_JI AM STE R C Anfl SC H E gj BRIEVE MARINE-BRIEVEN UIT INDIË. „Zonderling".... Het is dit keer min of meer de om gekeerde wereld. Niet velen zullen er oezer dagen in Den Helder zijn die zich bijster interesseeren voor Amsterdam- sche gezags- en andere kwesties (ja, de eerste soort kwesties hadden we ook dezer dagen ïd ons besloten ge meentelijk milieu), maar daaren tegen zijn er tallooze Amsterdammers, die op het oogenblik fel belang stellen in de accute gezags- en andere kwes ties bij de Marine en die zoodoende ook reikhalzend uitkijken naar berich ten uit een Marine-plaats als Den Helder. Amsterdamsche nieuwsberich ten en kronieken in Heldersche rich ting stroomend, moeten het dit keer wel in alle opzichten afleggen tegen Heldersche dito's die naar de hoofd stad vloeien! 't Eenige wat u ditmaal waarschijnlijk speciaal interesseert is de stemming in de hoofdstad ten aan zien van de laat ons zeggen, zonder linge gebeurtenissen aan boord van „Zeven Provincieën", waarbij het woord „zonderling" slaat op alle bij deze gebeurtenis betrokkenen en niet alleen op één categorie hooger of la ger geplaatstt lieden. Nu, een bepaald beeld te geven van die stemming hier is voor den kroniekschrijver eigenlijk niet wel doenlijk!.... Waar hier en daar onder het groote publiek al een uitgesproken meening heerscht, komen de verst uiteenliggende, meest tegen gestelde opvattingen tot uiting die elkaar als tegenpolen, zou men kun nen zeggen, volledig opheffen, zóó dat er van een grootste gemeene deeler niet kan gesproken worden; maar voornamelijk toch valt zulk een beeld niet te geven omdatAmsterdam nu eenmaal als geheel genomen on wennig staat tegenover alles wat het miltaire leven aangaat en er dienten gevolge heelemaal geen opvatting in dezen op nahoudt. Laat ons dus maar b'i het algemeene, vage, neutrale woord „zonderling".... blijven, ook omdat dit tenslotte nog het beste weer geeft „hoe Amsterdam er over denkt", als men tenminste een lichtelijk zuur zoete, meesmuilende verbazing ook on der „denken" wenscht te rangschik ken Amsterdamsche gezags- kwestietjes. Keeren wij kalm en bescheiden af wachtend tot de eigen gemeentelijke kwestietjes terug, die deze week op zichzelf toch al van klein formaat wa ren, maar die door de bijzondere om standigheden van buitenaf nu wel extra klein schijnen!.... Allereerst twee gezegs-kwestietjes. die beiden in de laatste vergaderingen van den Raad ter sprake kwamen. Het eerste deed zich voor in verband met het ontreden van de politie bij straat- demonstraties. Eenigen tijd geleden werd on de Elandsgracht een werk- loozen-demonstratie door de nolitie uit elkaar gejaagd, toen de leiders en deelnemers zich niet hielden aan de voorwaarden, waaronder d" Burge meester deze demonstratie had toege laten. Dat mag. volgens sommigen, tot wier woordvoerder de heer Seegers zich op het Prinsenhof had opgewor- nen. niet: dat is nrovoceerend on treden van.... de politie! Dat is een „aantasting van het recht van demon stratie"! Dat men hierover in den Raad tenslotte nog uitgebreide debabt- tpn ih gaan houden en deze voorstel ling van zaken niet zonder meer met het kort en krachtige woord „Quatsch" terziide schoof, is één van de vele wonderlijke teekenen des tijds. De Burgemeester waschte tenslotte dit zonderlinge varkentje met de genme- deliikheid, maar tevens met de stevige hand die hem heiden eigen zijn en eidigde met de waarschuwing dat hii. mochten dergelijke dingen zich her halen, „ernstig in overweging zou ne men om voortaan eerst een verklaring zwart-op-wit te vragen dat de voor waarden stipt zullen worden nage leefd", waaraan hij toevoegde dat „overigens de meest strenge maatre gelen zullen genomen worden om de politiedienaren niet aan noodeloos ge vaar bloot te stellen in dezen toch al zoo moeilijken tijd". Men kan waar- liik niet, als men zich tenminste niet ten eenenmale verslaafd heeft aan een volslagen demagogie, zeggen dat in Amsterdam geen demonstratie vrijheid binnen