^ttï-k het binnenhof]
OP EN OM I
r~
Minister De Geer aan een nederlaag
(opnieuw!) ontsnapt. - Dr. Colijn lokt
een pertinente verklaring uit van mini
ster Reymer aangaande de Zuiderzee-
inpolderingen. Men zal doorgaan!
Meer steun aan de visschers. - De be
grooting afgedaan. Wéér een crisis
heffingKerstrust.
ftHarine-krieven njït Kndtö.
Den Haag, 23 December.
Aan het einde van de zeven weeksche
periode, waarin grootendeels de Rijksbe-
grooting voor het jaar 1933 is afgedaan, kwam
er zoowaar nog echte spanning op het Bin
nenhof Het sterkst was die in de Eerste
Kamer, waar minister De Geer voor een heet
vuur werd geplaatst bij de verdediging van
zijn langzamerhand werkelijk „berucht" ge
worden opcenten-ontwerpje.
Doch tenslotte werd het „eind goed, al
goed!" Gelukkig is dan tenslotte die eeuwige
dreiging van de baan. Vriend of vijand van
het Kabinet zal moeten toegeven, dat on
zekerheid altijd iets onaangenaams is.
Wend ik mijn „terugblik" nu eerst even
naar de overzijde des Binnenhofs, dan ont
moet ik als het belangrijkst daar voorgeval
lene onmiddellijk: de deliberatiën over de
drooglegging van de voormalige Zuiderzee.
W eer opnieuw is gebleken hoe een man als
Colijn de touwtjes in handen heeft als de
vraag aan de orde komt of al of niet met in
polderen zal worden voortgegaan. Minister
Reymer had maar bitter weinig tegen hem
in te brengen en kon het niet ondernemen
een standpunt in te nemen, dat niet strookte
met de inzichten van den anti-revolutionairen
staatsman. Het spreekt vanzelf, dat dr. Colijn
de Kamer geheel op z'n hand had, doch hij
was de onbetwiste leider. Ir. Van der Waer-
den (s.d.), die er heusch niet gauw bij is om
zich iets uit handen te laten nemen, erkende
volgaarne Colijn's autoriteit op dit gebied en
liet dat in zijn woorden zóó duidelijk blijken,
dat de heer Colijn er waarlijk „verlegen"
onder werd en lachend, met de hand een af
werende beweging makend, uitriep: ,Hei!
hei! hei!.
In de avondvergadering van Dinsdag j.1.
kwam de begrooting van het Zuiderzeefonds
aan de orde. Een 15-tal afgevaardigden voer
den daarovem het woord en uit hetgeen naar
voren kwam bleek zonneklaar, dat de geheele
Kamer met uitzondering van den heer
Braat (p.b.), die raadde: schei maar uit met
die droogleggerijLaat de visschers vis-
schen! prijs stelde op voortzetting van het
grootsche werk. Evenwel waren de klanken,
minister Reymer toegevoerd, over het alge
meen niet bijzonder waardeerend hetgeen
voornamelijk gezocht moest worden in het
feit, dat de uitvoering van de Zuiderzee-steun-
wet tot zooveel klachten aanleiding geeft. Ook
bleek misnoegen over het huidige peil van het
IJsselmcer, men wilde komen tot een peil van
0.40 N.A.P. De heer Dymaer van Twist
(a.r.) kondigde een motie aan als de minis
ter niet wilde toezeggen ten spoedigste maat
regelen te nemen, waardoor de gedupeerde
visschers een behoorlijke schadevergoeding
zouden krijgen. Eigenlijk wilde hij de Zuider-
zee-steunwet door een andere en betere ver
vangen zien. Ook in deze stond de gansche
Kamer achter den drang naar verbetering van
de schaderegeling. Uit alle fracties klonken
protestwoorden. De heer Ebels (v.d.) „ram
melde" met een motie, om den minister dui
delijk te maken, dat hij zich niet met een
„Jantje van Leiden" af zou kunnen maken
wat betreft het peil van het IJssclmeer.
