Jeugd-vragenbus.
Een vroolijks wedstrijd.
In het land van het
Noorderlicht.
Beste jongens en meisjes!
Nu, wat zeggen jullie er van, zijn
m'n goede wenschen voor jullie niet
verwezenlijkt? De heele week heeft de
zon geschenen of het Juli was in plaats
van April en je moet het idee hebben
gehad, dat je met zomervacantie was
inplaats van met Paaschvacantie. Als
het zoo door gaat krijgen we net zoo'n
fijn voorjaar en zoo'n heerlijken zomer
als verleden jaar. Dat zou een feest
zijn, want van de zon krijgen we nooit
genoeg. Als ze 's morgens vroeg in je
slaapkamer schijnt, dan kan je gewoon
niet in bed blijven en aan de middagen
komt al weer een heel verlengstukje.
Ik ga nu met licht naar kantoor en
kom met licht thuis en dan zie ik jullie
nog op straat spelen. Wat een pret zul
len jullie gehad hebben en wat een fris-
sche lucht heb je gehapt, twee longen
stampvol. Je kan nu wel weer naar
school toe, na zooveel gezondheid op
gedaan te hebben. En dus volgende
week met een blij hart aan het werk.
Deze week was de gelukkige prijs
winnaar:
ANDRE WISMEYER.
En nu jullie briefjes.
Jan Blokker, Haarlem. Ik had al naar je
uitgekeken, Jan, want ik had vast gedacht, dat
je van de week plotseling voor m'n neus zou
staan, maar nee hoor, je bent in Haarlem ge
bleven. Nu, enfin, daar zal je wel genoten heb
ben en daar zit je ook niet zoo ver van het
strand en de duinen, dus je hebt niet zooveel
gemist, alleen natuurlijk een bezoek aan je oma
en aan mij. Maar we houden het tegoed.
Klaas Blokker, Haarlem. Dat was jammer,
Klaas, dat het zetfoutenduiveltje dat raadsel
van de vorige week zoo in de war heeft ge
gooid. De vriendjes en vriendinnetjes in de stad
hebben de rectificatie in het nummer van Dins
dag nog kunnen lezen, maar die kwam voor
jullie te laat.
Jan Goutier. Je hebt zeker van de week,
met al die vrije dagen nog geen tijd gehad om
te eten, Jan, vanwege al de schoolvoetbalwed-
strijden. Goeiemorgen wat een woord, om je
tong over te breken. Maar je hebt plezier ge
had en daar ging het toch om in je vacantie.
Henk Goutier.. Jij bent zelf in het strijdperk
getreden, lees ik in je briefje, Henk, en je hebt
de „voetbaleer" van je school hooggehouden,
door met 32 te winnen. Je vacantie is er
zeker dubbel prettig om geworden, hè?
Christina Beekma. Dat raadsel heeft je wat
hoofdbrekens gekost, hè, Christina. Ik hoop,
dat je feestdagen er niet door verknoeid zijn,
maar ik kon er heusch niets aan doen, hoor,
dus als je me tegen komt mag je me niet aan
kijken met een gezicht dat op zes dagen slecht
Weer staat.
Tinie Wullems. Hoeveel knikkers heb je?
Zevenhonderd? Dat is geweldig veel, als het
guldens waren kon je er een tweedehandsch
auto voor koopen. Dat zou leuk zijn!
Alie Helder. Vier dagen over dat raadsel
gedaan? Toch zeker niet dag en nacht, hoop
ik? 't Is maar goed, dat je vacantie had, anders
was je er heelemaal niet uitgekomen.
Tinie Wilmink. Hè, waarom heb je me niet
eens even aan m'n jas getrokken en gezegd:
„Ik ben Tinie WilminkNu ben ik je twee
den Paaschdag als een vreemde voorbijgeloopen
en je bent zoo'n trouw vriendinnetje van me.
Volgenden keer kom je je voorstellen, hoor.
Torna Schouwenaars. Al je zwoegen is be
loond, Tonia, je raadsel was goed, je was num
mer 36 van de kinderen, die het goed hadden,
en dus zie je wel, dat er meer waren, die de
puzzle uitgepuzzeld hadden, want achter jou
kwam er nog een heel stelletje.
