Beste jongens en meisjes! Daar heb ik van de week een fijne verrassing gehad, ik moest op een mid dag, waarop ik anders opgesloten zit op kantoor, naar 't Zand en omdat het zulk fijn weer was, ben ik op de fiets ge gaan. Je kan niet half beseffen wat een feest dat voor me was. Toen ik eenmaal buiten de stad- was, mei rondom de stilte en rust van de wijde landen, toen had ik wel door willen fietsen, de wereld rond. M'n hart zong van blijheid alle maal fijne versjes, 't Was ook zoo heer lijk, het stille glanzende water, met aan den kant het zaoht wuivende riet, het wijde polderlandschap in de zon en ver weg de duinen en hoog de hemel, met witte wolken, die als sneeuw waren door de zon. Als ik nu hier in het rumoer van de drukkerij er aan terugdenk, dan geniet ik nog van dezen fijnen lente- nrdd'ag. Ccrmaine Franken. Dat is fijn, Germaine, over drie weken vacantie, als het dan zulk feestelijk weer is als den laatsten tijd, dan ren je zonder hoed, met dansende lokken de blijde wereld in, haalt een paar maal diep adem en je jubelt: „Hoera, ik ben vrij." En als je dan, na een week, uitgehold en uitgestoeid ben, dan ga je met een hoofd, zoo frisch als het zee water, weer naar 5 "hooi en je leert met dubbel plezier. Alie v. d. Vliet. Nee, dat doe ik toch maar niet, die paar heel leelijke taalfouten uit je briefje in de krant zetten, Alie, maar ik was er haast voor in de verleiding gekomen. Ik ge loof ook vast, als je je niet zoo gehaast had en je briefje nog eens rustig had nagelezen, je ze zelf wel zou gezien hebben. Doe dat dus voortaan. Afgesproken, hè? Leny Hazebroek. Denk je dat ik daar om lach, Leny, dat jij weer ziek bent? Als het niet zoo dramatisch klonk ,zou ik je zeggen, dat ik er wel om huilen kan, want ik vind het heel naar als kinderen ziek zijn, omdat ik jullie zoo graag je spel gun en het mooie weer. Ik denk dat je wel gauw beter zal zijn, want als de zon zoo heerlijk schijnt, dan houd je het niet In bed uit. Let maar eens op. Joop Bonte. Als je veel van planten en bloe men houdt, Joop, dan zijn de „Donkere Dui nen waar je van de week heen geweest bent, wel een fijne plaats om te vertoeven. Heb je gezien, dat de dennen al zoo groot worden. Ze groeien jou al ver boven je hoofd, denk ik. Ik kan er nog net over heen kijken. Wim Kok. Dat was toch een verrassing, Wim, dat je Zaterdagmorgen vrij kreeg van school en al zeg je nu, dat je liever op school gebleven was, omdat het toch niet zulk mooi weer was, ik denk, als je in de klas gezeten had en de onderwijzer je voor de keus had gesteld om binnen te mogen blijven of naar buiten te gaan, dat je het laatste gekozen had. Want wat is er nu heerlijker dan de vrijheid? Gerrit Franse. Hoop doet leven, Gerrit, zoo als je weet en je moet dus blijven hopen, dat je nog eens een boek wint, want dat doe ik ook voor je en ik hoop nog eens op een Zater dag je naam bij het gelukkige viertal te kun nen zetten. Jaentje Wuljfele. Nu ken ik je, Jaentje. Ja, dat was ik daar achter het loket op kantoor en daar stond jij in de vestibule. Een klein verlegen meisje en ik denk toch, dat je buiten en thuis wel een heele massa praatjes hebt. Of vergis ik me? Frieda van Straaten. Dat snap ik niet, Frieda, hoe het nu mogelijk is, dat je versje er de vorige week niet ingekomen is. Ik ben in de vaste veronderstelling, dat ik het apart gehouden heb en aan den zetter gegeven, om te zetten. Ik denk, dat het op m'n bureau is zoek geraakt, tusschen andere copie. Volgende keer zal ik beter oppassen, hoor. Stientje Alexander. Had je 't Juttertje van Annie niet kunnen leenen, Stientje? Of had die het ook niet meer? 