f w"cr Raadsels Nieuwe avonturen van meneer Pimpelmans Brie stoute deugnietjes xxxxx onze hond. van twee mooie schelpjes. tl. j beteekenen, maken een vuurtje Bertha van Leyden PAG. 7 Nieuwe Raadsels. X X X X X X 1- Een streek in Gel- X derland. 2. Een plaats X in Drente 3. Een soort X 5. Eenpers. voornaam- X woord. 6. Vijfde letter X aeeekllmr. X 100. T JTTERTJE u hhen een hond, niet groot en niet Wij hebben c klein, het noemt, 't zal middelmatig zijn. Hoe -!L kop en scherpe tanden MCtu Plaatste zal je niet durven landen, In het iaa roer, kaast niet te temmen, Eenjf£el van ons', maar t meest van Houdt vee Zljn t)aas, tfan vleesch, maar 't meest Ook van worst, nog yan nns weg, begint hij te janken, Gaat van ons w ft dan En mag hi) m vroolijke klanken. zoo zult ge wel vragen, Zijn naam die pe naam „Herta" Hij zegt in zijn wj] jk drag€nr M hij als hij met den baas I' Het fijnst vin mee magj hii zoo, ik wou dat je 't zag. Dan kwispe m0E) het sch,jnt hem Hij wordt nooit zat. ,c vaat hij zwemmen, zoo vlug -s Zomers gaat n j a]g ..er gekomen, gaat hij aan den haal. LTit hii thuiskomt, heeft hij dorst, VI aar als J ,ye water wat lekkers, Hij krijgt koek of worst. wel eens stout, Ook ~h een lief beest, Maar o yan gou(p 7.ijn hart j Marie Leys, Rotterdam. oing van t zomer Ze waren fraai gebogen E„ rozenrood getint Zus liet ze dadelijk drogen Door 't z-onnetje en den wind. r jriagt ze ze altijd bij zich, En niemand vindt het vreemd, Dat zij ze mee fflt wandelen S mee naar school toe neemt. Ta als ze zonder schelpjes Haar bed zou moeten gaan, Zou zij nog liever slaperg Aan tafel blijven staan. ,k Wed dat zij niets zou leeren, Als ze in de klasse zat, En zij haar mooie schelpjes £en thuis gelaten had. Kent iemand nu die dingetjes Van kleine zus misschien, Wie haar oP straat ziet loopen, i Kan ze gemakkelijk zien. Johanne Gomes. POP MOET STIL ZIJN. Wees nu stil mijn poppelijn, Wil jij nu wel eens stiller zijn, Want anders moet jij naar je bed, En dan is 't uit met de pret. Je lacht, je speelt en je ravot Kom, wees nu stil mijn kleine dot, Want anders moet je naar je bedje, En dat vindt jij geen pretje, i Kijk jij maar eens door de ruit, Als jij nu op de stoel zitten gaat, Brengt moes wat voor je mee van straat. Je weet wel op den hoek van Vroom Daar staat zoo'n pinda-oom. Ik koop daar nu een pinda vlug En kom dan weer naar jou terug. Bep Gomes. SCHOOLTJE SPELEN. Ik ging laatst schooltje spelen Met onze poes Minet, En zei: „Nu opgelet, Wij krijgen schrijven en teekenen En daarna taal en rekenen'*! Poes zei: „Miauw"; dat moet zooveel ik heb goed opgelet. Johanna V. EEN LEUGENTJE OM BESTWIL. Pats, daar lag het kind van Liesje t Hoofd gebroken, op den grond, En nog wel dat mooie zwartje, Dat pa heel uit Indië zond. Pa zal zeker wel erg boos zijn En hij gaat ook al erg vlug, Op de boot, en deze brengt hem Naar zijn Liesje en land terug. Moeder brengt, het kind naar dokter Maar een zwart hoofd heeft die niet, Zoodat moe op 't zwarte kindje Nu een blank hoofd zetten liet. Pa komt thuis en ziet het kindje Kijkt verbaasd, naar 't blankhoofd En vraagt: „Lies wie heeft dat hoofdje Van de zwarte kleur beroofd?" Liesje blijft beteuterd