LOOZE STREKEN VAN SNOEKIE EN BOLLEBOKS Het practische huis. Tops beleefd een wonderavontuur RAADSELS. VOORJAARS ZONNE. Als na koude winterdagen qbs de zonne komt behagen, ■2ien wij met een blij gezicht Hoe zij ook de aard' verkwikt, Zonne met uw warme stralen, Qoe Je aard' alom verhalen. rjeVe voorjaarsbloempjes wacht, Dat u mild haar tegenlacht. Sneeuwklokjes met uw blanke kelken, Boden van den voorjaarstijd, Gaat gij ons alomme melden, pa de lente wordt verbeid? Tony Sinnige, Ruijghweg 77. PA EN MOE ZIJN JARIG. Moederlief is jarig, Dat vinden wij n feest. Al dagen van tevoren Zijn wij heel blij van geest. Maar niet alleen onz' moeder, Ook vader, die verjaart, Een dagje na elkander, Dat is wel vreugde waard. Wij koopen uit onz spaarpot Voor moe 'n schemerlamp, Kan vader ook bij zitten, Te lezen in zijn krant. Moe geeft haar 'n mooi plaatsje Op 't hoekje van 't buffet. Als kleine Hans en Nico Er dan maar goed op let. Zal pa en. moe staan kijker. Als zij dit versje zien. Zoo vriendelijk opgenomen Door onzen Kindervriend. Dedi de Vroome, 10 jaar. v door MART. Naturulijk! lobs. droomde van de fleschjes, droomde 's nachts ervan J En meer dan eens gingen zijn blikken ter sluiks naar de boekenkast, waar vader de schat had opgeborgen!.... En zooals het dikwijls gaat.... op zekeren dag vergat vader even zijn kast af te sluiten en nam Tobsje zijn kans waar. Twee fleschje haalde hij uit de tasch.... „Tarnkappia" en „Atarnkappia" De tasch liet hij staan, zoodat vader niets bemerkte, toen hij terugkwam. Nu was het natuurlijk wel glad ver keerd van Tobsje om zoo in die kast te gaan snuffelen, maar tja.kwa jongensstreken halen we allemaal wel eens uit en jullie kunt wel nagaan, hoe verlangend Tobs naar de onzichtbaar- niakende-vloeistof was. Welk gebruik "ij ervan maakte, zal je meteen wel zien. Tobsje maakte, dat hij naar zijn ka mertje kwam. Daar vulde hij een twee tal fleschjes met 'i'arnkappia-mengsel, één liter water op vier droppels vloei stof! Twee andere fleschjes werden met Atarnkappia gevuld. Nu was hij klaar! Zorgvuldig wierp hij de rest van de vloeistof in den tuin, vanuit zijn kamervenstertje. De fleschjes stak hij in zijn zak! Wie deed hem wat? Een slok enhij was voorzichtig! Hij voelde zich als de koning van heel de wereld! Vader en moeder stonden in den tuin.... Tobsje wandelde hen achter op. „Kijk," hoorde hij moeder zeggen, „daar stond gisteren nog die prachtige rozenstruik met die gele theerozen! Die is verdwenen. En je kunt er niets van bemerken, dat hij weggehaald zou zijn! Hoe is het mogelijk?"Vader liep naar de plek toe. Hij lachte en stak zijn hand uit. „Doodeenvoudig," zei hij. „De meid heeft het water, waarin die onbekende vloeistof zat, hier weggegooid en de boom is on zichtbaar. Voel maarhier staat hij!" En inderdaad... de boom kon men aanraken, maar niet zien! Tobsje schrok. Het water, dat hij weggewor pen had!. Snel klom hij weer naar zijn kamertje en verstopte de fleschjes nog beter tusschen de hanebalken. Want vader mocht eens zin krijgen om het rozeboompje weer zichtbaar te gaan maken met Atarnkappia....! Gauw het huis uit en geprofiteerd van het nieuwe bezit!. Tobs nam z'n schooltasch