't Is eigenlijk zoo jam mer, dat je nu een keer mist, want daardoor verspeel je van de maand je kans op een prijs. Dedi de Vroome. Nu ben jij dus een klein moedertje over al je broertjes, Dedi, nu je moeder ziek is. Je zal wat te stellen hebben met zoo n stel rakkers. "Wil ik je eens een handje komen helpen? Maar je moet niet den ken dat zusjes minder ondeugend zijn dan broertjes. Mijn kleine Itapiet is een veel on deugender rakker dan Tjibbe. Ze krabt en ze knijpt hem vaak en het eenigste wat hij haar terugdoet is zijn vuistje eens tegen haar op steken, maar slaan zal hij haar nooit doen. Je ziet dus wel, dat zusjes ook niet alles is. Laurie Hagen. Je raadsels waren de vorige week fout, Lauri, de meneer die ze nagekeken heeft, had een streep achter je naam gezet en dat is het teeken dat ze niet goed zijn. Je zal ze dus verkeerd hebben overgeschreven dat weet ik natuurlijk niet. Ina Bocls. Dat is een reuze leuk idee, Ina. je weet wel, dat geheimpje tusschen ons tweeën, ik zeg er natuurlijk verder niets van, want stel je voor, dat ze het zouden lezen, nee, ik moet er gewoon niet aan denken, dan had ik alles verraden en was de aardigheid er af. Dus, mondje dicht, ik kan heusch goed ge heimen bewaren, al zeg ik het zelf, zooals de schooljongens dan beweren. Wat een fijne lange gezellige brief heb ik van je gehad. Nu, dag hoor, tot volgende week. Annie Jansen. Wat een gezellige maand is April voor jou, Annie. Eerst de grappen op den eersten, dan je verjaardag op den zeven den, dan die van je moeder een week later en Paschen op den zestienden en dan nog de lange dagen en het mooie weer. Er moesten zes April-maanden in het jaar zijn, vind jij ook niet? Ab Mulder. Er staat ook achter jouw naam een streep, Ab, er heeft dus iets aan je oplos sing gemankeerd. Jeen v. d. Wal. Morgen is er een jarige, Jeen, dan wordt je elf jaar en daarmee kom ik je vandaag gelukwenschen, dat is dus vast niet te laat. Ik hoop, dat je een prettige ver jaardag hebt, Jeen en dat dat nieuwe levens jaar dat je ingaat, heel zonnig voor je mag worden. Jan Goutier. Nu heb ik Zondag vergeten naar die duiven van jullie te kijken, Jan, ik dacht er aan toen ik weg was. Nu, volgenden keer maar. Henk Goutier. Nu is het schoolfeest al weer achter den rug, Henk, heb je hard „zakge- loopen" en „vergesprongen". Als ik die feesten georganiseerd had, had ik je vast ver laten springen terwijl je aan het zakloopen was. Wat fijn, dat je vader nu gauw thuis komt, hè? Corrie v. d. Veen. Wat een knappe teeke naar is dat broertje van jou, Corrie, ik heb z'n plaatjes bewonderd, hoor. Op de lagere school zat ik naast een jongen die zoo fijn teekenen kon, in een minimum van tijd teeken- de hij stoomende treinen, jagende ruiters, enz. Wij jongens vonden dat prachtig, dat kan je begrijpen. Tony Sinnige. Dat heb je knap gedaan, Tony, bijna heelemaal alleen dat aardige versje gemaakt en je raadsels. De goede hulp van je moeder heeft jou geleerd, daar mag je wel dankbaar voor zijn. Jenny Oost. Natuurlijk was jij die Jenny O., Henny, dat was weer zoo'n echt vervelende zetfout. Lido Thijssen. Dus jij bent van padvindster zangeres geworden, Lidi? Kan je de noten net zoo goed lezen als je het pad kon vinden? 't Is wat leuk om in een zangclubje te zijn en straks in een aardige operette mee te mogen spelen. Lieny v. Lopik. Goeiemorgen, dat is zeker een dikkerd, dat meisje bij jullie op school, dat honderd pond weegt, Lieny. En jij 68 pond. Dan ben ik zoowat precies honderd pond zwaarder dan jij. Wat een gewicht, hè? Maar ik ben misschien ook wel tweemaal zoo groot en driemaal zoo oud. Gretha Kroeders. Dat was vandaag het eerste raadsel dat jij inzondt, Gretha, en dit is dus het eerste briefje voor jou. Ik begrijp, dat je heel blij was, toen je vader pas uit Indië terug kwam en ook begrijp ik, dat je graag een fiets van hem wil hebben. Maar of zijn portemonnaie zoo dik is, ja, dat weet ik niet. Tini Stam. Nee, dat vind ik niet goed, Tini, dat je op een regenachtigen Zondagmorgen tot elf uur in je bed blijft liggen. Je moet het voor een gewoonte houden, weer of geen weer, op denzelfden tijd op te staan. Dan kan je toch beter beneden gaan lezen? Dat standje moest ik je even geven, hoor, Tini. Weet je, dat 's morgens vóór zes uur de zon al wak ker is? Nanny v. d. Zee. Ziezoo, nu weet ik het, je vader komt uit