Marie Leys, Rotterdam. Die bloementen
toonstelling had ik wel eens graag willen zien,
Marie, want die leek me buitengewoon mooi. Ik
heb er een paar loto s van gezien, o. a. ook dien
Japanschen tuin, en dat was heel mooi. Jij boft
maar, dat je in zoo'n groote stad woont, al moet
je dan ook andere dingen missen.
Bienus Koster. Ja, ik heb heusch gedacht,
dat je je naam verkeerd geschreven had, Bienus,
en dat het Rienus moest zijn, maar je ziet van
daag dat we bij de krant voor verbetering vat
baar zijn en dat je naam nu goed staat.
Lena de Lange. Ze hebben je thuis ver
wend, Lena, zooveel heb jij gehad met je ver
jaardag en ik denk dat Til, jullie hond, op z n
rug lag te spartelen van blijdschap over alles
wat ,,'t vrouwtje" gehad had. Of misschien zat
ook het voorjaar wel in zn hondenhoofd, hoor,
dan springen en buitelen ze ook wel eens raar,
die honden.
Nellie Jongepier. Ik begrijp, dat je het „heer
lijk" vindt om vacantie te hebben, Nellie, want
wie zou dat nu niet heerlijk vinden. Vrijheid
gaat boven alles.
Geertje de Vroome. Goed, als je broertje
vijfmaal zoo zwaar weegt als nu, dan mag hij
mee raadsels oplossen. Geertje, zoo'n jochie
van negen pond is zelf een te groot raadsel dan
dat hij raadsels op zou kunnen lossen.
Jannie de Vroome. Zie je wel, dat m n neus
goed is, Jannie, en dat ik geroken heb, dat jij
die briefjes van Jan en Geertje verzorgde. En
nu moet ik je nog wat vertellen. Dat versje,
dat je me instuurt, dat is heel mooi, maar dat
heb je ook zelf niet gemaakt en je weet, dat is
de voorwaarde voor plaatsing. Waarom heb
je er niet bijgeschreven waar je het uit over
genomen had?
Jan de Vroome. Dat is tenminste een briefje
van jezelf. Misschien heeft Jannie naast je oor
gezeten en je ingefluisterd wat je schrijven
moest? Maar daar heb ik geen bezwaar tegen,
hoor, eidereen kan niet zoo goed briefjes schrij
ven en als je zusje je dan een handje helpt,
dat vind ik uitstekend. Broertjes en zusjes moe
ten elkaar helpen.
Tony Sinnige. Die arme Atie, dat ze me
daar nu op den eersten vacantie-dag zoo'n
leelijken val maakt, dat ze haar arm breekt en
zes weken naar het ziekenhuis moet, dat is erg
naar voor haar. Ik hoop, dat ze het daar maar
een beetje prettig heeft, bezoek haar maar veel,
want daar zal ze wel naar uitzien, 't Lijkt me
toch wel fijn om van den zomer in Koegras te
wonen en dan nog- wel zoo dicht bij de duinen
en donkere duinen. Het zal best meevallen,
denk ik.
Jac. Nieuwdorp. Wat een fijn jongensboek
is het, dat jullie gekregen hebben, hè. Ik heb
jullie dit boek maar gegeven omdat het ook
mooi voor meisjes is en Sientje en Nelly het
dus ook kunnen lezen. Aan een meisjesboek had
jij natuurlijk niets gehad. Ik hoop dus, dat het
zoo het beste opgelost is en ben blij, dat jij er
tenminste erg mee in je nopjes bent.
Nellie Nieuwdorp. Ja, dat mag je wel eens
komen doen, m'n bloemen begieten, Nellie, want
het schiet er thuis wel eens bij in en zoo'n
bloemenmeisje als jij vindt het natuurlijk akelig
als de bloemetjes kwijnen van den dorst Ik
vind het lief van je, dat je tegen Koo gezegd
hebt, dat hij het boek alleen mocht hebben. Jij
kan het toch ook lezen, hè?
Bram Staalman. Maar natuurlijk Bram mag
jij meedoen nu er niet zooveel kinderen meer
zijn, vanwege het mooie weer, maar je had ook
wel raadselvriendje mogen worden toen ik er
nog meer dan honderd had, hoor. Dus denk
daar volgenden winter maar eens aan.
