In den nacht.
Beste jongens en meisjes!
Nu is de tijd weer gekomen dat jul
lie briefjes mijn barometer zijn. Veel
briefjes, slecht weer; weinig briefjes,
prachtig weer. Tusschen die twee in,
bewolkte lucht, met kans op regen en
als er heelemaal geen briefjes zijn, dan
is het gloeiend heet geweest, 80 gr. in
de schaduw b.v. Vorige week, met dat
slechte weer waren er meer dan hon
derd deelnemers aan de raadsels en lag
er een stapel briefjes en van de week,
nu er veel zon is geweest en de zomer
tijd voor lange avonden zorgt, nu zijn
er weer minder dan honderd vriendjes
en vriendinnetjes en de stapel briefjes
is belangrijk gedund. En zoo gaat het
op en neer, tot we straks de „groote-
vacantie" krijgen. Twee maanden lang.
Je zal zien, ze staat zoo voor de deur,
nog maar zes weken.
Het boek is deze week gewonnen
door
Geertje Putting, Brouwerstraat.
Denk er om, Geertje, dat je het van
middag voor 5 uur haalt, anders vindt
je het kantoor gesloten. Ik denk trou
wens dat je wel niet zoo lang zal wach
ten, maar dat je misschien om twee
uur al present bent. Nu, dat mag ook,
hoor.
We hebben een fijn boek voor je, Geertje!
Je mag kiezen, maar ik voor mij weet niet
wat het mooiste is. Want zic-je, de juf
frouw uit de Leeszaal heeft het voor ons
uitgezocht. Nou, en die weet het, hoor!
Jelle Kramer. Daar sta je nti bovenaan
in ,,'t Juttertjc Jelle, nummer één, dat vind
je natuurlijk leuk, ook al omdat je voor het
eerst meedoet, en nu vond je den eersten keer
al direct een zetfout in de raadsels, 't was
gelukkig een klein foutje, zoodat je het raad-
cel evengoed kon oplossen. Zeg, Jelle, ik
zwem nog niet, hoor, 't water prikt me nog
te veel, dan kan ik net zoo goed door m'n
kleine jongen spelden in m'n arm laten
steken, dat is precies hetzelfde gevoel en dan
kan ik lekker bij de kachel blijven. Maar over
een paar wekenplons, dan-val ik er
weer in.
Joop van Bommel. Ik hoop voor jou,
Joop, dat je nog eens zoo'n dik boek wint,
dat ie met een kruiwagen naar kantoor moet
komen, om het thuis te brengen. Of ben je
sterk? Heb je spierballen van staaldraad en
beenen van gietijzer? Jammer, dat die kapi
tein Klakkebos nu ook in de „Rotterdam
mer" gekropen is, hè?
Roel Volmer. Zeg, Roel, als die bulten
waarop jij die molen geteekend had, heuvels
waren, dan geloof ik toch dat je je vergist
hebt. W ant ze zetten toch nooit een water
molen op heuvels?
Cor Kramer. Nee Cor, dat verhaaltje
van kapitein Klakkebos heb ik niet geschreven
hoor. 't Is een lollig verhaaltje, hè, en ik
denk dat jij met je zes broertjes en zusjes
ook wel eens zoo'n reis in een walvischmond
mee zouden willen maken.
Agnes de Boer. Ik heb .jouw briefje er
"ok bij gerikketikt, Agnes. Stel je voor, dat
je voor het eerst meedoet, zooals jij, en dat
je dan zoo je best gedaan hebt met een briefje
en een versje en dat je geen briefje zou vin
den. Dat zou even een teleurstelling zijn.
Hctty van Alphen. Dat is een groote te
leurstelling voor je vriendinnetje geweest,
etty, dat ze juist met haar verjaardag in
et ziekenhuis lag en pas geopereerd was.
aar ik denk dat de zusters haar dien d«g
wel een beetje verwend hebben en het leuke
is dat er nu iederen dag kennissen en vriend
innetjes bij haar komen en die nemen dan
steeds wat voor haar mee, zoodat ze het
idee krijgt dat ze iederen dag jarig is.
Sara Camelia Kramer. Dat is een heele
naam, hoor, en zoo noem ik je voortaan niet
meer. Je vertelt me dus volgende weck gauw
hoe je opoe, je moeder of je vader je noemen
en an noem ik je voortaan ook zoo, want ik
ben je grooten vriend, dus ik mag 'e ook wat
gezelliger noemen dan bij je doodnaam. Af
gesproken, Sara, Cornelia?
Arie Ilavers. - Wil je wel gclooven, Arie,
dat er nog nooit een vriendje of een vriendin
netje aan me geschreven heeft: „Meneer ik
wil geen boek winnen". Ze willen allemaal
graag een boek hebben, net als jij en ik gun
ze het allemaal even graag, dus ook jou. Wan-
neer -al je met een snel kloppend hart naar
de Koningstraat hollen?
