PAG. o ZATERDAG 31 MAART 1934 'T JUTTERTJF wm Beste ionpens en meisjes! Wel gefeliciteerd allemaal. Je be grijpt natuurlijk wel waarmee. Ik be doel met de Paasclivacantie natuurlijk. Want als jullie vandaag dit briefje lezen, dan is de vacantie al begonnen en hebben jullie het vooruitzicht van 10 vrije dagen. Hè, ik watertand als ik er aan denk, zoo lekker zou ik het vin den, als ik zoo maar 10 dagen lang de lente in kon. Als het voorjaar in het land is dan kriig ik, net als de vogels, trekzin, dan zou ik wel op de fiets wil len stappen en de wijde, zonnige wereld in willen rijden, naar de zee en de dui nen, naar de bosschen en de bergen. Maar natuurlijkmet zonnig weer, en dus hoop ik, dat deze voorjaars- vacantie voor jullie een zonnige vacan tie wordt, dan heb je beslist veel plei- zier en daar gaat het toch maar om als je vrij hebt. Het boek is deze week gewonnen door: LIENY VAN LOPIK, Van Limburg Stirumstraat 16. En nu heb ik nog een extra verras sing. Nee, het is geen Aprilgrap. Maai de 3 maanden zijn om en dus is de tijd voor het extra boek er weer. Ik heb er over gedacht wie ik het toe zou wijzen voor mij was de keuze niet bepaald moeilijk. Want ik heb al een paar jaar twee vriendinnetjes en een vriendje uit een gezin, die nog nooit een boek ge wonnen hadden, dus die er nu eens meer dan recht op hebben. En dat zijn: Sientje, Nelly en Jac. Nieuwdorp, Ankerpark. Ik heb voor jullie een fijn boek uit gezocht en dat kom je vanmiddag dus maar gauw halen. En nu de briefjes: Jan de Vroome. Jij bent al te bescheiden, Jan, met Je: „Ik kan wel niet zoo mooi schrij ven want je schrijft juist keurig netjes, tame lijk regelmatig en goed op de lijn. Als je alle dingen in je leven zoo goed doet als schrijven, dan word jij misschien nog wel minister. En als dat zoo is, beloof ik je, dat ik heel netjes m n hoed voor je af zal nemen. Doe dus op alles je best. Jannie de Vroome. Ik heb ze eens naast el kaar gelegd, dat briefje van jou en van Jan, Jannie, en ik moet zeggen, het handschrift lijkt verdacht veel op elkaar. Is het dezelfde pen geweest en dezelfde hand en hetzelfde hart, dat ze geschreven heeft? Biecht eens eerlijk op. Geertje de Vroome. Alweer dezelfde letters. Lijken jullie uiterlijk en innerlijk zooveel op elkaar, dat er geen onderscheid is te bemerken tusschen Jan en Jannie en Geertje en de andere broertjes en zusjes? Ria Leder en Anton Bandt. Dat is leuk, op één briefje, een vriendinnetje en een vriendje er bij. t Is jammer, dat je briefje nu een week moest blijven liggen, want nu is die verjaardag van Anton s vader ook al weer achter den rug en die hebben jullie samen gevierd, 't Was zeker een „reuze feest" en nu ik je er aan her inner, nu geniet je er nog even van. Is het zoo niet? Wikje Brinkman. Kom, dat is aardig van je, Wikje, dat je me dat raadsel zond, ik kan het juist op het oogenblik wel gebruiken en hoop het dus binnenkort op te nemen. Gretha Kroeders. Ja, nu je maar eens in de twee weken een briefje te schrijven hebt, Gre tha, nu kan je wel weer meedoen, want ik wil niet gelooven, dat je het zoo druk hebt, dat er nu eens heelemaal geen half uurtje voor mij meer zou overschieten. Corrie van Vliet. Dat komt vast door die ondeugende streken van je broertje, dat hij op school niet zoo best mee kan komen, want grapjes maken gaat wel, maar grapjesmaken terwijl je moet leeren, nee. dan komt er óf van de grapjes óf van het leeren niets terecht en ik vrees van het laatste. Lieny v. Lopik. Ach, natuurlijk, je vader en moeder zijn maar eens in jouw leven 