ALS DE RAILS GAAN VERTELLEN
Ons kinderverhaal.
De vreeselijke draak
OlSS KlNDERKOtiglD
Hoe de Prinses gered werd en de
Draak door zijn vraatzucht zijn
eigen verderf tegemoet ging
door
PETER VAN HOFLAND.
2.
(Slot).
En de Reus draaide zich om en sliep
in.De Vreeselijke Draak begaf zich
zonder aarzelen naar een vogelpark en
kocht veertienhonderd vogeltjes, die
hij bij het kasteel wilde laten vliegen.
Maar niet één kat verroerde zich,
daar in het kattenboekje staat ge
schreven, dat een kat meer om zijn
eer moet denken, dan om muizen of
vogeltjes en daar de kleine katjes, die
leeren schrijven, het eerste dit regeltje
voor huiswerk mee naar huis krijgen,
zoodat ze het nooit meer vergeten!
Ik kan jullie niet beschrijven, hoe
geweldig nijdig de Draak was, toen hij
bemerkte, dat ook dit middel niet hielp.
Zijn adem was van kwaadheid zoo vu
rig, dat in de landstreek, waar hij
woonde, een hittegolf ontstond* en de
menschen hun dunste kleeren aantrok
ken, al was het midden in den winter!
Met veel geblaas, gesis en gemopper
vloog de Vreeselijke Draak naar huis
toe. Maar onderweg komt hij voorbij
het huisje van Slak Sukkelaar. Sukke
laar zit voor zijn woning en vraagt be
leefd aan den Draak, wat hem zoo
boos maaktDe Vreeselijke Draak,
blij zijn hart eens te kunnen luch
ten vertelt wat hem overkomen is..
De Sukkelaar gaf hem wat roomijs om
wat af te koelen en er vatten heel wat
menschen kou bij den overgang van tem
peratuur! Toen zei Sukkelaar zachtjes:
„Ik denk, meneer Vreeselijke Draak,
dat een groene bril het juiste middel
is. Als u daardoor heenkijkt, lijken de
katten, die wit zijn, groen. Maar
de draak was al onderweg naar een
horlogemaker, die ook brillen ver
kocht. Daar het wintertijd was, kon
hij niet dadelijk zonnebrillen krijgen,
maar eindelijk had hij den winkel ge
vonden. De horlogemaker schrok zoo,
toen de Draak kwam binnenloopen, dat
hij pardoes in een groote klok tuimel
de en de wieltjes en radertjes haakten
zich zoo in zijn kleeren vast, dat hij er
niet meer uit kon komen. De Draak
greep twaalf van de beste zonnebrillen
en zette die allemaal tegelijk op zijn
neus!
Nu had de Vreeselijke Draak één
ding vergeten en dat was, dat hij geen
groene honden kon zien: dan ging hii
vreeselijk hoesten en proesten! Nu
bestaan er geen groene honden dus
het is vrij begrijpelijk, dat de Draak
daaraan niet had gedacht. Maar onder
weg o, pech kwam hij dertien
witte hondjes tegen, die allemaal door
de groene brillen groen leken. En de
Vreeselijke Draak kreeg zoo'n ver-
schrikkelijken hoest, dat alle brillen
van zijn neus rolden en op den grond
stuk vielen!.
Nu was het geduld van den Draak
heelemaal ten einde. Hij braakte de af
schuwelijkste woorden uit en rende
als een razende heen en weer! Ten
slotte was hij zoo van zijn zenuwen
geraakt, dat hij een week het bed moest
houden. Daar dronk hij warme pek en
liet zijn bedienden met een stoom
wals zijn rug afwrijven. Het hielp
en hij was er weer bovenop en zijn
lust om de prinses op te eten, was
verdubbeld!
Toen zijn hoest heelemaal genezen
was, is hij naar de bosschen gestapt
om ongestoord een nieuw plan te be
denken! Daar hoorde hij iets kwaken
en daar zag hij onder een boom Vette
Pad zitten. En daar de Vreeselijke
Draak graag eens met iemand ovei
zijn teleurstellingen wilde praten,
klaagde hij Vette Pad zijn nood.
„Je moet niet zoo dicht bij me ko
men," zei de Vette Pad, toen hij be-
fiat. /?p. PranV 1 jit.crpprï)«t tt°o
,„ik houd heelemaal niet van de warm
te. En jij brandt me bijna met je vu-
rigen adem. Loop naar den 5den boom
links vanaf het boschpad en langs den
rand van het bosch. Daar zal je een
klein pakje zien liggen. Smelt dat in
zestieh emmers koud water, doe je
oogen dicht en gooi het water over de
katten. Schiet nou op en kom hier
alsjeblieft niet terug, want je adem
verdampt al het water uit dezen plas!"