Mientje Verburgt. Van je briefje snap
ik niet veel, Mientje. Ik lees niets anders dan
Wij hebben soms ook wel eens ruzie, maar
meestal is het vrede". Maar met wie je nu
wel eens ruzie hebt, dat lees ik met en daar
ben ik benieuwd naar dus dat moet Je m
volgende week eens schrijven.
Jan Boekei. - 't Is met jouw versje, Jan,
als met een mislukte dikke koek die je moe
der gemaakt heeft. Die smaakt met en jouw
versje rijmt niet. 't Is net zoo erg.
Cobus Nieuwdorp. - Alle menschen moes
ten weten hoe heerlijk een fietstocht in de
vrije natuur is, Cobus, dan zouden ze inplaats
van stadswandelingen, hun rijwiel pakken en
naar buiten peddelen, waar de wijde velden
zijn en de bloemen en de zon en de vogels.
Sientje Nieuwdorp. Hebben jullie
wandeling naar de Donkere Duinen gemaakt,
Sientje. Als je net zoo leert wandelen als die
twee heeren, die al meer dan zestig jaar zijn,
waarvan je een foto op de foto-pagina vindt,
dan heb je nog heel wat tochtjes tegoed. Een
heeft er ons heele land door gekuierd.
Nellie. Rika Mientje en Mina Kaptetn,
Koegras. Vier vliegen in een klap. Ik heb
jullie rijmpjes gelezen, maar ze zijn nog met
geschikt voor de krant, hoor. Misschien dat
jullie, wanneer je flink je best blijft doen,
het nog wel leeren. Ik vind het wel leuk zoo
ineens vier zusjes er bij.
Harm Lcyen. Ja, dat is waar, Hamr, die
zaklantaarn zal je nog een tijdje op moeten
bergen want nu we den zomertijd hebben ga
jc met licht naar bed en als je 's morgens om
vijf uur wakker wordt dan schijnt de zon
ook al. Maar van den winter zal hij fijn van
pas komen. Wat een vreugde dat je een boek
won, hè?
Nanny v. d. Zee. De regen en de zon
hebben de bloemen zoo goed gedaan, Nanny,
dat je de knoppen heb zien groeien. Ze staan
bij mij in den tuin bijna op openbarsten en
het zal wat een feest zijn als alle bloemen
weer in vollen bloei staan, al hoop ik maar
dat dat nog een tijdje duurt, anders is dc
zomer weer zoo gauw voorbij.
Lieny van Lopik. Dat zou je nu wel
graag willen weten, hè, Lieny. waar ik
woon, maar dat vertel ik je niet, dat moet
je maar uitzoeken, want ik ben toch een
beetje bang als alle kinderen het weten, dat
ik geen rustig uurtje Zondags meer had.
Kelly v. d. Zee. Wat is dat fijn zoo'n
vrije Woensdagmiddag, hè, Nelly, dat je dan
eens echt kan doen wat je zelf graag wilt
en als de zon dan schijnt en het is voorjaar,
zooals nu. dan is het heelemaal feest. Ln ik
ben wat blij dat we ook een vrijen Zater
dagmiddag hebben. Dat hebben we vroeger
nooit gehad en nu weet je niet anders.
Dina Wismeyer. Dat is een mooi versje
dat je overgenomen hebt, Dina, maar stond
er niet de naam van den dichter of dichteres
onder. Dan moet die er ook onder gezet wor
den, hoor, anders mag ik het niet plaatsen.
Nellie NieuuMorp. Wat schrijf jij me
toch gezellige briefjes, Nellie. Als ik het
lees dan weet ik direct, zonder dat ik je
naam gelezen heb, dat het van jou komt.
Neen, mijn kindertjes hebben nog geen hond
jes of poesjes. Misschien als ze grooter zijn,
maar ik ben bang dat ze ze nu nog te veel
aan hun staarten zouden trekken en dat laat
een hond of poes, hoe goed ze ook zijn, niet
toe.
Grietje Mastemaker. Jij kan goed
raden, hoor, maar hoe komt het nu dat ik
je Zondags niet meer zie? Dat kan ik niet
raden en dat raadsel moet jij dus eens voor
me oplossen. Volgende week maar.
Hesje de Vries. Gelukkig dat het nu
Woensdagmiddag maar fijn weer was, zoo
dat jullie wandeltocht kon doorgaan, Liesje,
want daar hebben heel wat kinderen naar ver
langd en het is ook zoo fijn met zoo'n
clubje op stap. Je kan zulke leuke spelletjes
doen in de duinen en je onderwijzer kan je
veel leeren van de planten en bloemen die
je ziet.
