeven van alle tooneel-
details, feitelijk niets anders was dan
de beschrijvingen in een roman of no
velle. Ten behoeve van al deze nieuwe
voorschriften, die in wezen niets meer
dan uiterlijkheden waren, verloren deze
consequente naturalisten een tijd lang
het hoofddoel uit het oog: het scheppen
van rijpe, tot bewustzijn en helder in
zicht geheven, evenwichtige menschen.
Zü zelve waren onklare geesten, die
meenden het diepste der menschenziel
te kunnen peilen, doch zij verloren zich
in een reeks kleine motieven, die hen
van de hoofdzaak, de psychologische
handeling deed afdwalen.
Eenzijdigheid en tendenz.
Men gooide zich met voorliefde op
het hatelijke, het verachtelijke, het af-
stootende. En aangezien de naturalis
ten dezer periode zich keerden tegen
alle z.g. sociaal verkeerde toestanden,
tegen alle maatschappelijk onrecht (de
sociaal-democratische gedachten van
dien tijd), zoo sloop overal in de drama's
een soort onartistieke tendenz in de
teekening van personen en hun milieu.
Of er nu in de onderste lagen der be
volking wel inderdaad zooveel hatelijks
en gemeens was, interesseerde de
auteurs toen niet. Alles wat maar een
anderen klank zou laten hooren of een
lichtende kleur zou verschaffen, moest
geweerd worden terwille van de z.g.
eenheid van atmosfeer. De dichterlijke
fantasie werd geofferd aan het natura
listische einddoel en zOo kreeg men ook
nu weer niet op het tooneel de „echte"
waarheid, maar 'n gekunstelde, 'n ge
fatsoeneerde, ofschoon onder een an
deren vorm en in ander verband. Het
was ook nu weer een vergissing, zooals
het gewraakte, valsche idealisme, dat
alle tusschenliggende schakeeringen en
alle duisternis uitschakelde om slechts
zijn licht als eeuwige waarheid te laten
stralen, vóór het ontstaan van het natu
ralisme, een dwaling is geweest. En
juist omdat deze nieuwe naturalistische
richting, hoewel ze vele belangrijke en
minder belangrijke onderdeelen van het
drama juister beschouwde, naar haar
innerlijk wezen toch onwaar is geweest,
daarom is het dat zij tenslotte toch zoo
wat nergens heeft kunnen stand
houden.
Dit is wel de hoofdreden, waarom
Hauptmann nooit in de literatuur de
hoogte van den universeelen Goethe zal
kunnen bereiken.
Ontwapeningsconferentie
uit het jaar 1400.
„Troost u, boogschutters, men zegt,
dat de ontwapeningsconferentie den
hittegraad voor kokende olie zal ver
lagen."
Bent u deurwaarder bij de belas
ting? Dat lijkt me een naar beroep,
want niemand zal u gaarne zien komen.
Zegt u dat niet. De meeste men
schen vragen me nog eens terug te
komen.
ziet u.
ik...
door
GRIT HANGEN.
De jongeman belde aan het land
huisje en stond te wachten in den
neerstroomenden regen, met het uiter-
bk van een hond, die zijn baas kwijt is
sciiu ',er kwispelstaartend den
rsten den besten voorbijganger om
een tehuis bedelt.
Na een tijdje werd de deur geopend
hin,,en ,rneisie verscheen, dat een groot
haflA^elaar droeg, een doek om
mat t en rïhi verder bekleed was
met stof, houtwol en spinrag.
"ii' weneeht t>?" vroeg ze.
z*w ik misschien even
mogen schuilen.,
eh.
Het meisje bekeek hem met een
snellen, taxeerenden blik, en vroeg
kortaf: „O, zeker, graag, wat warme
koffie en brood ook"
„Als het niet te veel verlangd is.
stotterde de jongeman.
„Neen, maar voor niets krijg je het
niet", zei de resolute vrouwelijke
smeerpoets, „werken voor je brood
man! Wil je dat?"
De jongeman opende zijn mond,
maar er kwam geen geluid. De ge
dachte aan werken scheen hem met
stomheid te slaan.
„Graag of niet," zei de jongedame,
„óf je helpt me met deze stal hier
óf...." en de deur begon dreigend
dicht te gaan.
„Natuurlijk help ik u graag," zei de
jongeman haastig, „maar ik ben erg
nat. ik zal uw kamers natmaken.
als ik me eerst drogen mag.
„Van kamers is niet veel sprake,"
zei het meisje, „maar drogen kun je
je. Kom maar mee." Ze leidde hem
door een gang vol rommel, papieren,
zaagsel, meubels, naar de keuken,
waar in eik <^val een kachel brandde.
Daar zat hij zich te drogen en genoot
van een kop koffie „op vooruitbeta
ling". Eenmaal warm en droog ge
worden, begon hij de situatie meer te
waardeeren. Deze grappige, kleine
schoonmaakster, die, zooals ze vertel
de, was aangenomen om het huis net
jes af te leveren aan de aanstaande be
woners, hield hem blijkbaar voor een
zwerver. Geen wonder, als je met je
auto zoo'n val had gedaan, dat je alleen
door een tuimeling in modder voor er
ger bewaard was gebleven! Ook toen
hij droog was, zag George Herder,
eigenaar van een groot warenhuis in
een groote stad, er niet bepaald pre
sentabel uit en er er was niets aan hem
te bederven, zooals de kleine werkster
beweerde.
Het huisje bevond zich in chaoti-
schen toestand. Een verwarring van
meubels, stof, rommel, die George ho
peloos deed staren, maar hopeloosheid
stond niet in het woordenboek van
deze jongedame.
„Als je me goed er doorheen helpt,
dan krijg je een warm maal" zei ze,
„ik heb blikjes meegebracht en zelfs..."
ze hief een veelbelovend, zij het ook
pikzwart vingertje op, „zeèfs iets hef
tigsvoor als we erg moe zijn".
Was het dit vooruitzicht op „iets
hartigs", was het haar voorbeeld, haar
vroolijkheid? Nog nooit in zijn leven
had George zoo gewerkt! Zijn ouders
zouden hem niet meer herkend heb
ben, om van zijn diverse mondaine
vrienden en van Madeleine Curtens
maar heelemaal niet te spreken. De ge
dachte aan Madeleine deed hem in
lachen uitbarsten, midden in het in
spannend werk van een schilderij. De
schoonmaakster keek hem verbaasd
aan.
„Wat grinnik je?" informeerde ze.
„Ik dacht aan iets," zei hij alleen.
Maar dat „iets" was een luchtig woord
voor de imposante Madeleine, die hij
van plan was te trouwen. Ze was van
zoo'n keurige familie, adel en zoo, een
groote party voor een zakenman, wiens
vader nog maar een zakenmannetje
was geweest. Jammer alleen, dat ze
zoo ongeloofiyk vervelend was. Men
kon niet met haar lachen, zooals met
dit rare vuile, vroolyke meisje hier.
Men stelle zich Madeleine voor, zoo
werkend, schertsend, resoluut, vlijtig
en aardig. Enfin.zij was ook geen
werkster. George had zijn warme