ÏÏtZZÏÏ»" X,. -> T JUTTERTJE PAG. 6 *- M - rf.'XS» r,r rt Beste jongens en meisjes! Ik zit niet gauw met m'n handen in mijn haar, maar toen ik vanmiddag de heuvel briefjes zag liggen, toen heb ik toch eens in m'n baard gekrabd, die drie dagen lang is, en heb eens tegen mezelf gezegd: hoe moet je dat varken tje wasschen, hoe moet je daar met goed fatsoen doorheen komen, hoe alle kinderen tevreden stellen, want er wa ren geen vijftig oplossingen en geen vijf en zeventig en geen honderd, maar honderd en twaalf, zegge en schrijve 112. De stapel ligt naast me, heel vre dig, en ik heb me voorgenomen te be ginnen bij het begin. Dat is nogal lo gisch, zullen jullie zeggen. Dat is het ook en dan ga ik door tot het klokje van gehoorzaairJifid zegt: stoppen, aan je andere werk. Ik weet nu vooruit, dat er dan nog wel een stapeltje over zal blijven en dat er vriendjes en vrien dinnetjes teleurgesteld zullen zijn. Ik kan er niets aan doen, het is me niet mogelijk door de rijstebrij heen te ko men, ik blijf er middenin steken, je zal het zien en jullie moeten met z'n allen naar kantoor komen om me eruit te trekken. Maar kom, laat ik opschieten en m'n tijd niet verpraten. Het boek is dan ge wonnen door: JANNIE BORCHERDING, Nieuwstraat 64. Gilles Hendrikse. Het eerste briefje is voor m'n jongste raadselvriendje, die vastgehouden door de hand van z'n zusje, me een briefje ge schreven heeft. Maar lieve, kleine jongen, dat gaat niet, ik wil wel eens door je krullebol strijken als je die hebt, maar aan de raadsels kan je nog niet meedoen. Je bent pas drie jaar en kan dus vast nog geen raadsels oplossen. Als je grooter bent en op groote school, dan kom je maar weer eens aankloppen. Klazina Boer. Vandaag zal je wel heel erg moeten prakkizeeren, Klazina, want de raad sels zijn net zoo moeilijk als de deelsommen op school, maar als je je oogen wijd open doet. dan zal je de oplossing wel vinden. Piet Boer. Ik hoop, dat je vader met vis- schen meer succes heeft dan jij. Piet, want het heeft bij jou een heelen tijd geduurd, voordat je het derde raadsel had, maar je moeite is be loond en je kon me goede oplossingen sturen. Gelukkig! Geertje Putting. Fijn, dat je moeder je zoon verrassing bezorgd heeft. Geertje, en je zusje heeft meegeholpen door den langen weg naar kantoor af te leggen. Je hebt haar vast wel eens lief aangekeken en je armen om haar hals geslagen. Want dat heeft ze tenminste wel verdiend. Antje Verblauw. Leuk, Antje, dat jij nu ook bij m'n honderdtwaalf raadselvriendjes en vriendinnetjes gekomen bent, want je mag na tuurlijk meedoen, dat spreekt immers vanzelf. Dina Karsman. Zoo, ziek vriendinnetje, wilde jij vandaag eens in 't Juttertje staan? Nu, je staat erin, word je nu gauw beter, of voel je je vandaag weer „niet erg lekker?" Nu, dan moet je je hoofd maar eens onder de kraan steken, dan frisch je vast wel een beetje op. André Wismeyer. Als je een keertje de raadsels niet weet, André, dan mag Dina je wel een klein beetje helpen, hoor, maar ze mag ze niet heelemaal voor je oplossen, want dan heb jij er geen recht op bij de verloting mee te doen. Lena v. Zandwijk. Ik begrijp maar nooit, dat zoo'n meisjeshoofd, dat natuurlijk vol is van leuke en grappige dingen, nu niet meer weet te bedenken dan zoo'n klein briefje. Je moet volgende week eerst maar eens tien mi nuten rustig denken en je zal zien, dan heb je me zooveel te schrijven, dat het niet op drie velletjes postpapier kan. Annie Mensert. Weer een vriendinnetje, dat eigenlijk niets weet te schrijven. En wat heb je van de week toch allemaal gedaan? Toch zeker niet de heele week met je armen over elkaar gezeten, maar gespeeld en gestoeid en gewandeld en honderd andere dingen waar je een brief mee kunt vullen. Volgende week een dikke brief, hoor. Wel allemenschen, daar begin ^metrzulk^eelijke duigen te schrijf Jan. Waarom hoop je .