Raadsels Nieuwe avonturen van meneer Pimpelmans 'T JUTTERTJE PAG. 7 „Whoeoeoeoeoe" waait de wind De achtervolger gaat rond. Knip een cirkel Nieuwe Raadsels. u IN DE SNEEUW. Ik ging laatst met m'n slee En nam m'n poppen mee. Die vonden 't reuze fijn, Om ook eens in de sneeuw te zijn. Ze gleden rustig voort, Genoten ongestoord. Toen zei ik tegen popje Nel: „Nu gaan we eens heel snel." Maar toen werd ik zoo moe En ging naar huis weer toe, En thuisgekomen van de pret, Legde ik de poppen weer in bed. JAANTJE LANGEVELD, De Koog (T.) DE RAADSELS. De raadsels van deze week mijnheer, Die vond ik moeilijk dezen keer. Kerstvacantie kwam uit stam nummer een, Dat was zoo moeilijk ook niet, neen! Maar nummer zeven van licht of zon, Er was niemand die 't ook vinden kon. En 't vijfde nummer, lieve mijne, Dat was me eventjes een fijne. Gevangenis kwam uit nummer twee. Gas nemen ze in den oorlog mee. En uit de rest geen geven, en ei, Raadsel twee was een peuleschilletje voor mij. Uit nummer drie kwam oliebol, Mijn buik die zit er nog van vol, En de and're nummer vond ik zoo: Tol, elf, gebak, brief, 1 en O. Zoo waren van deez' week De oplossingen nu, Voor 't plaatsen, mijnheer. Bedank ik U. M. LIGTERINGEN, Schagenstraat 48. door NICO DEURNIK. „Ach, ach," zei moeder, terwijl zij binnen kwam, „ik kon bijna niet tegen den wind in loopen. Hij wilde bepaald niet hebben, dat ik naar huis ging en op den hoek dacht ik heusch, dat ik niet verder kon. Maar gelukkig, hier ben ik weer. Hij bromde tegen me, dat ik het gewonnen had." „Hoe kan de wind nu tegen u brom men, moeder?" vroeg Ton, terwijl hij haar verbaasd aankeek. „Hooren jullie hem dan niet te keer gaan?" vroeg moeder. Ton en Rietje zaten even doodstil te luisteren. „Whoeoeoeoe," zei de wind, „Whoeoeoeoeoe". Datzelfde geluid hoor je ook, als de wind door de telefoondraden gaat," zei Ton. „Ja, dat is wel mogelijk", gaf moe der ten antwoord, „maar als je den hoek om wilt gaan en de wind blaast tegen je aan en zegt dan „Whoeoeoe", dan is het toch net alsof hij tegen jou persoonlijk praat, vind je niet? Maar even later begerep ik, dat de wind het erg druk had en eigenlijk heelemaal geen aandacht aan mij besteedde." „Druk!" riep Tom uit, „hoe kan de wind het nu druk hebben?" „Zou jij het niet druk hebben, als je de heele wereld rond moest jagen, om alles te doen, wat je moest doen?" vroeg moeder. „Ik zal je vertellen, wat de wind allemaal doet. Hij laat de wieken van de molens draaien „Ja, en hij blaast de kleeren droog", riep Rietje uit. „Hij blaast in de zeilen van de schepen", lachte Tom. „Juist," zei moeder, „welnu, laten wij dan eens een boek maken en dan plakken wij daarin allerlei dingen, die door den wind in werking komen. „Fijn," riepen de kinderen. Moeder haalde nu de rol wit papier te voorschijn, de kinderen knipten eerst eenige vellen papier er af, sne den deze gelijk en Rietje hechtte de vellen met een naald en draad aan ei kander. Evenals zij vroeger gedaan hadden niet het boek over electriciteit, schre ven zij nu op den buitenkant van het boek: „De wind en zijn arbeid". Moeder kwam met een heelen stapel oude tijdschriften binnen en al heel gauw waren de kinderen druk aan het zoeken naar allerlei wat zij konden gebruiken om uit te knippen en in te plakken. Ton had al heel gauw een zeilschip ontdekt en was spoedig verdiept in het knippen ervan, want het moest netjes gebeuren, anders mocht het niet inge plakt worden. Rietje vond een prentje van een jongen, die zijn vlieger opliet, daarna kwaman de vlaggen aan de beurt en velden met wuivend koren en boomen in den storm en molens die draaiden, de zee, die hooge golven naar het strand liet rollen en zoo ver der nog van allerlei prentjes. Alles werd zorgvuldig uitgeknipt en netjes ingeplakt. Moeder kwam iederen keer eens kijken hoe het werk vlotte en op eens zei ze: „Kinderen, jullie hebben een heel belangrijk prentje overgesla gen. Ik zal het eens opzoeken." Zij keek de tijdschriften door en wees toen op een prentje van een hoogen, kalen berg. Er groeide geen boom of struikje op, en er was niets dan een kale rots. „Ik begrijp niet, wat de wind hier mee te maken heeft," zei Rietje. „Dat zal ik je vertellen," gaf moeder ten antwoord, „naast het water is de wind wel de grootste natuurkracht, en de wind doet de harde rotssteenen ver- weeren en na vele eeuwen is de vorm van zoo'n rots heelemaal veranderd". Dat vonden de kinderen interessant en 'besloten de mooie plaat van den berg een eereplaats in het boek te geven. Kom kinderen, wij gaan weer een ander spelletje spelen, waarvoor een onbepertk aantal kinderen noodig zijn. Het is misschien niet uitgesloten, dat er in