MOED POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT Mannen, die de wereld beheerschen (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Stalin ziet toe, hoe het Hitler-experiment gelukt Splintertjes Populaire Rubriek 627 ZATERDAG 13 JANUARI 1934 Overeenkomst tusschen de moderne dictatoriale regeeringen Roosevelt, Mussolini, Hitier en Stalin varen in hetzelfde schuitje door George Bernard Shaw. Het ontbreekt Hitier aan biologisch en enthnologisch inzicht. Hij denkt, dat Duitscliland een volk van onver mengd ras noodig heeft, doch daarin heeft hij ongelijk. Men zie slechts naar de Engelschen, een volk, waarin zeer verschillende rasbestanddeelen met el kaar zijn vermengd. Dat is ook wen- schelijk; elke bioloog zal u kunnen zeg- ben, dat toevoer van nieuw bloed nood zakelijk is om te voorkomen, dat een ras degenereert. Dit kan men zien aan diezelfde Engelschen, vanneer zij onder elkaar trouwen, b.v. aan de Engelsche aristocratie. Deze heeft inderdaad door svstematischen inteelt één bepaald type voortgebracht, dat wereldbekend is. Het is een knap type, volmaakt van charme, volmaakt in optreden, men zou het met een mooie Barzoi kunnen vergelijken. Deze honden zijn lief, gracieus, doch absoluut niet intelligent. Uitgesproken types vindt men ook hier en daar op het Engelsche platteland, wanneer de bewoners van een dorp eeuw na eeuw onder elkaar trouwen en iemand, die Vijf mijl verderop woont, als een vreem deling beschouwen. Zij zijn raszuiver, doch ik vrees, dat zij over het algemeen minderwaardig zijn vergeleken met de anderen. Daarom maakt Hitier op het oogen- blik een fout met het verjagen van de Joden. Ik zou in zijn plaats eiken Jood in Duitschland laten blijven, mits hij niet met een Jodin trouwde. Mijn be zwaar tegen de Duitsche Joden is niet, dat zij Joodsch zijn, doch te Duitsch. Hitier verliest door zijn handelwijze een goede bloedstam met intelligentie, beschaving en scherpzinnigheid. Laten we thans een blik slaan op Mussolini, een dictator, die eenmaal een democraat was. Hii wilde, dat er iets gedaan werd. Hii wist, dat zijn plannen goed waren, doch de democra tie belette de uitvoering ervan. Daarom ruimde hii haar uit den weg- Hii be merkte, dat er te veel menschen in zijn kabinet zaten. Ze waren, elk al zonder- lijk in staat om dingen te doen, die hij van hen verlangde, daarom nam hii hen hun ambt af en deed het werk zeil. Wordt er een fout gemaakt, dan weet hii, dat hii er zelf verantwoordelijk voor is. Bovendien kan hij, wanneer hii de fout bemerkt, er tijdig mee ophouden. Mussolini verlangde een corporatie ven staat. Van elke industrie maakte hij een corporatieve organisatie en gaandeweg vervingen deze corporaties het parlement. Daardoor is thans ieder een in Italië er beter aan toe, Mussolini streeft er naar, dat de corporaties hun eigen landerijen, mijnen, fabrieken, enz. bezitten en dat is juist gezien. Niemand ontgint de natuurlijke rijk dommen van land, dat niet zijn eigen dom is, want de winst zou den eigenaar van het laud ten deel vallen. En deze toestand bestaat tegenwoordig in Enge land. In Italië is onder Mussolini zoo iets ondenkbaar. De corporaties ont ginnen de delfstoffen van het land. En welk bezwaar is ertegen, dat zij slechts aan één man verantwoording schuldig ziin? Verder moeten wij bedenken, dat alles, wat Mussolini tot stand heeft ge bracht, aan Italië in zijn geheel ten goede komt en niet slechts aan één klasse, b.v. de Italiaansche grondbe zitters. Wanneer wü in Engeland den corpo ratieven eigendom wilden instellen en tegen Ramsa.v MacDonald zeiden: „Het land behoort aan de gemeenschap, evengoed als de lucht, en zijn delfstof fen moeten worden ontgonnen door de betrokken corporatie", dan zou hy ant woorden: „Beste vriend, daar kan niets van inkomen;; wij hebben een consti- tutioneele regeering". Zoo zou de zaak op de lange baan worden geschoven. Kan men het dan Mussolini kwalijk ne men, dat hij de zaken in ziin eigen han den heeft genomen? Een andere interessante figuur is Stalin. Hii is misschien evenzeer een dictator als Mussolini, doch hii stelt op dien titel geen prijs. Wellicht moeten wij hem ook niet zoozeer met Mussolini