-BRIEVEN UIT INDIE.
ks Zijn zwerversnatuur, ondanks
laatste jaren wonen in Bergen, be-
- naar geboorte ook met üart en
Boekenweek.
ian massale huldigingen van let-
■'jH kunstenaars, al dan niet
middel
do°' en plaatsen van gedenk-
r oive naiU sCk"^ *-
|Jel Amsterdammer.
kundige kunstenaars, al dan niet
nr middel van het oprichten van mo
menten en plaatsen van gedenk-
wenen bezondigen we ons overigens
r,jet al te zeer. Dergelijke huldigingen
be«
aren «e voor buitenlandsche film-
Verren, die wel zoo goed zijn zoo nu
n dan onze stad op een reclame-reisje
e" te doen. Veel belangstelling voor
n/e eigen litteratuur, die zich toch in
°"le opzichten met het beste wat an-
v'e landen op dit gebied voorbrengen
dere
meten, heeft bij ons de massa
lia" '"]ie instelling van een boeken-
<ie" boekhandelaren en anderen veel
®p!ic die we zoo juist weer achter
rug hebben en waar de hoofdstad
IliGJ. ---» "u"",uub
voorden van onzen eersten burger dr.
jp Vlugt aan te halen, die in een aanbe-
f i TrA/vyi rlniA mnrtl-
van werd gemaakt, is bedoeld
nm hierin verbetering te brengen. Men
hopen dat ook deze week ons
"eer een stuk verder in de richting
aii het goede doel gebracht heeft,
pok hier kan men, met instemming de
de
uv lus-
velend woord voor deze week o.m.
Jeide- „Niet, weinig of slecht lezen
maakt den mensch arm (Vooral het
niet lezen van de eigen litteratuur,
had hij er bij kunnen zeggen.) Daarom
ran er niet genoeg op gehamerd wor
den, dat goed, rustig lezen, met ge
concentreerde aandacht, noodig is 0111
ons waarlijk mensch te doen zijn
jen van de interessantste programma
punten van deze boekenweek was on
getwijfeld de tentoonstelling, inge
richt over de drooglegging der Zui
derzee in de boekenafdeeling van de
Bijenkorf, de eerste op dit gebied in
de hoofdstad, die tot Stand kwam met
behulp van de Zuiderzeevereeniging
en de directie van den Wieringermeer-
polder.
Crisis-collecte.
De burgemeester heeft het de laat
ste dagen, kan men zeggen, wel druk
gehad met het ten overstaan van het
publiek uitspreken van aanbevelende
woorden voor goede doelen. Zoo had
hjj enkele dagen tevoren ook nog der
gelijke woorden per radio gesproken
ten behoeve van de collecte voor het
Crisiscomité Amsterdam, een collecte
waarvoor duizende collectanten zich
hebben ingespannen, waarvoor de Zil
vertram rondreed, het politiemuziek-
korps op den Dam er stevig op los blies,
vele cabaret-artisten in diverse rafé's
en restaurants nummertjes ten beste
gaven, enz., enz. De resultaten waren
verblijdend: niet minder dan een goede
30.000 werd bijeen gebracht.
Een meevaller.
Niet alleen ons Crisiscomité kan in
deze eerste lentedagen van een finan-
cieele meevaller, ook de gemeente als
zoodanig en in haar geheel kan dat
doen. Het loslaten van den gouden
standaard in Engeland heeft ons name
lijk een aardig voordeeltje opgeleverd
dat niet alleen de ergste crisis-slacht
offers, maar ons allen belastingbeta
lers, ten goede zal komen. Wethouder
Polak, die als beheerder der gemeente
lijke kas ook volgens zijn tegenstan
ders dikwijls handige bankiers-talen
ten ten toon spreidt, heeft namelijk, in
verband met de bekende uitstaande
pondenleening der gemeente, kans ge
zien. teneinde de winst die uit de daling
1 van de pondenkoers voortvloeit vast te
leggen, een overeenkomst met „derden'
te sluiten, die, tegen een zekere risico-
Premie de leening van de gemeente
overneemt. Eigenlijk mocht de leening
waar het hier om gaat pas in October
1935 worden afgelost; maar, met dat
voordeeltje van ongeveer een zeven
millioen voor het grijpen voor oogen.
Sof de Raad op 's wethouders voorstel
aanstonds verlof om tot vervroegde af
lossing over te gaan.
Toestand der werkloozen.