De Vreeselijke Draak vergat heele
maal om „dank-je" te zeggen; het was
dan ook een Draak, die heelemaal
geen manieren had. Maar hij vergat
niet, om het pakje mee te nemen, de
slimmerd! Op het papiertje stond
„Recketts' blauw" en toen hij het in
het water strooide, werd dit heelemaal
blauw. Hij greep toen twee emmers
en vloog daarmee naar het kasteel.
Daar sloot hij zijn oogen en gooide de
eerste emmer over de 27 katten op de
stoep uit. Toen hij zijn oogen opende,
zag hij zeventwintig blauwe, door
natte katten zitten, die zaten te hebbe
ren van het koude water. Zonder
eenige moeie liep hij hen voorbij!
Hij sloot zijn oogen weer, liep de trap
op en gooide de andere emmer leeg
over de andere 17 katten, die net zoo
blauw werden als de andere katten!
Toen liep hij het kasteel binnen en
schopte de deur van de kamer open,
waar de prinses woonde. Maar geluk
kig vloog door net op het goede oogen-
blik een goede, lieve fee over het huis
en toen ze zag, wat er plaats vond, ver
anderde ze onmiddellijk de prinses in
een klein vlootje, zoodat de Vreese
lijke Draak haar niet meer vond!
Vreeselijk was de manier, waarop
de Draak te keer ging, toen hij be
merkte, dat de prinses hem op het
allerlaatste oogenblik nog ontsnapte!
Hij schreeuwde en bulderde en rende
het kasteel uit en toen hij eindelijk
geheel buiten adem was en stilhield,
hoorde hij opeens iemand hard lachen!
Zóó verbaasd was de Vreeselijke Draak
over dat lachen, dat hij er heelemaal
niet kwaad om werd, maar heel be
leefd vroeg: „Wie lacht daar om mij?"
Op den bovensten tak van een boom
zat een klein, geel mannetje, dat
lachend op hem neerkeek en even be
leefd antwoordde, dat hij het was ge
weest, die zoo lachte.
„En waarom dan wel?" vroeg de
Draak nieuwsgierig.
„Omdat je nog zoo'n groene Draak
bent!" zei het mannetje proestende
van den lach. „Ik weet alles! Jij hebt
de katten blauw gemaakt, maar de
prinses heeft jou groen gemaakt! Ze
is veranderd in een vlooi en jij wilt
haar nog steeds opeten en je bent te
dom om te bedenken, dat vlooien van
katten houden! Als je nu eens een
geel katje opzoekt en je zet dat neer
op de plaats, waar de prinses verdwe
nen is, dan zal de vlooi dadelijk op dit
katje springen en als je dan het heele
katje in slikt, dan heb je meteen de
prinses opgegeten! O, jij domkop!"
Maar de vreeselijke Draak was al
weg en hoorde gelukkig maar de
laatste woorden van het mannetje niet
meer. Hij vloog naar een dierentuin
en hoewel gele katten in dat land nog
al vrij zeldzaam waren, wist hij er een
te bemachtigen en daarmee keerde hij
terug naar de kamer van de prinses.
Daar zette hij het katje neer, wachtte
een half uur en slokte toen het katje
op! Maar dadelijk barstte hij in vier
stukken!!!.... Want de haren van het
katje hadden zijn maag zoo gekriebeld,
dat die gebarsten was en toen was hij
heelemaal gescheurd endood!
De kat stapte weer uit zijn maag en de
vlooi met de kat! Zij waren volkómen
ongedeerd. Alleen een beetje vochtig
van het maagsap van de Draak.
En toengebeurde er iets won
derbaarlijks. Het gele katje verander
de in een klein, geel mannetje, het
mannetje uit den boom en groeide en
groeide en opeens.... stond daar een
knappe, slanke prins! Zijn naam was
Prins Fluweel jas. Op zekeren dag had
de Leelijke Heks hem in het kleine,
gele mannetje veranderd en tegen hem
gezegd dat hij nooit meer den prins
zou worden, tenzij een Draak hem in
den vorm van een klein, geel katje zou
inslikken. En jullie weet, wat er ge
schiedde. Prins Fluweeljas vroeg da
delijk aan de vlooi, waarvan hij wist,
dat zij een prinses was, of zij met hem
wilde trouwen en zij zei onmiddellijk
„ja". En nauwelijks had ze „ja" ge
zegd, of ziedaar stond ons lieve,
mooie prinsesje van vroeger weer voor
rlrtn r»ririj3. /li/a von
oogen niet van haar lieve gezichtje
kon afhouden.
Den volgenden morgen was er een
grootsche bruiloft! De katten wer
den naar de wasscherij gestuurd en
werden daar weer mooi wit gewas-
schen. Met prachtig gekrulde staarten,
met fraai-gesteven-snorren en glan
zende haren dansten zij op de bruiloft
en nog langen tijd leefden zij aan het
hof van den prins, die weldra koning
werd. Dat is het verhaal van den Vree-
selijken Draak.