Er werd nog met een derde motie ge
dreigd! Het was de heer Colijn, die een motie
aankondigde indien mr. Reymer niet pertinent
verklaarde, voornemens te zijn alles in het
werk te stellen, dat in 1934 zonder eenige
vertraging met de inpolderingen kan worden
voortgegaan. Men weet: 1933 zal worden ge
bruikt voor voorbereidende werkzaamheden.
Daar zijn de zeven ton voor noodig, welke
thans op de begrooting zijn uitgetrokken.
Mr. Reymer ving aan met mee te deelen,
dat overleg met Defensie gaande is over het
peil van het IJsselmeer. Waarschijnlijk zal
men eerst komen tot een overgangsmaatregel
waardoor het peil op 0.30—N.A.P. zou wor
den gebracht om naderhand tot 0.40 te
komen.
Men weet, dat een „litanie" gelijk dr.
Colijn 't genoemd had! gezongen is over
de uitvoering van de Zuiderzee-Steunwet. De
minister bleek alras geneigd, heel wat
scheutjes water door zijn wijn te plengen;
want hij verklaarde in overweging te willen
nemen in hoeverre aan de vele klachten tege
moet kan worden gekomen.
Intusschen ontkende hij, de wet „stroef en
niet loyaal" te hebben uitgevoerd, er op wij
zend, dat hij zich toch in elk geval aan de
wet te houden heeft. De hoofdstrekking van
de wet is: de menschen moeten aan ander
werk worden geholpen. De steunregeling
komt in de tweede plaats. Dit jaar is voor
f 900.000 aan steun uitgegeven, hetgeen ge
voegd bij de verdiensten der visschersbevol-
king beteekent een totale ontvangst van
f 2.600.000, wat ongeveer gelijk is aan de ont
vangsten in normale jaren. Evenwel hoopte
mr. Reymer, dat op verschillende punten
de minister noemde een aantal verbetering
mogelijk is. Ten spoedigste zal getracht wor
den tot een bevredigende oplossing te komen.
De minister onderstreepte, dat van een alge-
meene bevrediging wel nimmer sprake zal
kunnen zijn.
We stonden voor een nieuwe zaak ver
klaarde Z.Exc. nog ten deze dus was het
beter niet te royaal te beginnen.
Tot de hoogstbelangrijke vraag komend
wat aangaat het al of niet voortzetten der
inpolderingen legde de bewindsman de per
tinente belofte af, dat de Regeering met
kracht de voorbereidende werkzaamheden
zal voortzetten, zoodat zonder vertraging in
1934 met de inpolderingen kan worden voort
gegaan. Het is immers bekend, dat de
f 700.000, welke op de begrooting voor '33
worden uitgetrokken voor de Zuiderzeewer
ken, dienen moeten voor het bekostigen van
voorbereidende werkzaamheden.
Bij de replieken deed dr. Colijn nog eens
duidelijk uitkomen, dat hij zekerheid wilde
hebben wat aangaat het jaar 1934. In 1932
zijn de inpolderingen gestaakt. 1933 wil men
besteden aan voorbereidingen. Goed! Maar
zal men nu tijdig klaar zijn óm aanstonds in
1934 met de inpolderingen de baan vrij te
maken.- Daartoe zal noodig zijn, dat. men
naast de reorganisatie (die leiden zal tot een
nieuw orgaan, belast met de uitvoering der
inpolderingswerken) de voorbereiding der
werken met kracht ter hand neemt, welke
voorbereiding tijdig vóór 1934 beëin
digd moet zijn.
Min. Reymer verzekerde nógmaais, niets
in den weg te zullen leggen, waardoor de
inpolderingen worden vertraagd. Toen hij
vc k'aarde moeilijk een beginsel-verklaring
te kunnen afleggen, met het oog op de spoe
dig komende nieuwe regeering, bleek de heer
Colijn niet geheel gerustgesteld te zijn en
kwam hij even later met een mötie van ge
lijke strekking als zooeven genoemd.
Mr. Reymer verzekerde aan de motie geen
behoefte te hebben. De interpretatie ('aarvan
in het midden latend (alweer: om de komen
de Regeering niet te binden) klopte de inhoud
precies met 's ministers bedoelingen. Deze
uiteenzetting b^aU-it dr. Colijn ertoe, dc ot:c
in te trekken.
