Een Hollander in Rusland.
POPULAIR RltVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
Einde en begin
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Populaire Rubriek
528
ZATERDAG 20 JANUARI 1934
Ervaringen van een Architect.
Hoe men er reist zonder builenlandsche valuta.
Een interessante artikelenreeks
door
Architect Jan Nieweg.
Een bisschop als portier!
Het stadje Kaschgar, dat U op de
kaart van Azië slechts met groote
moeite zult kunnen vinden, ligt geheel
ten Noorden van het zuidelijkste ge
deelte vaü Chineesch-Oost-'ïurkestan
en wel aan den Zuidvoet van het Tien-
Sjan gebergte, aan het riviertje „Koe-
soel-Soe", hetwelk uitloopt in de Gabi-
woestijn en daar verdroogt.
Ongeveer 100 K.M. noordelijker be
vindt zich het Tien-Sjan-gebergte, de
natuurlijke grens van Kiergiessan, 'één
der autonomische republieken van
Sovjet-Rusland.
Voor de revolutie vn Sovjet-Rusland
was de eenige verbinding tusschen
Kaschgar en Karakol, de hoofdstad
van Kiergiesstan, de karavaanweg; en
zelfs nu nog ofschoon Sovjet-Rusland,
in samenwerking met China, eene
auto-verbinding tot stand bracht van
Alma—Ata, over Frunse en Karakol
naar Kaschgar, nu nog is Kaschgar
van het Zuiden (Eng.-Indië), van het
Noorden en Oosten (de honderden No-
madennederzettingen langs de Gobi-
woestijn) en van het Westen (Afghani
stan) uitslijtend per kameel te berei
ken.
Tot het eind- of beginpunt van eenen
Chineeschen spoorweg, moet men twee
volle maanden met de karavaan rei
zen; maar ondanks dit alles, is Kasch
gar een niet geheel onbelangrijk
stadje.
De bevolking, ongeveer 60.000 zielen,
bestaat hoofdzakelijk uit nomaden
volken, zooals de Kaisakken, Tungu-
zen, Ushbeken, Kiergiezen en verder
uit Chineezen, Perzen, Turken en Af-
ghanen. De eenige Europeanen zijn
een drietal Duitsche families, die in
het jaar 1933 van uit Sovjet-Rusland,
waar zij als toenmalige krijgsgevan
genen waren blijven hangen, zijn ge
ëmigreerd.
De bevolking leeft hoofdzakelijk van
den veeteelt en er zijn „bay's", 'die in
het bezit zijn van 5 a 6000 schapen en
ossen.
Een „bay" is een zeer rijke vee-
bezitter; hij heeft dan ook het mooiste
en rijkst-bewerkte huis in de stad. De
groote poort, die toegang geeft tot de
stallen, is prachtig versierd met Oos-
tersche motieven, die allen met de
hand gesneden zijn. Zijn vrouw en
kinderen, zijn volbehangen met zilve
ren arm- en halsbanden, ringen en
Knoopjes en zelfs in de haren hangen
zilveren vlechten van vaak een half
pond gewicht. In vroegere tijden, wan
neer zoo'n bay stierf, richtten zijne
familieleden midden in de steppen of
in de woestijnen een soort standbeeld
op, de zoogenaamde „baba". Deze
„baba's", die grof gehouwen zijn uit
zachte steensoorten, of samengesteld
uit eigengebakken kleikloppen, vindt
men overal hier en daar verspreid. Ze
hebben den vorm van een mensch en
staan met het gezicht naar het Oosten.
De angst van de bevolking voor deze
„baba's is nog zeer groot, haast net
zoo groot als voor de bay's, die door
hun bezit, over duizenden menschen
regeeren. Door dezen ongekenden vee
rijkdom, is Kaschgar een niet onaan
zienlijk exportplaatsje van huiden, vet
ten, wol en darmen, terwijl ook hier en
daar zilver, koper en zout gevonden
wordt. Aan het eind van het jaar 1932
leverden Kaschgar en de overige om
liggende dorpen en nederzettingen aan
de Sovjet-regeering voor ongeveer
twee en een half millioen goudroebei,
schapen en ossen, die als fokvee in
Kasakstan dienen moeten.
