ANSLEVEN
Stadsnieuws
iM ËSk
Uit de Gemeente-
huishouding.
TPao* gaan m ftemf
TWEEDE BLAD
HELDERSCHE COURANT VAN DINSDAG 27 FEBRUARI 1934.
5
Licht op voor alle voertuigen.
HOE IOOPT DIE KAT?
Polder „Het Koegras".
EN
Dinsdag 27 Feb.
Woensdag 28
1802 uur.
1804
Een onderwerp, dat thans m alle ge
meenteraden aan de orde moet worden
gesteld, is de bekende circulaire van den
Minister van Binnenlandsche Zaken, om
binnen drie maanden in de reglementen
tot regeling van de rechtspositie voor
ambtenaren en voor werklieden bepalin
gen op te nemen, omvattende het verbod
van het dragen van insignes, uitsteken
van vlaggen, deelnemen aan z.g. revo-
lutionnaire vereenigingen, en ontslag aan
huwende ambtenaressen.
Vóór 1 Maart 1934 moeten de betref
fende regelingen zijn gemaakt, daar an
ders, aldus de bindende bepaling dier
circulaire, door den Minister maatregelen
zullen worden genomen om zelf de regle
menten aan te vullen. Natuurlijk heeft
ook ons Gemeentebestuur de noodige
maatregelen moeten nemen.
Nu is er bij de behandeling in onzen
Raad wel gebleken, dat er over de voor
gestelde maatregelen zeer verschillend
wordt geoordeeld. De bestrijding van de
door B. en W. voorgestelde motie (men
kan die motie in het Raadsverslag lezen
on daarover denken zoo men wil) was
o.m .voor den wethouder v. d. Vaart aan
leiding om te verklaren, dat verschillen
de der voorgeschreven maatregelen niet
de instemming van de sociaal-democra
tische fractie hebben, zoodat hij, de wet
houder, wel te verstaan, tot den Minis
ter eigenlijk zou willen zeggen: „verrek!"
Dat deze lieflijke ontboezeming van de
bestuurstafel geen bestrijding, zelfs geen
afkeurend woord over de minder parle
mentaire wijze van uitdrukken, ervoer,
mag wel teekenend worden genoemd.
Daar is de nieening gewettigd, dat men
in concreto, het eens was met de wet-
houderlijke ontboezeming. We achten dit
een bedenkelijk verschijnsel en beves
tigt onze overtuiging, dat het dwingend
voorschrift van den Minister juist is ge
zien.
Nu moge het waar zijn, dat in onder
deden er aanmerkingen op de circulaire
te maken zijn, wat de hoofdzaak aangaat,
moest het voorschrift wel dwingend zijn.
Vast staat, dat, ware er geen dwingend
voorschrift gegeven, er lange onaange
name disaussies zouden zijn gehouden,
met als resultaat, dat in vele gemeenten
de voornaamste bepalingen zouden zijn
verworpen. Of in onze gemeenteraad, met
zijn uitgesproken, z.g. democratische
richting, de voornaamste bepalingen wel
zouden zijn aangenomen, mag op z'n
minst wel worden betwijfeld. In vele ge
meenten van ons vaderland zouden de ge-
wenschte bepalingen zeker niet zijn inge
voerd en daardoor zou zeker een onge-
wensehte toestand zijn ontstaan. Het
gaat hier over fitale belangen, die voor
het geheele land gelijk behooren te zijn.
Niet de simpele vraag of het verboden is
een stadsvlag of provinciaal embleem te
ontplooien is van belang, doch wel of al
gemeen wordt meegewerkt aan de hand
having van orde en gezag.
De gegeven interpretatie, dat men b.v.
geen stadsvlag zal mogen ontplooien, is,
op zijn zachtst uitgedrukt, wel zeer ge
zocht. Bovendien is dit van ondergeschikt
belang, tegenover de groote beteekenis
van de hoofdzaak. We achten het onjuist,
om de volle aandacht op de onderge
schikte punten te vestigen en daarmee de
groote beteekenis van het zwaartepunt af
te leiden.
Het kan geen verwondering wekken,
dat de circulaire van den Minister ver
schillend wordt beoordeeld. In ons land
met zijn wijd uiteenloopende stroomingen
ep politiek en geestelijk gebied wordt de
verwarring met den dag schier grooter.