zwijgen Moe zal helpen, en die spreekt: ..Vader hier in Holland heeft de zeelucht t Zwarte hoofdje, blank gebleekt." Pa en Annie W. door „Sara, zal je goed opletten, dat Ja pie niest in straat gaat spelen?" zei mevrouw van den Bosch, toen ze op een middag gereed stond om weg te gaan. Japie's vriendschap met de twee nieuwe buurkindertjes was een beetje verflauwd de laatste dagen.... En daarvoor was mevr. v. d. Bosch gewel dig dankbaar! Zooveel mogelijk had ze hem al in den tuin achter het huis gehouden en vrij gerust ging zij uit. Een kwartier precies, nadat zijn moeder weg was, begon Japie zich stierlijk te vervelen en zónder dat Sara het zag, wist hij de voordeur uit te glippen. Zijn scherpe oogen zien, dat Fannie en Pinkie bij Oom Post op de stoep spelen en hij sluit zich dadelijk bij nen aan. „Ik heb een vuurtje gemaakt in den tuin", kondigt hij aan. Fannie, die be zig was Oom Post uit te vragen over de pukkel boven zijn linkeroog, lifet dit belangrijke onderwerp dadelijk va ren en vestigde haar aandacht op Ja pie. ,,'n Vuurtje?" zei ze. „Ja een vuurtje!!" zei Japie trotsch. „Ja en mammie is uitgegaan en ik heb houtjes bij elkaar gezocht en toen heb ik ze aangestoken, voegde hij er aan toe. „Laat 's zien!" „Mij ook!" zei Pinkie. „Kom maar mee!" zei Japie gastvrij en voordat Oom Post begreep wat zij in hun schild voerden, renden ze alle drie de tuinpoort van Japie's huis in. „Waar heb je vuur gemaakt?" vroeg Fannie met haar kleine, schrille stem metje.... „Ja waar?" zei Pinkie belangstellend. „Kijk maar eens hier!" zei Japie en hij wees op een hoopje asch en zwart- verbrande takjes bij de garage. „Laten we weer een vuurtje maken!" stelde Fannie voor. Japie keek eerst eens goed rond of Sara niet in de buurt was. Maar Fan nie en Pinkie waren al bezig takjes te verzamelen op het vorige plekje, voor de garage. Fannie heeft haar speurtochten zelfs tot in de keuken uitgestrekt en komt met een zestal lucifers, een doosje en een paar vuurmakers terug. Onder veel gelach wordt het stapeltje aange stoken. Met een stukje papier slagen zij er tenslotte in het vuur goed te la ten doorbranden. „Hij brandt! Hij brandt!" gilt Fannie opgewonden. „Ja, hij brandt!" juichen Japie en Pinkie. Op hun hurken zitten ze rondom de vlammen, als échte Indianen. „Willen we soep gaan koken?" stelt Japie onverwachts voor en hij springt de keuken weer binnen, met Fannie en Pinkie op zijn hielen. De potten en pannen staan een beetje te hoog om er bij te kunnen. Maar ais men op de keukentafel staat, kan men den ouden koperen vijzel grijpen, die mevrouw van den Bosch van haar grootmoeder heeft geërfd en die altijd blinkt als een spiegel, want mevrouw van den Bosch beschouwt deze vijzel als een van haar kostbaar ste bezittingen. Op dat oogenblik is het 't eenige, wat Japie geschikt toe- lijkt en wat onder zijn bereik ligt. Dan maar daarin soep gekookt! Vlug rennen zij ermee naar de pomp en spoedig is de vijzel half vol water en staat die in het vuur. De vlammen be slaan het blinkende koper en de drie deugnieten juichen. Dan herinnert Ja pie zich, dat er in de vliegenkast nog een stuk vleesch hangt. Met groote moeite snijdt hij het beste stuk vleesch eraf en dit gaat met een plof in het modderwater in den vijzel. Het blin kende koper is nu pikzwart geworden van roet en vuil, maar het water raakt aan het koken en gaat al borrelen. r-^ (Slot volgt.) 