Buitenlandsch Overzicht.
HONIG'S JUUENNESOEP 6 borden voor ets.
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Oost-Indië.
KONIJN's Vleeschwaren
No. 7398 EERSTE BLAD
DINSDAG 27 FEBRUARI 1934
62ste JAARGANG
Liefde in de Wildernis
De muiterij op
De Zeven Provinciën.
De verduistering bij een
Midden stands vereeniging
De gevluchte luitenant.
COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Helderscha Courant f 1.60; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65;binnen-
land f 2!- NederL Oost- en West-lndië per zeepost 1 2.10, idem per
mail en overige landen 13.20 I.osse n< s. 4ct.fr.p.p 6ct. Zondagsblad
resp f 0.50 f 0.70. f 0.70,1 L— Modeblad resp. 11.20,11.50, 11.50, 11.70
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Teleloon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded (kolombreedte als redaction.
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.bij niet-contante be
taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met
brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct.
Verstandige en prijzenswaardige Poolsche politiek. - Het
Italiaansche standpunt inzake het ontwapeningsvraagstuk.
Toenadering tusschen Italië en Hongarije.
Verstandige
Poolsche
politiek
Zij die vroeger de
Poolsche politiek heb
ben veroordeeld
schrijft de N. R. O.
moeten haar thans
prijzen. Men gispte
het terecht in de Polen, dat het, als jonge
staat, gelegen tusschen twee van zelf reeds
vijandig gestemde groote mogendheden,
in alles naliet, wat die vijandschap had
kunnen verminderen.
Warschau scheen er integendeel soms
naar te streven het zijn beide buren zoo
moeilijk mogelijk te maken aan een ver
betering van de verstandhoudnig tot Po
len te denken. Als bekend voorbeeld daar
van kunnen wij het spoorwegbeleid noe
men, dat Polen ül den Corridor heeft toe
gepast.
Nu echter is het plotseling heel anders
geworden.
Zoo onverstandig als ons vroeger
de Poolsche politiek leek, zoo wel
overwogen moet zij ons thans voorko
men.
Het is ermede begonnen dat Polen zich,
verzoende. Dat was mogelijk geworden,
uit vrees voor Duitschland, met Rusland
omdat Rusland op zijn beurt zoo doods
benauwd voor Japan was. Waar kort te
voren nog vijandschap en wantrouwen
hadden gelieerseht, zag men nu plotseling
een echt Slavische vriendschap opbloeien!
Het was waarlijk in dezen, politiek zoo
troosteloozen tijd een vreugde om aan te
zien: twee broeders hadden elkaar terug
gevonden.
Warschau had de fout kunnen begaan
van zich nu tegenover Berlijn bijzonder te
laten gelden. Immers, de tang was uit el
kaar genomen, besond niet meer, Polen
kon zich veiliger voelen dan ooit te voren.
Men heeft dit te Berlijn zeer wel beseft.
en dus haastig aanbiedingen gedaan, die
kort te voren nog ondenkbaar geweest
waren. Men weet, dat deze neerkwamen
op een berusten in de grenzen, welke Po
len in 1919 en 1921 gekregen heeft. Polen
was onmiddellijk bereid de op die manier
zoo hoog betaalde verzoening aan te gaan.
Op eens zat Warschau warm in de vriend
schap, waar niet veel vroeger slechts kille
vijandschap was. Hoezeer Polen ook met
Frankrijk politiek verbonden mocht zijn,
het stelde nu goede nabuurschap boven
verre vriendschap.
Duitschland komt voor merkwaar
dige mogelijkheden te staan, zegt liet
blad in hetzelfde artikel. De Poolsch-
Russische toenadering, die oorspron
kelijk tegen Duitschland bedoeld was,
kan nu, nadat de Duitsch-Poolsche
verzoening tot stand is gekomen, tot
een algemeene ontspanning in Oost-
Europa bijdragen.
Italië en het
ontwapeningS'
vraagstuk
In verband met het
bezoek van den En-
gelschen minister,
Eden, aan verschil
lende landen, 0111 di
verse regeeringen
eens over het ontwapeningsvraagstuk te
polsen, komt het standpunt van die re
geeringen ten opzichte van dit vraagstuk
weer eens naar voren. Eden is naar Rome
Lord ROBERT CECIL,
Voorzitter van het door den Volkenbond
ingestelde Hulpcomité voor Duitsche
vluchtelingen.
getrokken, dus is het woord thans aan de
Italiaansche bladen.
