I
Beste jongens en meisjes!
Nu hebben we twee vrije dagen voor
den boeg en ik verheug me op zonnig
weer, dan gaan we vast naar de duinen
of naar het strand. Dat zal heerlijk
zjjn, voor jullie en voor mij, voor ons
allemaal. Als het mooi weer is worden
het vast fijne dagen en als het regent,
dan ga ik fijn lezen, maar daar wil ik
eigenlijk niet aan denken, want ik wil
zoo graag met die feestdagen feestelijk
weer hebben en dat is het alleen als
de zon aan een strak-blauwen hemel
staat, als de vogelzang door de lucht
zingt, als de meisjes zomersche kleeren
dragen en de jongens in Schillerhemd
loopen, als de zee vol is met blijde
menschen. Als we elkaar nu tegen
komen en de zon schijnt, dan zullen we
elkaar blij groeten, zullen we dat af
spreken?
En nu zal ik met de briefjes begin
nen, maar ik moet nog vertellen wie er
een boek gewonnen heeft en dus schrijf
ik hier zijn naam:
Jan Bakker, Klaas Duitstraat 1.
Kom vanmiddag als de wind naar
kantoor waaien, Jan, en kijk gauw wat
voor een fijn boek het is. Jouw Zater
dag is tenminste alweer goed.
Lieny v. Lopik. Een hagedis in de duinen
vangen dat is niet zoo gemakkelijk, Lieny.
De diertjes zijn zoo vlug als water en kruipen
door heel kleine openingetjes tusschen de
struiken weg, zoodat je ze niet meer vinden
kan. 't Is ook maar beter ze in de duinen
te laten. Jij zou het ook niet prettig vinden
in een glazenkastje opgesloten te worden,
ook al was het nog zoo mooi. Ik hoop dat je
je fietstocht naar Breezand kan maken, want
dan is het mooi weer.
Nellie v. Dok. Jij hebt de zon ook al
noodig op tweeden Pinksterdag, Nellie, want
anders gaat je tocht naar Texel natuurlijk
niet door. Als het regent en waait dan heb je
er niets aan, maar als de zon schijnt, dan is
Texel het mooiste eiland van Nederland en
dan heb jij Maandag vast een fijnen dag. Ik
hoop het.
Lies je de Vries. Ik weet wel hoe het
boek heet dat jij gewonnen hebt, hoor Li esje,
want ik heb hetzelf voor je uitgezocht en
heb op het plaatje het Indianenmeisje zien
staan. Dat was een heel groote verrassing,
hè, dat je broertje het je kwam zeggen en ik
denk dat je voor je moeder nog nooit zoo
hard hebt geloopen bij het doen van een bood
schap als dat je Zaterdag naar de Koning
straat bent gehold. Of doe je wel graag en
gewillig boodschappen voor je moeder?
Marietjc en Japie Boekei. Een briefje
voor een broertje en een zusje. Jullie zullen
het samen moeten deelen, want het kan van
daag niet meer lijden voor jullie, omdat je
me zoo weinig schreef. Ik ben net als die
koopman, die molentjes voor vodden geeft,
«Is je niet genoeg brengt, dan krijg je maar
één molentje.
lansje Lap, Oosterend (Texel). Daar zijn
jullie eigenlijk wel een beetje blij om denk
ik, Jansje, dat de dokter gezegd heeft dat je
de heele week nog niet naar school mag,
want nu je zoover hersteld bent dat je weer
naar buiten mag, nu lijkt het net of je vacan-
tie hebt, al voel je je natuurlijk nog een klein
beetje dl aaierig. Maar gelukkig geven die
Texelsche koeien flink melk en daar zal je
wel weer gauw kleur van op je wangen krij
gen.
Herman Kramer. Daar heb ik nu weer
mets van geweten, dat jij Woensdag jarig
bent geweest en nu kom ik met mijn felicita
tie als mosterd na den maaltijd. Maar hier
heb je toch nog een stevigen handdruk van
me, Herman, en ik feliciteer je nog heel har
telijk. Hè, verdraaid, je hand kleeft nog van
de taartjes.