Dat mede hierdoor velen zich afkeeren
en geen belang meer stellen in de poli
tieke vraagstukken is alleszins verklaar
baar. Velen kunnen in het labyrinth den
weg niet meer vinden en worden onver
schillig of laten zich vangen onder de be
koring van schoonklinkende leuzen, vage
beloften of schijnbare massale kracht,
zonder gefundeerde kennis. De wereld
wordt overstroomd met uitingen van
geestesrichtingen vaak verregaande bo
ven de bevattelijkheid en het begrips
vermogen der massa. Dat hierbij theo
rieën worden verkondigd lijnrecht in
strijd met de heerschende opvattin
gen van orde en gezag, achten we
te zijn uitvloeisel van te ver gedreven
zucht naar z.g. vrijheid. Een vrijheid, zoo
men meent gebaseerd op de rechten,
ontleend aan de grondwet, waarbij aan
ieder Nederlander is verzekerd het recht
van vereeniging en vrijheid van druk
pers. Onder den invloed van de tijds
omstandigheden, gevolgen van moraals-
verzwakking als overblijfsel uit den we
reldoorlog, oppervlakkige kennisneming
van aanlokkende krachtsontwikkeling in
ons omringende landen, dreigt de vrijheid
ook bij ons te ontaarden in bandeloosheid.
Dat dus door onze huidige regeering
maatregelen, om die ontaarding tegen te
gaan, worden genomen, kan niet anders
dan worden toegejuicht. Allen, die zich
stellen op het standpunt van orde en ge
zag, behooren zich achter de regeering te
stellen, zelfs als schijnbaar het heilig be
zit der vrijheid wordt beknot. Ook de
taak van de gemeentelijke overheid is
er voor te waken, dat in de organen dier
overheid geen geestesstroomingen mo
gen werkzaam zijn, die dat gezag trach
ten te ondermijnen en die de bestaande
maatschappelijke orde willen omverwer
pen. Voor dezulken mag geen plaats zijn
In openbare betrekkingen, die uit hun
aard het overheidsapparaat moeten voe
ren en op basis der maatschappelijke in
stellingen orde en gezag behooren te
handhaven. Hier geldt het woord: „een
huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, kan
niet bestaan en zal tot den ondergang zijn
gedoemd."
Iemand, wiens geweten hem verbiedt
het huidige gezagsapparaat te dienen van
ganscher harte, behoort de consequentie
van zijn overtuiging te aanvaarden en
dan op andere wijze te trachten in zijn
levensonderhoud te voorzien. De ambb
tenaar bindt zichzelf door het aanvaar
den van een bepaalde positie, niet de
overheid bindt den ambtenaar. Ieder amb
tenaar behoort zich de consequenties van
zijn positie voor oogen te stellen. Helaas,
maar al te vaak is dit vergeten en zijn
op grond van het vermeende recht van
vrijheid, uitingen gedaan en meeningen
verkondigd, die de fundamenteele pijlers
van ons overheidsapparaat, orde en ge
zag, trachten te ondermijnen. De onge
breidelde vrijheid van meeningsuitingen
in de pers, kwam wel heel sterk uit in
het tot voor kort, te Amsterdam verschij
nende communistische blad „de Fakkel".
Tot de redacteuren van dat blad be
hoorde ook de monteur, die, als verdachte
was gearresteerd in verband met den be
kenden brand in de Telefoon-Centrale! In
dat blad kwam een week vóór den brand
een hoofdartikel voor, „waarin tot verzet
„werd aangespoord en het bommen- en
„granaten slingerende telefoonpersoneel
„in Spanje aan de makkers hier ten
„voorbeeld werd gesteld." De bewuste
monteur schreef als redacteur in dat blad
geregeld ophitsende stukken. Of hier
verband bestaat tusschen een en ander,
laten we ter beoordeeling van de justitie.
Het zal ieder weidenkend mensch wel
niet verbazen, dat een orgaan met der
gelijke ophitsende lectuur en dat zoo
goed als uitsluitend werd volgeschreven
door en voor gemeentepersoneel, door de
gemeentelijke overheid eindelijk in den
ban is gedaan. Nadat door B. en W. van
Amsterdam was bekend gemaakt, dat
dergelijke schrijverij niet langer zou
worden getolereerd, is liet bewuste or
gaan „de Fakkel" niet meer verschenen;
het is ter ziele gegaan bij gebrek aan
copy.
We achten het hoog tijd dat van
overheidswege eens wordt ingegre
pen; dat ook onder het Gemeenteperso
neel geen revolutiepredikers mogen wor
den geduld spreekt van wel van zelf.