Daar op het oogenblik moet worden
afgezien van een werkelijke ontwapening
aldus de bladen geldt het eenerzijds
te verhinderen, dat Duitschland herwa-
pent zonder eenige grens en anderzijds
te voorkomen, dat bepaalde mogendheden
hun groote bewapening nog vermeer
deren.
Een wedloop in de bewapening zou
kunnen worden verhinderd, door
Duitschland een zekere bewapening
toe te staan.
Feuil leton
Naar het Engelsch
van
Ottwell Binns
48)
„Het is een té lange geschiedenis om
nu heelemaal te vertellen. Maar juist op
het goede oogenblik, toen ik dacht, dat
het met me gedaan was, kwam de eige
naar van onze hut, Jean Bénard, terug.
Hij heeft mijn leven gered, maar omdat
hij niets van jou afwist, gingen de aan
vallers met je weg, maar zoodra hij mijn
verhaal gehoord had, maakte hij zich
klaar om je te volgen en toen we te weten
gekomen waren, dat de roovers naar het
meer van den Kleinen Eland gingen, na-
uen we een korteren weg en wachtten
k je. We waren dicht bij je toen de ge-
Foren aan den oever knalden.
„Dan was je dus toch bij die tweede
slee?"
„Ja. Ik en Jean Bénard."
„Ik zag jullie en ik dacht het," riep
Helen uit, „maar die halfbloed had me
gezegd, dat je dood was."
„We verloren je uit het oog door de
sneeuw", vervolgde Stane zijn mededee-
lingen, „maar we vonden Anderton en nl
sneeuwde het harder danooit, toch gin
gen we na eenigen tijd je spoor zoeken.
Jean Bénard vond het diep in het bosch,
dat we doorzochten, omdat we wisten, dat
het meer onmogelijk begaanbaar was met
zulk weer en na die ontdekking gingen
Anderton en ik je achterna."
„En waar is Jean Bénard?" vroeg He
len snel. „Ik zou hem graag bedanken,
omdat hij jou gered heeft en de vreugde
teruggebracht heeft in mijn leven, op het
oogenblik, dat die voor altijd verdwenen
was."
„Hij volgt ons, hij zal binnenkort hier
znn.
„Dan zie ik hem dus?"
„Ik hoop het. Maar we moeten ons
haasten, lieveling. De honden
„Och, de honden.
„Maar ik wil Gerald Amley's verhaal
hooren. Dat is noodig."
„Ik heb het al gehoord," zei Helen snel,
en het is vol leugens."
„Geloof je?"
„Ik weet het zeker."
„Een reden te meer, dat ik het met An
derton aanhoor. Er steekt veel meer ach
ter dit alles, Helen, dan je weet."
„Misschien raad ik iets van wat er ach
ter zit."
„Ik geloof niet dat dat mogelijk is. Het
is een buitengewone geschiedenis en er
zal een ontknooping zijn, waar Antley
versteld over zal staan. Kom!"
Ze gingen samen verder, vonden de
honden en nadat ze de slede, waaraan ze
vastgelegd waren, weer recht hadden ge
zet, keerden ze naar het kamp terug.
Amley zat de praten, met zijn pijp in de
hand en uiterlijk kalm. Hij wierp een blik
op het paar, toen ze binnen den licht
kring van het vuur traden, keek naar
Stane, toen deze zich bukte om de hon
den uit te spannen en vervolgde daarna
Forges d'Avanzati herhaalt in de Tri-
buna zijn bewering, dat Engeland en
Italië, wanneer wederom geen resultaat
tot stand komt, het recht en den plicht
hebben, den nieuwen toestand in Europa
te bestudeeren en dienovereenkomstig te
handelen. Uit hét feit, dat beide landen
niet onmiddellijk betrokken zijn bij het
geschil tusschen Duitschland en Frank
rijk en daarom onbevooroordeeld kunnen
zijn, mag men niet concludeeren, dat zij
als garanten van Locarno een onver
schillige houdingn zouden aannemen en
ter zijde zouden blijven staan.
Toenadering
tusschen Italië
en Oostenrijk'
Hongarije
De Italiaansche
staatssecretaris, Su-
visch, heeft opnieuw
aan Weenen, welk
bezoek door de Oos-
tenrijksche regeering
beschouwd wordt als
een zeer belangrijk bewijs van de groei
ende Italiaansche belangstelling voor
Oostenrijk.
