Drie stoute deugnietjes
speien voor barbier
Donderdags geleegd, dus je briefje komt er
toch niet eerder uit. Vandaag is je hollen naar
den winkel niet tevergeefs geweest.
Alie Helder. Je hebt je lekker vergist, Alie,
toen je dacht, dat er niet veel goede oplossers
zouden zijn. Er waren er meer dan tachtig en
daarbij was ook de jouwe. Dus dat viel
mee, hé?
Tiny Dol. Ja, dat derde raadsel heeft heel
wat kinderen zuchten gekost, Tiny, maar ze
zijn tenslotte toch allemaal over „de brug der
zuchten'' gekomen en hebben de oplossing ge
vonden, Ik zal aan jouw voorstel gevolg geven,
Tiny, en de beantwoording van de briefjes,
waar ik vandaag niet meer aan toekom, laten
wachten tot volgende week. Dan is tenminste
het schrijven van de briefjes niet tevergeefs
geweest. Ik zal dus hier een punt zetten.
Jongens en meisjes, jullie hebben
hierboven, in het briefje aan Tiny Dol,
al iets van mijn voorstel gelezen. Luis
ter nu eens goed en knoop het in je
oor, wat ik hier ga verzoeken. Ik heb
jullie al eens eerder geschreven, dat ex-
de laatste weken te veel briefjes ko
men, ik kom er onmogelijk aan toe om
ze alle te beantwoorden en zoo moest
ik vorige week b.v. een dertigtal brief
jes in de prullemand gooien. Dat is
natuurlijk jammer. Nu liggen er ook
nog wel een twintig op m'n lessenaar te
beantwoorden. En die zal ik bewaren
tot volgende week. Maar nu heb ik dit
verzoek. Nu moeten jullie me volgende
week alleen de raadseloplossingen zen
den en g e e n briefjes. Over twee we
ken krijg ik dan weer briefjes van
jullie en dan kan ik ze op die manier
alle beantwoorden. Dat is dus goed
afgesproken, hè? Volgende week alleen
raadseloplossingen.
Kindervriend.
WIMPIE.
In de krant van eiken Zaterdag
Zag ik VVimpie met een lach,
En een lange neus en rechte haren,
Ook nog 'n bril, maar hoe 'k mocht staren.
Ik zag en vond hem nergens meer,
Tot ik weer las het „dat is ikke".
Nu Wimpie, 'k wil het wel verklikken,
Ik vind. je moet het goed verstaan,
Je bent er niet op vooruit gegaan.
Piet van Leuvensteijn.
DANKBARE VOGELS.
Ik keek op een morgen naar buiten,
Er zaten bloemen op de ruiten.
Ha, dacht ik. dat wordt weer schaatsen,
De kachel ging branden, de bloemen
gingen verplaatsen.
Ze smolten en gleden met straaltjes naar
beneden.
Toen zag ik de vogels buiten, die kou
hadden geleden,
In elkaar gedoken van honger, koude
en dorst,
Ze waren treurig en vonden het niet fijn,
die vorst.
Ik ging naar buiten, hing wat brood aan
een touw,
Zette een bakje water er naast, het water
was lauw.
Raadt nu eens wat ik voor bedankje kreeg?
Ze floten een deuntje, geen enkel die
zweeg.
Mkrie Leijs,
Rotterdam.
MIJN PAARDJE.
Mijn paardje is een wélde bras,
Springt over alle slooten,
Ik houd het daarom stevig vast,
't Breekt anders nog zijn pooten.
Maar maakt konijn van Biek muziek,
Dan spitst bles leuk zijn oortjes,
Hij luistert naar zijn zweepje noon.
Alleen naar lieve woordjes.
Johanna Gomers.
MIJN ZUSJE.
Nannie, zoo heet mijn kleine zusje,
Zij is zoo lief. 'k geef haar gauw een kusje,
Nu zit zij in haar hoekje,
En knabbelt op een koekje
•Strak' moet zij naar haar b-ïd;e
Met haar popje Jetje,
Dan slaapt ze heel den nac t
Met haar popje zacht.
Morgen staat zij op
En speelt weer met haar pop..
Jannic Rezehnan.
door
Beriha van Leyde.
