- sn ïül- -»
lientje van lopik,
ST nlïrf "5 ig geb°ren- °P fen
er uit
=~rrs,ria-üs—--
Ons kinderverhaal.
De prinses en het licht....
De wtg djor het bosch
l. de wees van stavernen.
Beste jongens en meisjes
Alweer een week om, als het zoo
snel blyft gaan, dan zijn de korte,
donkere dagen gauw voobrij en dat
vinden we allemaal fjjn, want het is
heerlijker om om vier uur nog wat in
de zon te kunnen fietsen, dan met
schemer uit school thuis te komen en
als we niet al die feesten hadden en
geen sneeuw en ijs, dan mocht de
winter van ons wel in de Noordpool
blyven. Maar nu, nu zijn we blij met
ue korte dagen en lange avonden,
krijgen straks Sinterklaas en
Kerstfeest en Nieuwjaar en daar zijn
ange avonden met licht voor noodig.
hinterklaas staat voor de deur. Bij
ijibbe op school is al een brief uit
Spanje gekomen en ik zie de winkel
etalages al met speelgoed en andere
ügfa ,.fclaaLr maken straks
komt dat stil-geheimzinnige weer in
k°men op den grooten
avond de verrassingen, waarvoor je
,«i kV a,s j® er aan denkt. Wat
zal het worden? De koek of de gard'
fae?*boeek'e6k krÖgt dC k°ek' ik bedoeI
Van Limburg Stirumstraat 16.
«vir^hrt''2 Ia ^raak Die «rap van jou
•ver het derde raadsel g,ng fijn niet op, Her-
m.en, want voor dat „nachtelijk avontuur"
ten mlarah Werd'm0est >e iui« "iet bui
ten, maar binnen zgn, want het was een
dÏTrJ0 b"ite;,droom "iet, maar Hat
«SotLTÊ" als je lekker »<*-
b2£J2L m w Warm hoI,rtje en het
tuiten stormt en regent.
5flrir— Ja' dat vriendinnetje
^e ~lr rtje'-dat is net geluks-
vocrU in a' T" 2011 fijn ^een en de
UuS nfet M f'0,en- A"derS bf«r'jP
wel eln, mef,mi?Schien kora ook nog
'achtnd snuitie op kantoor.
■"dat je.... een boek gewonnen hebt.
Lena van Zandwijk. Doe jij en ie
rS' allW samen' Samen
"e"d^ ^lSamen 'n de2elMe kIas den
zelfden onderwgzer en dezelfde moeilüke
"T?en en dezelfde taallessen waar je je
w ie hetztifde i°
mi L J Wascht ie hetzelfde en
los je dezelfde raadsels op. VanHaae „f
netje niet? W,P"eUS en je ™'«din-
van T" ":eland- - wat heb ik er
raadse^vriendiM"'"
n „'.rj-rrh"
u-c. JK3 ücni er een van en ie
hebt je meteen kranig geweerd m*f k 1?
Sturen van K geweerd met het in-
doo' Wn WS,e- Prachtig hoor. ga zoo
1'ny DolEn dat waren vorige week
wel zulke gemakkelijke raadsels, Tinv
kon je die niet oplossen? Was ir i
<*n beetje slaperig toen misschien
kon je er toen niet i 1 aan hegon en
aan je \Z t'Chteurkome"De groeten
spoedige beterschao r Wensch hem
hem spelen a,faP-^ ™ar eens me,
komt, want het i UUr uit ^hool
SXT: ""V"'
het? te ''ggen. Doe je
Tinie IVullems. Dat «,mj,
een feest extra wordt misschien
l 'w A°eU' Wcl' allemenschen. Ina, ik
dacht dat je me vergeten was, maar ik zie
dat dat niet zoo is en dat je vorige week
alleen maar vergeten had de raadsels weg tc
brengen. Nee, honderd kinderen doen er nog
niet mee met de raadsels, hoor, het loopt
nas tegen de zestig.