Een Duitsch telegram uit Weenen
meldt:
Algemeen neemt men aan, dat bij de
besprekingen te Boedapest Suvich een
zoodanige toenadering tot het standpunt
JULIUS GOM BOS,
Hongarije's Ministerpresident.
der Hongaarsche regeering heeft bereikt,
dat hij het noodig achtte bondskanselier
Dollfuss van de resultaten hiervan op de
hoogte te stellen.
I11 politieke kringen heeft men alge
meen den indruk dat de Italiaansche re
geering thans de onderhandelingen met
Oostenrijk en Hongarije in buitengewoon
snel tempo wenscht voort te zetten om zoo
spoedig mogelijk de overeenkomsten, die
te Boedapest zijn getroffen, van kracht
te kunnen doen worden.
De correspondent te Boedapest van de
Neue Freie Presse deelt mede, dat Su
vich het bericht, dat te Boedapest een
„organisatie-statuut" tusschen Italië,
Oostenrijk en Hongarije volgens het
voorbeeld van de KI. Entente vastge-
gesteld zou zijn onjuist noemt. Hij ver
klaarde echter, dat het juist is, dat men,
wanneer het bericht waar was, doorover
natuurlijk niets zou uitlaten.
Het ongelukkige" ministerieele
telegram.
Volgens de bladen heeft mr. Brants,
advocaat-generaal bij het Hoog Militair
Gerechtshof, in zijn requisitoir tegen den
oud-commandant van Hr. Ms. „De Zeven
Provinciën" ongeveer gezegd: „Op die
vergadering wordt het ongelukkige tele
gram van den minister van defensie be
kend, waarin de salarisverlaging wordt
uitgesteld. De schepelingen schreven dit
toe aan het onbehoorlijk telegram en dat
is dan ook zoo."
De verdediger, mr. Rolandus Hage-
doorn, maakte soortgelijke opmerkingen:
„Toen kwam het ongelukkige telegram
van den minister, zoo gesteld, dat ieder
moest gelooven, dat de salarisverlaging
uitgesteld was, dank zü het onbehoorlijk
telegram van de bonden".
Ten einde misverstanden te voorkomen,
wordt van bevoegde zijde medegedeeld:
le. dat het in de redevoeringen der
heeren mr. Brants en mr. Rolandus Hage-
doorn bedoelde telegram niet is verzonden
door den minister van defensie, doch dooi
den minister van koloniën, na op een mon
deling overleg met dien bewindsman be
rustend schrijven van den minister van
defensie, hetwelk op 29 December is uit
gegaan, een schrijven, waarvan het tele
gram van den minister van koloniën het
onmiddellijk gevolg is geweest;
2e. dat dit telegram niet een gevolg
kan geweest zijn van het telegram der
bonden, wijl dit op 29 December 1932 te
19 uur 45 ten departemente van defensie
is binnengekomen, dus na bureautijd, en
bij gevolg eerst den volgenden dag in be
handeling is kunnen genomen worden;
8e. dat het telegram van den minister
van koloniën den volgenden inhoud had:
„Defensieminister bezwaar tegen ver
hooging salariskorting Europeesch mari
nepersoneel tot zeventien procent en acht
slechts aanziens bepaalde groepen zee
macht-militairen bestaande korting voor
eenige verhooging vatbaar. Aangezien
overleg met Deckers nog eenigen tijd vor
dert dient bestaande kortingsregeling ma
rinepersoneel nog korten tijd. gehand
haafd."
Het optreden van luitenant ter
zee A. N. baron de Vos van
Steenwijk.
In de zaak van de „Zeven Provinciën"
is nog al eens ter sprake gekomen het op
treden van den luitenant ter zee 3e klasse
A. N. baron de Vos van Steenwijk, waarbij
het is voorgesteld, alsof deze officier zich
aan ergerlijk plichtsverzuim zou hebben
schuldig gemaakt, terwijl bovendien nog
al een en ander gezegd is over een inter
view, dat deze officier zou heebben ver
leend, terwijl gebleken is, dat een derge-
zaak tegen den ex-commandant van de
lijk interview nooit gehouden is.
Vorige week bij de behandeling van de
„Zeven Provinciën" voor het hoog militair
gerechtshof heeft de advocaat-fiscaal, mr.
A. Brants, in zijn requisitoir, zooals in ons
verslag reeds in het kort is vermeld, een
verklaring afgelegd, welke de volledige
rehabilitatie van luitenant der Vos van
Steenwijk beteekent.
WÜ achten het billijk om de verklaring
van den advocaat-fiscaal thans nog in ex-
tenso weer te geven.
