11 11 ii li 11
wCw,. W. IIP.^IP!
Bridge-rubriek.
rj
i
rr
l
1
c.
SCHAKEN.L!
I ÉHH
Jgl
^>1 MV
■mi'Mf h,
m „W-
m
iH w, W, m,m,
'MP 'WÊf- lil WJ W
'm
w.W,
Wy MM vm.
y,
W. \''7,
CONTRACT-BRIDGE.
Allereerst de vijf verschillende ant
woorden op de in liet vorig nummer
opgegeven 12 spellen: het aantal vaste
slagen, het openingsbod niet kwets
baar le en 2e hand, idem Be en 4e
hand, en kwetsbaar le en 2e, en Be en
4e hand:
I.
i'/j vaste slag
pas
pas
pas
pas
2.
3®/4 vaste slag
I Klaveren
i Klaveren
i Klaveren
i Klaveren
3-
3 vaste slagen
i Sans
i Sans
pas
pas
4.
2®/., vaste slag
l Harten
pas
pas
pas
5-
3 V4 vaste slag
i Sans
i Sans
pas
pas
6.
27» vaste slag
i Harten
pas
pas
pas
7.
2®/4 vaste slag
i Ruiten
pas
pas
pas
8.
i®/4 vaste slag
pas
pa,
pas
pas
9-
2vaste slag
pas
pas
pas
pas
IO.
I®/4 vaste slag
pas
pas
pas
pas
II.
3 vaste slagen
i Sans 1
i Sans
pas
pas
12.
37, vaste slag
i Harten
i Harten
l Harten
i Harten
In de spellen 3 en 5 is gebruik ge
maakt van de uitzondering om Sans
te mogen bieden zonder in alle kleu
ren te zijn gedekt, omdat geen kleur
kan worden troel' gemaakt en de aan
de vereisehte van een halve trek meer
dan noodig is voldaan.
Het antwoord van Jen partner.
Wanneer een openingsbod is ge
daan, waarmede dus te kennen wordt
gegeven, dat het vereisehte minimum
aantal vaste slagen zich in die hand
bevinden, vangt de taak van den
partner aan, hij moet, indien eenigs-
zins mogelijk, de verdeeling' van zijn
keurt kenbaar maken.
illioen variaties in de dertien
kaarten van den partner zijn mogelijk,
gelukkig is dit met zijn antwoord niet
het geval: le. Passen; 2e. Overgaan
naar een andere kleur; Be. Overgaan
naar Sans-Atout; 4e. Verhoogen van
dezelfde kleur; 5e. Doubleeren van het
bod van den tusschenzittenden speler.
We beginnen met de eerste 4 moge
lijkheden te bespreken, (de 5e komt
eerst later aan de beurt, en nemen
aan, dat de tusschenzittende speler
heeft gepast) terwijl de opening één in
een kleur is geweest.
De grondslag voor alle antwoorden
berust, evenals het openingsbod, op de
verdedigende waardeberekening; wordt
geopend op het minimum van 2
vaste slag, dan is het duidelijk, dat de
partner als steun minstens 1 /2 vaste
slag moet hebben, om tezamen de helft
van de 8, dus 4 vaste slagen te hebben.
Aangenomen kan worden, dat het
benalen van de 5 niet-vaste slagen in
dezelfde verhouding staat, als het be
halen van de vaste slagen, met de helft
van de vaste slagen kan dus ook wor
den gerekend op de helft van de niet-
vaste slagen, of 27-, maakt tezamen
met de 4 vaste slagen 61/,, hetgeen
zeggen wil, de kans om er 7, dus één
aan trek, te maken en die kans moet
worden benut.
Deze kans wordt des te grooter,
naarmate de steun in de geboden troef
kleur sterker zal zijn; als minimum in
de troefkleur wordt vereischt drie
stuks, waarbij de vrouw of hooger, of
vier stuks, indien de hoogste lager
dan de vrouw is. De hier genoemde
steun in troef is absoluut noodzakelijk,
de mogelijkheid bestaat toch, dat de
geboden kleur in de opening slechts
vier kaarten telt, zou de steun minder
dan drie troeven zijn, dan zou de
tegenpartij in dat geval méér troeven
hebben dan de spelers, en meestal het
spel verloren worden.
Voor het noemen van een andere
troefkleur als antwoord, wordt dezelfde
lengte er: kracht vereischt als voor
een opening in die kleur.
Ie. Passen als antwoord.
