Een helsche machine op een... munietischip! 600 VAN ZATERDAG 8 JULI 1933. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) -fco Til De nieuwe bewoners. Het geheimzinnige teeken „P". Als wij hem in de vingers krijgen! door BOB TIJERSMAN. Zoo is het nu eenmaal in het leven Thuis droomen zij van het heerlijke leven van den zeeman op de vrije vaart, zitten zij in hun bureaux en werkplaat sen en zeggen: „Ja, die heeft het goed! Konden wij ook maai' zoo naar buiten en leven!" En als zij zeeman zijn en zij hebben verlof, sleepen zij iemand van de eene tante naar den anderen oom en door alle café's heen, om dan te beslui ten met de verzuchting: „Kerel, wat heb jij een heerlijk leventje!" Maar in werkelijkheid zit ik in die kleine, lage longroom van mijn schip, een klein stoomseheepje, luisterende naar den naam „Stolwijk", ergens bij de Salomonen, met een flesch lauw, bitter bier voor mij, terwijl bij iederen zwaai van het schip de flesscben in de beugels rammelen en de kale, door de motten opgevreten gordijnen dan weer lnks, dan weer rechts, als door geestenhanden be wogen, horizontaal in de kamer zwaaien. Dan denk ik weieens: inplaats van dit leventje zou ik nu op een passagiers- kast tusschen Europa en New York mijn wacht kunnen kloppen en op den eer sten regelmatig mijn salaris kunnen opstrijken, of nog beter: in een agen tuur van de maatschappij kaarten ver knopen of vrachtbrieven schrijven, vijf minuten voor zes lang en met zorg mijn handen gaan wasschen en dan een vrije man zijn! Terwijl wij in den tyfoon door de bre kende golven kruipen en het anker klaarmaken, zitten thui9 bij de radio of In de bioscoop onze kennissen en be seffen niet, dat slechts het kleinste deel van de aardoppervlakte land is en hoe oneindig groot de zeeën zijn, hoeveel duizenden schepen daarop dobberen, groote passagierslijners en de ontelbare, oude kleine wilde vaart-vrachtbooten. En op deze booten, hoe leven wij daar? Daaraan denkt men niet bij de land rotten Met zulke gedachten zat ik voor mijn warmge worden glas bier en staarde door de patrijspoort op de woelige zee, waarop een klein stoomschip met te- genovergestelden koers ons voorbijvoer, zwaar roookend uit den schoorsteen. Totdat de steward binnenkwam en mij salueeremd meldde, dat de kapitein my verzocht op de brug te komen. Ik nam mijn pet en was in enkele sprongen op de brug, in sprongen, als slechts een derde officier maakt, als de kapitein hem roept. Daar waren reeds de eerste, de wacht hebbende tweede officier en de eerste machinist tezamengekomen, wachtende op den kapitein. „D'r zal wel wat bij zonders aan de hand zijn", zei de eerste, een echte dikzak, type van den flegma- tieken Hollander. „Wat zou de ouwe baas nu weer verzonnen hebben? Hu mane behandeling van muitende koelies, die men beter door hun groote teen kan schieten?" „Het bier-oorlam in de officierslongroom zal worden afge schaft!" zei de tweede. „Ach onzin meende de eerste machinist. „Wat het zal zijn? Maatregelen tegen den tyfoon, die ons te wachten staat! Of iets anders vervelends: verdubbeling van ons sala ris zal het zeker niet zijn!" De geheimzinnige „P". Toen kwam onze „Ouwe", zijn gezicht zweette, hetgeen bij de 40 graden Cel sius in de schaduw niet te verwonderen was. In zijn hand hield hij een brief, die hy zenuwachtig heen en weer zwaaide. „My'ne heeren, kom in mijn hut", riep hij. Wy kwamen in het domein van den kapitein met het vereischte respect, waarmee een scheepsofficier in het al lerheiligste van een schip binnentreedt. Op zijn verzoek namen we plaats aan zijn tafel. „Wat moet ik daarvan denken", be gon de kaptein. „Vandaag pas kom ik er toe de gisteren voor het vertrek my ter hand gestelde post door te lezen en vind den volgenden brief: „De „Stolwijk" kiest slechts zee, mijn heer de kapitein, om niet meer terug te keeren. U weet zelf heel goed, mijnheer de kapitein, dat deze schuit met zijn ver ouderde machines ontzettend duur in de vaart is en niet meer rendabel is te maken, zelfs niet indien de geheele laadruimte