_J| AKSSTERDAM SC HE k 1 BRIEVEN MARINE-BRIEVEN UIT INDIË. t Onze winkels en venters. Het aantal arbeiders en ambtenaren, dat \mstefdam telt, is niet gering; dezo hride categorieën stadgenooten berei ken zee1' zekei' ten °Pzicllte van de totale hoofdstedelijke bevolking een hoog percentage. Intusschen. is dit per centage toch niet hooger dan van enkele andere categorieën, andere catego rieën die ook hun kwesties en proble men hebben, welke echter niet, zooals (V kwesties en problemen der eerstge noemde categorieën, dag in dag uit voor het publieke voetlicht komen. Daar hebben wii b.v. de categorie der winke liers en die der venters. Zij mogen er, naar het aantal gerekend, toch inder daad ook wel zijn: Bij de woningtelling ■vmt 1995 is gebleken, dat er in de bin nenstad op 1000 woningen niet minder aan 106 winkels zijn; in de nieuwe wij ken is dat aantal gemiddeld 70. Dit be- teekent, ruw wg geschat, ca+ niet min der'dan een kleine 10 van onze bevol king tot den winkeldrijvenuen midden stand behoort. Het percentage van onze straat-distribuanten, anders gezegd onze venters, is daarnaast ook niet voor de poes. In liet rapport, dat dezer Jagen dooi de destijds door den Raad benoemde Commissie inzake Ventvergunningen werd uitgebracht, wordt het aantal Am- sterdamsclie venters op het oogenblik g'ir-chat op niet minder dan ongeveer. 12000! Hetwelk een venter op iedere 70 a 0 Amsterdammers geeft! Terwijl het al zoovele jaren achtereen en vooral de laatste jaren in onze ooren tuit >m voor onze oogen schemert van in het open baar en in de publieke lichamen steeds maar weer aangesneden duizend t-n één vraagstukken, die betrek .ring hebben oo het arbeiders- en ambtenarenbe- stean, bleef het inzake de winkeliers- en venters-problemen betrekkelijk stil. Dat heeft zijn verschillende oorzaken, die wij hier niet allen te berde zullen brengen. Maar een feit, waar wii ech ter even de aandacht op willen vestigen, is, dat hierin de laatste maanden wel eenige verandering kwam. Ook hiervan, van deze verandering, zullen wii de di verse oorzaken niet gaan opdiepen; al- en kan gezegd worden, dat de.... na derende verkiezingen hier ongetwijfeld een zekere rol spelen! Het feit is er echter. In het algemeen gesproken zijn wii -het er met z'n al'en wel over eens, cat er ook inzake het winkel- en ven- terswezen noodzakelijkerwijze een ze ik re regeling van overheids-, d.w.z. gemeentewege moet komen, niet in den zin van sluitings en automaten-ver- koop-regelingen (daar hebben we al meer dan genoeg van!), maar in den zin van een zekere beperking van het aan tal toe te laten bedrijven. Voor wat de venters betreft ziin we nu, met het boven reeds genoemde rapport, al een stap verder gekomen. Ten minste er wordt in dat rapport een stap, en wel een zeer groote, een bovenmatig groote stap zou men haast zeggen, voorgesteld. De betrokken Commissie blijkt namelijk van meening te ziin, dat op den duur het aantal venters in onze stad maximaal niet meer dan 2500 zal irogen bedragen. Geleidelijk zal het ciifer van thans (12000), aldus het rap port, tot op het gewenschte cijfer van 2"C0 moeten worden teruggebracht. Waar wordt voorgesteld bij invoering van het opgestelde venters-vergunnings- Rtelsel aan allen, die thans venter zijn (irrlen zij althans ouder dan 18 jaar zijn), een ventvergunning af te geven, zal men er slechts door een afvloeiing, 'te veroorzaken door een voorloopig ge heel en al sluiten van het venters-be- rcep, kunnen komen. Men wil het in te voeren stelsel gepaard doen gaan met een wijkindeeling, waarvoor politiesec- ties en afdeelingen den grondslag kun nen vormen. Ieder venter krijgt slechts één vergunning om in één bepaalde wijk te venten; a'leen voor de lompenventers zal eventueel hierop misschien een uit zondering gemaakt worden. Dit is op zichzelf al een fiksohe „regeling", maar het regelen zal. kriigt de Commissie haar z!n, nog veel verder en tot in al lebei details gaan. Geadviseerd wordt b.v. een nummerplaat op elke kar, mand, bak, enz. te doen aanbrengen, waarop dan zal moeten staan de waar (verandering van artikel is slechts één maal per jaar mogelijk) en de wijk waar gevent wordt. Verder z»l liet eventueel verboden worden te venten binnen een efstouc] VPn 25 meter van standplaatsen "1 winkels