Annit Mensert. Nu zit ik stil aan jou
te schrijven, Annie, zooals jij van de week
aan mij. Alleen zal het bij jou thuis wel
rustiger geweest zijn, want hier staan
een heele massa menschen om me heen
en ratelen verschillende machines, maar ik
doe maar net of ik niets hoor en of ik hier
heelcmaal alleen ben. met al die briefjes van
jullie.
Kees Eloul. Hè, dat vind ik leuk,
Kees, dat jouw grootvader je helpt als je er
niet uit kan komen met de raadsels. Ik denk
dta hij witte haren heeft en ernstige, vrien
delijke oogen. Oude menschen hebben meestal
ernstige oogen, dat komt omdat ze zooveel
gezien hebben en ze staan ook vaak vrien
delijk, dat komt omdat ze geleerd hebben
dat je elkaar moet helpen met vriendelijke
woorden en dat je niet zoo gauw boos moet
zijn en op moet vliegen als een vaatje bus
kruit.
Dino Wismeyer. Gelukkig, dat je nog
niet verkouden bent, maar pas maar op, want
anders is volgende week je neus lek net als
de kraan van de week bij me thuis. 1 «^n
heb ik er een nieuw leertje ingedaan en was
het over, maar dat kan je niet in je neus
doen, dus dat is niet zoo gauw verholpen.
Geertje Putting. Nu. dat begrijp 'k.
Geertje, dat je koppeltjeduik gedaan hebt,
o nee, in de lucht gesprongen bent, toen je
las dat je een boek gewonnen had, want dat
is toch telkens weer een onverwachte verras
sing en wat is nu fijner dan zoo plotseling
iets te krijgen, waarop je niet vast gerekend
had.
Lieny v. Lopik. Deze week ben je vast
niet teleurgesteld in me, Lieny, want nu is er
een briefje voor je en niet alleen een briefje,
maar ook een boek, dus als je nu niet kijkt
als zes dagen zon, dan weet ik het niet.
Jan Sandkuyl. Dat is waar. Jan, alles
wat je uit liefhebberij doet, dat valt je ge
makkelijk, zoo ook het oplossen van moeilij
ke raadsels. Nu moet je nog loeren om de
dingen, die je niet uit „liefhebberij" doet,
maar uit „plicht", ook met plezier te doen.
Marietje Sandkuyl. Goed, ik wil graag
gclooven, dat je behalve handwerken, ook
sommen fijn vindt, Marietje, en taal, maar
dan mag je me ook niet meer schrijven
„fein" want dat is Duitsch en ook niet „tee-
kennen" want dat woord bestaat heelemaal
niet
Anderina Rooker. Je moeder en je vijf
zusjes en je broertje, hadden zeker best alle
maal met je vader meegewild naar Napcis,
hè, daar is het nu nog lekker weer en schijnt
de zon veel warmer dan op onze koude
hoofden en je was bij je vader. Maar. ge
lukkig, de „Hertog Hendrik" komt over een
paar weken alweer terug en dan is je vader
met de groote feestdagen weer fijn bij jullie.
Hoera!
George Faber. Nu moet ik het tweede
briefje aan jou al naar je bed sturen, George,
want daar lig je nu met mazelen onder de
dekens en roep je zoo vaak om je moeder,
dat die draaierig wordt van het trappenloo-
pen. Gelukkig maar dat je al weer opknapt,
anders zou je moeder nog een lift in huis
moeten maken, want dat gaat niet, hoor,
honderd maal op een dag voor jou naar
boven. Zal je daar om denken? Maar ik be
grijp ook wel dat jij het een beetje vervelend
vindt, terwijl je vriendjes buiten spelen, dat
jij daar maar stilletjes moet liggen.
Nellie Boot, De Waal (Texel). Kom,
Nellie, je moet niet zoo gauw naar worden.
Een beetje regen is ook wel eens goed, we
hebben van den zomer en in den herfst zoo
veel zon gehad, dat kleine Jaap er nog
bruine beenen van heeft, dus als de regen nu
eens een paar dagen rikketikketik doet, wel
dan loop je wat harder naar school en wat
harder naar huis en kruipt dicht bij de kachel
en neemt een fijn bock en vergeet wat er
buiten gebeurt.
