Paschen in de H. Grafkerk te Jeruzalem. POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HËLDERSCHE COURANT c£en ban wm Viifdag ZATERDAG 31 MAART 1934 Populaire Rubriek (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) (Door een bijzonderen correspondent.) Bethlehem. De stroom van pelgrims, die elk jaar het H. Land binnenkwam, is sinds den oorlog belangrijk verminderd. Dit komt voornamelijk, doordat er nu geen pelgrims uit Rusland meer komen. De groote scharen Russische boeren en boerinnen in hun eenvoudige kielen met wollen doeken op het hoofd, die vroom den grond van het beloofde land kusten en te voet naar Jeruzalem op trokken, waarbij onafgebroken hun mooie, melancholieke "pelgrimsliederen opklonken zij behooren tot het ver leden. Vele bekende plaatsen uit den Bijbel zijn verlaten en vervallen. Het is op merkelijk dat daar, waar Jezus het meest zijn leer gepredikt en zijn won deren verricht heeft, waar hij zijn dis cipelen heeft gevonden, aan de oever3 van het Meer van Genezareth, nog Interieur van de H. Grafkerk te Jeruzalem. slechts enkele vervallen stukken muur, enkele stompen van zuilen aan dien tijd herinneren. De vloek van Jezus heeft zich vervuld aan de plaatsen, waarvoor hij eenmaal zijn voorkeur had getoond: Wee U Chorazin, Wee U Pethsaida! En gij Kapernaum, die tot in den hemel zijt verhoogd, gij zult tot in de hel toe nedergestooten worden. Wij zoeken tevergeefs naar tal van gedenkwaardige plaatsen, die in het Oude Testament of in de Evangeliën worden genoemd. Zijn zijn vervallen, vergeten. Plaatsten, wier namen onver getelijk zijn geworden door een woord van den zaligmaker der wereld, door een heilige gebeurtenis, zijn niets meer dan een ontnuchterende muur, een armzalig koepeltje, een schamel ge hucht. Er zijn echter ook plaatsen, waar hetzij de historische overlevering, hetzij de legende een schier oneindig aantal aanknoopingspunten hebben ge leverd voor het oprichten van gedpnk- teekenen. Een van de belangrijkste daarvan is wel de H. Grafkerk te Je ruzalem, waar nog steeds onafgebro- broken de pelgrims heentrekken, in 't bijzonder gedurende de lijdensweken en met Paschen. Het is zeer natuurlijk, dat juist het graf van Jezus sinds de vroegste tij den der Christenheid beschouwd is als een plaats, die bij uitstek eerbiedwaar dig was. Langen tijd heeft men ge meend, dat de H. Grafkerk, die in de z.g. oude stad van Jeruzalem ligt, on mogelijk kan staan op de plaats van het historische Golgotha, dat buiten de muren der stad lag. De beste kenner van de topografie van Jeruzalem, wij len Dr. Schick, heeft bijv. eens gezegd: Dertig jaar heb ik gestreden tegen de meening, dat deze plaats de juiste zou zijn, doch na een driejarig onderzoek ter plaatse ben ik tot de vaste overtui ging gekomen, dat geen andere plaats Golgotha geweest kan zijn. Deze geleerde was n.1. bij opgravin gen en opmetingen voor de Russische regeering gestooten op den tweeden stadsmuur van Jeruzalem, waar de H. Grafkerk buiten bleek te vallen. Eerst de derde stadsmuur, die Agrippa I, na den dood van Jezus liet bouwen, sloot dit gedeelte met de rest van Jeruzalem in. Sinds het jaar 33C heeft de Christe lijke overlevering nooit gewezen op een andere plaats voor de kruisiging en graflegging en in dat jaar zal de juiste plaats door de Christenen nog wel niet vergeten zijn. Van buiten gezien maakt de H. Graf kerk den indruk van een zonder eenig systeem door elkaar gebouwde chaos van muren. Nauw en hoekig, vuil en slecht ziet dat alles er uit. De plompe, van onderen gestutte klokketoren, de nietszeggende koepel, het afgebrokkel de en onbeholpen gerepareerde met selwerk, de ongelijke, beschadigde en van tralies voorzien vensters ziet men het eerst, als men de verwarde groep gebouwen van buiten bekijkt. Zonder plan, zonder overeenkomst van stijl zijn hier kapellen, hoekjes, altaren en gan gen aan elkaar gevoegd. De H. Grafkelder is n.1. herhaalde lijk door vreemde veroveraars