In Kaschgar, dat voor het grootste
deel bestaat uit kleine houten, met
leem bedekte huisjes en breede onge
plaveide straten, vindt U, behalve
eenige moskeeën, een consulaat van
Afghanistan en een van Sovjet-Rus
land. In dit laatste Consulaat worden
zeer veel Chineesche Arbeiders voor
de Zuidelijke staten van Sovjet-Rus
land aangenomen.
Een op aanvraag plaats vindende
Russische vliegtuig-verbinding stelt u
in staat voor 200 Sovjetroebel in 2 uur
tijds van Kaschgar naar Ahna-Ata te
vliegen.
De route een der mooiste: die ik
ken gaat over het lage gedeelte van
het Tien-Sjan gebergte en geeft u een
prachtig overzicht van dezen machti
gen berg met zijn door eeuwige sneeuw
bedekte toppen, zooals de piek Kauf-
man, met 7010 meter hoogte.
Eerste Indrukken.
Op het vliegveld te Alma-Ata aan
gekomen, wordt men verwelkomd door
een Duitschen ingenieur, die als door
de Sovjet-staat geëngageerd buiten-
landsch specialist, z.g. „ino-spez", de
leiding heeft over de montage- en re-
paratie-afdeelingen.
Deze specialist, die behalve zijn groot
salaris, een uitstekende voedselvoorzie
ning en een haast Europeescüe woning
heeft, was zéér enthousiast over zijn
werk en vbl lof over den modernen
vliegtuigbouw. In Sovjet-Rusland, vol
gens zijn meening is het grootste deel
der vliegongelukken aan sabotage te
wijten, hetgeen natuurlijk niet onmoge
lijk geacht moet worden; maar de men
taliteit der Russen van „het zal wel
gaan", treft naar mijn meening hier
voor een groot deel de schuld.
Het roekelooze en onkundige om
gaan met de motoren, doet vele kost
bare machines verloren gaan. In het
stadje Jaroslawl aan de Wolga, waar
ik eens een groote autofabriek bezocht,
vond ik een twintigtal nieuwe vracht
auto's half in sneeuw en modder ver
zonken staan. Op mijn vraag aan den
directeur, een jongen arbeider, kreeg
ik ten antwoord, dat hij niet wist, dat
dit voor de motoren schadelijk was en
pas nadat hij, zich zelf overtuigde, dat
de motoren geheel verroest waren, gaf
hij last deze wagens in de garage onder
te brengen.
Zoo herinner ik mij een reis van
Moskou naar Tiflis, waar deze mee
ning van „het zal wel gaan", zeer dui
delijk op den voorgrond kwam. Op de
lijn in de buurt van Rostow aan de
Don was de spoordijk door grooten
regenval voor een groot deel wegge
zakt. De rechter-rail van dezen spoor
weg hing in de lucht over een afstand
van wel drie meter en een groepje ar
beiders was druk bezig de lijn te her
stellen. Nadat onze trein gestopt en de
machinist poolshoogte genomen had,
reed de trein, bestaande uit acht zware
D-wagens onder het geroep der arbei
ders, van „het gaat wel" langzaam
voorwaarts. Wij hadden allen het ge
voel, aan den anderen kant in den
trein te moeten gaan staan om het
evenwicht te houden, maar wonder bo
ven wonder: het gelukte.
Door iederen arbeider verantwoor
delijk te stellen voor de door hem door
den Staat gelevei'de machines, is op
het oogenblik wel eenige verbetering
waar te nemen, maar zooals het bij ons
klopt, klopt het daar toch nog niet.
Alma-Ata, tot voor de revolutie
Verne, geheeten, hetgeen in de Kasa-
kische taal Trouw beteekent, is de
hoofdstad van Kasakstan, één der auto
nome republieken van Sovjet-Rusland.