vergelijken als wel met den Paus, in zooverre, dat hij door de communisti sche party wordt gekozen op soortge lijke wijze als de Paus door de Kardi nalen wordt gekozen. De organisatie van de communistische partij in Rus land vertoont menige overeenkomst met die van de Christelijke kerk in de eerste eeuwen onzer jaartelling. Beide bewegingen zijn gegroeid uit een klein aantal trouwe volgelingen, die er hun vriict. lijd aan wijdden en anderen overhaalden om er zich eveneens bij aan te sluiten. De leiders (in de kerk de priesters* kozen onderling een hoo- gen geplaatsten leider, zoo ontstond een zelfgekozen, van onderen af opge bouwde hiërarchie. Zooals een Paus in den loop van zijn leven vele malen tot een hooger ambt wordt verheven, voordat hij aan het hoodf der kerk komt te staan, zoo is Stalin ook trapsgewijs omhoog-geklom men en elke trap beteekende een cri- tisch onderzoek van alle kanten. In En geland brengen de kiezers hun stem uit op een man, van wien zij slechts en kele beloften hebben vernomen; tege lijkertijd brengen andere kiezers hun stem uit op een man, van wien zij even min iets anders weten, dan dat hij van plan is, het werk van den eerstgenoem- den candidaat en diens pratij tegen te werken. In Rusland wordt niemand voor een leidende functie candidaat gesteld, wan neer zijn politieke bekwaamheid niet duidelijk gebleken is. Als er een ge gronde aanmerking op hem wordt ge maakt, al is het door den eenvoudigste, dan kan hii zich wel uit de verkiezing terugtrekken. En is hij gekozen, dan moet al spoedig aan het licht komen, dat men in hem de juiste persoon heeft gevonden, is dit het geval, dan wordt hij spoedig in de gelegenheid gesteld om nog hooger op te klimmen en is dit niet het geval, dan is zijn val zeker. Al die beproevingen heeft Stalin met succes doorstaan. Van Hitler kan het zelfde gezegd worden, doch Trotzky be reikte den top niet. Hij wilde een inter nationaal socialisme en dat is m. i. on denkbaar, zoolang het socialisme niet eerst in elk land afzonderlijk georgani seerd en vast gefundeerd is. Ook Enge land zal moeten besluiten om natio- naal-socialistiseh te worden, voordat men erin kan slagen, het onder te bren gen in een internationale federatie van socialistische staten. Ook Stalin staat op dit standpunt; hij zal niet streven naar een bolsjewistische wereld, zoo lang het communisme niet stevig ver ankerd is in Rusland zelf. Stalin is in de eerste plaats een nationalist en in de tweede plaats ook internationalist, doch onder alle omstandigheden een opportunist. Hij wacht bovendien af, waarop de experimenten van Musso lini, Hitler en Roosevelt zullen uit- loopen. Wij kunnen Roosevelt in één adem noemen met die andere dictators. Er wordt veel critiek op hem uitgeoefend, doch hij tracht tenminste tot daden te komen. Is dit mogelijk met zijn demonstratie, „democratie", dan zooveel te beter. Ik vrees echter, dat Roosevelt in moeilijk heden komt met zijn boeren. Deze vor men altijd een belemmering, om tot daden te komen. Engeland heeft zich van zijn boeren onafhankelijk gemaakt, door alle levensmiddelen uit het bui tenland in te voeren. Stalin is even on afhankelijk van zijn boeren geworden door de instelling van collectieve land bouwbedrijven. De jonge landbouwers worden niet op het land gelaten, doelt naar speciale scholen gezonden, waar men hun de voordeelen van het collec tieve landbouwbedrijf onder het oog brengt. Zoo ontstaat er een nieuwe ge neratie van landbouwers, met nieuwe ideeën, die de oude generatie spoedig geheel zal kunnen verdringen. Om op Engeland terug te komen: wij moeten Sir Oswald Mosley niet uit lachen. Wij moeten bedenken, dat hii thans in dezelfde positie verkèert als Hitler enkele jaren geleden. Mosley maakt slechts één fout, n.1. dat hij zich teveel richt naar Italië en Duitschland. Hij is mijn persoonlijke vriend en ik raad hem aan, zijn nieuwe fascistische beweging door en door Engelsch te houden. Dan heeft hij een mooie kans op succes. Brand bij den zwemkampioen. De waarheid houdt haar glan.