Toch mag niet worden ontveinsd, dat
hierin groote gevaren schuilen en dat
dus voorzichtigheid en bedachtzaamheid
bij de beoordeeling moet worden in acht
genomen. Zoo iets mag evenmin ontaar
den in muggezifterij. Over het verbod
van het dragen van insignes en het uit
steken van vlaggen spreken we niet, het
is voornamelijk op de mogelijkheid om
ontslag te verleenen bij gebleken revo-
lutionnaire gezindheid of wegens het
deelnemen aan z.g. verboden vereenigin
gen, dat we het oog hebben. De vraag
kan, en is trouwens reeds meermalen
gedaan geworden: „Wat is revolution-
gedaan: „Wat is revolutionair?"
Een juiste definitie hiervoor is niet
zoo gemakkelijk en kan aanleiding ge
ven aan thans overheerschende machten
om door belemmering het rijpen van
nieuwe denkbeelden tegen te gaan. Het
criterium kan men meenen te vinden in
handhaving van de bestaande maatschap-
lijke orde en de heerschende opvatting
van gezag, doch dit mag nooit lijden tot
Zij raakt den grond eerst met de teenen. Wi|
echter plaatsen bij elke sïap het volle gewicht
van ons lichaam op de hielen. Geen wonder
dat die kleine dames-hakjes terstond versleten
Hierop is nu wat gevonden door de Wood-Müne
fabriek (alom bekend om haar ijzersterko
Bulldog hakken). Een zeer dun en elegant
hakje, gemaakt van speciale rubber en onge
looflijk sterk. Ze loopen heerlijk soepel en zi|n
anti-slipping, doch let vooral op de naam/
WOOD-MILNE
het tegengaan van de ontwikkeling van
denkbeeldeu, waardoor de „Majesteit van
de Overheid" niet wordt aangerand, doch
waarbij men langs andere wegen het heil
van land en volk wil trachten te bevor
deren. De verdeeldheid van meeningen in
onzen tijd van benauwing, moet goed
deels worden toegeschreven aan de toe
nemende overheidsbemoeiing en daar
door ontstane, schier ondragelijke op
voering van lasten. Zonder te treden in
een beoordeeling der maatregelen door
de regeering genomen, mag wel eens
meer bedacht worden, dat de zorgen voor
allen, die nog in de vrije bedrijven hun
brood moeten verdienen, met den dag
toenemen. Dat hieruit veel ontevreden
heid met het bestaande en een zoeken
naar iets beter, wordt geboren is alles
zins begrijpelijk. De mogelijkheid om tot
een beteren opbouw van de Maatschappij
te geraken, behoeft nog niet altijd als
revolutionnair te worden aangemerkt. Nu
willen we ons niet bezig houden met een
opsomming van de lijst der zooge
naamde verboden vereenigingen; de ver
antwoordelijkheid daarvoor draagt onze
regeering. Wij meenen alleen goed te
doen er op te wijzen, dat de individueele
vrijheid van onderzoek behoort te blijven
en slechts in zooverre mag worden be
knot, dat in de overheidsorganen niet
kan worden toegestaan dat orde en ge
zag worden gehoond.
Een tweede gevaar in de voorgestelde
wering van revolutionnaire gezindheid
achten we te zijn, de bevordering van on
oprechtheid, huichelarij en oogendienarij
Uit den aard kan en mag de overheid
niet verder gaan, dan een verbod van
openbare deelneming, doch de geest des
menschen kan men niet binden. De mo
gelijkheid om geheim verzet, leidelijke
sabotage tegen te gaan, bestaat alleen, en
dan natuurlijk nog meer in betrek-
kelijken zin, om bij benoemingen
uitermate op te letten. Helaas zal dit al
licht aanleiding kunnen zijn tot het zoo
verdederfelijke stelsel van partij-benoe
mingen. We willen niet ontkennen, dat
dit verderf reeds lang heerscht, bijna
mag men zeggen, altijd heeft geheerscht,
doch dat het door de voorgestelde maat
regelen wordt in de hand gewerkt, is wel
zeker. De hoeksteen geschiktheid wordt
in gevaar gebracht, door ondergeschikt
te worden aan geestesrichting, of wil
men, helaas aan partijschap.
In de circulaire van den Minister
wordt, zeer terecht, het zwaarste punt
gelegd op het wezen van revolutionnaire
stroomingen. Dat tevens aan de Gemeen
ten wordt voorgelegd, de vraag, om
„ambtenaressen, die in het huwelijk tre
den" ontslag te verleenen, is een vraag
stuk van geheel anderen aard. Ter voor
koming van ongeoorloofde verhoudingen,
is het de ambtenares verboden om in
concubinaat te gaan leven.