Wanneer de partner op een ope
ningsbod in een kleur past, dan geeft
hij hiermede dus te kennen: „Ik heb
minder d m i' vaste slag, kan niet in
de gebod leur steunen en heb zelf
ork ge om te bieden".
n na :s- ren andere kleur.
e x als antwoord
- noemen, indien ziju'
2e. Pv-,
De er
audere L'Ctö
kaarten aan de volgende minimum-
eischen voldoen:
a. tenminste 1'/., vaste slag;
b. de lengte en kracht in de te noe
men troefkleur als voor een opening.
Opmerking. Het noemen van een an
dere kleur door den partner, sluit
niet uit, dat voldoende steun in de
oorspronkelijke kleur aanwezig is, het
noemen van een nieuwe kleur opent de
mogelijkheid, de beste kleur uit te
zoeken.
3e. Overgaan naar sans-atout.
Het antwoord van den partner mag
alleen dan sans-atout zijn, indien hij
niet de vereisehte steun in de geboden
kleur heeft, zelf geen andere kleui-
troef kan maken, door niet voldoen
aan het minimum, en toch wel 1V2
vaste Slag heeft. Kan een andere
kleur worden geboden, dan moet dit
ook gebeuren!
Het aantal slagen, dat de partner
dan moet bieden in sans-atout, is uit
sluitend afhankelijk van het aaatal
vaste slagen, dat hij in handen heeft:
de te maken slagen met kleine kaarten
zijn reeds met het bieden van één in
de opening verrekend (tezamen 4 vaste
slagen, dus gerekend op drie niet-vaste
slagen.
ls de kaart van den partner dus
alleen geschikt om Sans te antwoorden,
dan moet dit als volgt:
Met l'/2 vaste slag, doch slchts één
kleur, passen.
Met 1V2 tot en met 2 vaste slagen, in
twee of meer kleuren, 1 sans.
Met méér dan 2, doch minder dan 3
vaste slagen, in meerdere kleuren,
2 sans.
Met 3 tot 4 vaste slagen in meerdere
kleuren, 3 sans.
Met ongeveer 472 vaste slag of meer,
hoe ook verdeeld, (er zijn ook Slam-
mogelijkheden aanwezig!), 4 sans!
Een volgenci maal over het verhoo
gen in dezelfde kleur.
N. D. S.
„Wat twintig gulden huur per
maand voor zulk een klein kamertje?"
riep de student verontwaardigd uit.
„Dan mag u toch voor dien prijs min
stens wel een tapijt op den grond leg
gen, en gordijnen voor het raam han
gen."
„Zeker," zei de hospita, „dat kan ik
doen, maar ik zal 't wel uit m'n hoofd
laten!"
„Waarom?"
„Vraagt u dat nog? Maar man, als
ik een tapijt op den grond leg en gor
dijnen voor het raam hang wordt de
kamer nog kleiner!"
RANGLIJST
HELDERSCHE
DAMCLUB.
Groep 1.
gesp. gew. rem.
verl. pnt.
J. Stoll 14
10
3
1
23
D. C. W. Rab 9
1
1
15
D. Dissel 10
5
3
2
13
A. J. José 11
6^
1
4
13
A. A. Bremer 11
5
2
- 4
12
S. Slort 13
5
2
6
12
J. O. Kossen 14
3
4
7
10
Joh. Bremer 13
3
3
7
9
L. Simonse 14
3
3
8
9
P. H. C. Groene-
meijer 13
0
6
6
Groep II.
P. J.Smolenaars 12
6
5
17
P. J. Arends 16
6
4
5
16
Jn. Bremer 11
5
5
1
15
0. Ottervanger 14
5
5
4
15
B. de Best 12
5
4
3
14
H. G. Fonteijn 14
6
2
6
14
A. J. Beezemer 15
5
3
7
13
P. Slort 14
3
5
6
11
W. Wieren 9
3
4
2
10
A. Bosman 17
3
5
9
11
J. Jagel 10
3
2
5
8
Groep
III.
J. Elzas 16
13
2
1
28
W. v. Brederode 16
9
4
3
22
O. G. J. Lokkers 13
9
2
2
20
C. Thomas 15
8
4
3
20
R. Dol 14
7
4
3
18
G. v. Roekei 18
i
3
8
17
M. v. Kalken 18
7
1
10
15
W. Dienaar 17
7
0
10
14
F. Leijtenaar 16
6
10
12
W. Slort 13
4
3
6
11
W. Volkers 18
3
1
14
7
H. Thijssen 14
O
0
12
4
De wedstrijd wordt
gehouden iederen
Donderdagavond van half 8 tot 11
uur.
in de bovenzaal van
iet Evangelisatie-
gebouw, Palmstraat.