Beste jonqens en meisjes!
Ziezoo, daar gaat ie weer. 'k Lijk
soms net een gramofoonplaat. Donder
dagsmiddags, draai maar aan den slin
ger en hij zingt kinderbriefjes. Zet je
een andere plaat op, dan komt er weer
wat anders uit. Ja, het leven van een
journalist is niet eentonig en als je
later wat worden wilt, dat je veel va
riatie geeft en weinig vrijen tijd, dan
moet je bij de krant gaan. De dagen
vliegen om en het is wat gezellig dat
afwisselende leventje. Maar daar zou
ik liet nu eigenlijk niet met jullie over
hebben, dat komt als je voor zoo'n
schrijfmachine zit en je denkt: waar zal
ik mee beginnen? Dan zet je een regel
op papier en dan babbel je zoo vanzelf
door.
Laat ik nu maar eerst weer eens ver
tellen wie er het boek gewonnen beeft,
want daar zijn jullie natuurlijk toch het
meest nieuwsgierig naar. Nu, dat is
deze week weer een meisje:
FIETJE KREIJGER,
le Vrooustraat 77.
Trijntje van Til. Nee, hoor, ik wil geen
anderen naam hebben dan „Kindervriend". Ik
ben de oom van m'n zestien neefjes en nichtjes,
maar van jullie ben ik een „vriend". Vergeet
dat dus niet.
Piet v. Leuvensteijn. Natuurlijk, Piet, als je
zusje je roept om samen zoon leuk spelletje te
doen, dan zet je gauw een punt in den brief
aan den Kindervriend, je holt naar de keuken
en je roept: „Hier ben ik". Je rijmpje was weer
leuk. Kijk maar, ik heb het opgenomen.
Marietje en Frans Dirks, Julianadorp. O ja,
nu herinner ik me, dat jullie in de krant hebben
gestaan, met die groote meloen, die je bijna
niet kon dragen, zoo zwaar was hij. 'k Ben
benieuwd, wat er van dit jaar in jullie tuintje
zal groeien, misschien wel een spercieboon,
zoo lang als een koeienstaart. Dan komt hij
weer in de krant, boor.
Dcdi dc Vroome. De lente, die komt al
weer gauw. hoor, Dedi, er zijn al jonge lam
metjes geboren op Texel en ik heb in de don
kere duinen gezien, dat in alle heesters en
struiken al knoppen zijn en het is al bijna tot
half zes s avonds licht en de zon wordt al
warmer en er zijn nog honderd andere dingen,
die het zegggen: De Lente komt... hoera!!!
Fijtje Molenaar. Goed, ik zal de groeten
doen aan je nichtje Annie Jaring, in Schagen,
maar ik zal haar maar niet vertellen, dat je
schrijven met een „f schreef en „gezegd" met
een thee, want anders ben ik bang, dat ze niet
meer bij je op de thee komt.
Jan Vcrfaille, Koegras. Ik begrijp al hoe
dat komt Jan, dat je briefje er van de week
niet zoo netjes uitzag, want je vertelt me, dat
je „mij een briefje schrijt" en als je schreit kan
er natuurlijk niet veel van je briefje terecht
komen, hè? Dus in het vervolg met „droge
oogen" en „vaste hand", hoor.
Marietje, Diena en Jantje v. Donk, Nieuwen-
Hagen (L.). Ik was al bang, m'n aardig drie
tal, dat de wandeling van Heerlen naar Den
Helder te lang was, maar ik zie dat jullie de
vorige keeren de raadsels niet op konden lossen.
Ja, je moet weer even aan die nieuwe raadsels
wennen, dan gaat het wel, dat zal je zien. Veel
succes dus deze week.
An en Nel Jaring, Schagerbrug. Nu staan
jullie er alle twee in, hand aan hand, want
twee zusjes behooren ook bij elkaar. Tot vol
gende week als je me schrijft over je poppen-
kamer. die je zelf maakt, An.
Jaantjc Langeveld, De Koog (T.). Wel allc-
menschen, daar had ik deze week bijna moeten
wijken voor een paar pannenlappen, die je aan
het breien was en waardoor je me totaal ver
gat. Maar gelukkig mocht je van je moeder
nog een half uurtje op blijven en kreeg ik nog
een „slaperig briefje. Maar het viel best mee,
hoor. cn ik vind het wat leuk, dat je een hall
uur van je nachtrust voor me opgeofferd hebt.