^'^^etoch wint? Ze is toch je zusje en dan ben blij als je zusje iets krijgt o broertjes en dat nu als nooit lcuk bij je thuis ïïf W^houaen thuis wel allemaal vee. van gaKantje/'s h.bb» bun dat iii er een klein nichtje bij hebt gekregen, krullebol Jan Vcrfaille. Dank je wel, Jan. voor je goede wenschen. Wij hopen natuurlijk ook dat ze weer gauw over den grond huppelen. Dag, hoor, heel veel groeten. Trijntje Rcmelink. Hoe kan ik at nu weten, als er alleen maar een T. staat' h°* heet Ik heb maar den eersten den besten naam genomen, die me met een T in m n gedachten schoot. Maar het kan ook wel Teuntje ofTieny of Tammetje of Trieneke moeten zijn Je mag het nooit weer vergeten, hoor. om je naam heelemaal voluit te schrijven, anders schrijf ik voortaan Tetje. Dina Wismeyer. Ach ja, het weer is den laatsten tijd een beetje humeurig. Dina. neet a knorrige kinderen. Je ziet wel dat at niet aa qenaam is als ze niet weten wat ze aan hebben. Zorg dus maar, dat ze dat van ,ou niet kunnen zeggen, maar wees jij maar net al een lentedag, waarop de zon vrool.jk schijnt. Jannie Borcherding. Jij hebt van de week. als je de briefjes doorkijkt, om het jouwe te zoeken, het meest blije gezicht van al m n raad selvriendjes en vriendinnetjes, want ji, hebt het boek gewonnen. Je wist het natuurlik al want je hebt het bovenaan al met groote lette zien staan, maar ik vertel het je hier toch lek ker nog eens. Loop maar als de wind naar kantoor. Piet v. Horik. Brrrrr, Piet, roovertje ge speeld. Zag je er als een echte roover uit met een revolver en een pet over je oogen en een paar oogen als bliksemschichten? Ik griezel er van als ik aan je denk. Ida de Boer. Nee, ik ben niet naar de uit voering van meneer Krijgsman geweest, Ida. Ik wil altijd wel meer dan ik kan, maar ik kan niet meer dan ik wil. Snap je het? t Lijkt Wimpie wel, hé? die kan de dingen ook zoo duidelijk zeggen, zooals vorige week van de „prikkie". Ik snap het nu nog met. Jij Marie de Groot Hé, dat is eigenlijk een beetje droevig briefje, Marie, het laatste dat je me schrijft. Je bent nu van school, je gaat nu dienen, je wordt nu een groot meisje, te groot om met de raadsels mee te doen. Ik hoop, dat je nog maar heel lang blijft, zooals je was, en niet zoo gauw groot en wijs wordt. Dag, Marie. Koba de Groot. Nu, Koba, omdat je het zoo vriendelijk vraagt mag je vader je wel een heel klein beetje helpen, hoor, maar ook niet meer dan een klein beetje. Grietje Hoelandt. Hoe komt dat, dat jij 's Woensdagsmiddags altijd naar school moet, Grietje? Dan spelen alle kinderen buiten en daar is jouw plaats dan ook. Of maak je soms mooie handwerken en leer je kousen stoppen voor je moeder? Marietje en Frans Dirks, Kocgras. Ik denk, dat als jullie je neus buiten de deur steekt hij zoo wegwaait naar Den Helder, zoo stormt het daar natuurlijk in Koegras. Je moet vast alles vastbinden, anders vliegt het zoo de lucht in en zelf stoppen jullie zeker een paar pond lood in je zak als je de deur uitgaat, anders waai je ook nog de sloot in. Of is het zoo erg niet? Anderina Rooker. Fijn, Anderina, dat was dus weer