Henk Goutier. Hoe is het met de von
deling, Henk? Heb je al een tehuis voor
hem.^lk denk dat het jou heelemaal niet zal
spijten als er geen „baas" voor hem gevon
den wordt en jullie het hondje kunnen hou
den. Of wil je moeder daar niets van weten?
Heeft die misschien genoeg hondjes aan jouw
en Jan?
Jan Goutier. Je vader is je niet vergeten,
Jan, dat lees ik uit je briefje. Die denkt daar
in de West nog veel meer aan jullie dan
anders natuurlijk. Hij komt zeker nu gauw
thuis want ik heb gelezen dat de „Jan van
Nassau" aan het eind van de maand naar
West-Indië gaat. Fijn, hè?
Joop Kok. Jij bent gisteren jarig ge
weest, Joop. Hier heb je de vijf. 't Is jam
mer, dat je onderwijzer nu juist niet in de
klas was, maar hij vergeet je verjaardag vast
niet en van gisteren af ben je voortaan gelijk
met hem en zijn vrouw jarig. Dat is ook
leuk. Jij bent vast de eenigste in de klas die
den trouwdag van je onderwijzer nooit ver
geet.
Hetty v. Alphen. Goeie menschen wat
een jarigen zijn er van de week in m'n fami
lie-kring. Ik ben maar blij dat ik jullie alle
maal geen cadeautjes behoef te geven, want
ik hield geen cent over om brood te koopen.
En behalve den verjaardag van je broertje
heb jij van de week ook dien van je vriendin
netje gevierd! 't Was dus wel een feestweek
voor jou, Hetty?
Saar Kramer. Jouw broertje is verder
dan mijn kleine jongetje, Saar, want die
heeft nog geen een tandje, maar wat hij wel
heeft zijn een paar lekkere bruine beenen,
een groote eigenwijze kuif en een paar hel
dere blauwe oogen. Het versje dat je ge
maakt hebt vind ik erg aardig. Dat komt
zeker omdat je zooveel van je broertje
houdt.
Cor Kramer. Ja, dat je vader goed kan
zwemmen dat weet ik, Cor. 't Is net een
bruinvisch, hij zit meer onder water dan er
boven. Hij kan het jou best leeren, dan neemt
hij je maar eens een tochtje mee onder water
door.
Beppie v. Oosten. Je vriendinnetje ken
ik, Beppie, die is sinds een paar weken ook
mijn vriendinnetje. Ze heet Saar en woont
twee huizen van je af. En nu ben jij er ook
bijgekomen en je zendt me een versje, maar
je vergeet er den naam van de(n) dichter(es)
bij te zetten. Daar moet je volgenden keer
om denken, hoor.
Dedi de Vroome. Ja, ik ben ook bij dien
„koning van de knutselaars", zooals een ver
slaggever in onze krant hem terecht noemde,
geweest, Dedi, en heb al het moois gezien,
't Was wat aardig, hè? Die meneer moet wel
heel veel tijd gehad hebben om dat alles zoo
uit te werken. Ik zou er vast geen geduld
voor hebben. Jij wel?
Lidi Thijssen. Natuurlijk heeft dat zet-
duiveltje ons weer een poets gebakken, Lidi.
Dat is een leelijke grappenmaker, die zoo'n
pak op z'n rammel moest hebben dat hij nooit
meer de drukkerij binnen durfde te komen,
maar ja, hij glipt 's morgens gelijk met de
zetters naar binnen en 's avonds als er nie
mand meer in de drukkerij is, dan wipt hij
uit een luchtkoker naar buiten.
Tony Sinnige. Je moet er voor zorgen,
dat je moeder er niet over gaat mopperen dat
je een boek gewonnen hebt, Tony, en dat zal
ze vast niet doen. als je haar even goed trouw
helpt. En dat zal wel noodig zijn met zoo
veel broertjes en zusjes als jij hebt.
