SCHAKEN. 'fyMs li i mmm mm m m m r 0 De oplossing van het probleem van Steinweg is lPd4. Er kan volgen b2, PcL of g5, Pf5; of b5, Pb3:; of Pe2, Pe2:; of Pf3, Pf3:. De oplossing van het probleem van van Foschini is 1 Lg2. Aardig is de vijfvoudige interferentie op d6. J. Pospisil. Zlata Praha 1907. mwm. Wit begint en geeft mat in drie zetten. Wit: Kg3, Dc4, Te4, Ld5. Kd6, pi a5, d7, d6 en f7. i Een voorbeeld tenslotte van de verdediging met Dc2 volgt in den partij, gespeeld in het tournooi te Hastings 1930. 1. 2. 3. 4. Capablanca d4 c4 Pc3 Dc2 Cnlle Pf6 e6 Lb4 dö co schijnt hier minder goed. 5. cd6: Ddö: Het beste is wel Pf3. 6. Pf3 0-0 Na aS kan volgens Capablanca Lc3: Dc3Pe4. 7. Ld2 Lc3 8. bc3 Pbö" Ongeveer gelijk spel. 9. e3 co 10. c4 Dd6 11. Tdl b6 12. Lc3 h6 13. Le2 Lb7 14. 0-0 Dc7 15. dc5: bc5 16. Db2 Tb8 17. .Dal Pg4 Met de wel wat doorzichtige dreiging Lf3:, Lf3:, Dh2f. Beter Te8 en e5. 18. Td7Dd7 Capablanca weet een elegante weer legging te vinden. 19. Lg7: Dc7 Beter was toch Tfe8, waarna wit nog niet gemakkelijk had. het 20. Lf8: Tf8 21. g3 f6 22. Ph4 Pe5 Nog steeds speculeert zwart op val letjes. 23. f4 Dc6 24. Kf2 De4 25. Dbl Dbl Wit forceert dameruil. De rest is tech niek. 26. TblLe4 27. Tb3 Pd7 28. Ta3 Ta8 29. Ta5 Kf7 30. Pf3 Ke7 31. Pd2 Lc6 32. Lf3 Lf3: 33. Kf3Kd6 Zwart wil naar b6. 34. Pe41 Kc6 35. Ta6 f Pb6 Nog wel aardig. Pf6 Ta5 Pe4 Tb5f 36. Pf6Kb'< 37. Ta5 Tc8 38. Pe4 Pc4 39. Tb5 f opgegeven. Na Tc5: wou wit Pd2: spelen. Nu moet echter eerst Ka6 en dan gaat de grap niet op. Dr. P. FEENSTRA KUIPER, 1 DAMMEN. 1 REGLEMENT VOOR HET DAMSPEL (Vervolg) Artikel 18. Als een speler een dam en twee schijven heeft, of twee dammen en een schijf, dan kan de tegenspeler, zoo hij alleen een dam heeft, die schijf of schijven tot dam kronen, welke hande ling niet gelden zal voor een zet. Daarna wordt gespeeld als in art. 17 omschreven. Indien de speler met den enkelen dam de schijf of schijven niet wil kronen en hij bij machte is om te beletten, dat zij de damlijn bereiken, dan moeten wederzijds nog tien zetten gedaan wor den. Blijkt daarbij, dat de damlijn niet kan worden bereikt, dan is het spel remise. 5. ONREGELMATIGHEDEN. Artikel 19. Wanneer het bord verkeerd ligt is het spel ongeldig, tenzij zulks eerst blijkt, nadat reeds meer dan vijf zetten zijn gedaan. Artikel 20. Heeft een speler, inplaats van eigen stuk, een stuk van den tegenspeler opgespeeld en losgelaten, of wel na een slag te veel, te weinig of verkeerde stukken van het bord genomen, of zelfs in het geheel niet uitgevoerd, maar een ander stuk gespeeld, of ein delijk, indien door een speler een of meer stukken verkeerdelijk van het bord worden genomen in al deze gevallen kan de tegenspeler vorderen, dot dit zoo blijft en als een gedane aet goklec zal, of wel, dat de stand geheel en al hersteld en in het eerste geval opnieuw gespeeld of in andere gevallen juist geslagen en weggenomen wordt. Artikel 21. Elke begane onjuistheid moet on veranderd blijven en is aan geen her stel meer onderhevig, zoodra zij beant woord is door een tegenzet van den anderen speler (behoudens de bepaling in het eerste deel van artikel 19) Artikel 22. Het is niet geoorloofd om onder het spel wenken of aanwijzingen te geven, of iets te doen, wat hinderlijk kan zijn voor speler of spelers. 6. DE UITSLAG. Artikel 23. Het spel is verloren voor den speler, die, aan de beurt zijnde, ineen der na volgende gevallen verkeert: le. geen stuk meer over heeft of vast gezet is; 2e. de stukken dooreen werpt; 3e. het spel opgeeft; 4e. het spel laat varen of weigert door te spelen 5e. zich niet houdt aan dit reglement 6e. in tijdsoverschrijding vervalt vol gens art. 26. In alle deze gevallen geldt het spel voor den anderen speler als gewonnen. Artikel 24. Het spel is remise in de daartoe leidende, bij art. 16, 17 en 18 om schreven gevallen, en alle andere, waarin geen der beide spelers winst behaalt. Voorts kunnen met weder- zijdsch goedvinden de spelers een nog niet geëindigd spel voor remise ver klaren, behoudens recht en billijkheid tegenover derden, waaromtrent bij wedstrijden de leider beslist. 