De wedstrijden zijn ook toegankelijk
\uoi ïuel-ltdcii.
De oplossing van het probleem van Hume en Kipping is 1 Pa8. Er kan v„i
Tc8bc8: T of Ta8:, ba8: P. Twee aardige promotievarianten. Na Kd7 v 1
Tc7De oplossing van het probleem van Larsen is 1 Dg6, dreigend*n*!#1
Aardig is dan cl P, Pf3f of el P, Pe2+. Pc4 en Pe4 geven twee ^selfbW.u,
rianten: Pb5f en Pföf. Va'
A. Chicco,
le prijs Ned. Bond v. Probl. vr. 1932.
""•m ui
r';-, i*
/cfetv wfi,''--
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
"WitKei, Db8, Tc2 en c8, Ld5 en f8, Pb2 en c3, pi a3e7 en f4.
Zwart: Kc5, Tc7, Ld8, Ph6, pi b6 en f6.
De volgende partij is uit een onlangs gehouden Berlijnschen wedstrijd.
B. Koch.
c5
e6
Pc6
S. Rotenstein.
1. é4
2. Pi'3
3. De2
Een niet veel voorkomende speelwijze
4. g3 Pf6
5. Lg2 Le7
6. 0-0 0-0
7. d3 b6
Ook d5 kan, maar b6 is waarschijnlijk
beter.
8. Lf4 Lb7
9. Pbd2 a6
10. Tfel Tc8
11. c8 La6
Gebruikt de verkregen zwakte van do.
12. Tadl Dc7
13. eó Pd5
Wit zal met e5 slechts positienadeel
krijgen.
14. ed6: Pf4:
Na Lg5 was Lg5Pg5 en na ed6
Dd8 gevolgd.
15. gf4Dd6
Zoo wint zwart een pion.
16. Pfl Df4
Wit houdt liefst de d pion.
17. Pg3 Tfd8
18. Dc2 g6
19. Te3 Lf6
Ook Te4, Dc7 geeft geen aanval.
20. Tdel
21. h4
22. h5
23. hg6:
24. Tdl
25. Da4
Nu moet zwart winnen.
26. bB
27. c4
28. Pe5
29. Te5:
30. Kg2:
Steeds de zwakke dS
31. Te3
32. Pe4
33. f4
34. Pf2
35. Tal
36. Tdl
37. Pg4
38. Kg3
39. Tal
40. Ta7
41. Kf2
42. Ke3
43. Ke2
Lg7
Pg7
Lb5
hg6
Da4
La4
Lc6
Tc7
Le5
Lg2:
Tcd7
Pc6
Kg7
Pb4
Pa2
Pb 4
Th8
Td4
Pc6
Pe7
Pf5+
Pe3
Th3 f
Tf4
en wit gaf op.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER,
J~~DAMMEN. L
Eindspelstudie van C. Blankenaar,
Rotterdam.
Zwart 4, 9 en 26.
Wit 30 en dam op 17.
Zwart speelt en wit wint.
Probleem van W. B. Monsma,
Groningen.
1'w, *Wk
Zw.6, 8, 12/14, 17, 19, 20, 22, 30.
Wit: 11, 25, 32, 34, 37, 40/43, 49.
Wit speelt en wint.
Dit probleem is overgenomen uit
»Ons Damblad«, het orgaan van den
Ned. R.K. Dambond. De probleemru-
briek daarin maakt een verzorgden
indruk.
Oplossingen van vorige week:
Zwart: 11, 40, 45.
Wit: 22, 27 en dam op 28.
Zwart: 13, 16/19, 23, 25, 26, 29.
Wit27, 28, 32, 37/39, 43/45.
1. 16-21
2. 27X16 18—22
3. 37- "I 22X42
4. 16—11 26X28
5. 11X24 19X30
6. 43—38 42X33
7. 44X8 w.
De oude maarschalk Wrangel stond
voor Berlijn. Hij wilde met zijn troepen
de revolutionnaire onlusten befl»
gen. De burgerij van Stettin, zyn g
boorte- en woonplaats liet hem wet
dat als hij Berlijn binnenrukte zu
vrouw zou worden opgehangen.
Wrangel rukte Berlijn binnen.
Toen hij weldra naar Stettin terug
keerde en zijn vrouw gezond en
aantrof, zcide hij: Heb ik bet
gedacht. Je kunt geen staat maken uy
de Stettiners.