de West. Ja, dan komt hij van den zomer vast thuis en dan krijgt hij natuurlijk meteen een paar weken verlof en kan jij fijne fietstochten met hem maken. „Is dat even lollig zou m'n kleine jongen zeggen. Hij bedoelt dan leuk, zie je. Dina Wismeyer. Dat is een feestelijk ge zicht, Dina, die crocusjus in de tuinen en die sneeuwklokjes. Ze trekken zich niets van den guren winterwind aan en 't is alsof ze zeggen, waai ons maar om de ooren en blaas ons maar koud, maar de lente komt toch, want wij zijn de voorboden. Pa en Annie W. De rijmpjes van vandaag vind ik heel goed, dat van „een uitvinder" van de vorige week was minder geslaagd, ook wat het rijm betreft. Leest U zelf nog maar eens rustig na, dan moet u het zien. Barbara Toes. Natuurlijk kon jij Zondag geen raadsels oplossen. Stel je voor, als je moeder jarig is, dan heb je wel wat anders te doen, taartjes eten en limonade drinken en blij zijn den heelen dag en geen zorg van raadsels aan je hoofd. Sientje Nieuwdorp. Ja, dat was nu weer eens een Woensdagmiddag naar je hart, hè. Den heelen middag kon je op de fiets de nieuwe straten van onze stad doorrijden en dat zijn er heel wat. Je weet bijna geen weg meer in het nieuwe stadsgedeelte. Cobus Nieuwdorp. Ik zie jou zelf nog eens een voetbal worden, Cobus, zoo mal ben je er op. Of misschien wordt je ook wel een voet balveter, zoo mager, van het harde hollen. Nellie Nieuwdorp. Jij houdt meer van de bloemetjes, van de boomen en van de vogels dan van de voetbal van Cobus, merk ik wel, Nellie. Nu, ik heb m'n oogen ook wijd open als ik door het Julianapark rijd, hoor en ik zie het nieuwe leven ook overal en geniet er van. Beppie Al. Als ik jou net zoo goed kende als je vader, Beppie, nou, dan wist ik een heeleboel van je en dan kreeg je natuurlijk nog veel grootere brieven van me. Toch heb ik je eens een keer gezien, weet je dat nog? Toen je vader ziek was en ik een keer bij jullie was. Maar ik weet niet goed meer hoe je er uitziet. Agatha Koelemey. Ja, het waren de vorige week erg gemakkelijke raadsels, hè, dat schre ven bijna alle kinderen. Maar nu het zulk mooi weer wordt en de dagen zoo lang. nu wil ik ook graag, dat jullie niet zoolang naar de oplossingen behoeven te zoeken en dat je veel buiten kan spelen. Tini Wullems. Jij hadt je naam onder je op lossingen vergeten, Tini. Je kan zeker zelf niet begrijpen, dat je zoo dom geweest bent. Toch is het zoo. les en Kees Elout. Daar heb ik jou betrapt, Kees, in den winkel van de Kok, in de van Galenstraat, toen je Zaterdagmiddag zooveel praatjes had en zoo aan het stoeien was met je vriendjes. Jij dacht natuurlijk niet dat ik het was, maar ik heb wel gezien, dat jij een echte Hollandsche jongen bent en dat je weer spring levend was, na je ziekte. Jan v. d. Heide. Jij hebt zeker ook al een een voetbal-hart. Jan, dat je je raadsels op school vergeet, omdat je natuurlijk aan niets anders dacht dan aan dat rollende bruine ding. Martinus Langeveld, de Koog (T.)Dat is afgesproken, Martinus, als ik op Texel kom, dan kom ik een paard uitzoeken, voor een tocht langs het strand. Liefst een die niet te hard loopt, anders hobbel ik er vast af en word ik zandruiter. Jaren geleden heb ik eens op een paard gezeten en toen gaf een jongen het paard een tik, zoodat het begon te draven en ik danste van den eenen kant naar den anderen en dat was geen grapje. Corrie Smit. Dat spijt me, Corrie, dat ik je Zaterdag een teleurstelling heb bezorgd. Als ik dat geweten had, had ik het versje wel op genomen, hoor, want ik doe jullie veel te graag en genoegen en zie je niets liever dan met een blij gezicht. Hennie Hollander. Dat is ook wat, Hennie, dat ik jou Frida heb genoemd, maar het is misschien wel eens aardig om een anderen naam te hebben en vandaag heet je weer Hennie. Annie Kolster. Dit briefje is heelemaal voor jou alleen, Annie, 't komt van den kinder vriend, die het wat leuk vindt, dat hij er weer een nieuw vriendinnetje bij heeft, dat hij met een briefje blij