Ncllic Boot, Dc Waal (T.). Je moet tegen
je vriendinnetje zeggen, Nellie. wanneer jullie
aan het tennissen zijn. dat ze dan den bal moet
slaan en n'ct jouw tanden, want dat vindt de
tandarts m;ssch:en wel aardig, maar jij vast
ni.et. En nu ga ik even „schriftelijk kenmsma-
'■rn mat Mjmui ip vtpMiifetTaafcie
Nanic Plaatsman, De Waal (T.)Ik ken je
al, Nanie, Nellie heeft over je geschreven en
dus kan ik je meteen dc hand drukken. Hier
is hij (o nee, zij) dan. Ik lees in je briefje, dat
jullie een massa pret hebben daar op Texel en
ik geloof het graag, want soms lijkt het dorps
leven mij ook fijn en als het Marsdiep er niet
was, dan kwam ik misschien ook nog wel in
de Waal wonen.
Alie Elsendoorn. Hè, ja, dat had je nu zelf
af moeten schrijven, Alie, want ik kon je briefje
best lezen cn ik vind het natuurlijk leuker van
jezelf een briefje te ontvangen dan wanneer
je zusje het voor je moet schrijven.
Marietje Elsendoorn. Als ik kiezen moest,
Marietje, dan koos ik een fiets voor m n ver
jaardag, want het is wel fijn om met de vacan-
tie naar Rotterdam te gaan, maar als de va-
cantie voorbij is, dan is de pret ook voorbij en
van zoo n fiets heb je jarenlang plezier, iederen
dag weer.
Marie Leys, Rotterdam. Wel, Marie, wat
heeft die meneer in de „Bijenkorf" jullie leelijk
te pakken gehad met die Eau de Cologne, ik
dacht, dat ze zoon „grootestadskind'' als jij
niet zoo gauw te pakken konden nemen, hoor.
Maar enfin, je hebt toch pleizier gehad van dat
„prikkelende-vocht".
Johanna Bakker. Raadseloplossen, Joh, is
net als hinkelen, eerst is het erg moeilijk cn
later spring je op een been de heele straat door.
Eerst kan je de raadsels niet vinden, al heb
je je twee oogen wijd open en later, je zal het
zien, dan kan je er gerust een oog bij dicht
knijpen.
Pietertje v. Bruggen. Ik heb tegenwoordig
geen gebrek aan nieuwe vriendjes en vrlen-
cannetjes, Pietertje, als je er cer.s een wil heb
ben, dan kan je bij mij terecht, hoor.
Annie Beye. Zoo „bennen" jullie op de
Rehobothschool, Annie. Laat je onderwijzer
maar niet lezen wat je aan mij geschreven hebt,
want dan bromt hij vast op je, dat je hem zoo
te schande maakt. Je dacht zeker aan „die
binnen bennen, bennen binnenMaar daar
mankeert taalkundig nogal wat aan, he?
Berthus de Groot. Je mag mij wel een versje
sturen uit een boekje, hoor, Berthus, maar het
komt niet in 't Juttertje. Ik krijg den laatsten
tijd meer dan genoeg eigengemaakte rijmpjes.
Akke van Kampen, Haarlem. Wat is Hat
leuk, hè, Akke, dat we zoo idere week even
met elkaar kunnen babbelen en zoo elkaar
vanuit de verte een hand kunnen drukken.
Klaas en Jan Blokker, Haarlem, Ja, bij jullie
kom ik iedere week binnen, hoor, ook al kan
ik niet alle briefjes beantwoorden. Ik vind het
veel te leuk om naar de Haarlemmerhout te
gaan, dat is fijner dan „Haarlemmer olie", vin
den jullie ook niet? Aardig, dat jij nu zelf ook
een briefje schreef, Jan.
Truus v. Wouw. Dat versje, Truus, dat
was nog niet al te zuiver, hoor. Je probeert
het een volgenden keer nog maar eens, ik vind
het heusch aardig van je, dat je je zoo inge
spannen had en jammer dat ik je moeite niet
kon beloonen met het te plaatsen.