Los van alle principieele beschouwin
gen hierover, lijkt het ons als een uiting
van werkverruiming in onzen tijd zeer
gewenscht. Het is niet noodig, een breed
betoog op te zetteu, om aan te toonen,
dat vele jonge menschen „de kantjes
kunnen langs wandelen", omdat ze geen
plaatsing kunnen vinden. Het doet dan
wel schril aan, te weten, dat nog verschil
lende vrouwen, wier mannen een behoor
lijke maatschappelijke positie bekleeden,
ook nog werkzaam blijven in openbare
betrekkingen. De grief is niet onge
rijmd, dat aldus, man en vrouw werk
zaam zijn in overheidsbedrijven, terwijl
velen hunkerend uitzien naar een be
scheiden plaasje.
Zoo is ook onze Gemeenteraad gesteld
voor de beoordeeling van ingrijpende
maatregelen. Hierbij komen nu geen fi-
nancieeie belangen in het geding, doch
zijn het ideëele beslissingen, die tot be
houd van onze maatschappelijke ordening
worden gevorderd. Laat ons hopen, dat
die beslissing, ook in onze gemeente zal
medewerken, tot bevestiging van onze al
oude volksrechten eenerzyds, en tot ver
sterking van de pijlers, waarop onze
Maatschappij, orde en gezag rust, ander
zijds.
B.
AANKOMST INDISCHE MAIL.
De speciale boottrein met passagiers
en post, in aansluiting op het motorschip
„Johan van Oldenbarnevelt zou heden
morgen te 10 u. 20 van Genua vertrekken.
Aankomst 28 Februari. 9 u. 51 te Amster
dam (C.S.).
VOOR HET VERKEER AFGESLOTEN.
Het asphalteeren van Binnen
haven en Zuidstraat.
De laatste hand wordt gelegd aan de
asphalteering van Binnenhaven en Zuid
straat. Gisteren zijn deze wegen voor het
verkeer gesloten en over twee maanden
hoopt men ze geheel gereed te hebben,
zoodat vóór den zomer en voordat het
drukke verkeer aanvangt, het asphaltdek
gereed is. Wel een verbetering voor het
verkeer; over een verfraaiing van het
aspect van het geheel kunnen we nog niet
spreken, want het gaat ons toch nog altijd
aan het hart, dat zooveel mooie boomen
langs Zuidstraat en Weststraat en Hoofd
gracht voor deze moderniseering moesten
vallen, vooral nu het voorjaar komt zul
len we het groen langs deze wegen mis
sen.
ARIE D. VAN DE WEG. t
In den ouderdom van ruim 74 jaren
overleed hier ter stede de heer Arie D.
van de Weg, een musicus van meer dan
gewone bekendheid.
Het Wetenschappelijk en Biografisch
Woordenboek der Toonkunst van Ed. A.
Melchior (Schiedam 1890) vermeldt het
volgende omtrent hem:
Arie D. van de Weg, geb. 27 Oct. 1859,
begon zijn muzikale studiën te Leipzig
onder leiding van Reinecke, Wenzel,
Jadassohn en Richter (1876'79) en kwam
vervolgens onder Oscar Raif aan de Ko
ninklijke Hochschule te Berlijn, waar hij
twee jaren vertoefde. Als zijn hoofdinstru
ment studeerde hij gedurende al dien tijd
klavier, hoewel hij ook in theorie en com
positie belangrijke vorderingen maakte.
In 1882 werd hü benoemd tot leeraar aan
het Conservatorium te Koningsbergen,
welke betrekking hii twee jaren vervulde.
Vandaar begaf hij zich naar Arnhem,
waar hij aan de muziekscholen van H. A.
Meiiroos verbonden werd. Sedert 1888 is
v. d W. aldaar uitsluitend als privaat
onderwijzer werkzaam Van zijn compo-
sitiën verschenen in druk: „Drei Lieder",
„Zum Absehied", „Zwei neue Lieder",
„Gebet", benevens „Der Sanger" (voor ge
mengd koor, bariton, solo en klavier), door
de Nederl. Toonkunstenaarsvereeniging
eervol vermeld, terwijl een aantal liederen,
verschillende bariton- en sopraan-soli, de
ballade „Ritter Olaf", enz. in manuscript
bleven.