Financieele voordeelen hebben wij
m deze tijden nog steeds hard noodig.
aar deze ons alleen maar eens een
"kele keer op zulk een directe wijze
a„ 1 s.choot'vallen als bij deze pon-
""'ccnings-zaak, peinzen velen er
er hoe er langs een meer indirec-
an en moeizamer weg iets kan bereikt
is°a -en ^er aanbevolen middelen
laarbij ook nog steeds „verlaging
aen steun". Wil men eenige hou-
<1p' hen bij het beantwoorden van
vra Ds weer °P tapijt komende
rip?8: „Kan die steun nu werkelijk
men 7ati_ Xerlaagd worden?" dan zal
m a loch in de allereerste plaats over
srhn tPositi.eve gegevens moeten be
leven d'e een beteren kijk op de
somstandighedea U*u.' weririoozen
dan thans het geval is. Met het oog op
het verzamelen van dergelijke gege
vens, die men elders, b.v. in Den Haag
reeds wel bezit, nam de Raad met
groote meerderheid het voorstel-Mok
aan, luidende: „De Raad besiuit B en
W. uit te noodigen, mede in samenwer
king met de vak-centrales en andere
daarvoor in aanmerking komende in
stellingen, een onderzoek op beperkte
schaal te doen instellen naar den toe
stand van ondersteunde werkloozen
en zoo mogelijk van andere daarmede
gelijk te stellen personen en hun ge
zinnen."
K.L.M. staking?
Zal het ook moeten komen tot een
onderzoek naar de levensomstandig
heden (hier dan niet zoozeer in de eer
ste plaats de financieele omstandig
heden, maar wel de omstandigheden
van „behandeling" in het algemeen)
van de K.L.M.-piloten? Het ziet er,
met hun aangekondigde staking voor
oogen, wel naar uit. Hun grootste grief
schijnt te zijn dat zij als „onderofficie
ren behandeld worden en niet als
„verantwoordelijke gezagvoerders"
wat zij toch in feite zijn. Het zou
overigens wel jammer zijn, als in een
van de weinige bedrijven die in dezen
Uid geen achteruitgang, maar zelfs een
niet geringen vooruitgang in zaken
vertoonen, door een staking een kink
in den kabel kwam. Zoo juist werden
de vervoercijfers voor onze luchthaven
•Schiphol over het eerste kwartaal van
bet loopende kwartaal bekend en daar
uit blijkt, dat de vooruitgang zich blijft
voortzetten. Het passagiersvervoer ver
toont wederom een sterke stijging:
eerste kwartaal f932: 1331 tegen 'eerste
kwartaal 1933: 3111, wat een ver
meerdering is van niet minder dan
133 Ook het goederenvervoer
steeg aanzienlijk. Hier zijn de cijfers
157.000 kg (eerste kwartaal 1932) tegen
289.600 kg (eerste kwartaal 1933) of
80 meer. Ook het postvervoer gaat
in stijgende lijn; hierbij is de vermeer
dering 80
„Van „alles" bedenken..."
De meeste andere bedrijven moeten
in deze tijden „van alles bedenken"
om niet eens een stijgende lijn, maar
een horizontale lijn in hun inkomsten-
cijfers te handhaven, m.a.w. niet al te
zeer achteruit te boeren. Zelfs onze
groote bioscopen, die toch zeker nog
niet de zwaarst getroffenen zijn,
moeten aan dit van alles bedenken
meedoen. Zoo bedacht thans Tuschins-
k.y een nieuwe attractie ter bevorde
ring van den verkoop van zijn „zomer-
kaarten". Wie aan de cassa op bepaal
de dagen en uren deze kaarten kwam
koopen werd vriendelijk in de hal bin
nen genood en werd er „gratis" wel
gedaan met stukken van een reuzen
„Oostersche" taart, van acht „verdie
pingen" hoog die, tot de zoldering rei
kend in het licht van veelkleurige
schijnwerpers stond opgesteld, met
kopjes koffie met of zonder room,
met sigaretten, bonbons, en wat dies
meer zij.
En ook het „Lido" aan het Leidsche
plein het nieuwe café-restaurant dat
eerstdaags geopend wordt, zal zeker
voor nieuwe attracties weten zorg te
dragen, waar de „uitgaande wereld"
van Amsterdam nieuwsgierig naar is.