bezet is. In plaats van de „Stolwijk" wil men een nieuw motor schip koopen. Het hiertoe benoodigde geld moet de assurantie betalen. En daarom heeft een vertrouwensman met die „Stcflwyk" een kist, met de bestem ming Singapore verladen, waarvan ik alleen weet, dat zij met een „P" gemerkt is. Deze kist bevat 200 kilogram ecra- site en een hel9che machine met een uurwerk, dat afgesteld is op een der eerstkomende dagen. Van de „Stolwijk" mag geen plank overblijven, zelfs in dien zii niet met duizend kisten munitie voor China was geladen. De reeder mag niet onder verdenking vallen. Men moet aannemen, dat het schip door een politiek vijandige groep in dien grond is geboord, een groep, die er belang bij heeft, dat China geen munitie ontvangt. Wees op uw hoede! Een vriend." Dit las de kapitein aan ons voor. Vervolgens gooide hij den brief op ce tafel en veegde zich de op zijn voor hoofd parelende zweetdruppels met een zakdoek weg. De brief was in een slecht gesteld Engelsch geschreven en is hier vrijwel woordelijk vertaald. Onze tweede stuur man stortte zich hals over kop naar zijn hut en haalde de ladingspapieren en connossementen. Koortsachtig bladerde hij in de papieren, maar nergens vond hy een enkele aanwijzigin over de ge heimzinnige „P". Daarom moest de ge heele lading onderzocht worden. Een koortsachtig onderzoek. „De geheele geschiedenis kan een wrange grap zijn", zeid'e de eerste stuur man, „maar toch behoeft het niet uitge sloten te zijn, dat er een grein van waar heid in verscholen is. Er zijn honder den schepen op alle zeeën, die verze kerd zijn, en waarvan de reeders er op wachten tot deze drijvende doodkisten zoo spoedg mogelijk naar den bodem verdwijnen, om glimlachend' de verze keringspenningen te kunnen opstrij ken." „Mooi en goed", meende de eerste machinist, „maar, die laten het min of meer aan het toeval en de stormen over, tot zulk een oude kast eindelijk lek slaat of het cement, waarmee die gaten in den bodem zijn dichtgestopt, gaat doorsieperen. Maar een boot met hon derd koppen eenvoudig in de lucht te blazen, daar moet een groote dosis on- menschelykheid aan te pas komen." „Myne heeren", zei de kapitein op staande, „wij hebben geen tijd te ver liezen. De kist moet gevonden worden." Nu begon een koortsachtig werk. Daarbij begon een storm op te steken, zoodat het schip steeds zwaarder in zee kwam te -liggen. Spoedig barstte de storm in felle kracht los en kantelde het schip naar bakboord. Het kon niet meer overeind komen. De reddingsbooten werden stevig vastgezet. Alles wat niet spijkervast was, werd in het ruim ge borgen. Zelfs de groote pijp moest aan alle kanten worden gesteund. In het la- dingruim waren de tweede stuurman met enkele matrozen de ladiing aan het onderzoeken. Er waren slechts nauwe gangetjes tusschen de opgestapelde ba len en kisten. Geheel onderop lagen vaten, dan een laag ijzeren hekken, rol len prikkeeldraad voor Mandsjoerije, dan de kisten met munitie. Opzii lag het stukgoed uit de laatste haven. Hier moest dus het eerst worden gezocht, Steeds hooger ging de zee. Als wy nu in de lucht vlogen, dan was er geen red ding meer mogelijk. Bij zulk een zee kon geen reddingboot drijvende blijven. Wij voelden ons niets op ons gemak. Onze keelen waren droog van het vele schreeuwen en zelfs het warme bier kon zij niet bevochtigen. Op acht meter diepte. Elke twee uur werden wij bij het omstouwen van de lading afgelost. Be neden in het ruim heerschte een ware hel. De luiken boven ons moesten van wege de hocge stortzeeën gesloten blij ven. In deze muffe lucht en de broeien de hitte moesten de zware kisten ge kanteld wo-rden. Daarbij was het tus schen de slingerend? lading vaak le vensgevaarlijk. Het was bijna onmogelijk bii de on derste, vaak op acht meter diepte gele gen kisten te komen. Stuk voor stuk werden ze op het verdachte teeken on derzocht. Hetgeen donr bekende en on verdachte reputatie genietende stuwa doorsfirma's ter verscheping was aan geboden, werd zoo weer op zijn plaats gezet. Geschramde