Nu was de zaak beklonken. Dr. Colijn had
z'n zin en ook de gansche Kamer uitge
zonderd dan de heer Braat was voldaan.
Aangaande den steun aan de visschers
werd na de rede van Exc. Reymer niet zeer
veel meer gezegd. Men wacht nu op de daden
van den bewindsman. Als die tegenvallen
komt generaal Van Twist met een interpel
latie.
De begrooting werd zonder stemming aan
vaard.
Het zou mij natuurlijk veel te ver voeren
om nader in te gaan op de begrootingsdeli-
beratiën van deze week. Men leze daarvoor
de verslagen! Wel wil ik even releveeren dat
ook nog o.a. is aangenomen het ontwerp tot
heffing van 30 opcenten op de Gemeente
fondsbelasting en de Vermogensbelasting over
het belastingjaar 1933'34. Het betrof 't zoo-
veelste crisis-ontwerp, dat voor een jaar be
doeld is, maar waarvan iedere°en vreest, dat
het nog wel weer verlengd zal moeten wor
den. Een en ander dient f 3 millioen op te
brengen in het bedoelde jaar, wat de heffing
op de Vermogensbelasting betreft (30 opc.),
terwijl de opcenten op de gemeentefondsbe
lasting f 24 millioen zullen moeten leveren
aan de schatkist. Deze opcenten ook 30, gel
den voor de belastbare inkomens tot f 10.000.
voorts telkens te vermeerderen met één pet.
voor elke f 1000 inkomen boven eerstge
noemd bedrag, tot een maximum van 150 op
centen.
't Stond vast dat minister De Geer niet
veel moeite zou hebben met dit wetje. In
deze abnormale tijden de hoogere inkomens
extra te treffen is velen sympathiek.
„Gesmeerd" ging het echter met de behan-
ling toch niet, hoewel de overgroote meer
derheid der Kamer in 't algemeen accoord
bleek te gaan met het gebodenc.
In de Eerste Katper is voorts aangenomen
het wetje tot steun aan den tuinbouw. Wat
de Rijksbegrooting betreft: die is thans ge
reed voor de senatoriale behandeling. Einde
lijk! mag men wel uitroepen!
Ik wil toch niet eindigen zonder nog even
terug te komen op het gebeurde in de Eerste
Kamer wat aangaat het ontwerp-De Geer.
Dat er voor de aanneming groot gevaar
bestond staat vast, het school in den Katho
lieken hoek, want de heeren Blomjous en
IJselmuiden ontpopten zich als min of meer
felle tegenstanders. Eerstgenoemde die het
eerst aan 't woord kwam wees al dadelijk
op het feit, dat hij slechts drie 1 den van
Rechts noodig had om het ontwerf) af te
stemmen en daarmee de Regeering naar
huis te zenden.
Hij noemde het gewijzigde ontwerp z.g.
„een edel opofferingsgebaar tegenover de
wereld, waarmee wij ons slechts belachelijk
maken". Aan het einde van zijn rede bond
de afgevaardigde iets in, toen hij, zijn ont
stemming over „Ouchy" luchtend, verklaarde
„over veel bezwaren heen te zullen stappen",
indien de Regeering „Ouchy" niet zal ratifi-
ceeren vóór de technische herziening van het
Tarief is tot stand gebracht en wanneer die
herziening vóór I April aanhangig wordt ge
maakt. Ook zou de Regeering moeten belo
ven onze bedreigde industrie krachtig te
gaan steunen.
De heer IJselmuiden moest op geheel an
dere gronden van het ontwerp niets hebben.
Hij vereenigde zich in hoofdzaak met de be
zwaren van Links. De nieuwe indirecte lasten
waren hem een ono-verkomenlijk bezwaar.
Minister De Geer plaatste voorop, dat hij
absoluut ongeneigd was. met nogmaals een
tekort van f 23 millioen in zee te gaan. Doch
de minister kwam hierop met een be'angrijke
tegemoetkoming aan de bezwaren van den
In zee, 15 November 1C32.