Nadat de advocaat-fiscaal er op gewe
zen had, dat, toen op een gegeven oogen
blik de statietrap van „De Zeven Provin
ciën" door de muiters geheschen werd, het
den luitenant ter zee (Jerde klasse A. N.
baron de Vos van Steenwijk gelukt was,
door vastberaden en krachtig optreden,
de muiters te doen gehoorzamen aan zijn
bevel om de trap weer te laten zakken,
vervolgde hij:
Als ik toch over den luitenant de Vos
van Steenwijk spreek, hoop ik, dat u,
mijnheer de president, mij een korte af
dwaling van mijn eigenlijk onderwerp zult
toestaan, die naar miih oordeel de billijk
heid vereischt.
Luitenant de Vos van Steenwijk is in
ruimen kring gemaakt tot zondebok van
wat aan boord van „De Zeven Provinciën"
is voorgevallen. Hii is gesmaad en ge
hoond als had hii zich aan ergerlijk
plichtsverzuim schuldig gemaakt: men
heeft hem een interview toegeschreven,
dat hij verklaard heeft nooit te hebben
verleend, men heeft zijn goeden naam als
menscli en officier op allerlei wijzen aan
getast. In werkelijkheid is De Vos van
Steenwijk een van de weinigen geweest
onder de officieren, die bij het uitbreken
van de muiterij aan boord van „De Zeven
Provinciën" waren, die flinkheid getoond
hebben. Hij is het geweest, die, zooals ik
al gezegd heb, door een forsclie order de
statietrap, die geheschen werd, weer heeft
doen dalen; lui is het geweest, die, toen de
officier van den marinestoomvaartdienst
Beets in de machinekamer afdaalde, om te
trachten, daar den vrede te herstellen, de
zen heeft vergezeld en met zün pistool ge
dekt; hij is het geweest, die, toen Boshart
hem onder bedreiging met zijn pistool uit
de radiohut wilde verjagen, zelf zijn
pistool tegen Boshart heeft getrokken en
daarvan alleen geen gebruik heeft ge
maakt, omdat Boshart hem herinnerde
aan de door de andere officieren namens
allen aan de bemanning gegeven belofte,
dat er niet door de officeren geschoten
zou worden; hij is het geweest, die, de
jongste of een der jongsten, meer dan
eens getracht heeft het initiatief te nemen
tot krachtig opreden tegen de muiters.
Ik acht het geenszins onwaarschijnlijk,
dat, indien alle officieren aan boord ge
sneden waren geweest uit het hout, waar
uit De Vos van Steenwijk gesneden is,
de gansche muiterij op de „Zeven Provin
ciën" in de kiem zou zijn gesmoord. In
dien dan niemand den handschoen voor
hem op mocht nemen, dan doe ik het van
deze plaats. („Nw. Rott. Crt.")
Vele slechtoffers,
waaronder ook Armenzorg.
Omtrent de groote verduistering ge
pleegd door den secretaris van de Mid-
denstandsvereeniging d. B., wordt nader
het volgende gemeld.
Ondqr de slachtoffers bevinden zich
eenige "middenstanders tot bedragen van
6000, 10,000 en 19,000. Verder is een
thans in Nederland vertoevende gewezen
suikeradministrateur voor 30,000 gedu
peerd. De Vereeniging Armenzorg is
Bij een geneesmiddel
is een ongeschonden
verpakking een waar
borg voor de echtheid.
Let dus op de onge
schonden verpakkin
van Aspirin! Dan is
zeker, de echte Aspirin
te ontvangen, pijnstil
lend en onschadelijk.
iq de' oranjebaad^U'bjS^vap
•20;.Ut«U 70 -ckr erforainjezakjes *yan 2 -t«$b
voor 6000 bij het conflict betrokken en
is thans niet in staat verdere uitkeerin-
gen aan armen te doen. D. B. is in pre
ventieve hechtenis gesteld. Het kantoor
is gesloten. De Bruyn leefde zeer nor
maal, waardoor het onbegrijpelijk is waar
het geld is gebleven.
Wilde met pensioen den dienst
verlaten.
Naar een telegram reeds meldde, is de
luitenant v. II., die eenigen tijd in obser
vatie is geweest in het militaire hospitaal,
in verband met zijn eigenaardig gedrag
hij verliet zonder eenige kennisgeving zijn
garnizoen en reisde naar Oost-Java
door de geneeskundige commissie goed
gekeurd.
In verband met de bestaande interpre
tatie van het begrip „desertie" kan hij
niet voor den krijgsraad worden gebracht.
