KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA Qns kinderverhaal. pe prinses en de beer. f pts opgestapeld. RAADSELS. Een sprookje. door ELISE MARTIN. j, „1 didit bij het slot van den koning n een groot bosch; het was zóó t dat niemand wist, waar het ein- ?r°was. tn verder in het bosch waren h wegen noch paadjes te bespeu- De prinses was gewend iederén in l'aar g°uden koets uit te rijden, f nam steeds denzelfden weg: vanaf ft slotplein over de brug. die over de ote rivier leidde, naar de stad Alle nschen van die stad hielden veel va"el voor de armen meebracht, zoo- kheele manden vol eten, groote pak- met kleeren en bovendien nog een ..«lr rtf A1 ri 1 1 O O H O/j O A 1 n V\ nnn Mijn grootste plezier", zei dan de .•'„ses. „is iets voor de arme ongeluk je mènschen te kunnen doen". Als zii dit zei' vulden zich altijd haar iióiiwe'oogen met tranen, want ze was S heel ongelukkig. „Die mag je van mij onder de armen uitdeelen Haar moeder was namelijk gestorven en haar vader was hertrouwd, maar de nieuwe koningin haatte de mooie prin ses en dacht er den ganschen dag over hoe van haar af te komen. Op zekeren avond droeg de koningin een lange donkere mantel om zich heen en sloop door een achterpoort van het slot naar buiten. Eerst den volgenden dag kwam ze terug en niemand wist, waar de koningin geweest was. Ze had haar zuster bezocht, die koningin was van de roovers en die diep in het bosch woonde. „Als je mijn stiefdochter kunt ont voeren", had de booze koningin ge- zeg, „en als de roovers haar willen doo- den, mogen ze al haar sieraden en schatten verdeelen en jy krijgt een groote soni gelds, zoodra ik hoor, dat ze werkelyk dood is". De koningin der roovers had ge- .achen en gezegd: „We zullen haar wel ontvoeren, maar als ze werkelijk zoo mooi is, als de menschen zeggen dan zou zy met m'n oudsten zoon kunnen trouwen. Je zou je dan nooit meer kun nen ergeren, want ze zou hier in het bosch blijven en ze zou er nooit meer uit kunnen komen, want het bosch wemelt van wilde beesten". Den volgenden dag reed de prinses zooals gewoonlijk in Tiaar koets weg. Haar stiefmoeder had haar een grooten zak vol geld meegegeven en nog een kist vol juweelen en ze had daarbij ge- Zcgd: „Dit mag jij meenemen, om on der de armen uit te deelen van mij!" De prinses was zeer verheugd over deze kostbare geschenken; maar hoe schrok zij, toen de koets plotseling een zijweg insloeg! In vliegende vaart ging de rit het bosch in. „Keer onmiddellijk terug! Dit is de verkeerde weg, zoo komen we naar de roovers!" riep de prinses. Het arme meisje kon niet vermoe den, dat ze al in de handen van de roovers was gevallen; een paar van hen hadden zich verkleedt als koetsier en palfrenier en nu ging het in volle vaart naar het rooverskasteel. Daar moest nu de arme prinses blijven en de koningin der roovers zei: „Jij moet met mijn oud sten zoon trouwen en koningin worden van alle roovers!" „Ik wil niet met een roover trouwen!" zei de prinses, „laat me toch weer naar huis gaan Ze was er zóó zeker van, dat de prin ses het rooverskasteel niet durfde ver laten. dat ze haar niet liet bewaken. En dat was ook niet noodig, want de hongerige wolven huilden en de beeren bromden iederen dag en nacht voor het kasteel. Vooral een heel groote beer, die geregeld iederen dag aan de poort van het kasteel kwam, bromde dat hooren en zien verging. De prin ses had medelijden met hem en wierp hem brood toe uit haar raam, begee- rig at het uitgehongerde beest het op. Toen kwam de dag dat de koningin der roovers tegen haar zei: „Morgen komt mijn zoon en dan gaan wij brui loft vieren". De prinses werd wit van schrik, want ze was nog banger voor de roo vers dan voor de wilde beesten. En toen 's avonds allen in het kasteel druk bezig waren met de voorbereiding der bruiloft, sloop de prinses naar buiten en liep het bosch in. De groote beer kwam dadelijk -naar haar toe en bromde zóó vriendelijk, dat de prinses in het geheel niet bang was en volgde. De beer leidde haar door het bosch en beschermde haar tegen alle geva ren. Hij gaf haar noten en bessen te eten en zocht frisch bronwater voor haar om te drinken. Na drie dagen kwamen zij aan den rand van het bosch en de prinses kon het kasteel van haar vader al zien. Intusschen hadden de roovers haar gezocht maar niet gevonden en die dachten dat ze allang door de wilde beesten opgegeten was. „O, jij goede beer, jij hebt mij ge red!" riep ze in verrukking uit, „ik houd veel van je!" Ze sloeg haar armen om zijn dikken nek en kuste hem. Plotseling verander de de beer in 'n mooien prins, die zich teeder over haar heenboog en zei: „Jij