Lien v. Gessel. Brrrr, Lien, dat is deftig,
hoor, de vriendin van een „hofdame" te zijn
en heeft dat vriendinnetje van jou nu ook als
een „hofdame in dat tooneelstukje gespeeld?
Dat je „hopeloos wordt, nu je weer geen
boek gewonnen hebt, nu dat vind ik tragisch,
als je maar niet „wanhopig" wordt. De eerste
week in April krijgen weer twee kinderen een
boek.
Jacoba Woord. Wat een feest zal dat zijn,
als je vader telkens weer thuis komt na een
paar weken weg te zijn geweest met het licht
schip. Voor hem zelf is het denk ik nog wel
het fijnste, want het lijkt me zoo eenzaam op
het lichtschip en altijd maar op dezelfde plaats.
Hij zal het wel fijn vinden als hij dan weer bij
zijn vrouw en kindertjes is.
Coba de Groot, 't Is niets erg, hoor, als je
eens een week niets weet te schrijven. Dan
stuur je alleen de raadsels maar in. Ik vind het
wel aardig, dat Marie een verhaaltje opge
schreven heeft, maar als je eens wist hoeveel
verhaaltjes ik nog heb, dan zou je kunnen be-
grijpen. dat ik daar heelemaal geen gebrek
aan heb.
Annie Swcep. Welkom. Anive, en volgende
week een grootere brief, hoor. Afgesproken?
Marietje v. Straalen. Dat geeft niets, Ma
rietje, of je dc raadsels Dinsdags of Woens
dags brennt. Dc doof wordt toch met voor
„Japie! Japie!" roept z'n moeder,
toen liij op een heerlijken, zonnigen
middag in den tuin speelde met Fannie
en Pinkie. Tante Trijn heeft alle
hoop maar opgegeven om Japie van de
Steyntjes verwijderd te houden en
Oom Post houdt Japie steeds zijn on
deugendheid voor oogen, in de hoop,
hem zoo te verbeteren.
Maar al de zorgen van de buren heb
ben Japie zoo koud als ijs gelaten en
geen haar verbeterd of slechter ge
maakt. Vandaar, dat hij zoo heei'Iijk
aan hte spelen is. Zij zijn juist bezig
uit een pas-omges pitten moestuin een
paar stukken aarde weg te halen,
waarmee zij op het paadje een bloe
mentuin wilden maken. Japie heeft
een paar van de mooiste anjelieren van
zijn moeder afgeplukt, om' daarmede
zijn bloementuin te versieren.
Toen klonk de stem van moeder-
„Ja, mammie," zei hij, terwij] de laat
ste anjelier in ecu kluit modder stak.
...iapie, roept moeder weer. „hier ziin
tv Cl';sj.f' om wat mpt te spelen!"
Dadelijk is alle plezier van het tuin-
'je en de an.ieheren weg! Japie Vewt
zijn handen aan het gras af, slentert
het tuinpaadje af. Jan en Elsje zijn de
kinderen van een nicht van zijn moe
der en hij vindt een middag in bed
een veel lichter straf, dan een half uur
spelen met Jantje en Elsje! Jan, die
zoowat een jaar ouder is dan Japie, is
erg vechtlustig en Elsje kan geen vijf
minuten spelen, zonder te gaan huilen
en bij haar moeder te gaan klagen en
zeuren!.
Halfweegs in den tuin kwam Jan
Japie tegemoet en maakte een aan
merking op de kluit modder, die op
z'n wang zat. Brrr! dacht Japie en
zonder zijn beide kasten te begroeten,
wil hij weer wegloopen, maar moeder
roept hem terug. „Japie, wees niet zoo
ongemanierd! Groet Jan en Elsje eens
behoorlijk en speel een beetje met
hen, dan ben je zoet!" zegt ze en met
Jan en Elsje op zijn hielen gaat hij
terug naar Fannie en Pinkie. Maar
Jan is er niet toe te bewegen om met
de modder mee te spelen en Elsje staat
met haar vinger in den mond naar
Pinkie te kijken, die tracht, zijn lin
kervoet uit den modderigen moestuin