De naam Lido, die in Parijs be
hoort bij een uiterst modaine thee ge
legenheid, waar men temidden van een
weelderig zwembassin, waarin de gas
ten, tusschen hun eerste en tweede
kopje even tewater kunnen gaan, doet
de verwachting hoog spannen! Te
hoog spannen waarschijnlijk! Want
nu zelfs het toch al aan duizend banden
liggende dansen in publieke plaatsen
van samenkomst met 't verscherpte ver
bod nog steviger binnen de perken
wordt terugedrongen dan het reeds
was, kan men moeilijk op deze, uit
het Parijsche Lido te importeeren
mondaine waterballet-attracties reke
nen
Hij: „Hoera, de wind is gedraaid!"
Zij: „Is dat nou een reden om ho^r*.
te roepen?"
Hij: „Ja natuurlijk, liefste, nou krijg
je toch de verandering van lucht, die
de dokter je heeft voorgeschreven!"
VERWACHTING EN VERVULLING
Met duizend masten kiest de
jongeling zee;
Stil, op een geredde boot, komt
de grijsaard de haven in.
Fricdrich von Schiller.
Aan den oever van den Oceaan des
levens staat de jongeman en in zijn
geest ziet hij duizenderlei mogelijk
heden, 0111 111 het leven te slagen. Met
duizend schepen kiest hij de baren van
de zee, die hem noch door onstuimig
heid noch door uitgestrektheid af
schrikt. Hij tintelt van verlangen, om
op de schuimkoppige golven te worste
len met de elementen; in zich gevoelt
hij het verlangen om te slagen; hij
weet zoo goed als zeker, dat hij sla
gen zal
Aan de eindelooze levenszee staat
een gekromde grijsaard, die met licht-
looze, matte oogen rustig staart naai
den einder. Zijn zwerftochten over den
Oceaan des levens zijn afgeloopen en
op de ééne boot, die hij nog mocht red
den van de duizend zeilen, waarmee
hij de levensreis aanvaardde, is hij nog
veilig de haven binnengeloopen. Er
ligt weemoed in zijn blik, wanneer hij
terugziet op de levensreis, waarop hij
zooveel schepen heeft moeten achter
laten, die niet bestand bleken tegen de
Ievensstormen die hem hebben om-
loeid
Zóó is het leven. De idealen der
jeugd zijn verdwenen: één voor één
zijn zij gevallen onder de mokerslagen,
die de levensomstandigheden erop ge
beukt hebben en ten slotte zijn er nog
slechts enkele overgebleven. En dat is
heel natuurlijk en goed, want de jeugd
moét veel idealen koesteren, de jeugd
inoèt veel aandurven cn willen onder
nemen, anders blijft er voor de grijs
heid heelemaal niets meer over ten
slotte. Hoe meer schepen de jonge man
ziet vergaan, hoe meer hij leert wat
het leven is en als hij aan het eind van
zijn dagen één enkel schip behouden
in de haven voert, dan kan hij tevre
den zijn. want wie in de vele plannen,
die hij heeft gemaakt gedurende zijn
leven bevredigende werkzaamheid
heeft gevonden en er in geslaagd is
er één goed en met succes te verwe
zenlijken, heeft niet tevergeefs ge
leefd en heeft zijn plicht als mensch
gedaan.
„En groote dingen gewild te hebben,
is voldoende", zegt Vergilius.
Dr. JOS. DE COCK.
(Nadruk verboden).
„Ja, mijn waarde, ik geloof positief
in zielsverhuizing. Ik bijvoorbeeld ben
beslist eenmaal een ezel geweest".
„Och kom! wanneer zou dat dan ge
weest moeten zijn?"
„Nou, dat was toen ik jou die hon
derd pop heb geleend!"
(„Vart Hem").
15 April 1933.
Beste kerel.
Alhoewel onze geregelde correspon
dentie tegenwoordig weer per gewone
mail gaat, meen ik toch ditmaal per
luchtpost te moeten schrijven, aange
zien in de afgeloopen week te Soerabaia
de eerste zitting der zeekrijgsraad heeft
plaats gevonden en onder voorzitter
schap van onzen vroegeren eerste offi
cier op het „Gesticht", de overste Dor
ren, de berechting plaats vond van de
eerste vier delinquenten der muiterij.