zeer ruime grenzen heerscht. Men kan veeleer zeggen dat er weinig gemeenten zijn waar die vrijheid juist zoo groot is en het is niet minder dan de puurste waanzin te gaan verkondigen dat de autoritei- teiten hier het „recht van demonstra tie", van welke groepen dan ook, trach ten „aan te tasten". Maar een zeker" regeling moet er, hoe ver men die, vrijheid ook uitstrekt, altijd toch zijn en wie zich niet aan die regeling. houdt, is even doodgewoon in over treding als iemand die op straat in- plaats van rechts, links houdt. Dat is een eenvoudige waarheid. Even een voudig, maar door sommige lieden even weinig beseft, als de waarheid dat „de openbare weg er toch ook altijd nog is voor het ni et-demonstree- rende deel van de bevolking"! Weeshuis-strubbeling. Het andere gezags-kwestietje, ge rezen in verband met de leiding van het Burgerweeshuis, werd achter de tafel van B. en W„ kan men zeg gen niet zóó goed, stevig en toch „ele gant" schoon gewasschenDe be trokken wethouder hield talmend aan de. deur van de badkamer halt en verklaarde te vertrouwen dat het Be stuurscollege van het Weeshuis, dat nog altijd lichtelijk een soort Re genten-karakter vertoont, de reini gende handeling wel naar behooren zou verrichten. Dat er in het Wees huis door den Vader en de Moeder bij diverse gelegenheden niet bepaald, moederlijk en nog minder vaderlijk is oogetreden, schijnt wel vast te staan. En, al werd het ontkend, een feit schijnt het ook wel, gelijk de heer Ke telaar oomerkte, dat de nog altijd na werkende Regentengeest in het Be stuurscollege een „efficiente" opper- leiding, waaronder zulk een optre den niet zou kunnen voorkomen, in den weg staat. We kunnen op het oogenblik wel niet veel anders doen dan afwachten of het tegenwoordige Bestuur, daar in de badkamer, inder daad naar behooren aan het wasschen zal gaan. Het valt echter te betwijfe len; en indien na eenigen tijd mocht blijken dat de reiniging tenslotte maar zeer onvoldoende heeft plaats gehad, dan bestaat er alle reden de zaak van die onperleiding nog eens duchtig onder de oogen te zien... De Staalmeesters-Jnternellatie. Een reinigings-kwestie die de laat ste weken de gemoederen ook nogal beroerd heeft is de schoonmaak, mits gaders de „verdoeking" van Rem- brandt's „Staalmeesters" in het Rijks museum, een schilderij dat aan de stad Amsterdam behoort. Die schoonmaak is volgens velen bovenmatig grondig geweest, zoo grondig, dat ernstige schade aan het kunstwerk werd aan gericht, doordat de vernislaag veel te diep verwijderd is. Mevrouw Tilanus heeft wethouder Boekman over deze zaak geïnterpelleerd. Zij wilde weten „wat er nu eigenlijk precies gebeurd is" en „wat ons in de toekomst nog te wachten staat". De wethouder had het bij zijn beantwoording gemakkelijk. Hij kon er or> wijzen, dat indien men ten minste niet groote kunstwerken, die bezig zijn weg te teren, nu ook maar kalmweg „in schoonheid wil doen on dergaan" (die opvatting, al bestaat zij, wordt, maar dorr zeer enkelen verde digd) men al het mogelijke moet doen om, zooals hij het uitdrukte, „de stof felijke vergankelijkheid zoo lang mo gelijk uit te stellen door doeltreffende restauratie en vernieuwingen". Daar naast kon hij er op wijzen, dat de des kundigen het inzake de tegenwoordi ge kunst- en schoonlieidswaarde van de .Staalmeesters nog meer oneens zijn, dan deskundigen het over het alge meen al plegen te zijn. Volgens den een komt het tegenwoordige aanzien van het schilderij den toestand zooals Rembrandt het achterliet meer nabij dan eenigen tijd geleden het geval was; volgens den ander is alle hoogere kunstwaarde ten eenemale verloren gegaan. Vast staat, dat als wij het schilderij niet verdoekt hadden, wij het in de naaste toekomst in alle ge val wel als verloren zouden hebben moeten boeken. Nu is tenminste, ook al zou de kunstwaarde niet meer zóó groot zijn (wat nog te bezien staat), het doek voor het nageslacht be waard. Veel misbaar zou inderdaad zijn voorkomen, als inplaats