hebt me uit mijn betoovering verlost! Je booze stiefmoeder was er de schuld van, dat jij in handen van de roovers viel en ook dat ik in 'n beer veranderd werd en ik moest een beer blijven, totdat er een prinses kwam die zooveel van me hield, dat ze me wilde kussen! Dat hebt jij nu gedaan. Laten we nu probeeren je booze stiefmoeder te verdrijven van het slot!" vluchtte de booze koningin het bosch in Ze gingen samen het slot binnen en toen de stiefmoeder ze beiden zag aan komen, werd ze zóó bang, dat ze het bosch in vluchtte naar haar zuster en de roovers. De prinses vierde nu bruiloft met den prins. Daarna beval ze alle solda ten van het land de roovers te vangen. Zoo werd het land van alle roovers be vrijd. En ze leefden nog lang en ge lukkig (Nadruk verboden). We moeten dus leeren vooral met twee woorden te spreken, zei de juf frouw. Jan, als je moeder je roept, om naar bed te gaan bijvoorbeeld, wat zeg je dan? Niets juffrouw, want dan hoor ik niets! Plet durft! Piet en zijn vriendje Kees bezochten eens een circusvoorstelling! Daar za gen ze, hoe een leeuwentemster in het hok ging en een grooten leeuw een klontje suiker van haar hand liet eten. „Dat durf ik ook wel", riep Piet. „Wat een praats", spotte Kees... „Pra4ats?" vond Piet, „waarom zou ik niet net zoo goed durven als de leeuw?" Merkwaardige 'zuinigheid. Maar jongen, wat een verkwisting! Wie neemt er nu koek en jam op één boterham? Weineen moes, het is juist zuinig heid, want ik heb nu maar één sneedje brood noodig en proef toch beide!" I. Majesteit. II. Magdalena. Edam; nagel; dal; lang. III. Caramel. IV. 's-Gravenhage. regge; Hans; hars; varen. V. Purmerend. Goede oplossingen ontvangen van: Mientje B., Alb. B., Germ. F., André G., Lidi T., Nel van D„ Maartje S., Annie J., Ina B., Johan B., Tini W., Gr. B., Rietje W., D. de V., Jaap v. d. V., J. G., Dina W., Henk G., Annie V. d. B., Tony S., Mag. L., Jac. L., Beppie A., Tini H., Nan. v. d. Z., Nel v. d. Z., Tini S., F. Z., Rein D., G. M., Stientje A„ Liesje de V., Fem. v. d. W„ Geertje P„ Nellie K„ Antje v. d. W„ Treintje v. d. W., Mona T., Annie T., Nancy IL, C. L„ J. L., Marie G„ Harm L., Jannie v. d. Z., Truus B„ Hernia v. R., E. K., Ada B„ Tr. A., Jeen v. d. W., Joop O., Ati v. S., Gerard B., Jo B., Mart. K, Jaap en K. K., Sientje N., Jac. N., Nel N., Maria B., Geertr. en Ipie M„ Betsie G., Mart. B., Lieny v. L„ Henk A., Hetty v. A., Emma J„ Corrie J., Corrie S., J. Zw., Lena O., Jan L., Annie O., Jeantje F., Toon T„ Teetje B., Bertus B., Eva R., Joop K., Marretje v. R., Steef v. A., Jannetje R., Jan W. L., Ruurtje R„ Joop v. B., Jenny O., Wil lem K., Jacob L., Netty L. Nieuwe raadsels: I. Vijf kinderen, Rie, Jopie, Sjoerd, Elly en Piet droegen op Koninginne dag een Als je hun namen in de goede volg orde onder elkaar zet, zeggen de eerste letters van boven naar beneden, wat zij droegen. II. Schrijf op: een familielid, een mede klinker, een voorzetsel en een bewoner van Europa. Dan verkrijg je een zee soldaat. III. ma een schreit] be j kan dat ren zaam j dacht ja van men J uur heid on ken Vorm van bovenstaande lettergrepen een bekend spreekwoord. IV. Met p ben ik een vaas, met s een sukkel, met m moeilijk begaanbaar en met pr een vod 1 Wat ben ik door G. Th ROTMAN oP Pok volgende dagen kwam er bericht van tante Ophelia, zelfs Pnta onnoozele ansichtkaart. „We tein n er nie^ meer over!" zeide kapi- Wan'fw moeite een traan inslikkend, gon o hdpt toch niets". En hij be- aan een nieuw bootje, en toen dat dagen later klaar was, werd er- P den trein gezet en trokken ze w naar Zuidztnde. 18. Onder groote belangstelling van badgasten en pootjesbaders werd liet bootje daar in zee gezet. De kapitein laadde de raketten, en, nadat het drie tal er in plaatsgenomen had, duwde hij het eerst een flink eind van het strand af. „Eerst moeten we naar En geland!." zei hij, „nou jongens, daar góat-ie; hou je vast!" 19. Boem! Een geweldige knal volg de, waarvoor de badgasten in de verte verschrikt op de vlucht sloegen. Het bootje schoot als een wild geworden paling vooruit. „Als het zoo doorgaat", schreeuwde de kapitein na een kwar tier, heelemaal buiten adem, „schieten we binnen tien minuten den mond van de Theems binnen!" 20. En zoowaar, ze schoten een mond binnen, alleen niet van de Theems, maar van een grooten walvisch. die juist zijn kop boven water stak om een luchtje te scheppen. „Au!" dacht de walvisch zeggen kan hij 't niet want het bootje vloog precies tegen zijn derden amandel. „Mooie toe stand!" gromde de kapitein, zich ach ter z'n ooren krabbend.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 21