1—1—-J Oplossingen der vorige raadsels: L Draaimolen. Draai - ra - aai - mol en IL Appel. - Lap - aap - lepel - paal. nL Palingverkooper. Pa - kling - ver koor - perk. Goede oplossingen van de raadsels ontvangen van: M. en D. van D.; Henk K.; Wim R.; Marie M.; Dedie de V.; Jaantje L.; Gerrit T.; Frits L; Nelly van A.; Annie S.; Hermien van der B.; Maartje H.; Piet H.; Lien van G.; Marie van H.; Bo T.; Tinie W.; M. S.; Lies de V.; Miep G.; Dirk H.; Kees D.; Tiny D.; Jan G.; Cor en Pietje; Henk G.; Marry van V.; Ada B.; Truus B.; Jantje en Cathrientje L.; Annie T.; Piet B.; Trijntje van T.; Fijtje M.; Anderina R.; Germaine F.; Agatha K.; Marietje en Frans D.; Grietje H.; Aaltje K.; Leentje de G.; Koba de G.; Maria de G.; Ida de B.; P. van H.; Dina W.; T. R.; Femmie H. Jaantje B. Henk A. Jan M.; Annie M.; Harm L.; Lena van Z.; André W.; Gorrie M.; Elisabeth S.; Dina K.; Cornelis M.; Tonia M. Hen drik van der M.; Piet en Mientje V.; Antje V.; Geertje P.; Piet B.; Klazina B.; Coba V.; Nellie D.; Jo en Cor L.; Rietje W.; Gilles H.; Bertha H.; Jan- nie de V.; Jannie B.; Jan de V.; Geer tje de V.; Tinie W.; Jennie van der Z.; Jannie van der Z.; M. L.; Lena de V.; Nellie K.; Nan en Dirk R.; Lena L.; Marietje E.; Lieny van L.; Toon T.; Fred en Arie O.; Christina B.; Corrie P.; Gerrit B.; Wijntje de W.; Ina B.; Klaas en Jan B.; Fietje K.; Willie B.; O. J. D.; Jannie R.; Fokkie P.; Eva R., Ali D.; Johanna V.; Nellie K.; Joop van B.; Dina M.; Clairy P.; Jaap en Piet K.; Berthus Z.; T. S.; Beb G.; Jo hanna G. L X weg. 4. Een eiland. van het alfabet. (lngez. door G. Franken.) H. X Hier zie je 9 kruisjes en X 9 letters. Zet nu op elk kruisje één van deze letters, zoodat je krijgt: Van boven naar beneden een naam van een jongen en van links naar rechts de naam van een vogel. (Ingez. door M. Groenemeijer.) III. Welke uitvinding is de gewichtigste? IV Wat is 's nachts open en overdag met menschenvleesch gevuld? Moeilijker -zijn ze beslist deze keer. Daarom eens extra-goed je best gedaan I We zullen eens zien, wat je van deze soort raadsels terecht brengt door G. Th. ROTMAN leer Pimpelmans was in zijn sas; U zou toen Teun vertrokken was, P staanden voet een ritje maken, Nk, vrouw, let op! Ik zal hem raken! e zult er nog verstomd van staan, °°als die motorfiets zal gaanl 98. Eerst toetert hij met veel kabaal; Hij denkt: dan zien ze 't allemaal; En dan krik, krak! Met groot misbaar Valt heel de motor in elkaar! Hij was toch blijkbaar niet zoo goed Gerepareerd als het wel moetl 99. De val, door hem op straat gemaakt, Had Pimpelmans niet best gesmaakt: Hij kreeg het spit, en da's geen pret Hij werd dik in de zalf gezet, En toen in kussens ingepakt. Tot dat de pijn wat was gezakt. Zoo, in zijn leuningstoel gevlijd, Had hij voor mopp'ren al den tijd. „Nooit koop ik meer een motorfiets!' Riep hij. Een auto? Ook al niets! Tic heb genoeg van dat gesol, Ik geef het op, en koop een knol! EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 19