12J3 jaar getrouwd, dus dan mag je wel wat langer op blijven en door al 't lekkers, dat op tafel komt, krijg je geen slaap ook, hè, dus dat is ook nog een voordeel van zoo'n feest. Hoe vind je het, dat je een boek gewonnen hebt? Fijn hè, en dan nog wel aan het begin van de vacantie. Trijntje v. Til. Wat moest je nu met je spaarbankboekje op school doen. Trijntje? Wilde je onderwijzer eens weten, hoe rijk je was, of was hij in een royale bui, dat hij op alle boekje wat bij wilde schrijven? Je ziet, ik ben nieuwsgeirig, hè? Dat komt, dan kan ik misschien m'n boekje ook eens naar hem toe sturen. Femmie Hoelandt. O ja, ik heb ook vacan tie, hoor, 's zomers veertien dagen lang. Ik vind het heerlijk om zoo lang vrij te hebben. Dan sta ik 's morgens vroeg op en ga naar buiten tot de zon weg is, want je moet weten, ik moet in veertien dagen gezondheid voor een heel jaar werken opdoen, want op kantoor krijg je niet veel buitenlucht. Grietje Hoelandt. Nu moet je me volgende week je geboortebewijs eens sturen, hoor, want Femmie schrijft jullie naam zonder „t" en jij doet er een „t" bij, wie moet ik nu gelooven? Lcna v. Zandwijk. Zoo, „bennen" jullie ook op het bal gebleven bij „Morgenrood" en „ben nen" jullie tot 't eind gebleven. Nu, dat is fout, hoor, je hebt misschien wel eens gehoord van „die binnen bennen, bennen binnen", maar hier had je nu niet moeten bennen, maar moeten zijn, al geloof ik, dat je beter in je bed had kunnen zijn, want kleine meisjes die zoo laat naar bed gaan, die zijn overdag slaperig en dan moet je juist uitgeslapen zijn, anders schrijf je „toneelstukje" met één o, en „opgevoert" met een „t", snap je. Corrie Postmus. Jij belooft me, Corrie, tot tweemaal toe in je briefje, dat je me alles zal vertellen wat je weet en als ik dan denk: nu komt het zeker wat Corrie weet, dan zeg je „ik eindig maar". Wist je soms dat je niets weet of weet je misschien dat je niets wist; nu, ik hoop, dat je een volgenden keer niet alleen weet wat je weet, maar ook schrijft wat je weet. Afgesproken? Geertje Putting. Dat is uitstekend, dat je nu om half drie komt, hoor, ik miste je en wist niet waar je was en ik houd graag m'n schaap jes bij elkaar, begrijp je. Nu heb jij ook Paasch- vacantie, wat zal je kleine zusje dat fijn vinden, daar ga je nu zeker mee in het zonnetje wan delen, dat is meteen fijn voor je moeder, en er zal tijd genoeg over blijven om te spelen. Maarten Wezelman. Je briefje is blijven lig gen, Maarten, ik hoop dat je vorige week niet met je voet op den grond gestampt heb omdat je niet in het Juttertje stond, want je ziet, dat ik je niet vergeten heb en je alleen maar een beetje geduld heb willen leeren. Ali Helder. Wat ons Texelsche reisje kosten zal, Alie? Dat weet ik nog niet, maar het zal heel weinig zijn, dat beloof ik je, zoodat je niet om de centen thuis behoeft te blijven. Ik zal bijtijds mededeelingen over de plannen doen. heb dus tot zoolang geduld, het is nog lang geen groote vacantie, hè? Antje Rutten. Ja, dat hij meedoet vind ik heel goed, Antje en dat Henk meedoet ook. maar als het kan moet Henk me toch zelf schrijven, hoor, dat is eigenlijk wel aardiger en ik kan van een kleine jongen van zeven jaar- best wat fouten zien en ook koeienletters. Willy Gitz. Ik heb aan je oom gevraagd hoe je achternaam was, Willy, want je had hem wel tamelijk netjes geschreven, maar ik had hem nooit eerder gehoord en kon me er dus ge makkelijk mee vergissen, en stel je voor, dat ik je den eersten den besten keer al een verkeer den naam gaf. Je keek me denk