Agatha Koelemey. Ik vind het water
ook nog te koud, Agatha, het heeft nog heele
maal geen bekoring voor me om te gaan
zwemmen, maar als de zon weer warmer
wordt, dan zal ik niet lang meer wachten.
Mientje de Vruchie. Je ziet er als een
nieuw meisje uit, na je verjaardag, Mientje,
met je nieuwe jurk en je nieuwen mantel en
je gouden ringetje. Je verlangt zeker naar
den Zondag, wanneer je al dat moois aan mag
hebben? Dat verhaaltje is een beetje te veel
reclame voor „Vim" Mientje, en wij zijn
„neutraal", dus dat gaat niet.
Toosje Morien. Dat ingezonden raadsel
is goed, Toosje en je oplossingen ook. Dus
je blijft inzenden.
Jan Zwanenburg. Dat was Dinsdagavond
een latertje voor jou, Jan, om half negen
nog je raadsels maken. Ik denk dat je met
je oogen zat te knipperen van den slaap en
dat je mond als de deuren van een hooi
schuur wijd openstond van het gapen.
Stientje Alexander. M'n compliment
Stientje, dat je den tocht van 25 kilometer
hebt volbracht. Ik denk dat ik onderweg van
moeheid in de sloot gerold was.. Maar je
moet denken, ik heb heelemaal niet getraind.
Tini Wullems. - En.... was je vanmor
gen vroeg op, Tini? En hebben de jongens
bij jullie in de buurt een massa herrie ge
maakt? 't Is goed dat je er niet aan mee hebt
gedaan, want luilak is nu heelemaal niets
voor meisjes.
Mientje Verburgt. Dat vind ik niet
aardig van Piet, Mientje, dat hij jou wel
eens plaagt. Als je maar één zusje hebt, dan
moet je dat niet geregeld plagen. Of doe jij
het hem ook wel eens? Ben je net zoo'n
kleine kattekop als dat kleine meisje van mij
die haar broertje ook wat graag plaagt?
Catrientje Ixsan.. Dat is een van de
fijnste dagen van het jaar, Catrientje, als je
moeder jarig is. Ik kan me dus best begrij
pen dat je een dag van tevoren al blij was en
Donderdagmorgen was je natuurlijk al vroeg
wakker en heb je je moeder verrast. Heb je
iets leuks bedacht voor haar? En om twaalf
uur ben je zeker hard naar huis gehold en
nu heb je vandaag weer Pinkstervacantie ge
kregen, zoodat het een echt blije tijd voor jou
en Janneman is.
Corrie Smit. Je wil me toch zeker niet
vertellen dat je misselijk bent geworden van
het lachen dat jij en Hennie gedaan hebben?
Nee, hoor, dat kan niet, als je hartelijk lacht
dan gaat je misselijkheid juist over. Probeer
het een volgenden keer maar eens. Je zal zien
dat het een goed middel is.
Sientje Nieuwdorp. Wat een tocht,
Sientje, in een dag op de fiets naar Slootdorp
en Wieringen. Ik ben ook eens op Slootdorp
geweest, 't Is wel een vriendelijk dorpje,
maar ik zou er niet graag wonen, want de
omgeving doet je denken aan een woestijn,
zoo dor. Maar dat zal natuurlijk over een
paar jaar wel anders zijn.
Cobus Nieuwdorp. De kikkers en de
kalveren en de bloemen zijn in paar weken
tijd flink gegroeid, hoor, Cobus. Je moet niet
probeeren je vingers in den bek van het
kalf te steken, want misschien zou hij den
ken dat het gras was en dat zou je leelijk
bekomen. Was nu het fietspad bij de „Don
kere Duinen" maar klaar, hè, dan kon je
zoo het strand op rijden. Maar je zal nog
een paar weken geduld moeten hebben.