Wii kunnen hier nog het volgende aan
toevoegen: Door toedoen van wijlen den
heer De Wit, toen postdirecteur hiér ter
stede, kwam de heer Van de Weg, die toen
te Saarbrücken woonde, doch tengevolge
van het uitbreken van den oorlog moest
vluchten, in 1915 in onze stad, waar
hij tot zijn dood toe heeft gewoond. Hü
heeft op veie concerten medewerking ver
leend en had ook veel leerlingen.
Van de Weg, die ook internationaal een
goeden naam had als concert-pianist,
heeft meermalen geconcerteerd met wij
len Edvard Grieg.
Zijn laatste levensjaren waren eenzaam
en vergeten. Familie bezat hij weinig
meer en toen zijn gezondheidstoestand
het wenschelijk maakte, dat hij voortdu
rende verzorging genoot hij was sinds
vele jaren weduwnaar bezorgden Hel-
dersche vrienden hem een kamer in
het Oudeliedenhuis, waar liij thans, een
zaam en vergeten, is overleden. Woens
dag zal de begrafenis plaats hebben op
liet kerkhof te Huisduinen.
M.PIJ. TOT BEVORDERING DER
TOONKUNST.
Aid. Den Helder e.o.
Dir. A. J. Leewens.
Dinsdag 6 Maart zal als 2e concert in
dit seizoen een Solisten-avond worden
gegeven in Casino, hetwelk ten 8.15 aan
vangt.
Aan dit concert, wat door het Hoofd
bestuur onzer afd. wordt aangeboden, zal
medewerking worden verleend door de
alt-mezzo-zangeres Agatha Rengers, de
cellist Aliazar Blok en de pianiste Hans
Hagen, allen te Amsterdam.
Het programma, dat zeer aantrekkelijk
is samengesteld, bevat werken voor zang
van Teleman Busctebude, Brahms, Wolf
en Brands Buijs; voor cello van Boël-
mann, Migant, Schalker, Verhoog en
Papper, en voor piano van Chopin v. d.
Sigtenhorst Meijer.
Leden van Toonkunst der afd. Den
Helder e.o. hebben van zich er twee in
troducties vrije toegang.
Vergadering van Hoofdingelanden van
den Polder ,,Het Koegras'' op Zaterdag
middag half twee in hotel „Bellevue".
Voorzitter de heer J. J. Verfaille, dijk
graaf. Secretaris de heer C. Taylor.
Aanwezig waren de heemraden Dito,
Grin, Sleutel en D. Vries, en de hoofd
ingelanden C. Tromp Sz., Hoogschagen,
Visser, Roozen, Jimmink, Jhr. Laman
Trip en Blankman, alsmede de heer Mes-
kes, nieuw gekozen hoofdingeland.
Onderzoek geloofsbrieven.
Ter onderzoek van de geloofsbrieven
der herkozen hoofdingelanden Grin,
Tromp en Blankman, alsmede het nieuw
gekozen lid Meskes, benoemt de Voor
zitter een commissie, bestaande uit de
heeren Laman Trip en Hoogschagen,
v/elke na onderzoek concludeeren tot toe
lating der hierboven genoemden (die in-
tusschen de vergadering verlaten had
den).
Als de heeren wederom hebben plaats
genomen, wenscht de Voorzitter hen met
hun herbenoeming geluk. Speciaal naar
aanleiding van de benoeming des heeren
Meskes zegt spr., dat zijn benoeming een
goede keuze is geweest van de ingelan
den. De benoeming bij enkele candidaat-
stelling vereenvoudigt aanmerkelijk het
werk en is een bewijs, dat ieder het over
de capaciteiten van dezen heer eens was.
Notulen.
Hierna worden de notulen van de ver
gadering van Mei 1933 gelezen en goed
gekeurd.
Ingekomen stukken.
Bericht van verhindering om deze ver
gadering bij te wonen was ingekomen
van den heer Zegers.
Van het Prov. Bestuur van Noord-
Holland was voorts ingekomen een schrij
ven inzake loonsverlaging, met verzoek
om deze nog eens in 't bestuur te be
spreken.
De Voorzitter deelt mede, dat van
de zijde van het bestuur geen voorstel
hieromtrent is te verwachten.
De heer Laman T rip vraagt of nog
duurtetoeslag bestaat?
De Voorzitter antwoordt bevesti
gend; boven het loon wordt nog een toe
slag gegeven van 3.