7. NOTATIE EN TIJD-CONTROLE. Artikel 25. Voor het noteeren van spelen en tanden wordt de nummering van het oord gebruikt, in art. 5 vermeld. Artikel 26. In geval bij wedstrijden gebruik wordt gemaakt van wedstrijd-klokken, moet elke speler minstens zooveel zet ten per uur doen, als bij regeling is bepaald. Doet men in het eerste uur meer zetten, dan komen deze ten goede in het tweede uur, enz. Voor wie minder doet dan het ver- eischte aantal zetten, is na verstryken van het uur het spel verloren. Als grondslag dienen 25 zetten per uur. Er d4ent naar juiste tijdsbepaling voor eiken speler zooveel mogelijk te worden gestreefd en eveneens van de commissie van den wedstrijd een waarschuwing uit te gaan in geval bij tijdnood het uur weldra verstrijken zal. SLOTARTIKEL. Bij wedstrijden worden eventueele geschillen aangehouden tot aan het einde van den wedstrijd. Ter oplossing: Eindspel van C. Blankenaar, Rotterdam. 6 16 26 36 46 V H Ui iH tut ut §p Hl m li m H n Ut n m i 11 ut i§§ in üli 5 15 25 85 45 47 48 49 50 Wit 1 sch. op 6 en dam op 1. Zw. 2 dammen op 49 en 50. Wit speelt en wint Het kleinste „Blankenaartje". Alles betreffende deze rubriek te adresseeren aan: G. L. GORTMANS Reguliersdwarsstr. 32, Amsterdam C. 5 Vr~t De beroemde bokser schrijft zijn memoires. („Rire"). Ik heb niets op u tegen, sprak de vader van het meisje, alleen vind ik u nog wel wat jong voor mijn dochter. O, dat is geen bezwaar, zei het jongmensoh, ik kan over een dag of veertien wel even terugkomen! Redenaar: We vieren eigenlijk een dubbel jubileum, geachte medeleden van onze zangvereeniging! Tien jaren is onze vriend lid der Vereeniging en heden is hij juist vijf jaren contributie schuldig! „Aardigheid" van een vrouwenhater: Waarom is oorvijg vrowwetyfo/' Omdat, ze JrietoTl Contractbridge DE 4 EN 5-SAN8 M S. v Noor<i. R G' K a" h" V, ■L a. s n M 3R. 4 S.A.! 1 S.1 4) METHOöt Voorbeeld No. 2. Zuid (gever). R. 9. 2. H. a. 8. 5. S a. h. b. 10. 9. 6. K. 8. 6. Bieden: 1 S. 4 S.1 1) 5 S.A.1 3) Analyse: 1) Na het Forcing-bid van Z.„ dat zijn S.-kaart zeer sterk in die kleur door hem hoogsta te verliezen is. Ofschoon een v' bod, wil dit in 't geheel ni« dat gestopt moet worden. 2) N. weet nu reeds, dat eeil slam zeker te maken is, omdat j/ neur-trekken van Z. over ten*: kleuren moeten verdeeld zijn, fc. stens een halve honneur-trek Door de S. v. in de hand van hij, dat in die kleur niets verW worden; kan hij zich op de een dere manier overtuigen, dat Z t( a. heeft, dan is groot-slamix q\ n 3) Z. geeft aan eveneens tws. te hebben, 4) Groot-slam is zeker, behalve, ontbrekende troeven met mir/ in één hand zitten en en de R eveneens met minstens 5 Dit ij. vrijwel uitgesloten. In dit voorbeeld is de sleutelt slam-bieding het 4 S.-bad van Z dat N., door het sprong-bodinfe kleur van Z., de overtuiging hees die kleur zeer sterk moet zijn.? de S. v. niet dan wist hij tot- klein-slarn te maken moest zijn Voorbeeld No. 3. Zuid (gever). S. a. h. v. 9. 4. H. a. 10. 6. 5. Noord, S, 8. H. h. v. b,li' R- h. v. b. tl K. h. v. R. 6. K. a. 4. 3. Bieden: 1 S. 3 H. 1) 5 S.A. 2) 6. H. 3) Analyse: 1) N. heeft een heel goede i voor een forcing-bid met zij: neur-trekken en een kiteign sterke speelkaart. 2) Z. kan uit het sprong-volgW maken, dat daar misschien itl R.a. zit, wilde hij deze kans dan kon hij direct 7 H. bied: niuwe slam-methode is echter, der en geeft hij met zijn bod en een S. of H. heer aan. 3) N. geeft een stopbod, oiê het 4de aas niet heeft en dit t de tegenpartij moet zitten. Een goed voorbeeld, waar: deugdelijkheid van de methode: teneinde het bieden van niette: slams te voorkomen. Werd de: thode niet gevolgd, dan komen: spelers met die kaarten in de c gevallen tot 6 H„ die niet te' zijn als de tegenpartij goed m Voorbeeld No. 4. Noord (gever), Zuid. S. a. 6. 2. S. h. v. b,9 H. 7. 9. 8/4. R. 4,3,2. K. b. 5. 2 S. 2) 4 S. 4) 5S. S. of 7 S.i H. a. h. R. a. 6. R- a. h. v Bieden; 2 K. 1) 3 K. 3) 4 S.A. 5) 5 S.A. 7) Analyse: 1) Forcing-opening. 2) Z. geeft minstens l—l'l' k trek aan. 3) N. wil gelegenheid geven Sdijk meerdere kracht aan tf; 4) Nu weet Z., dat de S.-M' minstens een zeskaart bestaat hoogste één slag te verliezen. 5) Geeft 3 azen aan of 2*1' K. of S. h. 6) Z. heeft niet anders te dan S. I 7) N. geeft de 2 andere azen- _8) De laatste keus is aan Zn-; biedingen zyn goed. omdat kaart van N. wel zal romp-W; - Weuren- dat minstens 2 lange banden zitten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1933 | | pagina 14