Beppie Al. Dan heb jij Jaap gezien,
Beppie, want dat is de eenigste die thuis nog
een luier draagt. Ja, dat is een klein, lief
jochie, met lang donkerbruin haar en groote
blauwe oogen. We zijn allemaal dol op hem.
Wat heeft je moeder jou verrast met je
kamertje. Wat zal je er blij mee geweest zijn
dat het zoo is opgeknapt. Als ik nog eens
bij jullie kom, moet ik ook vast jouw kamer
tje zien, hoor.
Corrie Smit. Nu kennen we elkaar dus
een heel klein beetje, Corrie, jij mij en
ik jou. En als je me nu eens tegenkomt dan
mag je me wel eens aan mijn jas trekken en
vragen: „Meneer bent u het nou of bent u
het niet". En dan zal ik je heusch vertellen
of ik het ben. Doe je bet?
Rie Wullems. Ben je al weer beter,
Rie? Ik vind het zoo jammer als jc met dat
mooie weer in bed moet liggen, terwijl je
de kinderen buiten ziet en boort spelen. Wat
mankeer je eigenlijk? Ik hoop maar dat jc
gauw, heel gauw, weer buiten kunt spelen.
Henk Goutier. Ik heb jc de laatste weken
gemist, Henk, maar als je ziek was dan had
ik het natuurlijk wel gehoord, dus heb ik
gedacht dat je het zoo druk met je voetbal
had, dat er geen minuut overbleef om me
te schrijven. Ja, ik heb van Greta gehoord
dat jullie huis een heel nieuw pakje krijgt,
wat zal het netjes staan, net als de nieuwe
jurken van de meisjes in het voorjaar. Ik
merk wel dat duiven sneller groeien dan
kindertjes. In een paar weken tijds zijn ze
net zoo groot als vader en moeder. Dat
duurt bij jou langer, hè?
Mientje de Vruchten. Vooruit, Mientje,
jij ook nog maar gauw een paar regeltjes
al heb je me niet veel verteld, maar ik wil
toch niet graag dat je vandaag je briefje
niet zoudt vinden. Nog wel gefeliciteerd,
hoor, met je verjaardag.
Tint Wullems. Heb je al eens bij je
zieke zusje gezeten. Tini, wat met haar zit
ten babbelen of haar wat voorgelezen? Dat
moet ie doen, hoor, want als je zelf ziek
bent vind je het ook fijn als er wat aflei
ding is.
Tony Sinnige. Dat vind ik aardig,
Tony, dat je nu weer een versje gemaakt
hebt en 't is ook wat een goed versje. Ja,
Leny Hazebrock is er mee opgehouden om
dat ze boos was en meneer Walboom had
een andere reden, maar 't kan best zijn dat
dat alles weer overgaat en dat ze straks
weer hun rijmpjes inzenden. Want ze kon
den het wat leuk, hè? Volgende week wordt
er weer een extra boek toegewezen. Tony
en weet je wie er dan aan de beurt is? Nu,
dat zal je wel in 't Juttertje zien en daarom
vertel ik het je niet.
Jolian Bonte. Kom, dat is een feest ge
weest, Joh., dat Mon jarig was. Feliciteer
hem maar van me en jij hebt ook een fijnen
dag gehad, want je kreeg een vliegeniers-
bril. 't Was dus precies of jezelf jarig was
en je bent ook eigenlijk bijna net zoo blij
met den verjaardag van je broertje als met
je eigen verjaardag, hè? Tenminste als je
veel van elkaar houdt en dat doen jullie ge
loof ik wel.
leen v. d. Wal. Jij treft het den laat-
sten tijd wel slecht, Joen. Je briefje ligt be
paald steeds onderaan cn als dan m'n tijd
om is en ik aan m'n andere werk moet, dan
blijft jouw briefje altijd liggen. Maar deze
week worden alle briefjes weer beantwoord,
dus nu wordt jij ook niet overgeslagen
Germaine Franken. Fijn dat jij een
diploma hebt behaald met de gym-wedstrij-
den, Germaine, maar t is jammer dat je
vriendinnetje daarbij teleurgesteld werd!
Maar ze maakt een volgenden keer weer een
kans. dus niet den moed verloren.
Geertje Putting Het eerste en laatste
briefje is voor jou, Geertje, omdat jij deze
week een boek gewonnen hebt. Dat is fijn
voor je en zooals ik boven al schreef, je
komt het maar met spoed halen.
Nu, tot volgende week.
KINDERVRIEND.
DE MEIMAAND.
Hoe ligt 't land in gouden glans,
Bedekt als waar 't één bloemenkrans;
Geen schooner wei, dan in de Mei,
Dan is 't er alles licht en blij;
De koeien in de malsche wei,
Begroeten luid de lieve Mei;
Nu is de tijd van stal voorbij,
De kalfjes springen aan hun zij,
Zoo dartel en zoo blij,
Wat mooi toch is de maand van Mei.