Een en ander bracht tevens de persge
moederen weer in beweging en dies is
er zeker weer aanleiding en stof ge
noeg voor een lucht-epistel. Alhoewel
per Aneta je „im groszen Ganzen" wel
bekend zal zijn hoe alles verliep, zoo zal
ik de uitgebreide verslagen toch nog
voor de „Heldersohe Courant" inslui
ten, terwijl ik voor jou een kort résumé
met mijn bescheiden visie op het geval
zal geven. De in Den Helder wel be
kende figuur (vooral ook bij rijbewijs
halende autorijders) Mr. van Driel, was
evenals zijne weledelgestrenge dat in de
Jutterij was, wederom fiscaal. Dit leek
me nu niet bepaald een gemakkelijke
taak, omdat tenslotte de geheele Neder-
landsche en Nederlandsch-Indische pers
staat te kijken wat of er gebeuren gaat.
De voorzitter sprak den geheelen
raad toe, omdat het hier een massa
proces goldt en tot Mr. van Driel richt
te zijne hoogedelgestrenge zich in het
bijzonder. „Op u drukt een groote om
vang van werkzaamheden en een groote
verantwoordelijkheid, ik vertrouw er
echter op, dat de raad op uw gedegen
requisitatoren zal kunnen steunen en
daarop een beslissing zal kunnen
nemen.
Nu, de beslissingen ziin gevallen en
weken niet zoo heel veel af van den
eisch. Slechts in één geval, waar de
fiscaal ontslag uit den zeedienst eischte,
werd niet dienovereenkomstig uitge
sproken. Het goldt hier de eerste vier
gevallen, één gepleegd aan boord van
een mijnenveger en drie bij den dienst
der conservatie (kruiserkade) of „con
signatie", zooals beide groote Soera-
bajaansche couranten het „welinge
licht" noemden. Een tjveed'e persoon,
die daar in de rechtzaal geen gemakke
lijke taak had, was de verdediger, de
officier van administratie Duyverman,
Ik schreef je daar al eens eerder over,
de animo om als verdediger op te tre
den is in ons korps nooit zoo erg ge
weest en nu zal hii wel heel gering ge
weest zijn. Het is mijns iöziens dan oek
zeer te loven, dat zijn weledelgestrenge
zich hiervoor beschikbaar stelde, ja, en
wat nog prettiger aandoet, dat hij blij
kens den aanvang van zijn pleidooi dit
bovendien uit ideëele overwegingen
deed. Het moet dan ook een zekere vol
doening voor hem geweest zijn een
dedinquent voor ontslag en dat be-
teekent in dezen tijd terug geworpen te
worden met een rood paspoort in het
leger der werkloozen te hebben be
hoed, terwijl hij van de straf der andere
drie allemaal wat afkreeg. De verdedi
ger begon zijn rede met een aanklacht
tegen de pers, die hier in Indië, ik
schreef er reeds herhaalde malen ge-
ergerd over, de navy behoorlijk afge
tuigd heeft. Het S. H. klom dan ook
direct in de pen en ook de Indische
courant, die lang zoo heftig niet is,
schreef: „de pers is alweer schuldig..."
Dat het betoog van dezen toch nog
betrekkelijk jeugdigen secretaris goed
in elkaar zat, moge blijken uit het feit,
dat hij desondanks een goede pers had
en reken maar, dat men hier in de oost
behoorlijk naar dit pleidooi zat uit te
kijken.
Om in het kort nog een paar punten
te noemen uit des pleitersbetoog, Z.W.
E.G. wees den raad er op dat hier geen
kwestie van principieel dienstwei-
geren was, en dat ook tijdens het onder
zoek naar voren was gekomen dat velen
zich hadden laten meesieepen. Hos
hier soms gedacht was aan een demon
stratie, ja, een der beklaagden had zich
zelf verdedigd met de woorden: „Hos
meer menschen er aan de dienstweige
ring zouden meedoen, hoe lichter de
straf en hoe meer kans op het niet door
gaan der tractementsverlaging". Hier
uit blijkt toch wel, Jan, dat men met
een vrij kinderlijke psyche te doen had.
In het „Soerabajaansch Handelsblad"
vernam ik, dat uit de correspondentie
gebleken was hoe ouders zeer onder den
indruk waren, dat hun zoons hadden
meegedaan, ja, een vader scheen aan
zijn zoon geschreven te hebben, dat hij
hem liever onder de gesneuvelde mui
ters had gezien dan nu bij de overle
vende gevangenen.
Tot slot, beste vriend, nog een vol
komen onbegrijpelijke tirade uit het
laatstgenoemde blad, dato 11 April '33:
„Het zal aan een ieder opgevallen
zijn, hoe groot het aantal zeer jonge
officieren was, dat te Olehleh aan boord
gebleven was. Dit schijnt geen toeval
geweest te ziin."
Jan, tot kijk maar weer.