Marietje en Diena v. Donk, Nieuwenhagen
bij Heerlen. Ja, eigenlijk kwam jullie oplossing
te laat, Marietje en Diena, want het was Vrij
dagmorgen toen ik je brief kreeg en bij de ver
loting konden jullie dus, tot mijn spijt, niet meer
meedoen, want die heeft Donderdagmiddag
plaats, maar ik beantwoord dan toch nog even
je brief, want ik zou m'n verre vriendinnetjes
niet graag zonder antwoord laten. Hebben jullie
ook zulk heerlijk vacantieweer gehad?
En nu stop ik tot volgende week, dan schrij
ven m'n Heldersche vriendjes en vriendinnetjes
me weer geen brief en beantwoord ik de
epistels, die vandaag blijven liggen.
Kindervriend.
Hoe komt men aan de namen van de
dagen?
Wat Zondag en Maandag beteeke-
nen, behoef ik je wel niet te vertellen.
De naam Dinsdag (oudere vorm:
Dingsdas) wordt gewoonlijk afgeleid
van den naam van den oud-Gerinaan-
sehen god Tias; een andere meening
wil dat er verband moet worden ge-
zocht met ding, dat rechtspraak, rechts
zaak, (denk aan: rechtsgeding) betee-
kent Bij de Germaansche volksstam
men' werden namelijk op den derden
dag van de week de openbare rechts
zittingen gehouden.
De Woensdag is genaamd naar Wo-
dan, den oppergod der Germanen.
Donderdag ontleent zijn naam aan
Donar of Tor, den Germaanschen god
van den donder.
Vrijdag is genoemd naar de oua-
Germaansche godin van de liefde, Fria
of Frija. e
De naam Zaterdag is afgeleid van
dien van den Romeinschen god Satur-
nus.
Ieder, die wil meedoen, krijgt een
plankje in de hand, waarop een sinaas
appel ligt. Dat is alles! Wie het eerst
bij het eind aankomt, is winnaar. Dacht
je, dat het niet moeilijk was? Nu
probeer het maar eens, dan zal je zien,
dat het niet zoo gemakkelijk is, als het
lijkt,
Eskimo-jeugd.
Hun spel een aanloop voor het zware
leven der volwassenen.
De kinderen der Eskimo's, dat won
derlijke volkje, dat leeft ver in het
Noorden, in het land, waar het Noor
derlicht schijnt, die Eskimo-kinderen
dan leiden wel een heel ander leven
aan jullie, jongens en meisjes in Hol
land.
Met sneeuw en ijs zijn ze vanaf hun
geboorte bekend, in een ijshut immers
worden ze geboren, in een ijshut zul
len ze heel hun leven wonen. Het eer
ste geluid, dat hen verwelkomt bij hun
komst op de wereld is de snerpend-
koude Noordenwind, niet bepaald een
uitgezocht geluid voor een wiegeliedje,
maar het is niet anders en de Eskimo
is ermee vertrouwd. In die koude stre
ken moeten ze zich al van jongsaf aan
gewennen aan de barre koude en hoe
zich daartegen in woning, kleeding en
voeding te beschermen.
Hun hutten zijn gebouwd van blok
ken ijs, op elkaar gestapeld en met
sneeuw gedicht. De huisdeur is een
kleine opening, waardoor ze niet recht
op binnen kunnen komen, maar moe
ten binnen kruipen op handen en voe
ten. Van binnen is deze hut bekleed
met rendier- en zeerobbenhuiden.
Midden in de hut is de stookplaats, die
dient zoowel voor verwarming als om
de pannen met eten boven te koken.
Het gat van de huisdeur is meteen de
schoorsteen, waardoorheen de rook
wegtrekt en frissehe lucht in dp v
moet stroomen. Je begrijpt, dat aan h„,
laatste weieens wat te kort is. Von
omdat alles in de hut zit en alles in?'
hut gebeurt. Ook dieren, honden
wat er meer voor huisdieren word?
gehouden, hebben hun vaste woon n
verblijfplaats in de hut. En zieken",? I
die er zijn, blijven in de hut, waar v;
wonen. Lang geen pretje om J
Eskimo ziek te zijn, want alles gaat i-l
woon door, er wordt gekookt en o*
rookt en de zieke moet daar ma»
tegen kunnen en ondanks alles beter
worden.