^ wat nevels haar verduisteren. (Vondel.) Mijn wijsheid bestaat in de erken ning, dat ik niets w eet. (Socrates.) Wie baadt in zijn zelfzucht, zal ver drinken in zijn glorie. Wie zich niet geneert, geneert anderen. (Potgieter.) De wereld behoeft liefde. (Em. de Bom.) Niemand heeft zich te beroemen, Al staat zijn hof vol mooie bloemen; Want dikwijls op één kouden nacht, Zoo wordt het al teniet gebracht. (Cats.) door CECIL DE BODE. „Moed is zoo'n eigenaardig begrip "'We zaVn^na'een voortreffelijk diner, in een uitstekend restaurant over al lerlei dingen tt rra'eV m ie doV als oude kameraden Plath' Nveer Dane was veel en tot totaal niet veranderd. Hu h m njet lijk in die twaalf jaren, dat ik hem gezien had, we waren tr .jjes schóól-vrinden en ook onz waren bevriend uiterlijk ve anderd. Van een levendigen sla' jongen, met zijn hoofd vol dioo wilde plannen, was lui een - schouderd man geworden, in de kra van zijn leven, een zeer gezien zaken man in de City. Er liepen grijze draden door zijn haar. er hadden zich lijnen in dat levendige gezicht gegroefd, doch on veranderd was zijn warme, sympa thieke wijze van optreden, zijn een voud, zijn vriendschap ook. Ik had, den dag tevoren, kennis ge maakt met zijn vrouw, een bekende society-gastvrouw was ze, niet opval lend mooi, doch uiterst aantrekkelijk. Ze was vandaag bij haar zieke moeder, Dane had me daarom uitgenoodigd voor een diner in de stad. We hadden dezen avond voor ons en geen bepaal de plannen, zoodat we behaaglijk onze koffie dronken en een sigaar opstaken en over onze goede oude tijden spraken. Naar aanleiding van het feit, dat een kennis, dien wij nooit anders dan als een verlegen, bangelijk jongetje had den gekeild, zich uitermater onder scheiden had in den oorlog, was het thema „moed" ter sprake gekomen. „Moedzei Dane peinzend, „een vaag begrip. Is het moed, als je de loopgraven uitrent en, halfgek van angst, uit zelfverweer er op lossteekt en schiet? Moeddat had de mar conist van de „Titanic", die bleef sei nen, tot hij niet meer kon. met den dood nader en nader sluipend. Moed, dat had de Noordpool-reiziger, die, om zijn ka meraden wat meer voedsel en kans om het leven te laten, de tent verliet, en zich liet doodvriezen. Moeddiit hadden duizenden, die omkwamen in de geschiedenis voor een idee, een ideaal, een overtuiging. Niet de jon gens, die zonder te weten wat oorlog is, dronken van muziek, van vaandelge- wapper en phrases, als vrijwilligers de oorlogshei intrekken. Of ze wérkelijk noodig zijn, blijkt pas, als ze het weten. Moed, dat hebben de geleerden, die kamer-menschen, die je met één vinger kunt omgooien, doch die soms met stoï- cijnschen moed hun leven offeren voor de menschheid. Een van de moedigste mannen, waar ik ooit van hoorde, was geen krijgsman. Het was een dokter, die proeven deed met radium. Die wéét, hóé enorm gevaarlijk dat radium is. Hij moest eerst een vinger laten amputee- ren, daarna nog een paar vingers, daarna een hand, een arm.en ging tenslotte door met zijn proeven. Hij stierf tenslotte, een held van ware helden. Wanneer zal de menschheid dit wer kelijk inzien? Wanneer zal ze ophouden met zich te vergapen aan uniformen, aan boksers met spieren, die zich wat laten beuken voor een dik honorarium, aan vaaghalzige sportondernemingen doen. heeft dat alles nut? Moeddat heeft de uitvinder, die zich waagt in zijn machine, de éérste misschien nog niet geheel vertouwend op het eigen werk. Moed...." IIü glimlachte vaag, in gedachten Verzonken. „Geloof je. dat i k moed heb?" Deze onverwachte vraag verastte me en toen glimlachte ik ook. Wie Dane als jongeman gekend zou hebben, kon er niet aan twijfelen of hij het was of niet, bangelijk was hij in géén geval uitgevallen. Hij zei opeens: „Ik zal me gedragen op zekeren dag als een lafaard. .Ja. ik! Het leven had me bijna onder. Ik was vijf- en-twintig jaar, werkloos, een uit de millioenen, vertwijfeld. Sinds maanden liep ik werk te zoe ken. Niemand scheen mijn stevige ar men noo,lig te hebben, mijn hersens, mijn diploma's, mijn werklust, Dat is om met ie hoofd tegen den wand te loopen, dat is om gek te worden, zeg ik je. Toen Dante %ijn inferno schreef, kende hij werkloosheid niet. Hij zou die anders niet vergeten hebben in zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 13