Beste jonker Jan.
Volgen-s afspraak zou ik je neg het
één en an.er uit B.ma veueLoii. ik
schreef je oe vorige week ree-s, cat
we er heel aardig ontvangen werden.
Nu, daar blijf ik bij, hcori v» e kregen
o.a. een drijfjacht, coor oen Su.tan van
Bima georganiseerd. Dat was voor el
kaar. 700 drijvers joegen het wild op.
En geschoten Gat er is (en niks geraakt
natuurlijk). 8 herten legden er net
lcodje bij, maar die waren gespeerd
-oor de drijvers zelf. Ja Jan, die Marine
„.gers, net als de paardrijders, dat wil
:og niet hard bij ons!
Maar in ieder geval ki.egen we een
overheerlijke hertenbout op tafel, of
zooa'.s ik dat eens hoorde uitdrukken
in ons Marine-taaltje „een fijn lappie
eelt", hetgeen een smakelijke afwisse
ling op de scheepskost was. Bovenden
had de Toean Sultan eenige pondeks
laten bouwen, waarheen hij een vracht
auto met eetzsken gestuurd had, be
nevens zijn kek met een volledige keu
kenuitrusting en eetservies (de drank-
zaken .waren tusschen haakjes ook niet
vergeten), zcodat er na afloop van de
jacht op het terrein een keurige rijst
tafel met voor-, bij- en nagerechten ge
serveerd werd.
O, ja! Nog een mooi jachtverhaal!
Twee jagers van de „van Dalen" zijn
er alleen op uit geweest en schoten in
den waren zin des woords een tamme
bok, welk dier zij in hun fanatisme voor
een hert hadden aangezien. Twee gul
den hebben deze amateur Nimrods er
voor moeten betalen en de inlanders
op hun schip hebben voor dagen saté.
Je moet hier in dit opzicht enorm op
passen, want het wemelt op Soembawa
van losloopende paarden, sappi's en
bokken of geiten.
De Sultan alleen heeft ongeveer 5000
van die Soembawa paardjes in zijn be
zit. Wat zien die beestjes er hier veel
mooier uit dan wanneer je ze later als
gossong paard in Soerabaja ziet langs
den weg sukkelen. Nu, en als je dan
ekent, dat deze dignitaris vroeger voor
de malaise 200 guldentjes voor een
zoo'n beestje kreeg en nu slechts 30,
en dat hij er vroeger 500 in de maand
verkocht en nu slechts 50, dan kun je
nagaan, dat dit voor hem ook een kwade
tijd is.
Weet je overigens hoe het komt, dat
er nog maar zoo weinig van die biekjes
op de markt komen? Wel, er is in Soe
rabaja een fabriek opgericht, die een
heel merkwaardig vehikel fabriceert,
de zoogenaamde „Demmo". Stel je
voor, een invalide-wagentje, of nog
beter misschien, een drie wielf iets. Daar
bovenop de carosserie van een sado, en
voorop het stuur een motorretje, dan
heb je een getrouwe weergave van een
Demmo! Het wagentje, dat in alle mo
gelijke variaties, van bijna gossong tot
bjjna auto toe, in zeer korten tijd Soe-
rabaja's straten veroverd haeft, en de I
sado geheel zal verdwijnen. Het is I
heer Blomjous. Dc Kegeering zei hij is
niet voornemens het verdrag van Cuchy te
ratificeeren als niet Engeland, l-ra:.!crijk en
Duitse'land instemmen met deze afwijking
vaê de meest begunstiging.
•»4ïr bestaat onderstreepte Z.Exc. fis
cale noodzaak tot deze middelenversterking.
De tijdelijkheid ligt door de wijz'ging nog
meer vast, terwijl ook de noodzakelijkheid
van een technische herziening die zoo
veel mogel'jk zou worden bespoedigd zich
veel krachtiger doet gevoelen. De mogelijk
heid van een omzetbelasting wordt reeds op
het departement onderzocht. Aan het einde
van zijn rede verzekerde de bewindsman, dat
hij „tot het uiterste" was gegaan met tege
moetkomingen. Als men toch nog het ont
werp afstemde, dan zou verklaarde hij
dc Regeering zich daarbij niet kunnen neer
leggen. De Kabinetskwestie dus!