van nieu we witte vernis, gele gebruikt was, waardoor de oude „toon", waaraan men nu eenmaal gewend was, bewaard was gebleven. Maar aan dergelijke trucjes doet, naar de wethouder op merkte Arasterdam niet mee. wat een goed ding is! Mevrouw Tilanus vroeg verder waarom de verdoeking niet „in het openbaar" is geschied. Maar hoe zou dit, naar de wethou der terecth vroeg, mogelijk zijn? Men I kan toch geen advertentie gaan p'aat- sen om „het publiek" uit te noodigen I bij de werkzaamheden tegenwoordig te zijn? Wat de „toekomst" betreft. waarnaar mevr. Tilanus ook infor meerdewe kregen van achter de groene tafel niets anders te hoorec dan dat voorloopïg althans aan het „Joodsche bruidje" niet geraakt zal worden.... Daar moet mevrouw Tila nus en haar mede-alarmisten zich dan voorloopïg maar mee troosten!.... Tulpen en lente. Men kan zich in deze dagen, indien men wat bescheiden is, over veel on aangename dingen heen zetten met de. troost dat de.... lente nu toch in alle geval in aantocht is en niet al te lang meer op zich zal doen wachten. Als een teekening van de nadering der lente zou men kunnen beschouwen de tulpen-tentoonstelling, die hier van 2b tot en met 26 Febr., door de A'damsche Vereeniging van Schoolwerktuinen in de Spuistraatschool zal worden gehou den. In November van hef vorige jaar werden door genoemde vereeni ging aan niet minder dan 66 scholen voor gewoon lager onderwijs ruim 12000 tulpenbollen uitgereikt. 2100 kinderen zijn nu bezig hun planten in bloei te trekken en zullen aan den „wedstrijd", die aan deze tentoonstel ling verbonden wordt, deelnemen. Een en ander is een gelukkig denkbeeld geweest dat met behulp van vele ver schillende organisaties, zoowel op on derwijsgebied als van kweekers tot uitvoering kwam en dat velen ten goede komt. Deze expositie zal onge twijfeld een aardige ouverture van het komende voorjaarsseizoen vormen. Griep en vrouwelijke arbeids krachten. Dat we met het aanbreken van het „betere" seizoen ook eindelijk voor goed uit de.... griep-malaise zullen komen is een bijkomende wensch. Men kan nog steeds, en de laatste week zelfs met weer meer recht dan enkele I weken geledeu, spreken van een hoofdstedelijke griep-epidemie. Vele kantoren en zaken zijn de een na de andere steeds weer ontvolkt, doordat een deel van het personeel aan de griep-bacterieën ten slachtoffer zijn gevallen of.... voorwenden dat te zijn. Vooral geldt dit, naar men ook thans voortdurend van leiders van za ken en diensten vernemen kan, voorde voruwelyke werkneemster.. De oude klacht, dat juist de vrouwelijke werkkrachten zooveel verzuimen, som tijds do. r voorgewende, maar ook door werkelijke ziekte, verneemt mon*in deze dagen weer allerwege. Het is daarom misschien wel dienstig bij deze gelegenheid nog eens te herinne ren aan hetgeen Anna Polak, direc trice van het Nationaal Burau voor Vrouwenarbeid over de oorzaken van en de remedie tegen dit euvel eenmaal te moeten schrijven. Een groot deel, van de schuld hiervan moet, volgens haar, op rekening geschoven worden van de opvoeding, die de jongens bui ten schooltijd in de open lucht laat spelen en ravotten en de meisjes klei ne moedertjes van kindsbeen af bib- nen houdt voor allerhande huiselijke bezigheden. Wanneer, zegt zij, die noodzakelijke verrichtingen nu in het vervolg eens beurtelings aan alle kinderen worden opgedragen, dan zul len stellig de jongens er handiger, redzamer en vooral minder ruw en zelfzuchtig op worden, en de meisjesj, door meer te genieten van licht en lucht, beweging en zonneschijn, ster ker jonge vrouwen worden, krachtiger aanstaande moeders van een toekom stig geslacht, die bovendien ook be ter tegen haar werk zullen zijn opge wassen. De meisjes zullen het dan op hare beurt stellig voelen als haar plicht, een plicht tegenover de ouders, die haar in staat stelden tot flinke, wel onderlegde vakvrouwen op. te groeien en niet minder ook tegen over zichzelf en de gemeenschap, om haar werk te verichten