Het Bat. Nbl., waaraan wü het volgende
ontleenen, veronderstelde echter, dat men
hem nochtans met oen ontslag wegens on
geschiktheid zou expedieeren naar Neder
land totdat de Java Bode meldde, dat
deze man dienst doet.
Dit op het eerste gezicht welhaast onge
looflijke bericht is juist; v. H. is inge
deeld in Tjimahi.
Dit houdt verband met het volgende:
Blijkens het bij Staatsblad 1926 no. 551
vastgestelde reglement op het verleenen
van diensttijdpensioenen en onderstanden
voor officieren zou luitenant v. H. bij ont
slag wegens ongeschiktheid reeds tbani
recht op pensioen hebben kunnen doen
gelden.
Art. I lid 1 sub d. van dit reglement be
paalt, dat officieren, die uit den dienst
worden ontslagen terzake van onbe
kwaamheid of ongeschiktheid om in den
verkregen rang te dienen en eenige be
trekking bij het wapen of dienstvak, waar
toe zij behooren, een evenredig maande-
lijksch pensioen krijgen ook al zijn de
daartoe noodige voor pensioen geldende
tien jaren nog niet bereikt van 18 pro
cent van den normalen pensioengrondslag
na tien jaren.
Luitenant v. H. zou dan in het genot
gesteld zijn van een pensioen van circa
70 per maand zijn beele leven lang.
Er zijn redenen om te gelooven, dat deze
jongeman niet het slachtoffer is van kli
maatsverandering of welken invloed van
buiten ook, doch dat hij zijn positie zeer
precies heeft uitgerekend en de geheele
opzet van zijn zonderling gedrag is ge
weest naar Nederland te worden terugge
zonden met ten aardig zakduitje.
HKSBzijn toch goedkooper tu.vïia
het verhaal, dat hij vlug en onverschillig
vertelde.
„Toen ia dat wist, ging ik regelrecht
naar de hut en had den pech een half
uur te laat te komen. Eén van mijn man
nen. vond daar een doode, dien ik volgens
de beschrijving werkelijk voor Stane
hield en we troffen een gewonden In
diaan aan, die, na eenige overreding ons
vetélde wat hij wist, namelijk, dat een
halfbloed, Chigmok genaamd, in liefde
ontvlamd was voor juffrouw Yardeley en
haar ontvoerd had om haar tot zyn
sqauw te maken. Ik begrijp, dat deze
Chigmok, wat de Indianen noemen, een
slecht man is maar misschien ken je
hem?"
Hij zweeg en keek Anderton aan bij
deze woorden als verwachtte hij een ant
woord. Deze knikte en zei zoo onver-
schilig mogelijk: „Ja! Ik heb hem ont
moet. Hij deugt niet."
Terwijl de politieman antwoordde, zag
Helen, die op Amley's gezicht lette, dat
dit van uitdrukking veranderde. Eén
oogenblik verloor het zyn vastberaden
uitdrukking en las ze twyfel in zijn oogen.
Het meisje ried, dat hij plotsheling den
vasten grond verloren had en ze bemerk
te, dat Amley na dit antwoord van An
derton, niet zoo onverschillig meer sprak
en dat hij aarzelend, weifelend verder
vertelde met tusschenpoozen, als iemand,
die niet zeker is van zijn woorden.
„Dan heb je in ieder geval een inge
boren schurk ontmoet, Anderton! Maar,
0111 verder te gaan, de Indiaan vertelde
ons dat Chigmok juffrouw Yardeley ge
schaakt had. Onder bedreiging deelde hij
ons nog mede, waar de halfbloed heen
was gegaan, een eenzame streek, die wei
nig bereisd wordt; het meer van den
Kleinen Eland. Ken je het?"
„Ja, ik was daar vanmorgen. Stane en
ik komen er juist vandaan."
Weer was er twijfel te lezen in Am
ley's oogen en bij den gloed van het vuur
zag Helen een uitdrukking van angst op
zyn gezicht komen. Het duurde slechts
een oogenblik, toen was het weer voorbij,
maar in dat oogenblik had het meisje
diep gelezen in Amley's hart en ze wist,
dat zijn angst snel toenamen.
„O, je volgde dus ook Chigmoks spoor,
veronderstel ik. Maar ik was er eerst. Ik
nam een korteren weg en ik wachtte
hem bij zijn kamp op, toen hij zich ver
toonde. Ik zag juffrouw Yardely op de
slede en omdat we op dat oogenblik drie
tegen drie waren, begreep ik, dat we het
zekere voor het onzekere moesten nemen.