het eerste briefje dat je zelf geschre ven hebt en je oogen beginnen dus alweer beter te worden. Nu, daar ben ik blij om en pas maar goed op, dat je ze nog niet te veel vermoeit, want die venstertjes van jou kunnen nog niet zooveel verdragen. van acht ook. nununer drie, ik Gerrit Bu.s, Dag, Bw J dat rijfflt, vind het wat goed d dat Willy zie je en ook vrnd ikhet u anders ben 'k bang Blokker Haarlem. Dat is een Klaas en Jan Blokk o(jfde beuken- goed idee, dat jullie maar mee nootjes zenden, jongen Helder als je van den zomer eensm komt, met de groote vacanie. Marie Leys, Rotter >s m0rgens langslaper, Marie, wa f aan me ge. voor achten dien grooten vrQeg uit de schreven hebt, dan en j ik houd veeren gekropen. Nu. a kunnen van kinderen die 's morgens Dan staan en vooral s zomers helder wonen, moest je hier eigenlijk in Den bij het strand en de zee e het C'»y P°'f ,d,r"k°ÏM» school maar 2Y2 voor krijg ben ko», bijna op "Ch' Z°X-"""*booH .«ki al, leelijke, handschriften van kinderen, oor. n Dat is een alleraardigst rijm pje dat "e me' gestuurd hebt. En dat je er nog tijd' voor gevonden hebt, niettegenstaande ;je zoo hebt zitten tobben met de raadse •k wat leuk. Je moet me eens meer een njmpje sturen. Doe je het? Johanna Gomes. Wel allemenschen w. een dichterlijke familie zijn jullie. Of zijn d beide rijmpjes uit een en hetzelfde brem ont- sproten? Jaantje Langeveld, De Koog (T.). Dat had ik graag willen zien, Jaantje. toen Ji) d e rondedans door de kamer maakte, toen je J boek ontving. Ik had ook een extra moo, boek voor je uitgezocht, dus dat was wel een hup peling waard, maar dat je jarig was wist ik niet, anders was ik natuurlijk even over komen wippen. Nu zijn de taartjes toch oudbakken, dus zal ik maar thuis blijven. Volgenden keer moet je het me vroeger schrijven, hoor. Gerrit Troost Czn„ De Cocksdorp (T.). Fijn, nieuw Texelsch vriendje, dat je er ook bij bent gekomen. Volgende week moet je me eens wat meer van je vertellen, zoodat ik je in gedachten voor me kan halen. Marie en Diena v. Donk, Nieuwenhagen bij Heerlen. Jullie mogen „Kindervriend schrij ven, hoor, een vriend staat dichter bij je dan een oom; tegen een vriend vertel je vertrou welijke dingen en een oom is een „groote mijn heer" en een vriend niet. Ik had jullie vorige week gemist, maar als je een ziek zusje en een ziek broertje hebt, dat je zoet moet hou den, dan is het te begrijpen. Ik wensch ze spoedige beterschap, hoor. Corrie Dijkstra, Rotterdam. Woord ge houden, Corrie. Nu weet ik tenminste, dat jij in de eerste klas van de H.B.S. zit, dat je grootouders al 45 jaar de krant lezen. Toen waren jij en ik er nog niet en de helft van de menschen die nu in Rotterdam loopen, maakte zich toen nog geen zf„cn over het drukke verkeer en over allerlei andere dingen die de menschen zoo gewichtig vinden. Ik hoop, dat jij me ook vijf en veertig jaar trouw blijft. Annie Schaap. Zoo Annie, „wouw" jij maar weer dat je beter was? Ik kan me begrijpen, dat je een beetje „w" geworden bent van die eene dikke hals. Heb jij wel eens kinderen met twee halzen gezien? En dat je het niets „vijn vint" dat je maar thuis moet blijven, be grijp ik ook. Je kon zeker door dien stijven hals en die dikke wang niet eens meer zien wat je schreef? Maartje Hoogvorst. Ik wist waarlijk niet, dat jij zoo fatsoenlijk kon schrijven, Ma, ea nu neem ik voortaan ook geen briefjes mcef aan, die met potlood gekriebel krabbelt zijn, want ik heb de vorige week vijf minuten noodig