Duizenden en nóg eens duizenden
meters rails doorkruisen
de wereld
„Het lijkt wel, alsof wij, railstaven,
geen macht boven ons erkennen, alsof
wij zelfstandig door de wereld loopen,
zoo maar de oneindigheid tegemoet
desalniettemin moeten wij voor één
macht buigen, een macht die misschien
slechts daarom zoo groot is, omdat er
nauwelijks iemand te vinden is, die deze
macht volkomen kent: het spoorboekje!
Het schrijft voor, welke trein over ons
haar weg zal nemen en welke tijd onze
rusttijd isVan dit boekje hangt het
af, of wij werk krijgen, of langzaam lig
gen te verroesten
Het spoorboekje beheerscht echter
niet alleen ons, maar ook de andere
treinen. Nadat de menschen op een
groote Europeesche spoorwegconferen
tie de aansluitingen der internationale
D-treinen, wier bezoek steeds een feest
voor ons is, hebben vastgesteld, begint
ieder land zelfstandig zijn spoorboekje
te bewerken. En daarbij zijn heel wat
factoren, waarmede men rekening moet
houden! De arbeiders- en schoolkinder-
treinen moeten ongehinderd kunnen
rijden, de voedingsmiddeltreinen, voor
al die met visch geladen zijn, moeten
voorrang genieten, de vacantie-,
zömre-, weekend- en theatertreinen
moeten in het algemeene plan worden
ingelegd. En als alles dan gereed is, en
men telt het aantal kilometer# bij
elkaar op, dat alle treinen per jaar af
rijden, dan krijgt men een indruk er
van, hoe sterk iedere railsstaaf moet
zijn, om daaraan weerstand te kunnen
bieden
En toch hebben wij, railstaven, nog
zulke goede zenuwen, dat wij nauw
keurig nagaan, wat er met ons, boven
ons en naast ons gebeurt. En dat is
geen kleinigheidje. Want alle teekens,
die er noodig zijn, om een machinist
veilig en goed door het gewemel van
onze lijnen te loodsen en die iedere
machinist in den slaap moet kunnen
onderscheiden en opnoemen, kennen
wij ook! Wij weten, dat des nachts een
groen licht „Vrije doorrit" beteekent,
een rood licht „halt" en een geel licht
„Voorzchtig! Langzaam rijden." Over
dag is een hoofdsignaal in werking,
waarvan een horizontale arm „Halt"
beteekent, terwijl een schuin naar bo-*
ven gerichte arm „Vrije doorrit" be
teekent! Reeds 600 a 800 meter voor dit
hoofdsignaal staat een voorsignaal, een
gele schijf, die door middel van een
staaldraadkabel tegelijktijdig met het
hoofdsignaal wordt bediend.
De meeste rails zijn 16 meter lang.
Rails van 25 meter lengte zijn vrij zeld
zaam. En als men dat weet, kan men
uit het ratelen van de wielen van een
wagon de snel
heid van de trein
berekenen. Gp
erg vervelende
avonden doen wij
dat dikwijls, net als men
schen, die kruiswoord-
raadseltjes trachten op te lossen.
Men behoeft slechts na te gaan,
hoeveel maal per minuut of per
halve minuut de trein ratelt. Dan heeft
de trein even zooveel maal 16 meter af
gelegd. Reken dat per uur en je hebt
de snelheid per uur gevonden!
Als ik echter moe ben van het reke
nen, of geen zin er in heb, houd ik mij
bezig met de dingen, die naast ons te
zien zijn. Dat zijn in hoofdzaak de
planten, waarbij er heel eigenaardige
soorten zijn, die door de planten uit
het buitenland hierheen zijn gestuurd.
De buitenlandsche treinen, die hier
voorbij komen, hebben dikwijls de
zaden bij zich verstopt in reten en
kieren of onder treeplankenen
deze vallen hier neer en schieten wor
telEr zijn wel 170 plantensoorten,
die op deze wijze in ons land zijn ge
komen.
Dikwijls krijg ik ook bezoek van den
railsdokter. Een dokterwagen vol met
gereedschappen, waarmee de zieke
rails weer genezen worden, komt
aanrollen en onderzoekt iedere
rail. De kleinste afwijking
wordt onmiddellijk opgemerkt
en hersteld
We hebben nog niet zoo'n
kwaad leventje, wij
rails
(Nadruk verboden).
WELK GEBIED?
Vul onderstaande woorden aan tot
goede Nederlandsche woorden. De be
ginletters van boven naar beneden ge
lezen, vormen dan den naam van uit
gestrekte grondgebieden in Oost- en
West-Indië.
- o e d e r
-ever
-del
-een
-est
- a p
- i s t
- i k
Oplossing de volgende week.
„Fritsje, kun je mii een eigenschap
van het water noemen?"
„Ja, juffrouw, wannéér men zich er
mee wascht, wordt het zwart."
(„Nebelspatter").