De stad telt ongeveer 100.000 inwoners,
waarvan 80.000 Russen en 20.000 Kai
sakken. De Russen, waarvan het groot
ste gedeelte weer bannelingen zijn,
wonen hoofdzakelijk in de stad zelf.
In Sovjet-Rusland zijn vele graden
van verbanning. De lichtste graden
zijn naar mijn meening ontegenzegge
lijk die van min-één tot min-zes. Min-
één beteekent b.v. dat de veroordeelde
niet in Moskou en rayon leven mag,
dus verder is hij in geheel Sovjet-Rus
land een absoluut vrij mensch. Min-
twee, dan mag hij niet meer in Mos
kou en Leningrad komen. Min-drie,
niet in Moskou, Leningrad en Char-
kow enz.
Van min-zes tot min-twaalf is na
tuurlijk reeds eene veel zwaardere
verbanning, daar dan slechts zeer afge
legen gebieden en de daaraan verbon
den levensmoeilijkheden voor den ver
oordeelde overblijven.
Een andere graad van verbanning is
het aanwijzen eener vaste woonplaats,
waar zij b.v. voor drie of meer jaren
heengestuurd worden. De stad Alma-
Ata is één der plaatsen.
Deze bannelingen zijn geheel vrij,
maar staan vanzelfsprekend onder toe
zicht. Ze mogen elke betrekking, tegen
de door den Staat vastgestelde salaris
sen, aannemen. Zoo is b.v. de leider
van den algemeenen opbouw in Kasak
stan, een vroeger rijk koopman, die
voor tien jaren naar Alma-Ata ge
stuurd is. De leider van de bouw-
politie en, als Ik het zoo noemen kan,
de schoonheidscommissie, is een pro
fessor, die was aan het bekende contra
revolutionaire Ransin-complot, tot min-
twaalf verbannen werd en nu Alma-
Ata tot woonplaats had gekozen. De
bisschop van Tula vond ik als wachter
voor de deur van een materialenloods,
een Kaikassich vorstenzoon als koet
sier. Alle bannelingen zijn verplicht,
zich op vastgestelde tijden bij de g.p.oe.
te melden en tevens wordt door partij
mensehen een toezicht gehouden op
hun werk.
Hierdoor ontstaat een groote onzelf
standigheid in beslissingen van die
bannelingen, die leidende posities be-
kleeden, want géén der bannelingen,
wil het risico loopen, een beslissing te
nemen, die door een boven hem gestel-
den partijman niet goedgekeurd is.
Daar deze partijmenschen vaak voor
besprekkingen en zitting afwezig zijn,
duren vaak de eenvoudigste beslissin
gen dagen, weken, ja zelfs maanden.
Dat dit den opbouw niet ten goede
komt, spreekt vanzelf.
(Wordt vervolgd.)
Scherp antwoord!
Bernard Shaw heeft veel tegenstan
ders onder-de Britsche.„society"!
Op een tuinfeest aan het hof komt
iemand op hem toe en zegt: „Was uw
vader niet meester-kleermaker?"
„Zeker!" knikt Shaw zelfbewust.
„Waarom bent u dan niet een kleer
maker geworden!"
Shaw grijnst.... Zijn plukbaardje
wipt op en neer.
„Veroorlooft u mij een wedervraag?
Was uw vader niet een heer?...."
„Natuurlijk, maar wat...."
„Wel waarom bent u dan ook
niet een heer geworden?"
W. J. EELSSEMA.
Hij keek even de kamer rond en
merkte toen op: „Wat heb je het hier
gezellig gemaakt!"
„Vind je?" vroeg ze glimlachend. On-
dertusschen dwaalden haar oogen even
door het vertrek Ach, ze wist het
wel, dat het gezellig bij haar was. Voor
al nu, nu ze bezoek verwachtte, had ze
als het ware haar beste beentje voor
gezet en had ze uit al haar meubels ge
haald, wat er uit te halen viel.