Edoch: de zaak kwam van elkaar! De heet
Blomjous was voldoende tevreden gesteld en
zou voorstemmen. Minister De Geer behaal
de de overwinning met 2521 stemmen.
Tegen: de geheele Linkerzijde en de katho
liek v. IJselmuiden (die dus niet te winnen
was geweest). Vele handen strekten zich uit
om den minister geluk te wenschen
Als dit Overzicht U onder de oogen komt,
is op het Binnenhof de Kerstrust reeds in
getreden. De welverdiende!
Parlementariër.
Sla de hand aan 't geen U nut is,
Zorg bestendig dat gij mijdt,
Waar gij moog'lijk in kunt dwalen,
Of in hope onzeker zijt!
vooral een vooruitgang in het veilig
straatverkeer, want die sado-koetsiers
brachten met hun onverwachte spron
gen dwars uit maar al te veel ongeluk-
i.en. Binnenkort denk ik wel, dat
bovenbeschreven motor-vehikel geheel
den Oriënt zal hebben veroverd.
Maar dat is waar ook, we waren nog
steeds met B.ma bezig. Een ander ge
deelte van ons werd een autotocht aan
geboden de bergen in. 700 meter hoog
naar een streek, waar eenige niet-
Mokammedaansche kampongs daaren
tegen door heidenen bewoond, iiggen.
Buitengewoon interessant, hun huizen
zijn gebouwd op palen, ongeveer twee
en een halven meter boven den grond.
Van binnen zijn deze buitengewoon
zindelijk, de Hollandsche huisvrouw
waardig. Zü hebben ook een afgoden
dienst, en dragen een zeer bijzondere
kleederdracht, ce vrouwen een slen
dang van een eigengemaakte donkere
iandhuisstof, met om het bovenlijf een
soort kiel van hetzelfde goed, allemaal
hun haar op dezelfde wijze opgemaakt,
ellen eenvoudige roodkralen halsket
tingen en witte, uit schelpen geslepen,
armband. De mannen, behalve de pries
ters, die geheel in het wit gekleed zijn,
dragen een pikzwarte sarong, ook eigen
gemaakt en allen precies hetzelfde.
Ons werd een zeer interessant speren-
gevecht vertoond, met alleen in de
plaats van speren bamboe's (evengoed
moest de dokter, die er ook bij was, er
aan te pas komen vanwege een knaap,
die zoon eindje hout tegen zijn kapalla
had gehad). Op twee meter afstand
tracht de een den andere volle kracht
met de speer te raken, terwijl de tegen-
party in wering 4 zich bijna altijd
weet te dekken. Eén en ander onder
luid geschreeuw. Voor goede scher
mers om van te watertanden.
Ook werd ons 'een Folklorischen dans
vertoond. Stel je voor een vijftigtal van
de bovenbeschreven prampoenen, bij
een gedreven en bewaakt door witte
priesters met scherp gepunte speren.
Dit geheeltje heft op een gegeven
oogenblik een klaagzang aan van de
volgende strekking: Wat zijn jullie
mannen eigenlijk voor kerels, je kunt
niet eens een vrouw onderhouden, jullie
kunnen ze niet eens de baas, jullie zyn
niet waard een vrouw te hebben!
Nu vraag ik jou in gemoede, kame
raad, als jii zoo opgesard werd, zou je
je toch zeker ook kwaad maken? Nu,
die kerels ook hoor, met als gevolg, dat
ze onder het uitstooten van de af gr ij-
selijkste kreten aan het dansen slaan.
En hoe meer ze gesard .worden, hoe i
fanatieker! 1
Ziezoo, nu heb ik jé van Bima ge- j
noeg verteld, we zijn ondertusschen al
weer in Makassar aangekomen, maar
morgen gaat de mail al weg en had ik
vandaag nog geen gelegenheid om den
wal op te gaan om copie op te doen
voor mijn brief aan jou.
Tot den volgenden keer maar weer,
beste kerel, gegroet je oude sobat
HENK.