nieuwe avonturen mijnheer pimpelmans
RAADSELS.
12.
Spinnekop was qebelqd. toen hij de slak daar aantrof
ader het bloemetje ook maar eenigs-
j:ie beschadigen. Toen hy echter ile
zag, die zilveren strepen op den
J'.n grond onder liet bloemetje trok,
iMf lig beleefd: „.Mag ik niet op dat
g,ü.ve blaadje gaan zitten? Het is zoo
nat hier op den grond en die slak is
zo)'hinderlük:"
„Zeker," zei het bloemetje, maar het
neeg over de slak, want hoewel de
nist-Jndische kersbloemetjes geen
ttade vrienden met de slakken z|jn,
zijn ze er ook geen goene maatjes mee:
f?n dak is een dier. waar ze liever niet
ee te maken hebben. Op den grond
aan die zilveren strepen heel mooi,
raar op de bloemblaadjes misstaan zij
teer zeker.
ïoen de Spinnekop veilig op de
poene bladeren zat, begon h|j met het
bloemetje te spreken, alsof ze al onde
tekenden waren. Pn het was zoo ge-
lig. dat het een gewoonte werd van
Sróaetop om iederm morgen even te
komen praten. Ze fluisterden haast
legen elkaar, want de andere bloemen
whoefden het niet te hooren. De zon
rad inmiddels de hloeni en de Spinne-
i l iederen morgen verwarmd. Maar
■i negon het haar te vervelen. Zij
r*P eeo van haar zonnestraal-elfjes en
'''eve hind, ga naar het bloed-
Oost-Indische Kers-bloempje,
^aar Z'1 Het zonnestraaltje
-Zeg haar uit mijn naam, dat ze niet
*rLn,i?t Spinnekop mag omgaan. Ik
^'■nheidT' Pn Vfrwa,'1t gehoor-
jj*t bloempje de boodschap
ti«L i roli ^et hevig, want zü
;jj dat de zon. zoo lief als
|,0ms mecdoogenloos kon
:,am a's men haar nngehoor-
'l'emni8 Ji 8PS,'hrokken was het
L i 'JP' "Ut ze haast geen woord uit
l i0®''''1, *OPn Spinnekop haar
am opzoeken...
„Wat? zei Spinnekop. eenigszins
teleurgesteld, „ga jg je nu storen aan
hetgeen de zon zegt?
Wat kan hg doen? Tk zeg je, hy is
jaloersch!"
Eerst had het bloemetje treurig haar
kopje geschud, maar Spinnekop
praatte liaar zooveel moed in, dat zij
tenslotte overtuigd werd dat de zon
jaloersch was en dat Spinnekop haar
wel zou helpen.
Het bloemetje begon zich in te beel
den, dat de zonnewarmte overbodig
was en ze geloofde dat zelf zóó sterk,
dat ze werkelijk verkoeling begon te
zoeken. Toer. op zekeren dag een slak
weer voorby kroop, riep zy hem aan:
..Slak, kom eens hier er. trek je blin
kende strepen ook over mijn bladeren,
dat zal mij misschien verkoelen!"
„Wat eigenaardig." zei de slak. „an
ders kan het jullie niet te warm zijn
en nu zucht je naar verkoeling? Als
wy klagen «ver de geweldige hitte,
clan zyn jullie meestal pas op je gemak.
Hoe zit het er nu mee?.
Maar het bloemetje wist Slak te be
praten, hoewel het haar heel wat
moeite en overredingskracht kostte.
Spinnekop, die eventjes later aan
kwam, was erg gebeigd, toen hij Slak
daar aantrof. „Wat zoek jij hier?"
vroeg hg kortaf. De Slak keek op en
stak zijn hoorntjes uit: „Oost-Indische
Kers heeft mij zelf uitgenoodigd, ver
sta je? En het is niet half zoo vreemd,
dat ik hier ben, als dat jij je hier
vertoont, indringer!"
Over dat venijnige antwoord werd
Spinnekop zoo hoos. dat hij op de
Slak afstormde, maar hup.... daar
was die in haar huisje verdwenen.