Grietje Kater. Het doet me altijd ple
zier als er weer oude raadsel vriendinnetjes
bijkomen. Dat is een bewijs dat ze me nog
niet vergeten zijn. Het groote vers dat je
me gestuurd heb, heb ik heelemaal doorge
lezen. Ik had er vijf minuten voor noodig.
Zes volle schriftkantjes, 't Is geen kleinig
heid. Ik* vond het mooi, maar je begrijpt
wel dat het te groot is voor 't Juttertje.
Nellie Nieuwdorp. Of ik van ijs houd,
nou, 't water loopt over m'n tanden als ik
er aan denk. Ik hoop dat het met de Pink
sterdagen zoo warm is dat we lekker ijs
kunnen eten, want dan is het ook fijn weer
voor de duinen, waar jij naar toe wilt. Pret
tige dagen, hoor.
Mientje Bieze. Jullie zullen er denk ik,
met Hemelvaartsdag niet eens veel van ge
merkt hebben, dat het regende, Mientje, want
jullie hebben zoo'n pret gehad in Schoorl en
Bergen, dat je bijna geen tijd had om op
het weer te letten. Ja, die speeltuin in Schoorl
ken ik ook wel. Daar ben ik vroeger vaak
geweest en in 1914 met een schoolreisje.
Grietje Mastemaker. lk ben het niet
met je eens, Grietje, dat je alleen met leelijk
weer wilt komen, want ik ben er ook als het
mooi weer is en vind het er fijn. En er zijn
heel wat kinderen die trouw komen, dus ik
kijk ook weer naar jou en je vriendinnetjes
uit. Ik hoop dat ik ook jouw naam nog eens
in 't Juttertje kan zetten voor een gewonnen
boek, hoor, maar dat hangt van de verlo
ting af.
Dirkje Putting. lk krijg steeds meer
vriendinnetjes bij jou in de buurt, Dirkje.
Vandaag ben jij er weer bijgekomen. Maar
't is goed, hoor, ik zal nooit schrijven dat
er geen vriendjes en vriendinnetjes meer bij
kunnen.
Geertje Putting. Ik kan me je niet zoo
goed herinneren, Geertje, maar als ik je
weer zie, dan zal ik wel zeggen: „O, ja, ik
ken je, hoor." Wat was dat leuk dat jij en
Li esje kort achter elkaar een boek won
nen, hè?
Jeen v. d. IVal. Kom, je moet wat dur
ven wagen, Jeen, ook met het weer, hoor.
Jullie zijn niet van suikergoed en een buitje
regen zal je dus niet doen smelten. Je moet
maar tegen je onderwijzer zeggen: „Meneer,
ik ben niet bang voor een spatje, laten we
maar gaan."
Trienie de Vries, Middenmeer. Je bent
m'n eerste vriendinnetje, Trienie, in den
Wieringermeerpolder. Dat vind ik leuk en
je moet me maar trouw schrijven uit het
nieuwe dorp op het nieuwe land.
Ina Boels. Die extra prijzen worden nu
niet meer zoo regelmatig toegekend, Ina,
maar als ik weet van vriendjes of vriendin
netjes die al heel lang meedoen en nog nooit
iets gewonnen hebben, dan is er nog wél
eens een extra boek over, hoor.
Roel Volmer. Ja, als het zomer is, en
we hebben vacantie, dan wordt het pas fijn
aan het strand, Roel, en natuurlijk ga ik dan
ook zwemmen. Wat een teekening heb je me
gezonden, Roel, alle kleuren van den regen
boog zijn er in. Ik vond het aardig van je,
hoor, want je hebt er heel wat tijd aan moe
ten besteden.
Dina IVismcyer. Misschien ben jij wel
de eerste geweest, die een briefje gebracht
heeft, Dina, dat weet ik niet, want ik krijg
Donderdagmiddag alle briefjes tegelijk en ik
zie dus niet welk het eerst of het laatst ge
komen is. Wat een leuke tochten heb jij
had naar Texel en Callantsoog.