waar hetzelfde artikel wordt verkocht. Eveneens binnen een afstand van PO meter van markten. Wat de standplaatsen betreft wil de Commissie het maximum aantal op 500 bepalen. De standplaatshouders zullen uitsluitend uit de venters gerecruteerd worden en de minimum afstand van vaste stand plaats tot winkel waar dezelfde waar wordt verkocht zij 25 meter. Verder worden er dan nog maten voor de man den, karren en stellages der standplaat sen vastgesteld. Een en ander schijnt wel van het goede teveel.En of der gelijke vergaande detailregelingen wel met eenige kans op succes kan worden doorgevoerd, staat daarbij te bezien tenzij men overgaat tot het organisee- ren van een geheel nieuwe politie-afdee- ling uitgerust met maat en duimstok Aan het min of meer gesloten maken van het winkeliers-beroep ziin we daar entegen nog lang niet toe. Het groote vraagstuk, want dit is het, hoeveel winkels maximaal en van welk soort er op een zeker aantal woningen zijn ge plaatst mogen worden, kwam tot nu toe nog nooit verder dan de erkenning, dat het hier inderdaad een vraagstuk is, dat toch eenmaal op de een of andere wijze zal moeten beantwoord worden. De voorgestelde nieuwe ventersregeling is kennelijk mede bedoeld als een zekere bescherming van de winkeliers; het grootste gevaar voor die winkeliers dreigt echter niet van de zijde dier ven- tersi maar uit eigen boezem, waarin het, om het kort en populair te zeggen, steeds meer dringen wordt. Het recente z.g. kruideniers- en melkrapport heeft wel uitgewezen welk een grenzenloos gedrang het alleen al in die branches is. In alle geval zal er binnen afzienbaren tijd wel begonnen moeten worden met het tegengaan van de vestiging van meerdere gelijksoortige winkels in een blok huizen; een zekere regeling op dit gebied zal èn het publiek èn de winke liers zeiven ten goede komen. Stappen in deze richting op winkelgebied bleven echter nog uit, al wordt het probleem zooals gezegd den laatsten tijd meer dan vroeger in openbare vergaderingen en elders aangesneden. Van particuliere zijde werd daarenboven hier en daar ook al naar een zekere oplossing ge streefd; noemen wii alleen maar die welke bij den bouw der Joodsche Wo ningbouw Vereeniging in praktijk wordt gebracht en welke het zoekt in de inrichting van één algemeen waren huis, waarin verschillend soortige win kels worden geconcentreerd, die echter hun zelfstandigheid zullen behouden. Onze „waterbeschaving". Jcrdaan-saneering. Hebben de meeste Amsterdammers nu langzamerhand reeds het baden on der hun dageliiksohe gewoonten opge nomen, ja dan neen. Ziethier een vraag, die, dezer dagen zijdelings, bij het debat over de nieuwe bepaling in deze Bouwverordening inzake het ver plicht stellen van bad-ruimten of dou che-cellen in nieuwe woningen, aan de orde kwam. Het is, zeide de heer Boissevain, met onze water-beschaving eigenlijk toch nog maar treurig gesteld. Hü ontleende daaraan een argument om voor deze nieuwe verordening te stemmen, die er overgiens ook met vlag en wimpel doorkwam (alhoe wel sommigen wel wat bevreesd waren voor de kleine huurver- hoogïng, die deze nieuwe eisch waarschijnlijk zal meebrengen). Tot op zekere hoogte moge hij gelijk hebben, aan den anderen kant zijn we dan toch maar sedert het begin van de 19e eeuw, het was wethouder De Miranda die er op wees, op dit gebied hard vooruit gegaan. Op dat tijdstip bezat Amsterdam slechts.... één openbaar badhuis, waarin,.... één cel was gere serveerd voor een arbeider, die dat op medisch advies noodig had! Onder wet houder Josephus Jitta is het, nacat er in de tusschenliggende jaren al een en ander verbeterd was, op water- en badgebied pas hard vooruit gegaan. Het vorige jaar werden reeds niet minder dan anderhalf millioen baden gebruikt, waarvan het overgroote deel in de ge meentebadhuizen. Wethouder De Miranda mooht met deze zijn nieuwe badkamer, c.q. douche cel verordening in den Raad al een vrij gemakkelijk succes boeken, naar aan leiding van een tweede voorgestelde verandering in de Bouwverordening, inzake de bouwhoogte in den Jordaan, kreeg hü van verschillende kanten den wind van voren. Velen zagen in dit voorstel het bewijs voor het feit, dat de „groote" saneering van den Jordaan destijds met veel „tam tam" door den wethouder aangekondigd, in