„Zoo hang is die. dat hij zijn huis met
zich mee moet dragen, de arme Slak!
zei Spinnekop verachtelijk.
„Heusch. ik heb hem zelf uitgenoo
digd." zei het bloempje, ik dacht, dat
hü mij verkoeling zou kunnen bren
gen. Ik zal je eens wat vertellen: ik
kan die zonnestralen niet meer ver
dragen. het zou mijn dood zijn!"
aarom heb je dat niet eerder ge
zegd?"" zei de spin, „ik heb een goed
plan, ik heb trouwens altijd goede
plannen.. je kent me nog maar half!"
„Ik weet niet of jouw plan zal hel
pen," zei het bloempje, „ik denk, dat
dit de straf is, die de zon mij voor
speld heeft!"
„Ach, lief bloempje, geloof jij nog
altijd, dat de zon kan straffen? Ik zal
je beschermen! (leef my maar eens
een kansje. Ik zal een fijne, zilveren
sluier voor je weven, om over je ge
zichtje te gooien. Die zal de zonnestra
len tegenhouden! Mij zal die zon niet
klein krijgen!" zei Spinnekop ver
waand.
Dus.... begon Spinnekop de zilve
ren sluier te weven, eerst de lange
draden kruiselings over elkaar en
toen vanuit het midden in de rondte.
1'oen de sluier haar oogen ging be
dekken, zei het bloempje opgewekt:
„Ik geloof, dat het al helpt! Het is ver
wonderlijk!" „Maar natuurlijk! Had
jij er dan nog aan getwijfeld? Geloof
altijd in mij, dan kan je niets verkeerd
gaan!.
„De zon brandt nu wel niet meer zoo
erg. Maar toch is het vreeselijk warm
weer vandaag. Kyk eens, hoe klam ik
ben van de warmte?" zei het bloempje
weer.
„Ja het is wel warm, maar toch niet
zoo erg, om over te klagen," zei Spin
nekop en ging haastig voort met het
weven van zyn zilveren sluier. Het
arme bloenietje werd hoe langer hoe
benauwder en toen de sluier eindelijk
klaar was, kon het haast geen adem
halen, zoo benauwd was het eronder.
„Help, help, ach, help my toch!"
riep het in haar ellende uit en snakte
naar adem. „O, ik stik. help mfl!"
Haar stemmetje trok de aandacht
van de zon, maar zy kwam te laat.
Het bloedroode bloemetje was reeds
gestikt onder haar zilveren sluier! Zij
had geboet voor haar ongehoorzaam
heid.
Woedend keek de zon rond en daar
zag zy de Spinnekop. die van den schrik
van de groene bladeren van het bloe
metje was afgetuimeld! Hy was zoo
geschrokken, dat hij haast niet durfde
adem te halen zijn grootspraak was
geheel verdwenen en hij huilde diep
bedroefd om zijn arme vriendin, het
bloemetje!
Hy klauterde weer op de groene
bladeren en bleef daar zitten treuren.
Maar de woedende zon brandde hem
dood. totdat zyn ronde lyf en beende
ren daarop hun merkteeken achter
lieten. „De afdruk van jouw geraamte
zal voortaan altijd op de groene blade
ren van mjjn Oost-Indische Kers-plan-
ten verschijnen, om jullie eraan te her
inneren, dat ik gehoorzaamheid eisch!"
zeide Zon... Toen draaide zy zich om
naar het doode bloemetje, met haar
zilveren sluier, nam de 'zilveren sluier
weg en streelde het. „Waarom heb je
toch niet naar me geluisterd," zei hij
met bedroefde stem, ,„je was zoo lief
en mooi.
De Parasol van Chineeserhen
oorsprong?