Beppie Al. Nu heb ik je kamertje
zien, Beppie, en ik vond het wat een leui
kamertje. Er hingen zulke leuke platen n
het zag er zoo gezellig uit, dat ik me begrij.
pen kan dat jij er heel blij mee bent. tyjj
heb je je moeder Zondagmorgen fij„ V!r_
rast. Daar heb je zelf ook veel plezier vjj
gehad, zooals je er altijd plezier van hebt alt
je iets voor je moeder doet.
En nu groet ik jullie allemaal en
wensch heel prettige feestdagen. Veel
zon van buiten en veel vreugde in je
hart.
KINDERVRIEND.
ZOO'N LIEF VENTJE.
Ik heb een lief klein broertje,
Het is zoo'n lieve schat,
En als 'k bij hem kom kijken,
Dan zegt hij: „Da, da, dat!'
Hij heeft al een klein tandje,
Daar bijt hij koekjes mee,
En als hij ze dan op heeft,
Dan is hij zoo tevrêe.
Hij is maar negen maanden.
Maar o, hij is zoo dik,
En als 'k met hem ga spelen,
Dan heeft hij groote schik.
Cor Kramer
GOUDEN REGEN.
Zoneschijn op gouden regen!
Dat is toch zoo mooi, zoo mooi,
Is de zon hier afgestegen?
Hangt zij in een gouden kooi?
Bloemen van de gouden regen,
Lijken wel een bui van goud,
Die gestold bleef hangen tegen
Tak en twijgen van het hout.
Komt de regen, dan verbleken
Ras je bloemen nu zoo fijn,
Klatergoud is het gebleken,
En in je bloemen schuilt venijn.
ONTHOUDEN.
'k Zal gehoorzaam zijn, 'k zal goed leer.ii.
'k Zal wat moeilijk is, probeeren,
'k Zal dit wel, en dat weer niet,
Doe vaak beloften, maar vergeet ze niet.
En toch met ijver, daar op toegelegd,
Zoo kun je, in je kinderjaren,
Veel echte kennis toch vergaren,
Om in 't leven mee te dragen.
Tony Sinnige.
Vier muisjes op een rijtje,
Die gaven een partijtje,
Ze droegen hooge boordjes,
Tot aan hun spitse oortjes.
En grijze jasjes, net en fijn,
Daaronder vestjes van satijn.
Ze huurden eerst een zaaltje,
En hielden toen een maaltje,
Van kaas en boterhamkorstjes,
Ook kleine vette worstjes,
En tot dessert een vleeschpastei,
Dat was dus wel een smulpartij.
Toen deden zij een dansje,
En één, een vroolijk Fransje,
Floot lustig op zijn strootje,
En nam zijn maats in 't ootje,
De muisjes hadden groote pret.
En wilden lang nog niet naar bed.
Dan plotseling door een kiertje,
Zag poes naar het pleziertje,
En lieten alles in den steek,
Alleen, omdat poes naar hen keek-
(Overgenomen en ingezonden door
raadselvriendinnetje).
VAN 'N NEGERJONGEN'-
Guusje zag een negerjongen,
Vol verbazing blijft hij staan.
Ook zoo'n zwart gezicht te krij.
Dat staat Guusje wonder aan.
Vuil wordt je natuurlijk niet,
Alle ongerechtigheden,
'k Wed, dat moeder die niet ziei-
„Kan ik zoo'n gezicht ook krijgen,
Vraagt hij aan het negerjong.
,,'k Vind dat wasschen zoo vervelen
Toe, zeg mij dat middel toch!
„Neen, ik weet geen enkel midde
Zegt de neger met een lach;
„Maar op zwart zie je ook wel vje
Moeder wascht me iederen dag!
(Ingezonden door Catrientje
Galenstraat, overgenomen uit „De
bode").