ik nooit meer aan. Piet v. Leuvesteyn. Jij hebt vast een „Oranje-hart", met al die koninklijke portretten. Piet, je slaapkamertje hangt er straks vol mee. Je versje komt een beetje te laat, hè, nu het een week is blijven liggen, maar enfin, de kinderen moeten maar denken, dat je het de vorige week al ingezonden hebt. PAASCHVACANTIE. De vacantie komt nu spoedig, Paaschvacantie breekt nu aan, En op school denkt ieder moed' Aan 't rapport; wat cijfers staan Er voor mij weer opgeschreven, Ben 'k nog wel gelijk gebleven, Of ben ik wat vooruit gegaan? ik heb toch wel mijn best gedaan Het zou toch niet erg prettig wezc: De cijfers lager op te lezen, lk wou ik mijn rapport vast zag, M-mr wrMen moet 'k tot Donderdag. Piet van Leuvensteijn Corrie Spits. Dat zusje van jou is zoo lief, dat het maar in de krant moet, Corrie, hier staat dus het versje over haar. LIEF ZUSJE. Ik heb een heel klein züsje, Daar speel ik heel graag mee, Én geef haar soms een kusje. Dan lachen wij alle twee. Soms ga ik met haar wand'len, Dan gaat zij in den wagen; Dan koopen wij amandelen, En wil zij soms gedragen. Corrie Spits. Liesje Helder. Pieker maar niet te lang over een versje, Liesje, dan komt het toch niet meer uit je rijmtrommel daarboven. Jij kan denk ik beter tollen en hollen dan rijmen en dichten. Annie Jansen. Daar heb je heel erg je best op gedaan, Annie; als ik je een cijfer voor je rijm moest geven, kreeg je een acht. Ik hoop, dat je veel achten op jc rapport ook hebt, dat je van de week hebt gekregen. M'N EERSTE TANTEZEGGER. lk heb een lief, klein neefje, Met mooie oogjes, blauw, En dat kleine neefje Moet tante zeggen, nou. M'n eerste tantezegger Is nu drie maanden oud, En u kunt wel begrijpen, Dat ik daar veel van houd. M'n eerste tantezegger Krijgt ook al 'n banaan, En als hij dit dan op heeft, Dan mag hij lachen gaan. M'n eerste tantezegger Lacht ook wel tegen mij, Dat vind ik toch zoo heerlijk, Dan voel ik mij zoo blij. M'n eerste tantezegger Dat is een kleine schat, En ik zou best wel willen, Dat 'k nog zoo'n neefje had. Annie Jansen. Nieza Broekhuizen. Ik weet niet of het aan m'n begripsvermogen ligt, Nieza, maar ik snap niets van dat vreeselijke, dat er voorgevallen is en waar je over schrijft. Dat moet je in een volgenden brief eens duidelijker schrijven, mis schien dat me dan een lichtje op gaat, maar nu is het duister, hoor. Marie v. Horik. Je had dat complimentje verdiend, Marie, want je rijmpje van den vori- gen keer was uitstekend en ook aan dit man keert niets. Nu begrijp ik, dat je het aan je leerares in de Nederlandsche taal te danken hebt, dat het zoo goed gaat. Maar al leer je het nog zoo goed en je hebt geen literair ge voel, dan komt er toch niets van terecht. Pas op dat je je borst nu niet vooruitsteekt, hoor, want alles wat je hebt is toch gekregen, dus we behoeven er nooit hoogmoedig op te zijn. BEDTIJD. „Daar slaat de klok al zeven uur, Kom Fredciy, nu naar bed! Je speelgoed netjes opgeruimd, 't Is uit nu met de pret." „Hé moe, nog eventjes," zeurt Fred, „Nog vijf minuutjes maar, Ik bouw nu net zoo'n groot kasteel En het is bijna klaar." Maar Moe zegt: „Nee, mijn Freddyman, Je weet, als 't klokje slaat, Dan is de tijd van spelen om, En zeuren heeft geen baat." Fred zucht eens, maar hij bergt toch gauw De blokken in de doos, Hij weet, als hij niet luist'ren wil Dan is zijn moesje boos. De zandman komt en strooit nu fluks Freds oogjes vol met zand, Nog voor hij in zijn bedje ligt Is hij in 't droomenland. Marie van Horik. Diena Karsman. Nee, Donderdag mag