Fijtje Molenaar. Jij bent op het „aas"
afgekomen, Fijtje, jij denkt gauw een boek
te winnen en als dat in een paar weken niet
gebeurt, dan zeg je tegen jezelf: „Ik schei
er mee uit, ik win toch nooit wat". Of mis
schien vergis ik me?
Nonnie Grande. Ja, dat is een leuk
raadsel, Nannie, ik zal het er vandaag meteen
inzetten, want er waren anders toch maar
twee raadsels.
Trijntje van Til. Daar zou je bijna
Alibaba en de veertig roovers in „Casino
misgeloopen zijn door de raadsels. I rijntje,
zoo moeilijk waren ze Zaterdagmiddag en
zoo heb je er over zitten prakkedenken en
misschien vindt je ze vandaag wel weer
moeilijk, maar als je ze rustig leest dan
zal het wel meevallen, denk ik. Doe je best
maar, ik wensch je succes.
Trientje Schermer. Wat hebben jullie je
onderwijzer verrast, Trientje, op zijn ver
jaardag. Dat is een feest voor de heele klas
geworden, jullie hadden zeker net het idee of
jullie allemaal jarig waren, want je zat dien
dag allemaal in de bloemen. Ik hoop, dat je
niet teveel teleurgesteld bent dat je vandaag
geen boek hebt gewonnen, want behalve jij
zijn er nog meer dan vijftig die vandaag geen
prijs hebben.
Sientje Warmerdam. •<- Dit is een briefje
voor m'n zieke vriendinnetje in het hospitaal.
Ik zou wel eens even graag bij je aankomen,
hoor, om een praatje met je te maken, want
ik kan me begrijpen dat je het wel een beetje
eenzaam hebt, maar je weet dat je een besmet
telijke ziekte hebt en ik heb zelf drie kleine
kindertjes thuis, dan durf ik eigenlijk niet zoo
goed. Maar over een paar weken ben je waar
schijnlijk weer thuis en dan kom ik eens bij
je. Is dat goed? Donderdagavond heb ik een
tijdje bij je zieke zusje Gretha gezeten en die
merkte er niets van, zoo vast sliep ze. Toen ze
wakker werd zette ze natuurlijk groote ver
wonderde oogen op, dat begrijp je.
Herlha Htndrikse. Alle kindertjes von
den de raadsels van de vorige week nogal
moeilijk, Bertha, dus ik begrijp dat ze voor
jou ook niet gemakkelijk waren. M aar je hebt
ze toch fijn goed opgelost.
Piet Hendrikse. Jij bent zeker nog een
klein jongetje. Piet, want de letters op je
briefje stonden er zoo bibberig op en er waren
zooveel "fouten in je briefje. Zal je me vol
gende week eens schrijven hoe oud je bent?
Corrie Morien. Natuurlijk vind ik het
opperbest dat jij meedoet, Corrie, nu heb ik
drie Morientjes onder mijn vriendjes. Dat
rijmt, zie je?
Lien van Gessel. Dat beloof ik je, Lien,
als ik iedere twee weken zoo'11 leuken langen
brief van je krijg, dan krijg jij van mij een
briefje terug, hoor. Dit is het eerste briefje
voor je. Je vraagt of ik ook in Den Helder
woon; ja hoor, en ik vind het hier wat fijn.
dat komt zeker omdat ik zooveel van de zee
houd en ook van veel Helderschc menschen
Ja, Tjibbe is op school, maar op het „kippen-
schooltje", begrijp je. Want hij is natuurlijk
nog te klein om op de „groote" school te gaan
Nu, dag Lien, dat is een groote brief, hè?
Joop van Bommel. Dat is fijn geweest.
Joop, van den zomer in artis. Dat voederen
van de dieren heb ik ook eens gezien, maar
't was toch wcl een beetje griezelig ook.
Eu nu stop ik weer. Hier staat een
groote punt. Tot volgende week als we
weer een week dichter bij den verjaar
dag van dien goeden Sint zijn.
KINDERVRIEND.
TRUITJE EN HET REGENBUITJE.
Truitje,
Met haar snuitje
Voor 't ruitje
Kijkt naar 't buitje.