„Je hebt smaak," prees haar bezoe
ker en met een eenigszins verlegen
glimlachje liet hij erop volgen: „Je hebt
alle eigenschappen voor een goede
huisvrouw. Ik kan me levendig voor-
Geilen, dat, wanneer je getrouwd bent,
Ie van je huis iets zoo gezelligs en in
tiems zult maken, dat je man nooit aan
.hitgaan zal denkenl"
Ze lachte om dat complimentje, maar
het ging lang niet van harte.
Ze lag achterover in een luien arm
stoel, haar armen achter het hoofd.
Even sloot ze de oogen om niet te laten
zien, hoe een gepijnigde uitdrukking
op haar gelaat kwam. Er woelden bit
tere gedachten door haar hoofd Dat
Hans dit alles waardeeren zou, terwijl
Geoi'ge, voor wien ze alles zoo gezellig
mogelijk maakte het niet deed, het
zelfs niet eens waardeeren zou, zoo
pijnlijk... zoo... ongevoelig... voor
alles.
Hoewel haar mond geneigd was om
bittere dingen te zeggen, bleef er toch
een glimlach omheen en zeide zoo:
„Dank je Hans je bent wel erg vrien
delijk."'Ze had er wel bij willen zeg
gen: lk hoop. dat de andere dit ook
waardeeren zal." Doch juist bijtijds
hield ze de woorden in. Ze wist, dat ze
hem er pijn mee zou doen, ze wist bo
vendien maar al te goed, dat Hans haar
begreep, dat ze met die „andere"
slechts George bedoelde.
„Krijg je bezoek?"
„Ja".
„Dan zit ik misschien in den weg
„Dat niet bepaald George komt
nooit vroeg".
Na die woorden, was er een pijnlijke
stilte. Hans wriemelde aan zijn boord,
als kreeg hij het plotseling te warm.
Ze zag het arme kerel, dacht ze,
ik weet wel dat het wreed is, je dit te
zeggen, maar het is beter zoo. Dan
maak je je geen illusies.
—Hans stond op. Groot en slank stond
hij daar voor haar. Het schemerlicht,
dat de kamer vulde, en rond elk voor
werp hing, gaf iets weemoedigs aan
zijn gezicht.
„Ja?"
„Als ik dit geweten had, was ik na
tuurlijk niet gekomen."
„Dat begrijp ik."
„Dag Elly, veel pleizier!"
„Dank je, Hans."
Hij ging. Even later hoorde Elly de
deur van Hans kamer dichtslaan. Er
bekroop haar een medelijden. Ze wist,
hoe Hans den heelen avond op zijn
kamer zou zitten, en zich verlaten zou
voelen.... Hij was een goeie kerel,
een fijngevoelige kerel ook. En als
George er niet was geweest.... zou ze
van hem kunnen houden. Nu eischte
echter deze al haar gedachten op
Ze glimlachteDe komst'van Hans
deed haar altijd genoegen.... Zachter
werd de blik in haar oogen, zachter de
lijnen rond haar mond. Elly droomde,
droomde weg in de toekomst: de toe
komst, die geluk en nog eens geluk
zou brengen
Vaak gebeurde het niet, dat Elly
droomde. Daarvoor was ze veel te
practisch aangelegd en daarvoor hield
ze het leven veel te stevig in haar
hand. Toen de débacle gekomen was,
waardoor ze haar heele vermogen ver
loor, was ze niet bij de pakken gaan
zitten, maar had ze in een dorpje
dankbaar een betrekking van onder
wijzeres aanvaard. Ze was reeds vijf
jaar in het dorpje en altijd had ze haar
zonnig humeur behouden.. Misschien
vooral ook, omdat ze ervan overtuigd
was, dat George haar eens weer terug
zou halen.
Ze woonde in het dorpshotel, had
een aardige kamer ingericht, met de
rest van de meubelen. Maar wat haar
leven daar in het dorp voor alles dra
gelijk maakte, was, dat ze contact had
met aardige jongelui, die boven het