het zand is geloopen. „De Jordaan saneert nu zich zelf", zei de heer De Miranda, mits men maar deze nieuwe bepaling betreffende de verlaagde boiuiwhoogten weuscht aan te nemen. Overig jus komt, voegde de wethouder er aan toe, het groote saneeringsplan toch ook nog over enkele maanden, nadat „eenige wijzigingen in overleg met Den Haag ziin aangebracht". weer aan de orde. De situatie wordt daardoor wel ie of wat zonderling. Want het kan nu wel zoo worden, dat zii, die thans met in achtneming van de nieuwe hoogtever- ordening in den Jordaan op de plaatsen van onbewoonbaar verklaarde woningen gaan bouwen, binnen niet al te lan gen tpd als dat groote plan er dan door komt, hun panden weer zullen zien afgekeurd of voor onteigening voorge dragen. Hierop werd in den Raad dan ook door meerdere leden met nadruk gewezen. Intusschen zal het tenslotte alles neer komen op wat die „wijzigin gen in overleg met de Regeering" eigenlijk precies inhouden. Voorloopig kon men, in afwachting van het be kend worden hiervan, wel niet anders doen clan deze aanvullende nieuwe be paling aannemen. En dat deed men dan ook. Een lastig staartje voor wet houder Douwes. Behalve wethouder De Miranda had ook wethouder Douwes in de laatste raadsvergadering enkele onaangename oogenblikken te doorstaan. Het was, om zoo te zeggen, het staartje van de Bur gerweeshuiskwestie, die wij in een vori- gen brief reeds korteiijks memoreerden, dat hem op lastige wijze in het gelaat kwispelde. Het ging hier over een brief, die van B. en W. was „uitgegaan" aan een ambtenaar van dat Weeshuis, die door het Bestuur voor ontslag was voor gedragen, een zaak, die nog in het sta dium van onderzoek verkeert, tijdens welk stadium B. en W. toegezegd had den zich te zullen onthouden van het uitspreken van ©enigerlei straf. Desal niettemin was bedoelde brief met de onöerteekening van wethouder Douwes toch verzonden, waarin een schorsing „voorloopig met behoud van salaris" Soerabaia, 1 Febr. 1933. Jonker Jan, jonker Jan. Groot is de verslagenheid die mij op het oogenbiik heeft aangegrepen. Wat een figuur slaat Jantje Kaas daar in de Oost. Gestaakt, 't is of alle militaire gevoel onze jongens ontgaan is. Waren ze niet juist bezbig zich hier ook een plaats teverwerven in de Europeesche maatschappij, stonden onze Jannen niet veel meer als „blanda" dan als matroos bij de bevolking bekend. En nu dit, lees eens even wat J. G. B. in het „Soera- ba jasch Handelsblad schrijft: Gehoorzaamheid aan de wet. De houding van het marinepersoneel, in zake salarisvermindering aangenomen, is beneden critiek. Onze verslaggever, die uren lang zich bezig heeft gehouden met de sche pelingen te ondervragen, is tot de conclusie gekomen, dat er een misverstand heeft plaats gehad, geboren uit uitlatingen van hooge marine-autoriteiten, waaruit men heeft gemeend te kunnen distilleeren. dat de vermindering boven 10 pet. van de baan was. En dat misverstand gaf geboorte aan gebeurtenissen van verregaanden indiscipli- nairen aard. Dat misverstand zal misschien ons aanlei ding kunnen geven om er op terug te komen. Geen misverstand en daaruit voortge vloeide teleurstellingen kunnen echter, ook maar in de verste verte niet, een excuus vor men voor een algemeen verzet tegen een „Koninklijk Besluit", als wat op het mo ment te zien wordt gegeven, een verzet, dat het begrip „muiterij" allerakeligst dicht nadert. Met volmaakte instemming lezen wij in het verslag, dat de marine-commandant met alle middelen front wenscht te maken tegen een houding van het marinepersoneel, welke volmaakte overeenkomst vertoont met die, indertijd genomen door de Engelsche ma rine, een houding, waardoor Engeland's naam als groote maritieme mogendheid meer geleden heeft, dan een verloren zeeslag had kunnen doen, en welke inderdaad de inlei ding is geweest tot een wantrouwen in de Britsche toestanden, dat den val van hevpond sterling ernstig beinfiuenceerd heeft. Inderdaad, er valt niet meer te parlemen- teeren, men heeft enkel zijn plicht te doen, hetgeen militair gesproken beteekent: te ge hoorzamen. Het wordt als in 1919 weer hoog tijd, dat er bij de marine weer schoon schip wordt gemaakt en dit zonder consideratie of par don. De feiten zijn, dat er sabotage heeft plaats werd aangekondigd. In een vorige ver gadering had wethouder Douwes blijk gegeven- van het bestaan van een der- gelijken brief zich niets te herinneren. Zooiets, brieven teekenen zonder het zich later te herinneren, komt niet alleen op wetbouderliike bureaux voor; ook cp „hoogere" bureaux komt het voor. we hebben er onlangs in ver band met de Vroedvrouwenschool nog een sterk staaltje van meegemaakt! Des alniettemin was het voor den betrokken wethouder, die het, gezien het feit, dat hü eenigen tijd geleden op pen druk bezochte ledenvergadering van zijn poli tieke partij (de A.-R.) ook al eens ge- desavoureerd werd, een vervelende ge schiedenis, al kreeg dan ook de moti» van afkeuring, die naar aanleiding van dit geval door den heer Seegers tegen hem werd ingediend., vrijwel geen stem men, en al heeft men den betrokken ambtenaar van gemeentewege reeds medegedeeld, dat de brief, waar het hier om ging, als „niet geschreven" moet worden beschouwd Intusschen gaan we binnenkort, en hiermede knoopen wij ten besluite nog weer even aan bii het begin van d'ezen brief, dan toch maar weer on verdroten door met het opnieuw behan delen van arbeiders- en ambtenaren- kwesties, die reeds ontelbare malen aan de orde waren. In Nov. j.1. hebben eenige raadsleden, met den heer Romme aan het hoofd, B. en W. uitgenoodigd „in de Centrale Commissie eens ter na der onderzoek te brengen de vraag of een billijker verdeeling- van den druk van een voortgaande vermindering van het totale bedrag van loonen en salaris sen over de leden van het gemeenteper- soneel, door tewerkstelling van reser visten en wachtgelders, mogelijk is". B. en W. hebben thans medegedeeld tot het instellen van het gevraagde onder zoek bereid te zijn. Er in geloopen. Hoeveel kinderen heeft u dan wei? Twee en een half dozijn! Wat? Dertig? Weineen, acht! gehad op de „Java", waarvan een tros heel of half doorgesneden is, dat hedenmorgen de schepelingen van de „Java" en de twee tor pedojagers „Piet Hein" en „Evertsen", die op uitstoomen stonden, geweigerd hebban scheep te gaan. De manschappen zijn toege sproken en hebben bakzeil gehaald, waartoe wel zal hebben bijgedragen de komst van 400 zwaar gewapende en goed in de hand zijnde militairen, want N.-Indische soldaten. Dat laatste is heel aardig, evenals de ver mindering in waarde van officieele zijde aan het gebeurde op de „Java" gegeven, dat thans een licht sabotage-geval genoemd wordt, maar het zal, hopen wij, geen invloed hebben op de maatregelen tegen de rad draaiers te nemen. Wat de sabotage aangaat, licht of zwaar, sabotage is sabotage. Wij houden als oud-soldaat niet van schipperen met woorden. Ons verarmd Indië, dat krach tig bijdraagt in de lasten van de vloot, heeft recht op een betrouwbare marine en heeft recht op den eisch, dat alles wat onbetrouw baar is, als vuil van de vloot wordt wegge vaagd. Ik voor mij vind het wel iets te alar- meerend, onbetrouwbaar is onze mari ne n i e t. Zou er b.v. nu iets gebeuren hetzij oorlog of binnenlandsche onlus ten, ik weet zeker dat dan zelfs de aan stokers weer achter het gezag zouden staan. De „Indische Courant" schreef zeer terecht: „Het publiek kan gerust zijn". Het is meer iets in het inwendige der marine maar dat natuurlijk niet beneden de „rooie" brug kon blijven. Maar wat een smaad, dat er geschreven wordt in een der grootste Indische cou ranten: „Het Indische volk heeft recht op een betrouwbare marine". Wat een schande dat daar op den Oedjongweg 500 Indische miitairen geegerd waren 0111 zoo spoedig noodig in te grijpen. Ja 't is om te huilen, 't Is hier niet de plaats om critiek te hebben, ik verwijs alleen naar de stukken in het Soera- baja'sch Handelsblad en Indische Cou rant,. Dan ben je geheel op de hoogte maar 't is hier wel de plaats om te zeg gen. dat wij op 30 Jan. 1933 een heelen slechten indruk op de buitenwereld ge maakt hebben. Ik lig nog steeds in de C. B. Z., zoodat ik op courantenberich ten en geruchten aangewezen ben; was dit niet het geval geweest dan had ik je in het geheel niet kunnen schrijven, want dan zou ik met de vloot uitge varen ziin. Want de vloot is toch uitge varen en nu heden, Woensdag 1 Febr., is de toestand weer geheel rustig. Tot de volgende maal maar weer. HENK.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 17