Buitenlandsch Overzicht. HONIG'S JUUENNESOEP 6 borden voor ets. NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA Oost-Indië. KONIJN's Vleeschwaren No. 7398 EERSTE BLAD DINSDAG 27 FEBRUARI 1934 62ste JAARGANG Liefde in de Wildernis De muiterij op De Zeven Provinciën. De verduistering bij een Midden stands vereeniging De gevluchte luitenant. COURANT Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Helderscha Courant f 1.60; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65;binnen- land f 2!- NederL Oost- en West-lndië per zeepost 1 2.10, idem per mail en overige landen 13.20 I.osse n< s. 4ct.fr.p.p 6ct. Zondagsblad resp f 0.50 f 0.70. f 0.70,1 L— Modeblad resp. 11.20,11.50, 11.50, 11.70 Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Teleloon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIËN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.bij niet-contante be taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct. Verstandige en prijzenswaardige Poolsche politiek. - Het Italiaansche standpunt inzake het ontwapeningsvraagstuk. Toenadering tusschen Italië en Hongarije. Verstandige Poolsche politiek Zij die vroeger de Poolsche politiek heb ben veroordeeld schrijft de N. R. O. moeten haar thans prijzen. Men gispte het terecht in de Polen, dat het, als jonge staat, gelegen tusschen twee van zelf reeds vijandig gestemde groote mogendheden, in alles naliet, wat die vijandschap had kunnen verminderen. Warschau scheen er integendeel soms naar te streven het zijn beide buren zoo moeilijk mogelijk te maken aan een ver betering van de verstandhoudnig tot Po len te denken. Als bekend voorbeeld daar van kunnen wij het spoorwegbeleid noe men, dat Polen ül den Corridor heeft toe gepast. Nu echter is het plotseling heel anders geworden. Zoo onverstandig als ons vroeger de Poolsche politiek leek, zoo wel overwogen moet zij ons thans voorko men. Het is ermede begonnen dat Polen zich, verzoende. Dat was mogelijk geworden, uit vrees voor Duitschland, met Rusland omdat Rusland op zijn beurt zoo doods benauwd voor Japan was. Waar kort te voren nog vijandschap en wantrouwen hadden gelieerseht, zag men nu plotseling een echt Slavische vriendschap opbloeien! Het was waarlijk in dezen, politiek zoo troosteloozen tijd een vreugde om aan te zien: twee broeders hadden elkaar terug gevonden. Warschau had de fout kunnen begaan van zich nu tegenover Berlijn bijzonder te laten gelden. Immers, de tang was uit el kaar genomen, besond niet meer, Polen kon zich veiliger voelen dan ooit te voren. Men heeft dit te Berlijn zeer wel beseft. en dus haastig aanbiedingen gedaan, die kort te voren nog ondenkbaar geweest waren. Men weet, dat deze neerkwamen op een berusten in de grenzen, welke Po len in 1919 en 1921 gekregen heeft. Polen was onmiddellijk bereid de op die manier zoo hoog betaalde verzoening aan te gaan. Op eens zat Warschau warm in de vriend schap, waar niet veel vroeger slechts kille vijandschap was. Hoezeer Polen ook met Frankrijk politiek verbonden mocht zijn, het stelde nu goede nabuurschap boven verre vriendschap. Duitschland komt voor merkwaar dige mogelijkheden te staan, zegt liet blad in hetzelfde artikel. De Poolsch- Russische toenadering, die oorspron kelijk tegen Duitschland bedoeld was, kan nu, nadat de Duitsch-Poolsche verzoening tot stand is gekomen, tot een algemeene ontspanning in Oost- Europa bijdragen. Italië en het ontwapeningS' vraagstuk In verband met het bezoek van den En- gelschen minister, Eden, aan verschil lende landen, 0111 di verse regeeringen eens over het ontwapeningsvraagstuk te polsen, komt het standpunt van die re geeringen ten opzichte van dit vraagstuk weer eens naar voren. Eden is naar Rome Lord ROBERT CECIL, Voorzitter van het door den Volkenbond