gehad om het te ontcijferen. Dus dat spreken we af, hè? Fijtje Molenaar. Ik heb me vergist, Fijtje, ik dacht, dat Anderina haar briefje zelf al weer geschreven had, maar ik begrijp nu, dat jij het voor haar gedaan hebt. Ja, dat een meisje van onze overzeesche bezitting Texel En zij zelf vond het natuurlijk het leukste, een boek gewonnen heeft, vond ik ook leuk. Hcrmien v. d. Braak. Mmmmmaaaarrrr, HHHeerrmmiiieeennn, ik begin te stotteren van zoo'n boos briefje. Ik heb toch altijd je rijmpjes geplaatst en als er nu eens een niet geplaatst wordt, moet je me niet zoo boos aankijken en zoo tegen me mopperen. Maar ik denk dat het maar een bui was, net als met den regen, zoo schijnt de zon weer en ik denk, dat jij ook weer lacht en het vergeten bent. Lien v. Gesscl. Kom, kom, Lien, je mag het niet „zoo naar" vinden als een ander kind een boek wint. Kan je er niet eens aan denken dat die andere er ook erg blij mee is en er ook met verlangen naar uit heeft gezien. Ik vind het fijn dat jij zooveel leuke dingen ge wonnen hebt in den Volksbond en dat je er zoo'n plezier hebt gehad. Je moet leeren blij te zijn met de blije dingen die anderen hebben. Dirk Hoogvorst. Dat was de vorige week een grappige vergissing, hè, Dirk, dat ik het vriendinnetje van Maartje voor jou aanzag. Maar ja, ik kan ook niet weten wie het is, als er geen naam onder staat. ^Wat een pret zullen jullie er om gehad hebben. Marry v. Veen. Dat vond je natuurlijk niets erg, Marry, dat ik eens een jongen van je gemaakt heb. 't Is wel eens leuk om een jongen te zijn, dan kan je net zulke malle stre ken uithalen als een jongen, zonder dat de menschen zeggen: „Nou, nou, is dat nu een meisje." Of doe jij ook wel eens malle dingen, al ben je een meisje? Aan den zieken Piet. Piet, ik heb van je broertje Cor een briefje gehad om jou toch vooral niet te vergeten in 't Juttertje van van daag, omdat je ziek bent. En natuurlijk voldoe ik graag aan dat verzoek, heel graag zelfs, om dat ik zie, dat Cor veel van je houdt. Hij schrijft me tweemaal: „Meneer zet u Piet in 't Juttertje," Hier sta je nu, Piet, en ik hoop, dat je gauw beter bent en nu moet je tegen Cor zeggen, dat hij voortaan zijn achternaam en adres niet vergeet, Want hij dacht wel aan jou, maar niet aan zijn naam. Beste jongens en meisjes, ik heb zooeven de briefjes geteld die er nog ter Ijeantwoording liggen, dat zijn er precies 24 en het klokje van gehoorzaamheid, waarover ik in het begin schreef, heeft geslagen, dus moet ik eindigen. Nu zou ik deze 24 briefjes tot de volgende week kunnen bewaren en dan beantwoorden en dan zou ik vandaag, net als tandarts Schreuder, in de krant kunnen zetten: De Kin dervriend kan in de maand Januari geen briefjes meer ontvangen. Maar ik denk dat jullie dat niet aardig zouden vinden, dus deponeer ik deze 24 briefjes in de redactioneele prullemand en hoop volgende week weer met nieuwen moed aan de nieuwe briefjes te beginnen. Kindervriend. „VIER PIERROTJES.'' Vier jeugdige pierrotjes, die liepen op een rij, Toen zagen ze een groote doos en durfden niet dichtbij, Totdat de groote Pieterman den deksel opensmeet, Toen sprong een rare man eruit, die Harlekijntje heet. Kom Piet! zoo riepen ze allemaal, jij de grootste reus, Ga jij maar naar dien kerel toe en pat hem bij zijn neus. Ik dank je wel, zei Pieterbaas, doe jij het zelf dan maar. O neen, wij zijn zoo vreeselijk bang, die man doet ons te raar. Dina Maarsen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 18