je je raadsels niet meer brengen, Diena, Woensdags voor zes uur moeten ze in mijn bezit zijn, daar moet je dus wel om denken. Alleen als het Woensdagmiddags zoo hard regent, dat je van de straat weg zou spoelen als je buiten kwam, dan mag je de oplossingen Donderdagmorgen voor schooltijd brengen. REGEN. Regen, regen, keer op keer, Regen, regen, altijd meer. Zonnetje, waarom breek je niet door? Ik vind je niets aardig hoor! Al maar plassen op de straat, Plassen waar je loopt of staat, En de boomen zwaar van nat, Druilen in de stille stad. Niemand durft uit huis te gaan, Geen plekje waar je droog kunt staan, En tnoet dat nu Lente heeten, Regen wil je 't beter weten? Frederika van de Poll. Marietje Elsendoorn. Dat is gelukkig, dat jouw briefje een weck is blijven liggen, want nu zal tenminste je verkoudheid en je oorpijn wel over zijn, en heb ik je vandaag niet te be klagen, maar kan ik je feliciteeren met de vacantie en de feestdagen. Nee, in bed liggen is niets gedaan, je mag net zoo lief een fijn reisje naar Amsterdam maken. Johanna Bakker. Gelukkig, nog een vrien dinnetje dat ziek geweest is, maar nu weer springt en danst. Dat doen de lammetjes ook hjv/ in de lente, die springen net als blije kinderen. Heb je het wel eens gezien hoe, vroolijk kunnen zijn? Piet v. Horik. Je krijgt van mij altijd per missie om te spelen, Piet, en als het mooi weer is, behoef je me niet te schrijven. Je zou zeker wel willen, dat je onderwijzer er ook zoo over dacht, hè, als de zon dan scheen dan ging je lekker naar den dijk inplaats van naar school. En nu m'n vriendinnetjes en vriendjes van buiten de stad nog. Daar zie ik eerst: Klaas Blokker, Haarlem. Ja, Zondag was het lente in Haarlem, Klaas, maar ook in Den Helder, hoor, en dan is het toch zoo fijn op den dijk, bij de zee, vooral 's avonds als de zon ondergaat. Dat vind ik vaak nog mooier dan in de bosschen, al vind ik het daar ook heerlijk en als je 's zomersavonds in de bosschen bent en de zon gaat onder, dan wordt het zoo stil. dan zwijgen de vogels, dan hoor je geen wind, dan staat alles roerloos, zonder leven. Ja, dat is ook wondermooi. Geniet er maar veel van dezen zomer, daar denk je nog aan, jaren later. Jan Blokker, Haarlem. Dat zal mooi zijn. als je straks met een bos Elsenkatjes onder je arra thuiskomt, die zijn zoo zacht en donzig en zoo mooi glanzend, die brengen de lente in huis, ne als die fijne bloemen, die er nu zijn, narcissen en crocussen en hyacinthen, allemaal lente boden. Nelly Boot, De Waal (Texel). Ja. dat is geen prettige verjaardag voor je vader gewees daar in dat vreemde hospitaal, in die vreeffl e stad. Maar gelukkig, dat je moeder hem kon bezoeken en dat hij weer langzamerhand beter wordt. Straks zal alles voorbij zijn geluk t0> dat alle verdriet voorbijgaat en vergeten wor Marie Leys, Rotterdam. Wat heb jij van week een massa beleefd, Marie, dat komt na tuurlijk omdat je in zoo'n groote stad waar zooveel te doen is. Ben je nog naar De geweest, Dinsdag? Ja, als het mooi weer is me de Paaschdagen, hopen we met de kindere^ naar de duinen te gaan, hoor. Ik zal j°u niet tegenkomen, denk ik. Misschien van zomer? Nu, jongens en meisjes, tot volgende wee dan mogen jullie me weer schrijven. Kindervriend- Wie lieeft Afrika ontdekt? Toen de Grieken er kwamen, y0"^" zij in het N.O. van dit werelddeel re - twee beschaafde staten, Eg.VPte Ethopië. Van Egypte is tr°liw jt reeds in den Bijbel sprake, ,.Éajrhp. blijkt, dat het al in overoude tydeo kend was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 18