De heer Laman Trip begrijpt niet,
dat een dergelijke maatregel de goedkeu
ring van de autoriteiten heeft, waar tegen
woordig alles goedkooper is geworden.
Het besluit blijft gehandhaafd.
Bij acclamatie wordt vervolgens besloten
tot aankoop, van mevrouw de wed. Klop
perLoopuyt, van een gedeelte schei-
dingssloot. Hierdoor krijgt men in de toe
komst een betere verbinding met aangren
zende perceelen. De kosten van aankoop
zijn 1 plus kosten van overdracht, enz.
Dinsdag 27 Februari.
Openbare les. Muziekschool. A. J. Lee-
wens. Musis. 7y2 u.
Propaganda-feestai'ond alg. Coöp. Ver-
bruiks- en Productieveceeniging. Witte
Bioscoop. 7/ u.
Tivoli bioscoop. 7 uur.
Woensdag 28 Februari.
Gymnastiekuitvoering „Turnlust", Casino,
8 uur.
Tivoli bioscoop. 7 uur.
Witte bioscoop. 7\2 uur.
Vrijdag 2 Maart.
Soireé Handels-K weekschoolvereeniging.
Casino. 8 uur.
Tivoli bioscoop. 7 uur.
Witte bioscoop, 7y uur.
Zaterdag 3 Maart.
Feestavond-Véreeniging Ambachtsschool,
Musis, 8 u.
Tivoli bioscoop. 7 uur.
Witte bioscoop, iy2 uur.
Zondag 4 Maart.
Concert Harmonie „Kunstzin", Café
Prins HendrikJulianadorp. 8 uur.
Tivoli bioscoop, 7 uur,
Witte bioscoop, 7j/> uur,
Maandag 5 Maart.
Filmvoorstellingen Ned. Jongelingen-Ver
bond. Evangelisatiegebouw, Palmstraat.
5 en 8.15 uur.
Tivoli bioscoop. 7 uur.
Witte bioscoop. 7/2 uur.
Donderdag 8 Maart.
Chr. Geref. Kerk, Steengracht, 8.15 u.,
spreker ds. W. Ramaker, van Harlin-
gen.
Witte bioscoop. 7y2 uur.
Tivoli bioscoop. 7 uur.
Nazien rekening 1933.
Commissie voor het nazien van de reke
ning en verantwoording over 1933. Hier
voor worden aangewezen de heeren
Laman Trip en Hoogschagen.
Begrooting 1834.
Men is nu genaderd tot de behandeling
der begrooting 1934. Algemeene beschou
wingen worden niet gehouden.
Uitgaven.
De Voorzitter stelt voor het sala
ris van de heemraden 50 per jaar) te
brengen op 100. De vergadering is er
niet voor, ook de heemraden zelf achten
het in den tegenwoordigen tijd onge-
wenscht. Met de stemmen van de heeren
Blankman en Hoogschagen vóór wordt
het voorstel verworpen.
Salaris secretaris-penningmeester. Dit
wordt vastgesteld op 600. conform dat
van 1933, evenals de overige salarissen
en loonen. Voor de vaste werklieden is in
totaal uitgetrokken een bedrag van 3398.
Pensioenbijdragen en inkoopsommen
voor pensioen 919.88 als vorig jaar.
Vergoeding aan den dijkgraaf voor
eigen auto 250, als vorig jaar.
Druk- en bindloonen en advertentiën
f 250, als vorig jaar.
Bijdrage Ziektewetverzekering is ver
hoogd van 100 op 150.
Totaal hoofdstuk II. jaarwedden, loo
nen. pensioenen en kosten van beheer
7283.88 (v. j. 7218.88).
Aanleg en onderhoud van werken
(Hoofdstuk III) voor rietsnijden. kroo-
zen, uitbaggeren, enz. totaal 2150, con
form 1933. Naar aanleiding van een vraag
van Jhr. Laman Trip deelt de Voor
zitter mede, dat o.a. zal worden voortge
gaan met het uitbaggeren der Doggers-
vaart.
4)
„Wat een leventje", zegt de Lange, die
vme-nachtgast is, zijn pijp stoppend,
„welke burger heeft het zoo? En met een
peinzeenden blik in de richting van de En-
gelsche kust: „gelukkig geen wacht
morge, gaan ik fijn passagiere."
„Je, hebt boffers en wanboffers", ant
woord de Diepzinnige diepzinnig, „ik
J natuurlijk morgen weer de wacht,
'Werf je dagen tusschen de vleete rond
1 <lan kom pe nog es an de kaai te legge
Ca f8*? -ie nog niet weg?"