kan maken. Rie Kolster. En dit is voor het zusje van Annie, waarvan ik ook zoo'n keurig briefje kreeg. Nu heb ik er dus weer twee zusjes bij, die natuurlijk veel van elkaar houden en veel voor elkaar over hebben. Dat behoort ten minste zoo te zijn. Is het ook zoo, Rie? Cootje Smit, Julianadorp. Dat is eigenlijk veel beter, Cootje, om de stekeltjes maar weer in de vaart te laten zwemmen, want daar heb ben ze de ruimte en in een aquarium is het toch altijd benauwd voor de beestjes. Rina v. d. Berg. Ja, natuurlijk moet je ook de briefjes inplakken, waarin je een standje krijgt, Rina, want als ik standjes uitdeel, dan doe ik dat alleen omdat ik van jullie houd en geloof dat het noodig is. Jij en Corrie hebben een leuk versje gemaakt, hoor. Trijntje en Corrie v. d. Vis. Oosterend (T.) Dus Trijntje is ziek, of eigenlijk ziek geweest, want nu ben je waarschijnlijk weer school ge weest en dan is de ziekte voorbij. Gelukkig!! Nelly v. d. Zee. Nee, Nelly, dat is niet waar, het heeft Zondag niet den heelen dag geregend, want s middags, na één uur, scheen de zon, dat is dus, goed gerekend, net een halve dag. Tinie Hibma. Dit is van de week het laatste briefje en dat is voor jou, Tinie, misschien krijg je de volgende week wel het eerste briefje, als je oplossingen bovenop liggen. Zie maar eens. Dag, hoor. KINDERVRIEND. CALIFORNIË 1933, GUUS BETLEM JR. Ter herinnering aan de bevingsramp van Maart aard. 1933. Een enke'e trilling.. en 't is weer gebe De aarde eenvoudig aan stukken gescherf Een grond, die gewoonweg vanéén w0rdt De lucht is vervuld slechts van kerme^!"' Gebouwen als torenszoo grootss Zooals z' in Amerika énkel verrijzT^'""' Ze wankelen.. schudden... en storten De wereld verpletterend onder hun steTn"' Een énkele schok, en de grondvesten trille Ze wringen en douwen en rennen door Wanhopig van angst om de stad te ver-^"' Maar overal is het hetzelfde beeld, a'tn| Het is.. of een kind.. met een blok kendoos speelt,. Baldadig de stukken tot torens ver- heven -, Moedwillig doet wankelen, trillen en heven..,, Tot alles, met kletterend blokkengeweld Door 'n maaiende kinderhand néér is geveld.,,, En wij hier op aarde, wij zijn maar aan 't vechten, De ééne voor dieen de ander dééz' rechten.,., In Duitschland wordt Hitier tot afgod verkoren, Wiens naam we per dag minstens twin tigmaal hooren..., In China, daar is het ook lang nog niet pluis, Daar slaan ze den boel nog maar altijd in gruis..,. En ook in ons land zijn we leelijk ver kouden, Dan wordt meneer Zus.... meneer Zoo weer de man, Die alles belooft en die alles ook kan! Dan zijn er weer tientallen, honderden menschen, Waarvoor men geen betere immer kon wenschen, Dan hebben ze allen weer zéóóó'n hooge borst, En ieder mensch in z'n soort is weer een vorst! We voelen ons stijgen.... we voelen ons rijzen, Vv'e voelen ons groot.... als daarginds die paleizen... Maar.... 'n énkele trilling, die doet ons weer blijken, Voor wat hier op aarde, de mensch nog moet wijken..., Een énkele schok, als een duid'lijke hóón.... En.... néér stort de Mensch van z'n Statigen Troon!! LENTE. De winter is nu heen gegaan, Met sneeuw en ijs is 't gedaan. De lente is gekomen, De knopjes van de boomen, Die komen nu al uit, De vogeltjes die, zingen luid. Het gras begint te groeien, De crocusjes, die bloeien. WOUTER. Kijk die Wouter daar eens loopen, Kijk die Wouter daar eens gaan, Wouter, is zooals gewoonlijk Weer te laat uit bed gestaan. En de meester zei hem gister, Kom je morgen weer te laat, Dan, kan ik je nu al zeggen Dat je iets te wachten staat. Daarom had hij hard geloopen, Maar hij kwam toch nog te laa Bovenmeester liet hem binnen En de klas zong in de maat. Luilak, luilak, luilak, luilak, Wouter, luilak die je bent, Luilak, luilak, luilak, luilak, Wouter luilak is present. Wouter schaamde zich geweldig, Had aan deze les genoeg, Nooit kwam hij te laat uit bed meer Nu, soms wel een uur te vroeg. Pa *n Annie

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 16