en ging naar school. „Dag moeder, dag vader!" „Dag Tobs, leer maar goed!" Maar Tobs was al buiten, met de fleschjes, die in zijn zak brandden. Eerst naar de Jacobsstraat, daar was het stil en kon je gemakkelijk een slok nemen. Tobs liep, wat hij loopen kon. Eindelijkhij was er! Drie tellen later stond Tobsje in de Jacobsstraat, met een slok van het i'arnkappia-mengsel in zijn maag!, Nu even de proef op de som nemen. Daar kwam juist iemand aan. Tobsje liep regelrecht op den man aan, maakte allerlei dreigende gebaren, wees op z'n voorhoofd, stak z'n tong uit, maakte een lange neus, maar de mag zag blijkbaar niets en Tobsje moest gauw opzij springen wilde hij niet omver geloopen worden door den wandelaar! De proef was gelukt: Tobs was volkomen onzichtbaar. Hij liep verder naa, school, moest héél erg oppassen op wagens en men- schen, die hem natuurlijk niet konden zien en haast over hem heen reden of liepen. Daar kwam Jan Rutgers aan!.. „JaMèn, Oeoeoeoeoeoi!" gilde ToTisje. Jan keek om, links, rechts, naar bo ven, naar beneden. Maar hij zag niets en liep dus maar weer verder Tobs had hem nu ingehaald. „Hallo, die Jan!" zei hij en ging naast hem loopen. Jan stond stil, keek bliksem snel om zich heen, werd bleek en stapte haastig verder. Tobs gaf hem een tik op den schouder.Jan ging harder loopenTobsje greep hem bij de hand. Jan begon te remmen... zijn oogen rolden vervaarlijk door zijn oogkassen. Toen nam Tobsje het fleschje uit z'n zak en nam een slok Atarnkappia. „Hallo, Jan", zei hij. Jan keek schichtig opzijn. Opluch ting straalde uit z'n oogen. „Ha. Tobs!" antwoordde hij en staakte zijn snel- loop. „Jo, het is niet pluis hier in de stad. Ik hoorde zooeven je stem al en ik voelde iemand op m'n schouder tik ken, ik hoorde Iemand mijn naam roepen en er was niemand te zien. Niemand, Tobs!" Tobsje had inwen dig het grootste plezier! In de meeste gezinnen is geen aparte kamer voor de kleinere kinderen over, waar zij kunnen spelen en hun schat ten bewaren. Toch moet het al heel erg gesteld zijn, wil er zelfs geen speelhoekje voor hen te vinden zijn, daar toch zal iedere moeder wel raad op weten te vinden. Gordijnen, die alle licht benemen, zullen wij in de eerste plaats verban nen; we volstaan met effen linnen af sluiting, die slechts de ergste zon zoo noodig buitensluiten en op het eflen linnen festonneeren wij allerlei dieren- figuren of bloemen, die we uitknippen van stukjes gewerkte cretonne. Een zelfde gordijn maken we om voor het speelgoedkastje te hangen; dit laatste hebben we van een paar kisten getim merd en in een aardige kleur geverfd. Het bevat de eigendommen van het kind, dat er aan moet wennen om al zijn speelgoed zelf netjes op te ruimen. Men kan deze effen gordijnen ook op origineele wijze versieren aan de hand van ons ruitjesscherm en gebruikt dan allerlei gekleurde effen stofresten. Oplossingen der vorige raadsels. I Baanveger. even nar gaar bar II De appel valt niet ver van den boom. Goede oplossingen ontvangen van: Bep A.; Henk A.; Trijnie A.; Stientje A.; ATa B.; Teetje B.; B. Br.; Jan B.; Aris B.; Jo B.; Gerard B.; A. v. d. B.; Ina B.; Laurina v. B., T009 B.; Cor B.; J. v. D.; les en