ingestelde Hulpcomité voor Duitsche vluchtelingen. getrokken, dus is het woord thans aan de Italiaansche bladen. Daar op het oogenblik moet worden afgezien van een werkelijke ontwapening aldus de bladen geldt het eenerzijds te verhinderen, dat Duitschland herwa- pent zonder eenige grens en anderzijds te voorkomen, dat bepaalde mogendheden hun groote bewapening nog vermeer deren. Een wedloop in de bewapening zou kunnen worden verhinderd, door Duitschland een zekere bewapening toe te staan. Feuil leton Naar het Engelsch van Ottwell Binns 48) „Het is een té lange geschiedenis om nu heelemaal te vertellen. Maar juist op het goede oogenblik, toen ik dacht, dat het met me gedaan was, kwam de eige naar van onze hut, Jean Bénard, terug. Hij heeft mijn leven gered, maar omdat hij niets van jou afwist, gingen de aan vallers met je weg, maar zoodra hij mijn verhaal gehoord had, maakte hij zich klaar om je te volgen en toen we te weten gekomen waren, dat de roovers naar het meer van den Kleinen Eland gingen, na- uen we een korteren weg en wachtten k je. We waren dicht bij je toen de ge- Foren aan den oever knalden. „Dan was je dus toch bij die tweede slee?" „Ja. Ik en Jean Bénard." „Ik zag jullie en ik dacht het," riep Helen uit, „maar die halfbloed had me gezegd, dat je dood was." „We verloren je uit het oog door de sneeuw", vervolgde Stane zijn mededee- lingen, „maar we vonden Anderton en nl sneeuwde het harder danooit, toch gin gen we na eenigen tijd je spoor zoeken. Jean Bénard vond het diep in het bosch, dat we doorzochten, omdat we wisten, dat het meer onmogelijk begaanbaar was met zulk weer en na die ontdekking gingen Anderton en ik je achterna." „En waar is Jean Bénard?" vroeg He len snel. „Ik zou hem graag bedanken, omdat hij jou gered heeft en de vreugde teruggebracht heeft in mijn leven, op het oogenblik, dat die voor altijd verdwenen was." „Hij volgt ons, hij zal binnenkort hier znn. „Dan zie ik hem dus?" „Ik hoop het. Maar we moeten ons haasten, lieveling. De honden „Och, de honden. „Maar ik wil Gerald Amley's verhaal hooren. Dat is noodig." „Ik heb het al gehoord," zei Helen snel, en het is vol leugens." „Geloof je?" „Ik weet het zeker." „Een reden te meer, dat ik het met An derton aanhoor. Er steekt veel meer ach ter dit alles, Helen, dan je weet." „Misschien raad ik iets van wat er ach ter zit." „Ik geloof niet dat dat mogelijk is. Het is een buitengewone geschiedenis en er zal een ontknooping zijn, waar Antley versteld over zal staan. Kom!" Ze gingen samen verder, vonden de honden en nadat ze de slede, waaraan ze vastgelegd waren, weer recht hadden ge zet, keerden ze naar het kamp terug. Amley zat de praten, met zijn pijp in de hand en uiterlijk kalm. Hij wierp een blik op het paar, toen ze binnen den licht kring van het vuur traden, keek naar Stane, toen deze zich bukte om de hon den uit te spannen en vervolgde daarna Forges d'Avanzati herhaalt in de Tri- buna zijn bewering, dat Engeland en Italië, wanneer wederom geen resultaat tot stand komt, het recht en den plicht hebben, den nieuwen toestand in Europa te bestudeeren en dienovereenkomstig te handelen. Uit hét feit, dat beide landen niet onmiddellijk betrokken zijn bij het geschil tusschen Duitschland en Frank rijk en daarom onbevooroordeeld kunnen zijn, mag men niet concludeeren, dat zij als garanten van Locarno een onver schillige houdingn zouden aannemen en ter zijde zouden blijven staan. Toenadering tusschen Italië en Oostenrijk' Hongarije De Italiaansche staatssecretaris, Su- visch, heeft opnieuw aan Weenen, welk bezoek door de Oos- tenrijksche regeering beschouwd wordt als een zeer belangrijk bewijs van de groei ende Italiaansche belangstelling voor Oostenrijk. Een Duitsch telegram uit Weenen meldt: Algemeen