Hun kleeding is goed warm, niaar
dat is dan ook wel noodig. De kleeciev
dracht bestaat uit een onderkleed, z0ö
zullen we het maar noemen, van vogel,
vellen, waar de veeren nog opzitten en
daaroverheen gaat een kleedingstuk
gemaakt van otters of zeerobben. Dat
lijkt wel warm, hè, al zijn wij dan heel
andere stoffen gewend en zeker veel
zachter stoffen voor onze kleeren. Ja
de Eskimo-kinderen zijn daarin 'niet
verwend.
Als je ze zoo ziet loopen, kun je geen
magere van een dikke onderscheiden,
Ze lijken allemaal even dik in hun 1
pakje en ze hebben meer weg van een
baal dan een menschenkind.
Het zware leven in het harde kil.
maat eischt al hun krachten op. Daar.
cm kunnen ze die niet verspillen aan
kibbel- en vechtpartijen. De Eskimo's f
zijn dan ook een zeer vredelievend
volk. Hebben ze al eens verschil van
meening, dan ontloopen ze elkaar. Ja,
ze hebben het ervoor over om dan ver
van elkaar te gaan wonen om de ruzie j
te vermijden. Dit goede voorbeeld der
ouderen. Al heel vroeg maken ze ken-
de kinderen, die dan ook zelden met
elkaar kibbelen.
vnerw m m
Trouwens in alle dingen volgt het f
kleine Eskimo-kind het voorbeeld der
ouderen. Al heel roeg maken ze ken
nis met den ernst van het leven, de
ernst, dat is bij hun de koude, het
vechten ertegen en de zorg voor het
voedsel. Ze moeten meehelpen, zoo
gauw ze daar sterk genoeg voor zijn.
Natuurlijk spelen deze kinderen ook
met elkaar. Ze hebben zoo hun eigen
spelltjes, met kolven en ballen, uit wal-
vischbeenderen gemaakt. Ook kunnen
ze het grootste plezier hebben met het
nadoen van rendieren en zooals wij
hier in Holland paardje spelen, zoo I
spelen zij daar „rendiertje", met leid
sels en riemen, net als wij. En dan j.
kunnen ze ook uitgelaten vroolijk zijn, I
zoodat hun lachen ver over de sneeuw
gehoord wordt.
Als ze wat ouder worden, leeren de i
meisjes koken. Geen lekkere kostjes, I
zooals wij die kennen, maar de daag- I
sche kost. Dan leeren ze hoe de hui-
den van vogels en ander-e dieren be- I
reid moeten worden, waarvan de klee- I
ren voor het gezin gemaakt worden. I
Een belangrijke kennis, die ze opdoen, I
is ook, om ervoor te zorgen, dat de
lampen niet uitgaan. Daarom moet
steeds op tijd er aan gedacht worden I
er walvischvet bij te doen, dat is de
olie in hun lampen. Het is dus niet
bepaald een moderne verlichting.
Maar behalve voor verlichting d'e I
nen die lampen ook voor verwarming, I
een dubbele reden dus om te zorgen I
dat ze aanblijven.
Veel schoolonderwijs krijgen de kin- I
deren niet. Een priester, die in de
buurt woont, of een dokter-onderwijzer j
brengt hen het noodzakelijkste bit I
Van middelbaar of hooger onderwijs
is dus heelemaal geen sprake.
Het leven der jongens is vol afwis- I
seling en op hun gezamenlijke tochten I
hebben ze onder elkaar veel pret. W
leeren al vroeg om de nesten van wilde
zeevogels op te sporen, om visschcn
te vangen en eiderganzen, die gevan
gen worden om hun warme en zachte I
dons, het bekende eiderdons, waar
mee ook wel onze donzen dekens ge
vuld worden. Het dient dus niet allee"
voor eigen gebruik, maar ook om F
verhandelen. En aangezien ander
handstof schaarsch is. moeten ze ook