Kees E.; Germaine F.; Gerrit F.; Rikus F.; Annie G Henk G.; Betsy G.; Tinie H.; Lenie H.; Lauri H.; Cor J.; Emma J.? Annie J.; Cor K.; Nancy K.; Georgette K.; Nelly K.; Rietje de K.; Agatha K.; Jaap en Kees K.; Wim K.; Cathr. L.; Cathr. L.; Jan L.; Mart. L.; Jan L.; Harm. L.; Marietje L.; Marie M.; Ab M.', An v. L.; Sientje N.; Jac. N.; Nel. N.; Jenny G.; Joop O.; Miien O.; Cor S.; Attie v. S.; Frieda v. S.; Toon T.; Mona T.; Annie T.; Lidi T.; Tr. en Cor v. d. V.; Dedi de V.; Cor v. d. V.; Leo de V.; Jaap v. d. V.; Dina W.; Joh. W.; Jeen v. d. W.; Tinie W.; H. G. W.; Barb. T.;Henk T. Nieuwe opgaven. I. Als 1-2 J-4 van de boomen komt en 5-6-7-8 een kleedingstuk is, terwijl 7-8-9-10 een hemellichaam is, dan is 1-2-3-4-5-6-7-8-9-10 een opzichter over bosschen, een II. Ik ben een plant en ge vindt mij het dichtst bij het water. Rangschik mijn letters anders en ik zit om sommige vruchten heen. III. 'Leo-Vietor-Karel en Adolf speelden samen in het bosch. „Kijk eens, wat voor een vogel zit daar?" Als ge de letters van de jongensnamen goed on der elkaar zet, kunt ge er hem op ant woorden! IV. Ik ben een boom van 5 letters! Ver ander mijn vierde letter en ik ben een rivier in Gelderland. Tekst van J. M. Plaatjes van BARTOLID. binn'p '^eteen stapte hij den winkel Snoek!» "Sr ,den voet gevolgd door Èdaml ".WeP vrind, wat kost zoo'n ivirt "ertje?" vroeg de lange aan den zend r' op een Edammerkaasje wij- «ntvonivi*6^gulden vj3ftig!" was het maar °pd;, "Goed." zei de lanSe> »geef takentv ^ad even verk)aasd °PSe" Bjetiearen ze dan niet om een ham- Snoeki 11881 binnen gegaan? Maar druk n6 maakte zick er niet verder en ]ietNer'. Hij haalde z'n schouders op rookt» s*iekum een paar busjes ge- k°üien ÏÏ2.'in z'n zak gniden- »Die a't'jd te pas," dacht hij. 12. De lange nam het kaasje onder den arm en deed, alsof hij z'n porte- monnaie voor den dag wou halen. Toen zei hij: „Wacht eens, wat kost zoo'n hammetje?" „Ook twee gulden vijftig," zei de winkelier. „Dan heb ik dat toch liever, alles wel beschouwd!" zei de lange, „hier heb je je kaasje terug, geef me dat hammetje er maar voor." „Mogge!" zei de lange, toen de ruil had plaatsgehad, en wilde met het hammetje onder z'n arm den winkel verlaten. 13. „Hola, hola, eerst m'n geld, dat gaat zoo maar niet!" riep de winkelier hem na. De lange draaide zich met een verbaasd gezicht om. „Watblief?" zei hij, „dat hammetje betalen? Maar man, daar heb ik je toch het kaasje voor ge geven? Da's eerlijk geruild, zou ik zeggen!" „Jawel," zei de winkelier, eenigszins van zijn stuk gebracht, „maar dat kaasje, ziet u. Dat kaasje hebt u ook nog niet betaald!" 14. „Wel heb ik van m'n leven!" barstte de lange nu uit, „heb je ooit van je leven zooiets gezien! Heb ik je dat kaasje teruggegeven, ja of nee? Nou, en wat ik teruggegeven heb, hoef ik immers niet te betalen! Kom mee, Snoekie, zoo'n suffert heb ik nog nooit gezien!" En terwijl de domme winke lier zich verbouwereerd achter z'n ooren stond te krabben over zoo'n in gewikkelde geschiedenis, maakten de twee zich met hun ham uit de voeten. Buiten op den weg lachten ze eerst eens flink uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 23