"'*ei je weer wat te kankere, ouwe?"
•i/'! „s hoor, 't is veel te mooi weer en
'k krijg m'n beurt van passagiere toch
wel."
"O zoo, dat zou ik ook zegge, wat hebbe
0 niet een prachtweer gehad en om
daarvan op te knappe gaan we in Nieuw-
d'au.stel küke; ben ik al eens geweest, fijne
Plaats en een hoop aardige meisjes.
„Voor de bakker", besluit de Diepzin
nige en verdwijnt naar de stookplaats.
Dot is ie, op z'n goed Hollandsch uit-
P drukt: voor de bakker. Omdat we weer
'innen wandelen, vasten grond onder de
den voelen, boomen, huizen, bloemen
andere menschen spreken, 't Lijkt
we 10 maanden achtereen op zee
rondgezworven in plaats van even
zoovele dagen. Niet lang, nietwaar, 10
dagen! Wat zijn nu 10 dagen? Weinig,
en toch, als men al dien tijd niets heeft
gezien dan lucht en water en wat scheep
jes en alleen de schoonheid heeft genoten
van het eindelooze watervlak, den blau
wen hemel en de sterren, dan gaat men
die eentoonig vinden en als dan een af
wisseling op komst is zooals wii die thans
tegemoet gaan, wel, dan is de stemming
opgewekt en bii ons, waar die gewoonlijk
belangrijk boven het nulpunt blijft, extra-
opgewekt. Afhankelijk van de wijze, waar
op het werkwoord passagieren wordt ver
voegd, bouwt elkeen voor zich zijn ver
wachtingen op wat de naaste toekomst
brengen zal en denkt er het beste van.
Zoo ook de Kolossale, die een blijden
klank, sprankelend van levensvreugd,
weet te leggen in zijn met stentorstem ge
praaide: „Goeie visscherii en gezondheid
met elkandèr!" hetwelk hii den laatsten
visscher van dien dag toeroept.
Het is nog vroeg in den morgen, als wij
de monding van de Tyne opvaren. De zon,
die al de dagen van ons verblijf tusschen
de visschersvloot voor zoo'n groot deel er
toe heeft bijgedragen om liet. leven daar
zoo aangenaam mogelijk te jiaken, moet
door dichte nevels heen hej^ bbwiis leve-
1
ren, dat zij ook dezen dag wederom over
de aarde is opgegaan. De grijze morgen-
sluier, waarmede de heuvels aan den
oever der rivier zijn omtogen, is echter
niet in staat den droeven aanblik van het
beeld, hetwelk voor ons opdoemt, te
camoufleeren, integendeel: de triestheid
wordt er door geaccentueerd.
Ik ben vroeg opgestaan om te zien en
te genieten van het sohoone, dat ik ver
wachtte te zullen vinden. Ik sta vooruit,
op den bak, om geheel rondom te kunnen
zien, maar schoonheid ontwaar ik niet.
Slechts stille, droeve verlatenheid. Huizen
staan op de heuvels of zijn tegen de hel
ling aangebouwd, doch niemand woont
daar meer; geen mensch, geen dier, geen
meubel, niets. Die huizen: ze kunnen dien
naam niet meer dragen: verscheidene zijn
verzakt en leunen tegen elkander, ver
moeid van het lange staan. Andere zijn
verbrand en leveren met hun zwartge
blakerde muren wel den treurigstén aan
blik op. Sommige ziin ingestort. Enkele
slechts staan overeind, ongeschonden,
staren door de holle venster-oogen doel
loos voor zich uit, in verstarden grijns
wachtend op liet laatste vonnis, dat de
tijd of sneller de hand van den
slooper over hen zal vellen. De slooper?
Ach, wie zal er nog één cent willen uit
geven voor die armelijke steenklompen,
die ruïnes zonder gepatenteerde roman
tiek? Wie in dezen iitd bekommert zich
over een verlaten huis in zulk een toe
stand?
Toch hebben hier eenmaal menschen
gewoond met hun lief en leed, hun
hartstochten cn verlangens. En toch heb
ben vroolijke kinöorstemmen geklonken
over de nu verwaarloosde erven, waar
thans enkele oude, moede boomen hun
verwelkte takken als in stille aanklacht
opheffen.