't Valt haar tegen,
Natte wegen,
Hoor den regen!
'k Kan dat jagen
Van die vlagen
Alle dagen
Niet verdragen.
'k Zou met Mies
En popje Lies
Naar oom Dries.
„Straat zoo vies",
Zegt mijn Ma,
En mijn Pa
Zegt niet „ga",
Want hun schat
Wordt dan nat.
'k Heb verdriet,
Zoo je ziet,
Als 't zoo giet.
Pa en Anme W.
MIJN NICHTJE.
Mijn nichtje heeft een zusje
Dat meiske is o zoo lief.
Ik geef haar soms een kutje,
Die kleine hartedief.
Dat kindje dat heet Lientje.
Het is m'n beste vriendje,
Maar 't is een kleine guit.
En nu is 't versje uit.
Femmie Hoelandt.
door
Heel lans st leien apeehie een jonge
prins, prinu Roduifuu bij den ingang
van een groot boech. Het was een heer
lijke plek om te epe en. er waren prach
tige gekleurde vogel» en vlinders en
bovenal de schaduwrijke boomen met
liur. stralend-groene bladeren waren
een lust voor het oog. Na een poos ie
werd on«e prins Rodolfua heel erg moe
en begon h(| naar huis te verlangen.
Maar hij herinnerde zich. dat het paleis
héél erg ver weg was. aan den an..ersia
kant van het bosoh eu dat zlin vader,
ue koning, haJ «a-«d: „Speel u*"
prettig, m'n zoon. maar ga niet allee.i
hét bosoh in; want dan verdwaal ie be-
aliat.
Verwonderd vroeg de prins zichvl'
af. waar zijn vader toch bleef; het *'>u
nu toch wel tijd zün om weer te vertrek
ken. Juist was hij hierover aan het
nadenken, toen er in voi en galop ecu
rijtuig kwam aanrijden. Twee groote
witte paarden waren er voor gesj an-
nen. Uit het bcsch gekomen, hield h"*t
rijtuig plotseling stil. De Prins l.ep er
vlug heen, want hij dacht, dat het zün
vader was. die hem naar huis zou bren
gen. Maar het was alleen een bood
schapper van een konnig en hij had
groote haast. H1S z.ei tot den Prins:
„De boodschap, die de koning mü he
opgedragen, eischt grooten spoed. Vóór
het opgaan der zon meet ik ver over ie
grenzen zijn. Vergeef mij. Prins, cat
ik geen minuut heb te missen. Hier is
een brief van Uw vader".
Hij overhandigde den brief en voor
dat de Prins tijd had tot zichzelf te
komen, was het rijtuig reeds uit het
gezicht. Hij opende den brief en la»:
„MJjn zoon. kom naar huis. Jc moet
alleen door het donkere woud komen,
er is geen andere weg De weg is lang
en op vele plaatsen bijna onbegaanbaar;
niets zal je echter overkomen. a;s je in
het licht blijft loopen. Verlaat dit niet.
Het is de trouwste gids, die ik je kan
zenden. Aan den uitgang van het woud
zal ik op je wachten. Je vader."
De prins liep naar den Ingang van
het woud en recht voor zich zag hij
een prachtigen lichtstraal verschijnen,
die de duisternis van het dichte woud
verlichtte, een heldere, zachtgele glans
gelijk een manestraal, waa voor en over
hem. Hij besloot in dit licht te blijven
loopen.
Het was mooi weer. een prachtige
weg en hij voelde de zorg van zlin
vader rondom zich. Al verder en verder
liep hij. Na eenigen tijd werd de weg
moeilijker begaanbaar en vaak had hij
last van de takken der dichtstbijstaanc'e
boomen. HU kroop er onder door en
zag een effen, kleinen weg, even naast
het licht, een prachtige weg! „01" riep
hij opgetogen, „mlin vader wist zeker
niet, dat deze mooie weg bestond, an
ders had hij natuurlUk het licht daarop
laten vallen" en hij ging op dien weg
loopen. Het was in het begin heerlijk,
maar na een poosje was het net. of het
donkerder om hem heen werd. Hii keek
naar den lichtstraal, maar die was weg.