met opge wektheid en toewijding: door verstan dige arbeids- en rusttijden, inspan ning en uitspanning te doen afwisse len, haar gezondheid te bewaren; en het voorwenden van ziekte te vermij den als een oneerlijke en harer on waardig middel om hare taak op an- derer schouders te schuiven... Gulden woorden en uitstekende ad viezen, die ik, naar aanleiding van onze huidige griëp-periode nog maar eens weergaf. Op deze wijze dient die griep dan tenminste nog ergens voor... Soerabaia, 25 Jan. 1938. Amice Jan. Mijn dank voor je vriendelijk schrij ven en stond ik verbaasd over de ver betering din onze goede jutterij in dat jaar dat ik weg hen ondergaan heeft. Nieuwe trottoirs, nieuwe lantaarns en als klap op de. vuurpijl een nieuwe post- brug en dan te weten, dat het nog drie jaar duurt voor het ons gegeven zal zijn weer in „de stad" mijner droomen (dit voor den heer Scholten van de marineliedjes z'n rekening) terug te keeren. Als deze verbeteringen van Nieuwe- diep zoo doorgaan, vind'en wij een ge heel onherkenbaar gemoderniseerde stad terug. Ik lig nog steeds in de C.B.Z. en de zetter zal moeite genoeg hebben om, in plaats van de anders zoo „keurig" ge typte brieven, mijn gekrabbel van nu te ontcijferen. Zoo heb ik nu alles wat ik je van de marine kan schrijven van hooren zeggen en als '.t overdreven of niet waar is, dan lieg ik in commissie, kameraad. Het eskader is na een trip van 17 dagen naar Bali weer terug. Als ik zeg eskader, bedoel ik ditmaal de Java, Piet Hein en Evertsen. De divisie onderzee booten ging ditmaal nog niet mee. Er werd veel geoefend, want een loffelijk principe van onze E.C. (eskader-com mandant, belangstellend niet marine- lezer), is, dat hii, nu we weer nieuw materieel uit de conservatie hebben ge kregen en ook nieuw personeel, het eskader binnen een maand- of twee weer geheel gevechtsklaar heeft. Een tropenstaaltje. Jan. Een korpo raal aan boord krijgt last van z'n oor. Uitspuiten! Maar 't suizen houdt aan. Nog eens uitspuiten, zegt de ook ter en wat denk je dat er uitkomt? Nee! hij was geen. konstabel, anders heb je kans op oordopjes, watten of batterijlapjes. Nee, in 't oor van dezen korporaal bleekeen levende kakkerlak te zijn gekropen, 't Is iets voor Bas Veth, Jan, en 't is heusch gebeurd hoor. De tractementsverlaging van 7 ging niet door. 600 marinemensohen demonstreerden vanaf den stadstuin naar de „Blauwe Soos", waar een ver gadering werd gehouden. Alles verliep rustig en geregeld en het bestuur bleek de vergadering volkomen in handen te hebben. Er is den laatsten tijd veel ge schreven over den geest aan boord, maar b.v. de Indische Courant kreeg den indruk, dat deze geest goed was te noemen. Donderdags had', de vergadering van ons marinepersoneel plaats en Zater dags kwam er af, dat de tractements verlaging niet doorging. Natuurlijk zodit men verband, hetgeen volgens mijn bescheiden meening niet bestond.. Prettig deed het aan, dat, waar de land macht hier op de vergadering van z'n personeel een officier stuurt, dit hii de marine niet het geval was. Over het al gemeen wordt hier anders in Indië wel ernstig tegen de tractementsverlaging geprotesteerd en worden wij wel met afgunstige blikken bekeken, dat het deze laatste maal niet doorging. Het eskader blijft nu een week bin nen („de vette Hap" is onder Sumatra), gaat daarna een week hier in buurt oefen-en (MaasHaaks varen, zou je in Holland zeggen) en dan weer Lo mbok - waarts om de G.S.O. 331, dat wil zeggen geveohtsschietoefeningen 1ste halfjaar 1933. Begin Maart komen ze dan weer terug. Arme getrouwden; toch ging ik liever mee, dan dat dat ik, zooals nu, achter de zware pilaren der C.B.Z. lig. Tot de volgende week, Amice. HENK. Onze Indische briefschrijver kan zich thans wel gelukkig prijzen, dat hü veilig en wel in het C.B.Z. ligt en niet op het eskader zit. na de gebeur tenissen die plaats vonden nadat deze brief werd verzonden. Red. Held. Crt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 21