beenen, beb'.oeee handen en lichte kneuzingen had vrij- „Wat zegt je vrouw daar wel van als je zoo laat thuiskomt?" „Maar ik ben toch immers niet ge trouwd!" „O. maar waarom ga je dan zoo laat naar huis?" („Ric et Rac"). Een onwaarschijnlijke fantasie van twee bohémiens. door MOMUS. Job droeg z'n naam met eere! Wat trouwens ook weer zoo'n wonder niet was, want Job was artist! En het is héél moeilijk in een klein land als ar tist je brood te verdienen! En.... zé ker, wanneer je artist was als Job! Maar daarover wil ik het nu niet hebben, anders zou ik u leiden op de vele kronkelende en eindelooze wegen van het futurisme, kubisme en.... da daïsme, waaraa' Job in z'n vrije uren óók placht te doen! Job was artist en had als zoodanig eenige weken hard gewerkt, hetgeen daaruit bestond, dat hy zich geduren de dien tyd had opgesloten in z'n atelier, teneinde een nieuwe „schep ping" te voltooien. Niemand echter zou ermee geschaad zijn geworden, indien dit nimmer het geval ware geweest. Ook Job niet, want tusschen scheppen en verkoopen ligt een weg, welke Job nog nimmer tot het einde toe had bewandeld. Edoch.... Job had gewerkt, vele weken achtereen, en zoo kon het ge beuren, dat hij wenschte rust te ne men. Nou is „rust nemen" op zichzelf heel aardig, maar als je alleen bent, wordt het gauw vervelend, en zulks overwe gende stapte Job op een goeden mor gen het atelier binnen van z'n vriend Pim, na vooraf vele moeilijke en steilb trappen te hebben beklommen. Job ondervond verder geen moeilijk heden, want zelden riep een vriend tevergeefs de hulp in van Pim, als het erom ging, zijn bijstand te verleenen in het nemen van rust! Samen maakten ze de kas op. Job be zat. één gulden zeventien, terwijl Pim in het gelukkige bezit bleek te zijn van twee, drie en twintig en een half. Daar komen we een héél eind mee, meende Job, die wel voor moeilijker problemen had gestaan. Het was prachtig, helder winter weer, toen Job en Pim den volgenden ochtend stevig doorstapten in de rich ting van het station. Heb jijehsoms trek? meen de Job te moeten vragen, die z'n maag verdacht hoorde rammelen, wijl hij sinds den vorigen middag nog niet had gegeten. Maar Pim was verstandiger. Wat heb je eraan, als je nu alles vooruit al opgemaakt., dan kunnen we wel thuisblijven! oordeelde hij zeer verstandig, waarna Job met een zucht berustte, maar toch niet kon nalaten in de resauratie vlug een kop koffie naar binnen te slaan. Hè, zuchtte hij zeer voldaan, dat knapt op! Pim schudde z'n hoofd.... dan zet ten de beide vrienden zich in de derde klas coupé, die hen na3v het vr'en. e- lijke, maar deftige villadorp X zou brengen. Nou moeten we eerst een.... hotel opzoeken! meende Job optimistisch, toen ze aan het kleine stationnetje wa ren uitgestegen. Hoe lang denk je te blijven? infor meerde Pim, die graag alles aan een ander overliet. Zoo lang als dat mogelijk is natuur lijk! meende Job meesmuilend. Dan opeens uitte hij een kreet. Pim.... daarzie je wel? M'n gelukkige gesternte! Pim volgde met den blik de richting van Job's vinger en ontwaardde een twintigtal meters van den straatweg af een fraaie, leegstaande villa! Ky'ken! besloot hy kort en bondf® en stapte op het groote ijzeren hek af, dat open bleek te staan. Samen wandelden ze om het huis heen, waarvan, o, wonder de achter deur evenmin gesloten was, als het ware een uitnoodiging tot een bezoek. Hier houd ik het een week minstens uit! oordeelde Job, nadat bij critisch de benedenkamers had bestudeerd nu naar boven.... 't is een prachtig huis, dat moet ik zeggen, ert. Op dat moment werd er aan den voorkant tegen de ruit getikt. Het was een aarzelend zacht klopje, maar de beide vrienden ontstelden er hevig van. Korte vreugd! meende Pim, die hun vrijheid bedreigd zag. Afwachten! vond de altijd optimisti sche Job en opgewekt stapte hij naar de voordeur. Op de stoep 9tond een klein dik manneke en tusschen z'n vingers draaide hij zenuwachtig z'n pet. Wat is er? snauwde Job, die voelde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 13