Tony Sinnige, n jaar.
HET KOEKJE.
Klein Jantje kreeg een koekje,
Dat kreeg hij van zijn moe,
Het smaakte o, zoo lekker.
Maar Flip, de hond, keek toe.
Hij lustte ook graag wat lekkers,
Maar Jan keek zelfs niet om,
Hij dacht ik ga naar het vrouwtje,
Die geeft er wel wat om.
Toen ging Flip naar het vrouwtje,
En drenteld' om en om,
Moe zei toen: Flip, wat wil je?
Ach, wil je een koekje, kom.
En Flip kreeg toen een koekje,
Ging naar buiten in een wip!
En at het daar toen lekker op,
Wat had ons hondje een schik!
Agnes dc Boer.
DE OOIEVAAR.
Ooievaar met je klepperbek,
Ooievaar met je lange nek,
Ooievaar op je hooge pootcn.
Ga maar plassen in de slooten.
Pak de kikkers bij hun kraag,
Stop ze allen in je maag.
Kom maar ooievaar, takkendief,
Ooievaar heeft de kindertjes lief,
Bouw jij je nest maar op de daken,
Klepper en dans op je eene poot,
Breng maar gauw je kindertjes groot.
(Overgenomen uit een boekje door
Verburgt).
HET SCHEEPJE.
Er dreef een scheepje in dc sloot.
Een scheepje zonder roer,
Dat heel alleenig zeilen ging,
En door de biezen voer.
Het was een klompje van een kind
Met touwtjes en een mast,
Het raakte in het groene kroos,
En niemand hield het vast.
De moeder had het zeil gemaakt,
Met nog ccn vlag er bij,
Dc vader had het opgetuigd,
Toen was hun jongen blij.
Het scheepje draaide heen cn weer;
En zeilde langs het gras.
Toen ging dc vader aan zijn werk.
En moeder aan de wasch.
Maar toen het tijd van eten werd,
Keek moeder angstig rond,
Omdat ze aan den waterkant^
Alleen het scheepje vond.
Hun lieve dreumes was er niet,
Ze vloog naar buiten toe,
Ze riep een naam wanhopig uit,
Maar niemand zei er „joc!"
Er stond een scheepje op de kast.
Dat nas millioenen waard,
Wanneer de vader er naar keek
Dan trok die aan zijn baard,
En als de moeder 's avonds laat,
Het in haar handen nam,
Dan hoorde zij een lieve naam,
Waar ,.oe" en „ie" in kwam.
(Overgenomen uit een schoolb-
Dina Wismeijer).
„Pie-kie-pie", zei het muisje
En kwam te voorschijn uit z'n huisje.
En onder de dekens kroop kleine Miep
En.... luisterde naar het gepiep.
Dat akelige donker
Dacht kleine Piet Jonker,
Wat is toch die nacht een last.
„Ska-krak" deed de hangkast!
„Tak-tak" deed het horloge
Tot schrik van kleine Koosje.
Waarom doet mamma de kaars altijd uit?
Het maantje schijnt grillig door de ruit,
Piet ligt te bibberen in z'n bedje,
Zoo'n nachtje wakker is geen pretje;
Dan staan zij moedig op en in galop
Gaat het naar moeder, de boventrap op
Muisje heeft nu vrij spel,
Dat bevalt haar wel.
Het kaarsvet moet eerst eraan gelooven,
Kleine Piet is toch veilig boven
Het horloge gaat harder tikken,
Nu kan het kleine Piet niet meer laten
schrikken.
De hangkast is ook ter ruste gegaan,
Alleen door de ruit loert nog de maan;
En op het leege bedje teer,
Werpt moeder Maan haar stralen neer
Trappen van vergelijking!
De onderwijzer vraagt aan Piek
„Hoeveel trappen van gelijking ken
je?"
Piet: „Drie meneer!"
„Mooi zoo".
Wim steekt z'n vinger opP-a'
is er jongen?"
„Meneer ik ken zes trappen van
vei-gelijking!"
„Kom jongen, dat meen je niet,
noem eens een vergelijking...."
„Haarlem, Haarlemmer, Haarlem'
mermeer, Haarlemmermeerder, Haar-
lemmermeerdermeester, Haarlemmer
meerderbovenmeester".
Vader, ik weet een fijn middel om
.ie niet op den duim te kunnen_slaan.-
Dan moet u den hamer met beide nfln'
den vasthouden.
De sport bevordert de volkse
zondheid.
Maar onze grootouders hebw
toch nooit aan sport gedaan-
Daardoor zij-n ze dan ook w
storven.
r
4
1:
di
«I