de buurt zes of zeven jongens en meisjes van ongeveer denzelfden leef tijd wonen en daarvoor is het spel dan ook uiterst geschikt. Eigenlijk is het meer een jongensspel, maar de meisjes vinden het meestal ook erg aardig en zijn net zoo vlug als de jongens. Laten wij dus aannemen, dat er drie meisjes en drie jongens zijn, of meer, om te beginnen.. Het spel heet: „De achtervolger gaat rond". Wij hebben daarvoor noodig een handdoek. Wij leggen nu twee knoopen in den handdoek en krijgen daardoor een goeden klopper.Wij gaan nu in een cirkel staan, zoo dicht mo gelijk bij elkaar, schouder tegen schouder en handen op den rug, die wij open houden. Een van de medespelers heeft den handdoek en staat buiten den cirkel. Frits, de jongen die buiten den cir kel staat, geeft nu den handdoek in een van de open handen, die jullie op den rug houden. Frits voegt zich nu zoo gauw mogelijk bij de anderen in den cirkel, terwijl degene, die den handdoel ontvangen heeft, zich naar zijn rechter buurman omdraait en hem begint na te loopen rond den cirkel en probeert hem met den handdoek een tik op den rug te geven. Als de buurman kans ziet weer in den cirkel op zijn plaats te komen, dan is hij veilig. Degene, die den handdoek dan nog steeds heeft, legt hem in de open han den van een der anderen, die keert zich dan weer vlug naar zijn rechter buurman, die weer vlug er van door gaat en zoo gaat het spel verder. Hier zien jullie een teekening, die bestaat uit veertien stukken. Plak deze teekening eerst op een stevig stuk papier of een dun stuk - karton en knip daarna de verschillende stukken precies langs de lijnen uit. Probeer nu van deze veertien stukken een cirkel samen te stellen. Oplossingen der vorige raadsels: L Kerstvacantie. K - bel - ark - visch otter - veevoer - stralen - visschers - tuinaarde - goedenavond - T - I - Bom- melerwaard. IL Gevangenis. Geen - geven - gas - ei. III. Oliebol. O - elf - brief - oliebol - gebak - pop - 1. Goede raadsels oplossers zijn: Jaap en Piet K.; Jan G.; Henk G.; Jan V.; Gretha M.; Harm L.; Fred en Arie O.; Leent je de G.; Trien van B.; Berthus de G.; Koba de G.; Maria de G.; Fijtje M.; Anderina R.; Tini W.; Jantje en Catrientje L.; Nellie K^ Maartje H.; Marie M.; Rietje W.; Dedie de V.; Tiny D.; Kees D.; Annie J.; Klazina B.; Geertje P.; G. de Vr.; Eli- sabeth S.; Annie M.; Jannie de Vr.; Annie T.; Annie S.; Toon T.; M. S. S.; Bep van T.; Leentje van T.; Dora de B.; Miep G.; Rietje en Frans D.; Jo- hanna K.; Corrie P.; Lena van Z.; Lieny van L.; Dina K.; Jo en Cor L.; Nellie N.; Lientje N.; Jac. N.; Marie L.; Jaantje L.; Germaine F.; Jaantje B.; Teetje B.; Hillie E.; Ida de B.; Agatha K.; Jo B.; Johanna en Bep G.; Nan en Dirk R.; Eva R.; Jannie R.; Corrie D.; Klaas en Jan B.; Lena de V.; Jannie B.; Nellie K.; Fietje K.; Lien van G.; Willy B.; Joop van B.; JopieL. L Mijn 1,2,3,4,5 is een beweging in het rond. Mijn 2,3 is een deel van een zeilscheepstuigage. Mijn 3,4,5 is een liefkozende beweging. Mijn 6,7,8 is een blind dier. Mijn 9,10 is een voeg woord. 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10 is een kinder- vermaakswerktuig,dat groote menschen op de kermis ook nog wat graag eens gebruiken! II. Ik tel 5 letters en ben een vrucht. 5,1,3 is een stuk stof. 1,1,2 is een uit- heemsch dier. 5,4,3,4,5 is een stuk eet gerei. 3,1,1,5 is een rechtopstaand rondhout. III. Mijn eerste deel is mijn vader. Mijn tweede deel, met een k vooraf zit aan een sabel. Mijn derde deel is niet dicht bij. Mijn vierde deel met een r erach ter is een aantal zangers. Mijn vijfde deel met een k erachter vindt men in den tuin. Ik zelf ben een vischverkooper Deze week maar drie, doch die zijn niet al te gemakkelijk. Doe je best eens erop en maak ervan, wat je kunt. door G. Th. ROTMAN 89 De auto huppelt als een bok, En vliegt weer verder. Door den schok Heeft de coiffeur een duik genomen En is in 't front terechtgekomen; Hij schopt, terwijl hij daar zoo ligt, Precies den boer in zijn gezicht Kijk, daar zit opoe met haar schat! Ze neemt een lekker zonnebad; Haar armen om het lieve wicht, Doet zij haar ouwe oogjes dicht, Maar wordt zoodoende niets gewaar Van 't haar bedreigende gevaar... De boer is heel zijn uitzicht kwijt; Hij kan niet kijken waar hij rijdt; Bom! Kijk, als eerste resultaat Vliegt de kiosk al over straal; Dag-, week- en maandblad dwarr'len rond En dalen fladd'rend naar den Dan vliegt de auto als met stoom Te pletter op een dikken boom; Het varken valt in opoe's schoot, Het mensch wordt als een kreeft zoo rood; De pruikensmid hangt in de boomen, En kan daar van zijn pruikjes droomen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 19