verwoest Naar oud pebruik heeft nop steeds de voetwasschinq plaats. De menipte voor de kerk. Herhaaldelijk werd zij een prooi der vlammen. Het laatst Werden in 1808 de hoofdge bouwen in de asch gelegd. De zorg voor de Christelijke heiligdommen in de stad heeft bovendien langen tijd veel te wenschen overgelaten. Ten slotte dient men te bedenken, dat er niet het minste aan de kerk veranderd mag worden zonder dat de Roomsch- en Grieksch-Katholieken, de Arme niërs en de andere gezindten, die rechten op de kerk hebben, het er over eens zijn en dat komt nooit voor. Dit belangrijke heiligdom der Chris tenheid verkeert als gevolg van dat alles in een toestand, die door alle ern stige pelgrims ten zeerste wordt be treurd, vooral wanneer zij daarbij den ken aan de sprookjesachtige mooie Moskee van Omar. Bij het betreden van de kerk stroomt ons een sterke wierookgeur tegemoet. Wij worden omgeven door een geheim zinnig halfdonker. Links van ons zit ten in een nis gendarmes te lezen en kaart te spelen. Het zijn Mohamme danen, die hier moeten waken tegen de twisten tusschen de leden der verschil lende kerkgenootschappen. Vervolgens zien wij tusschen twee reusachtige kaarsen een geelachtige marmeren plaat: het moet de steen zijn, waarop het lichaam van Christus gezalfd is. Deze steen wordt, evenals de andere traditie geheiligde voorwerpen in de kerk door de vrome pelgrims gekust. Aan de rechterzijde leiden vervolgens eenige treden naar den Calvariënberg. Deze is nauwelijks 12 M. lang en draagt twee kapellen, de eene op de plaats, waar Jezus aan het kruis gena geld is, de andere, waar het kruis heeft gestaan. Hier ziet men een geweldig groot, verguld beeldhouwwerk van den ge kruisigde. Naast het kruis staan Maria en Johannes en voor deze een groote zevenarmige kandelaar achter het al taar, dat staat boven het met zilver be slagen gat, waarin het kruis van Chris tus heeft gestaan. In dezelfde kapel wordt het oog nog verblind door tal van andere glinsterende beelden en versieringen. Naast het kruis ziet men een spleet in de rots, die bij den dood van Jezus moet zijn ontstaan. De ka pel van het H. Graf. zelf ligt midden onder den grooten koepel der kerk. Het kapelletje in onrustig aandoenden Rococostijl is haast niet te zien door de kandelaars en kaarsen, hanglampen, schilderijen en overdadige verslerin gen. Men moet bukken om het kleine voorportaal binnen te treden. In het midden daarvan ligt een steen, het rotsblok, dat door den engel van het graf des Heeren is gewenteld. Door een nog lagere poort komt men In de eigenlijke grafkapel, die slechts 2 M. lang en nauwelijks zoo breed is. Aan de rechterzijde, door vele kostbare lampen beschenen, staat een marmeren bank, waarop het lichaam van Jezus in het graf gelegen moet hebben. Achter het Grieksche „katholicon" gaat men 29 breede traptreden op naar de Helenekapel en van daaruit nog maals 13 treden naar een rotshol, waarin de moeder van Constantijn den Grooten het kruis van Christus moet hebben gevonden. Zelfs uit deze vluchtige beschrijving zal men reeds bemerkt hebben, welk een verwarren de overdaad en verscheidenheid er in dit merkwaardige kerkencomplex heerscht. In de vele nissen en zijkapel len heeft een ongebreidelde zucht tot legendevorming de ongerijmd^te din gen willen vereeuwigen. In de lijdensweken en vooral tegen door HERMAN LER. Goede Vrijdag van het jaar 1857 Seheen een trieste, sombere dag te wor den. Het Zuricher Meer lag in grijze ne velslierten gehuld; de bergtoppen gin- Sen schuil in de laaghangende, com pacte grauwe wolkenmassa. Het Sihl- °al lag gedrukt onder een looden stilte. Het kleine landhuis, waarin Richard Wagtier, dank zij de voorkomendheid van zijn vriend, den koopman Wesen donk, een stil plekje om te werken ge vonden had, drukte zich weg in den vochtigen krans van tuinen, als vrees de het door den nevelgloed verslonden ie worden. Het drukte zich weg tegen den groenen heuvel tusschen meer