We vuurden dus vanuit de struiken op
de roovers en schoten ze neer. Toen zag
ik, dat een andere slede ons volgde en
daarom bracht ik juffrouw Yardely over
op myn slee en om verdere moeite te ont-
loopen, lieten we de honden hard door-
loopen totdat we hier waren. En dat is
zoowat alles, geloof ik."
Hij zweeg een oogenblik en zat te kij
ken naar de beide blanken en het meisje,
die dit slot van zijn verhaal mede had
aangehoord. Ze bleven roerloos zitten en
geen van drieën sprak een woord. Voor
Amley's zenuwen was dit blijkbaar een
te zware beproeving, want, nadat het
stilzwygen eenigen tyd geduurd had, viel
hij geërgerd uit:
„Wel, wat vind je van mijn geschiede
nis?"
„Het is een heel interessant verhaal,"
zei Anderton tenslotte.
Amley's gezicht klaarde op. „Dus je
vindt ook, dat ik er toe gerechtigd was,
die mannen neer te schieten?"
„Oogenschijnlijk wel! Als jou verhaal
juist is, bestaat er niet de minste twyfel,
'dat je deed, wat je doen moest."
„Twijfel je dan aan de waarheid er
van?" vroeg Amley snel.
„Dat heb ik niet gezegd," antwoordde
Anderton ernstig, „maar tot nog toe heb
ik alleen je woord, 0111 op te vertrouwen,
zie je."
„De beide menschen, die bij me zijn,
kunnen het bevestigen," antwoordde
Amley.
„Dat zal helpen, natuurlijk," zei An
derton. „Maar ik stel geen verhoor in.
Amley; ik neem alleen de noodige infor
maties om een rapport te kunnen uit
brengen aan mijn bureau. En het is mis
schien het best, dat ik je waarschuw, dat
je nog wel eens last zou kunnen krygen
met deze zaak. De toestanden hier in het
Noorden zijn niet zooals ze een paar jaar
geleden waren, toen iedere rondtrekken
de blanke zich gerechtigd achtte iederen
Indiaan, wiens aanwezigheid hij onge-
wenscht achtte, neer te schieten. Het be
stuur van deze streken is heel goed ge
zind jegens de inboorlingen en waakt
zorgvuldig voor hun belangen. Het moet
wel. Als het wil, dat de roode mannen ont
zag zullen hebben voor de wetten, kan
het niet anders dan de blanken dwingen
ze in acht te nemen."
„O, dat weet ik wel," zei Amley, ietwat
minachtend. „Maar je wilt toch zeker niet
ontkennen, dat de gegeven omstandig
heden buitengewoon waren.
„Neen," gaf Anderton toe, „ik vind ook
dat ze heel buitengewoon zijn."
Zijn stem klonk zoo veelbeteekenend,
dat Amley hem onderzoekend aanzag. De
politiedienaar, wiens gezicht strak als
een masker was, merkte dezen blik niet
op. Amley maakte aanstalten om te spre
ken, veranderde toen van plan en bleef
zwy'gen. Na eenigen tyd begon Anderton
weer.
„Wat lijkt het lang geleden, dat wij
drieën in Oxford bij elkaar waren."
„Ja," stemde Amley toe, blijkbaar op
gelucht bij deze verandering van onder
werp. „Heel wat water is er sindsdien
door de Iris gestroomd."
„En alles met elkaar genomen, is het
wel een toevallige samenloop van omstan
digheden, dat wij drieën elkaar weer ont
moeten in deze wildernis."
„Het is in ieder geval dramatisch," gaf
Amley toe.
„Dramatischer dan je denkt, Amley",
antwoorde Anderton snel. „Stane, laat
Amley dat papiertje eens even zien, dat
je bij je hebt."
Het volgend oogenblik had Stane het
in geolied papier gewikkelde pakje ge
opend en vouwde hy het papier open.
Amley keek verbaasd en toen Stane hem
het papier voorhield en hy er zich over
heen hoog, kwam er een uitdrukking van
ontsteltenis op zijn gezicht en een vloek
ontviel zijn mond. „Heer in den Hemel!"
„Je doet het best met dat papiertje
weer op te bergen, Stane," zei Anderton
snel. „Amley heeft het onmiddellijk her
kend."
„Het is een leugen," riep Amley uit
„Ik heb het nooit eerder gezien."
(Wordt vervolgd).