neemt men aan, dat bij de besprekingen te Boedapest Suvich een zoodanige toenadering tot het standpunt JULIUS GOM BOS, Hongarije's Ministerpresident. der Hongaarsche regeering heeft bereikt, dat hij het noodig achtte bondskanselier Dollfuss van de resultaten hiervan op de hoogte te stellen. I11 politieke kringen heeft men alge meen den indruk dat de Italiaansche re geering thans de onderhandelingen met Oostenrijk en Hongarije in buitengewoon snel tempo wenscht voort te zetten om zoo spoedig mogelijk de overeenkomsten, die te Boedapest zijn getroffen, van kracht te kunnen doen worden. De correspondent te Boedapest van de Neue Freie Presse deelt mede, dat Su vich het bericht, dat te Boedapest een „organisatie-statuut" tusschen Italië, Oostenrijk en Hongarije volgens het voorbeeld van de KI. Entente vastge- gesteld zou zijn onjuist noemt. Hij ver klaarde echter, dat het juist is, dat men, wanneer het bericht waar was, doorover natuurlijk niets zou uitlaten. Het ongelukkige" ministerieele telegram. Volgens de bladen heeft mr. Brants, advocaat-generaal bij het Hoog Militair Gerechtshof, in zijn requisitoir tegen den oud-commandant van Hr. Ms. „De Zeven Provinciën" ongeveer gezegd: „Op die vergadering wordt het ongelukkige tele gram van den minister van defensie be kend, waarin de salarisverlaging wordt uitgesteld. De schepelingen schreven dit toe aan het onbehoorlijk telegram en dat is dan ook zoo." De verdediger, mr. Rolandus Hage- doorn, maakte soortgelijke opmerkingen: „Toen kwam het ongelukkige telegram van den minister, zoo gesteld, dat ieder moest gelooven, dat de salarisverlaging uitgesteld was, dank zü het onbehoorlijk telegram van de bonden". Ten einde misverstanden te voorkomen, wordt van bevoegde zijde medegedeeld: le. dat het in de redevoeringen der heeren mr. Brants en mr. Rolandus Hage- doorn bedoelde telegram niet is verzonden door den minister van defensie, doch dooi den minister van koloniën, na op een mon deling overleg met dien bewindsman be rustend schrijven van den minister van defensie, hetwelk op 29 December is uit gegaan, een schrijven, waarvan het tele gram van den minister van koloniën het onmiddellijk gevolg is geweest; 2e. dat dit telegram niet een gevolg kan geweest zijn van het telegram der bonden, wijl dit op 29 December 1932 te 19 uur 45 ten departemente van defensie is binnengekomen, dus na bureautijd, en bij gevolg eerst den volgenden dag in be handeling is kunnen genomen worden; 8e. dat het telegram van den minister van koloniën den volgenden inhoud had: „Defensieminister bezwaar tegen ver hooging salariskorting Europeesch mari nepersoneel tot zeventien procent en acht slechts aanziens bepaalde groepen zee macht-militairen bestaande korting voor eenige verhooging vatbaar. Aangezien overleg met Deckers nog eenigen tijd vor dert dient bestaande kortingsregeling ma rinepersoneel nog korten tijd. gehand haafd." Het optreden van luitenant ter zee A. N. baron de Vos van Steenwijk. In de zaak van de „Zeven Provinciën" is nog al eens ter sprake gekomen het op treden van den luitenant ter zee 3e klasse A. N. baron de Vos van Steenwijk, waarbij het is voorgesteld, alsof deze officier zich aan ergerlijk plichtsverzuim zou hebben schuldig gemaakt, terwijl bovendien nog al een en ander gezegd is over een inter view, dat deze officier zou heebben ver leend, terwijl gebleken is, dat een derge- zaak tegen den ex-commandant van de lijk interview nooit gehouden is. Vorige week bij de behandeling van de „Zeven Provinciën" voor het hoog militair gerechtshof heeft de advocaat-fiscaal, mr. A. Brants, in zijn requisitoir, zooals in ons verslag reeds in het kort is vermeld, een verklaring afgelegd, welke de volledige rehabilitatie van luitenant der Vos van Steenwijk beteekent. WÜ achten het billijk om de verklaring van den advocaat-fiscaal thans nog in ex- tenso weer te geven. Nadat de advocaat-fiscaal er op gewe zen had, dat, toen op een gegeven oogen blik de statietrap van „De Zeven Provin ciën" door de muiters geheschen werd, het den luitenant ter zee (Jerde klasse A. N. baron de Vos van Steenwijk gelukt was, door vastberaden en krachtig optreden, de muiters te doen gehoorzamen aan zijn bevel om de trap weer te laten zakken, vervolgde hij: Als ik toch over den luitenant de Vos van Steenwijk spreek, hoop ik, dat u, mijnheer de president, mij een korte af dwaling van mijn eigenlijk onderwerp zult toestaan, die naar miih oordeel de billijk heid vereischt. Luitenant de Vos van Steenwijk is in ruimen kring gemaakt tot zondebok van wat aan boord van „De Zeven Provinciën" is voorgevallen. Hii is gesmaad en ge hoond als had hii zich aan ergerlijk plichtsverzuim schuldig gemaakt: men heeft hem een interview toegeschreven, dat hij verklaard heeft nooit te hebben verleend, men heeft zijn goeden naam als menscli en officier op allerlei wijzen aan getast. In werkelijkheid is De Vos van Steenwijk een van de weinigen geweest onder de officieren, die bij het uitbreken van de muiterij aan boord van „De Zeven Provinciën" waren, die flinkheid getoond hebben. Hij is het geweest, die, zooals ik al gezegd heb, door een forsclie order de statietrap, die geheschen werd, weer heeft doen dalen; lui is het geweest, die, toen de officier van den marinestoomvaartdienst Beets in de machinekamer afdaalde, om te trachten, daar den vrede te herstellen, de zen heeft vergezeld en met zün pistool ge dekt; hij is het geweest, die, toen Boshart hem onder bedreiging met zijn pistool uit de radiohut wilde verjagen, zelf zijn pistool tegen Boshart heeft getrokken en daarvan alleen geen gebruik heeft ge maakt, omdat Boshart hem herinnerde aan de door de andere officieren namens allen aan de bemanning gegeven belofte, dat er niet door de officeren geschoten zou worden; hij is het geweest, die, de jongste of een der jongsten, meer dan eens getracht heeft het initiatief te nemen tot krachtig opreden tegen de muiters. Ik acht het geenszins onwaarschijnlijk, dat, indien alle officieren aan boord ge sneden waren geweest uit het hout, waar uit De Vos van Steenwijk gesneden is, de gansche muiterij op de „Zeven Provin ciën" in de kiem zou zijn gesmoord. In dien dan niemand den handschoen voor hem op mocht nemen, dan doe ik het van deze plaats. („Nw. Rott. Crt.") Vele slechtoffers, waaronder ook Armenzorg. Omtrent de groote verduistering ge pleegd door den secretaris van de Mid- denstandsvereeniging d. B., wordt nader het volgende gemeld. Ondqr de slachtoffers bevinden zich eenige "middenstanders tot bedragen van 6000, 10,000 en 19,000. Verder is een thans in Nederland vertoevende gewezen suikeradministrateur voor 30,000 gedu peerd. De Vereeniging Armenzorg is Bij een geneesmiddel is een ongeschonden verpakking een waar borg voor de echtheid. Let dus op de onge schonden verpakkin van Aspirin! Dan is zeker, de echte Aspirin te ontvangen, pijnstil lend en onschadelijk. iq de' oranjebaad^U'bjS^vap •20;.Ut«U 70 -ckr erforainjezakjes *yan 2 -t«$b voor 6000 bij het conflict betrokken en is thans niet in staat verdere uitkeerin- gen aan armen te doen. D. B. is in pre ventieve hechtenis gesteld. Het kantoor is gesloten. De Bruyn leefde zeer nor maal, waardoor het onbegrijpelijk is waar het geld is gebleven. Wilde met pensioen den dienst verlaten. Naar een telegram reeds meldde, is de luitenant v. II., die eenigen tijd in obser vatie is geweest in het militaire hospitaal, in verband met zijn eigenaardig gedrag hij verliet zonder eenige kennisgeving zijn garnizoen en reisde naar Oost-Java door de geneeskundige