en dal De meester stond aan het raam en heek uit in den somberen morgen Niet eens tot aan het prachtige huls van Wesendonk reikte zijn blik. En toch had hij graag eens zijn vriendin. Ma- thilde Wesendonk, zijn harteleed ge klaagd. Van de kerk van Enge, aan den voet van den bergrug, die Wesendonks bui ten droeg, klonk zacht klokkengegalm omhoog. De nevel dempte de klanken tot matte, treurige tonen. „Vandaag stierf de Verlosser aan het Kruis", zei Richard Wagner in ge dachten zacht voor zich heen en ging peinzend naar zijn Erarvleugel. Zacht trilden de snaren; ze zongen zacht als treurmuziek. Tristanmuziek zweefde door het nog vol morgensche mering hangende vertrek „Dagespo- ken, morgendroomen, verwarrend en woest, zweeft heen, ontwijkt!" zong de meester en preludeerde, over chroma tische motieven naar de door harmonie gedragen melodieën van Tristan en Isoldes liefde-dood en verheerlijking. De meester keek op. Onder zijn han den zongen de snaren juist de klacht van den pelgrim Parsival om den doo- delijk gewonden Tristan: „Waar vind ik U, o heilige Graal, U zoekt verlan gend mijn harte?" De snaren trillen nog de klacht van den Graalzoeker, als eensklaps het licht der morgenzon, helder als eens het licht op den scheppingsdag, langs de groene heuvels het vertrek binnen stroomt. De roode weerschijn, nog dooi den sneeuw der bergen versterkt, gaf het ebbenhout van den vleugel een warmen zonnegloed. Wagner stond op en ging naar het raam. De warrige nevelslierten ver dwenen in het dal. Het woud aan de overzijde verslond de monsters. Spie gelglad en klaar als zilver lag hef meer. In het water lichtte de morgen glans als laaiende vlammen op Badend in het zonnelicht lag daar Wesendonk's landhuis. Op het balcon verscheen Mathilde en wenkte den meester een morgengroet toe. Verlost van de' treurige gedachten van den triesten Goeden Vrijdag morgen, beantwoordde Richard Wag ner den groet der beminde vrouw. Hij opende het raam en warm stroomde de gansche pracht van den lentemorgen de kamer binnen. Mathilde Wesendonk trad van het balcon terug. Richard Wagner zag haar na. hoe ze in haar lichte kleed achter de deur verdween naar den tuin, waarin een veelstemmig vogelcon cert d»n h"«ri ->n morgen begroette. Goeden Vrijdag! Deze dag deed de gedachten van den meester steeds weer gaan naar Wolfram von Eschen- bachs gedicht van den Graalzoeker Parsival. Twaalf jaar geleden las hij in Ma- riënbad voor het eei-st in Wolframs épos. Was het niet op Goeden Vrijdag dat Parsival den Graal vond? Be leefde hij niet op een Goeden Vrijdag het grootste wonder van den Graal? De verlossing tot Verlosser? Wijdde Gurnemans, de kluizenaar van den Graal, Parsival niet na diens boete op vroeden Vrijdag tot het hóógst denk bare ridderdom, tot bewaker en be schermer van den Graal? Richard Wagner stond stil. Het in zijn drang naar wederge boorte jubelende lente-landschap ver wijdde zich voor hem tot de in verheer lijkten glans stralende velden om Montsalvat. In dit uur beleefde de de meester de geboorte van zijn groote werk: „Parsival". Een uur later stond Richard Wagner op den toren van het kleine landhuis. Als gezegend lag het land om het Ziiricher Meer gespreid, bevrijd van den winterdood, onweerstaanbaar stu wend ten leven: een lofzang op den eeuwigen Schepper. Nu zag Wagner heel duidelijk. De scheppende overvloed van gdachten en invallen ordende zich tot een groeiend werk: „De gestalte van Parsival kon niet meer als een nevenpersoon in Tristan blijven. „Parsival" zal de schepping heeten, waaraan hij na de voltooiing van „Tristan" en de „Meis- tersinger" al zijn krachten en al zijn kunnen zal geven. De gedachten aan Parsival, aan den reinen, slechts door groot medelijden wetenden dwaas, wilden Wagner op dozen Goeden Vrijdag niet meer los laten. In den stillen namiddag kwam Ma thilde Wesendonk hem bezoeken, ze was zeer verwonderd hem aan de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 13