Alles is leeg, verlaten. De menschen
zijn heengegaan, waarheen ze hun schre
den zouden richten, hebben ze mogelijk
zelf niet geweten. Maar weg moesten ze,
om te zoeken wat zij hier niet meer kon
den vinden: werk, d.w.z. voedsel, klee
ding, onderdak voor hen en hun vrouwen
en kinderen. Want ook de scheeepswer-
ven langs de oevers van de Tyne zijn
grootendeels verlaten: geen schoorsteen
rookt, geen hamer klinkt, geen enkel
ander werktuig laat zijn eentonigen zang
hooren. Waarom zouden zij ook?
Er is immers niets meer te doen! De
scheepshellingen liggen ongebruikt, want
schepen worden niet meer besteld. Er zijn
er reeds te veel, zoodat verscheidene tot
werkloosheid zijn gedoemd en die, welke
in de vaart zijn, laat men zoolang mogelijk
varen, omdat men geen geld beschikbaar
heeft of meent te hebben voor herstellin
gen. De bedrijfskosten zijn te hoog ten
opzichte van de magere winsten, indien
deez al worden gemaakt. Een schip, dat
in goede tijden reeds lang een plaats op
één der hellingen zou hebben bezet, blijft
in de vaart of het ligt stil, ligt langzaam
maar zeker te vergaan.
Zoo sluit de mensch van dezen tijd op
verlerlei gebied zijn eigen levensbronnen
toe. Uitsluitend bedacht op eigen onmid
dellijk voordeel, Leraamt hii middelen
welke, naar zijn meening, tot dat doel lei
den en past ze toe, zinneloos vaak, en dus
zonder te weten of het verlangde ooit zal
worden bereikt, zich niet bekommerend
om het leed, dat daardoor anderen zal of
kan worden berokkend. Onze planeet le
vert alles, wat de mensch behoeft in over
vloed, zoowel wat onder de aarde is als
wat daar boven groeit. De techniek, die
grootsche schepping van het menscheliik
vernuft, is op welk gebied ook in
staat alles, wat de aarde haar bewoners
heeft te bieden, te verwerken tot stoffen,
welke voor hen onontbeerlijk zijn of het
door gewoonte of beschaving zijn ge
worden.
Voorgelicht door de wetenschap, zet de
mensch het geweldige raderwerk der tech
niek in beweging en ontwoekert aan den
bodem de producten in een mate, welke
dikwiils een veelvoud is van die, in vroe
ger jaren met geringer middelen bereikt.
De aarde is niet arm, zij is onuitputtelijk
rijk en haar kinderen behoefden liet ook
niet te zijn, als zij slechts liefderijker en
dus verstandiger waren. Want diezelfde
techniek heeft gezorgd, dat in korten tijd,
veel korter dan voor honderd jaar de stout
ste fantast had durven droomen, vervoer
kan geschieden van de plaatsen waar
overvloed is naar ginds, waar gebrek
heerscht. Doch hoewel vele tarweschurcn
tot berstens toe zijn gevuld, komen elders
duizenden om van gebrek, terwijl de sche
pen, die de kostbare ladingen kunnen ver
voeren, zijn opgelegd. Men spreekt van
overproductie of wat op hetzelzfde
neerkomt volgens velen: onderconsumptie,
als zouden deze de oorzaak der ellende
ziin.
Overproductie: zoolang één menschen-
kind nog hongert, is het laster te spreken
van overproductie.
Onderconsumptie: Ja, die is er, wijl er
zoovelen zijn, voor wie het allernoodigste
onbereikbaar is.
Noch de zoogenaamde overproductie,
noch die noodlottige onderconsumptie zijn
de oorzaken van het leed, zij zijn slechts
één der vele gevolgen van dit eene feit:
De menschen en voornamelijk zii, die
door hun ontwikkeling beter moesten we
ten gaan door het leven en laten zich
begeleiden door de twee slechtste raad
gevers, die zij zich maar kunen kiezen:
de hebzucht en de v rees.
■M;&&iy8
t mmfi
r-WM
t
Wantrouwen, het kind van de vrees,
loopt er achter aan en spreekt ook een
hartig woordje mee.
Doch Vrede en Menschenliefde staan
geketend terzijde.
Waar de mensch produceerde, heeft hij
alleen aan zichzelf gedacht: meer, steeds
meer moest er worden voortgebracht, hoe
meer er gemaakt wordt, hoe meer er te
verkoojien valt. hoe meer winst er wordt
gemaakt. Doch aan de wijze, waarop die
overvloed het best voor het welzijn der
medemenschen kon worden benut, werd
niet gedacht.
(Wordt vervolgd), j