commissie goed gekeurd. In verband met de bestaande interpre tatie van het begrip „desertie" kan hij niet voor den krijgsraad worden gebracht. Het Bat. Nbl., waaraan wü het volgende ontleenen, veronderstelde echter, dat men hem nochtans met oen ontslag wegens on geschiktheid zou expedieeren naar Neder land totdat de Java Bode meldde, dat deze man dienst doet. Dit op het eerste gezicht welhaast onge looflijke bericht is juist; v. H. is inge deeld in Tjimahi. Dit houdt verband met het volgende: Blijkens het bij Staatsblad 1926 no. 551 vastgestelde reglement op het verleenen van diensttijdpensioenen en onderstanden voor officieren zou luitenant v. H. bij ont slag wegens ongeschiktheid reeds tbani recht op pensioen hebben kunnen doen gelden. Art. I lid 1 sub d. van dit reglement be paalt, dat officieren, die uit den dienst worden ontslagen terzake van onbe kwaamheid of ongeschiktheid om in den verkregen rang te dienen en eenige be trekking bij het wapen of dienstvak, waar toe zij behooren, een evenredig maande- lijksch pensioen krijgen ook al zijn de daartoe noodige voor pensioen geldende tien jaren nog niet bereikt van 18 pro cent van den normalen pensioengrondslag na tien jaren. Luitenant v. H. zou dan in het genot gesteld zijn van een pensioen van circa 70 per maand zijn beele leven lang. Er zijn redenen om te gelooven, dat deze jongeman niet het slachtoffer is van kli maatsverandering of welken invloed van buiten ook, doch dat hij zijn positie zeer precies heeft uitgerekend en de geheele opzet van zijn zonderling gedrag is ge weest naar Nederland te worden terugge zonden met ten aardig zakduitje. HKSBzijn toch goedkooper tu.vïia het verhaal, dat hij vlug en onverschillig vertelde. „Toen ia dat wist, ging ik regelrecht naar de hut en had den pech een half uur te laat te komen. Eén van mijn man nen. vond daar een doode, dien ik volgens de beschrijving werkelijk voor Stane hield en we troffen een gewonden In diaan aan, die, na eenige overreding ons vetélde wat hij wist, namelijk, dat een halfbloed, Chigmok genaamd, in liefde ontvlamd was voor juffrouw Yardeley en haar ontvoerd had om haar tot zyn sqauw te maken. Ik begrijp, dat deze Chigmok, wat de Indianen noemen, een slecht man is maar misschien ken je hem?" Hij zweeg en keek Anderton aan bij deze woorden als verwachtte hij een ant woord. Deze knikte en zei zoo onver- schilig mogelijk: „Ja! Ik heb hem ont moet. Hij deugt niet." Terwijl de politieman antwoordde, zag Helen, die op Amley's gezicht lette, dat dit van uitdrukking veranderde. Eén oogenblik verloor het zyn vastberaden uitdrukking en las ze twyfel in zijn oogen. Het meisje ried, dat hij plotsheling den vasten grond verloren had en ze bemerk te, dat Amley na dit antwoord van An derton, niet zoo onverschillig meer sprak en dat hij aarzelend, weifelend verder vertelde met tusschenpoozen, als iemand, die niet zeker is van zijn woorden. „Dan heb je in ieder geval een inge boren schurk ontmoet, Anderton! Maar, 0111 verder te gaan, de Indiaan vertelde ons dat Chigmok juffrouw Yardeley ge schaakt had. Onder bedreiging deelde hij ons nog mede, waar de halfbloed heen was gegaan, een eenzame streek, die wei nig bereisd wordt; het meer van den Kleinen Eland. Ken je het?" „Ja, ik was daar vanmorgen. Stane en ik komen er juist vandaan." Weer was er twijfel te lezen in Am ley's oogen en bij den gloed van het vuur zag Helen een uitdrukking van angst op zyn gezicht komen. Het duurde slechts een oogenblik, toen was het weer voorbij, maar in dat oogenblik had het meisje diep gelezen in Amley's hart en ze wist, dat zijn angst snel toenamen. „O, je volgde dus ook Chigmoks spoor, veronderstel ik. Maar ik was er eerst. Ik nam een korteren weg en ik wachtte hem bij zijn kamp op, toen hij zich