Volgens overlevering heeft een Chi-
neesche vrouw Ban Kai genaamd, vier
duizend jaar geleden de parasol ult-
1
gevonden. Deze was gemaakt van pa
pier. dat met Oostersche figuren be
schilderd en door houten staafjes in
den vorn. gehouden werd
Vele eeuwen later kwarc. men op het
denkbeeld dat soortgelijke vormen,
doch van ander materiaal ook tegen
den regen te gebruiken waren, «aar
door het regenscherm oftewel de na/a-
pluie zyn ontstaan te danken heeft.
Oplossingen der vorige raadsels:
I.
Koffer - Koffie.
II.
Maart - tram.
III.
Vliegenier.
IV.
egel
gala
e 1 s a
laan
Goede oplossingen ontvangen van:
Greth M.; André G.; J. v. d. W.;
Nelly B.; Jaap en P. K.; Hennnie H.;
Corrie J.; Jan G.; Henk G.; Agatha
K.; F. Z.; Dinie K.; Catrientje L.;
Jantje L.; Annie T.; M. L.; Kees E.;
Hermien v. d. Br.; B. Hendrikse;
Lieny van L.; Dina W.; Marie M.; Ma-
rie C. de Gr.; Leent je Gr. de Gr.; Oor-
rie S.; Nelly van A.; Tony S.; Annie S.;
Joh. K.; Lientje N.; Nellie N.; Jae. P.
N.; Harm L.; Trientje Sch.; Maria G.;
Toon Tr.; Geertje P.; Guusje K.; Trijn
tje v. T.; Nellie J.; Annie M.; Teetje
Br.; Melis M.; Germaine Fr.; Tonia M.;
Jan de Sch.; Nan en Dirk R.; Jan en
Marietje S.; George F.; Adriana D.
Nieuwe raadsels:
Ik ben iets, dat goed voor de plan»
ten is, maar waar wjj niet van houden.
Draai my om en ik ben donker!
II.
Ik ben een eeltachtig knobbeltje, dat
men heel moeilijk kwyt raakt. Voeg
een e by mijn letters en ik ben iets,
dat in de woestijn schaars is.
III.
Mijn 3, 6, 2, 2, 1 is een nacbtelyk
avontuur. Mijn 5,4 is een jongensnaam.
Wat ben ik
IV.
Mijn 1, 2, 3, 4, 5 is hetzelfde als mjjn
5, 4, 3, 2, 1. Mijn 6, 7, 8 is een minder
goede eigenschap en mijn 9 is de ode
letter van het alphabet.
Wat ben ik?
De oplossingen van het tweede, derde
en vierde raadsel staan allemaal in ver
band met die van het eerste. De op
lossing van 2 is de oorzaak van 1, de
oplossing van 3 is het gevolg van 1
en de oplossing van 4 is de maatregel
tegen 1.
Zoo zie je, dat ik deze week iets
heel bijzonders te raden heb gegeven.
Doe maar eens extra je best, want
dat heb je voor? alles, wat in verband
tot elkaar staat, verstrekt je al weer
enkele gegevens, die je goed gebruiken
kunt. En nu aan het werk.
door G. Th. ROTMAN
18
Gelukkig voor hem gaat de brug
Weer spoedig naar omhoog terug;
Maar acht, wat ziet de man er uit!
Geruïneerd is heel zijn schuit,
En 't eens zoo fraaie baldakijn,
Vernietigd is het, kort en klein!
14
Maar wat gebeurd is, is gebeurd.
Daarom dus langer niet getreurd!
Al wat er scheef zit of verkeerd,
Wordt over boord gedeponeerd.
Hij stuurt zyn bootje in het riet.
Om wat te v i.sschen in den vüet.
''tdaf8^ ,vor(®ei't vlot en vlug,
k |Jr 'e k°men voor een brug;
(laarv,'"W! worden opgehaald,
V pi, r,,,ruKKPgeld betaal;
r,mpelmang denkt; ,,'k Pas er
ttib vo®r!
"«gemerkt wel door!"
En inderdaad, de brugman ziet
Het kleine motorbootje niet:
De stoomboot is maar net „passé".
Of bom! de brug gaat naar benêe!
't Is voor Heer Pimpelmans een strop!
Haai weg die brug!" gilt hy. „haal
Oj)!