ver toonde. Ik zag juffrouw Yardely op de slede en omdat we op dat oogenblik drie tegen drie waren, begreep ik, dat we het zekere voor het onzekere moesten nemen. We vuurden dus vanuit de struiken op de roovers en schoten ze neer. Toen zag ik, dat een andere slede ons volgde en daarom bracht ik juffrouw Yardely over op myn slee en om verdere moeite te ont- loopen, lieten we de honden hard door- loopen totdat we hier waren. En dat is zoowat alles, geloof ik." Hij zweeg een oogenblik en zat te kij ken naar de beide blanken en het meisje, die dit slot van zijn verhaal mede had aangehoord. Ze bleven roerloos zitten en geen van drieën sprak een woord. Voor Amley's zenuwen was dit blijkbaar een te zware beproeving, want, nadat het stilzwygen eenigen tyd geduurd had, viel hij geërgerd uit: „Wel, wat vind je van mijn geschiede nis?" „Het is een heel interessant verhaal," zei Anderton tenslotte. Amley's gezicht klaarde op. „Dus je vindt ook, dat ik er toe gerechtigd was, die mannen neer te schieten?" „Oogenschijnlijk wel! Als jou verhaal juist is, bestaat er niet de minste twyfel, 'dat je deed, wat je doen moest." „Twijfel je dan aan de waarheid er van?" vroeg Amley snel. „Dat heb ik niet gezegd," antwoordde Anderton ernstig, „maar tot nog toe heb ik alleen je woord, 0111 op te vertrouwen, zie je." „De beide menschen, die bij me zijn, kunnen het bevestigen," antwoordde Amley. „Dat zal helpen, natuurlijk," zei An derton. „Maar ik stel geen verhoor in. Amley; ik neem alleen de noodige infor maties om een rapport te kunnen uit brengen aan mijn bureau. En het is mis schien het best, dat ik je waarschuw, dat je nog wel eens last zou kunnen krygen met deze zaak. De toestanden hier in het Noorden zijn niet zooals ze een paar jaar geleden waren, toen iedere rondtrekken de blanke zich gerechtigd achtte iederen Indiaan, wiens aanwezigheid hij onge- wenscht achtte, neer te schieten. Het be stuur van deze streken is heel goed ge zind jegens de inboorlingen en waakt zorgvuldig voor hun belangen. Het moet wel. Als het wil, dat de roode mannen ont zag zullen hebben voor de wetten, kan het niet anders dan de blanken dwingen ze in acht te nemen." „O, dat weet ik wel," zei Amley, ietwat minachtend. „Maar je wilt toch zeker niet ontkennen, dat de gegeven omstandig heden buitengewoon waren. „Neen," gaf Anderton toe, „ik vind ook dat ze heel buitengewoon zijn." Zijn stem klonk zoo veelbeteekenend, dat Amley hem onderzoekend aanzag. De politiedienaar, wiens gezicht strak als een masker was, merkte dezen blik niet op. Amley maakte aanstalten om te spre ken, veranderde toen van plan en bleef zwy'gen. Na eenigen tyd begon Anderton weer. „Wat lijkt het lang geleden, dat wij drieën in Oxford bij elkaar waren." „Ja," stemde Amley toe, blijkbaar op gelucht bij deze verandering van onder werp. „Heel wat water is er sindsdien door de Iris gestroomd." „En alles met elkaar genomen, is het wel een toevallige samenloop van omstan digheden, dat wij drieën elkaar weer ont moeten in deze wildernis." „Het is in ieder geval dramatisch," gaf Amley toe. „Dramatischer dan je denkt, Amley", antwoorde Anderton snel. „Stane, laat Amley dat papiertje eens even zien, dat je bij je hebt." Het volgend oogenblik had Stane het in geolied papier gewikkelde pakje ge opend en vouwde hy het papier open. Amley keek verbaasd en toen Stane hem het papier voorhield en hy er zich over heen hoog, kwam er een uitdrukking van ontsteltenis op zijn gezicht en een vloek ontviel zijn mond. „Heer in den Hemel!" „Je doet het best met dat papiertje weer op te bergen, Stane," zei Anderton snel. „Amley heeft het onmiddellijk her kend." „Het is een leugen," riep Amley uit „Ik heb het nooit eerder gezien." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 1