Raadsels
■11 DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR Jlllll
^niTTERTJE
Hoe doorboor ik een
speld?
ZATERDAG
De koekoek.
7 APRIL 1934
PAG. 7
Nieuwe Raadsels.
L
«aanum door G. Th. ROTMAN eaaaaas»
ren. hoe dit..walvischspek de olie ge-
iolte'n wordt en moeten ze er ook op
S'it om droog mos en drijfhout te ver
zamelen. Ze leeren om spiezen te ma-
ten van scherpen klipsteen, die ge
bruikt worden in den strijd tegen zee
dieren en op de jacht naar pelsdieren.
En ze leeren hoe robben te vangen en
oUers en bevers, hoe zeehonden, her
melijnen, rendieren, beren, wolven en
walvisschen en hoe er zich tegen te
verdedigen. Dan leeren ze nog bootjes
te maken, een soort kano, „kajaks ge
raamd, waarin ze waterdicht vastzit
ten, en sneeuwhutten, zooals waarin ze
zelf wonen en sleeën bouwen en lam
oen en ketels maken en roeispanen,
die ze nog versieren ook, met walrus-
tanden. Jullie ziet: een aardige lesroos
ter hebben ze toch, al gaan ze niet op
school. En eigenlijk heeft hun leeren
dezelfde beteekenis als bij ons: klaar
maken voor het latere leven, hun leven,
dat zoo verschilt van dat in Zuidelijker
en beschaafde streken.
En nog zijn ze niet volleerd, want
ze weten nu nog niet, hoe ze met de
vólde Eskimo-honden moeten omgaan
en hoe die voor de slede gespannen
worden. In Labrador leeren de jon
gens nog hoe de rendieren te mennen,
want daar gebruikt men het rendier
voor de z.g. rendier-sleden.
Als ze thuis niets te doen hebben
zingen ze, maar hun lied is niet vroo
lijk. Hun melodieën klinken treu-ig
eii weemoedig. Is hun eenzaamheid
daar schuld aan? Wie zal het zeggen?
Eenzaam zijn ze wel, en hun levenspad
«raat niet over rozen, zooveel weten
jullie er nu wel van.
F
Men neemt, twee goede, niet poreuze
kurken, steekt in de eene een naai-
naald, zoodanig, dat het stompe einde
met het oog In de kurk gaat, terwijl
men in de andere een zoo groot en dik
mogelijke speld boort, met de punt
vooruit ditmaal, maar het moet een
speld van messing (eventueel koper)
zijn. Beide, speld en naald, moeten goed
stevig in de kurk zitten, precies in het
midden en niet scheef. Daarna neemt
men twee pennemessen, van dezelfde
grootte en hetzelfde gewicht en steekt
deze scheef in de zijden van de kurk,
waarin de speld zit (zie afb.). Door de
messen meer of minder te openen kan
men het geheel uitbalanceeren op een
vingertop b.v. Nu zet men de speld
voorzichtig op de punt van de naald.
En nu kunnen wij beginnen met hot
doorboren.
Door voorzichtig te blazen tegen de
heften der pennemessen, zet het toestel
zich in,beweging. Daarna kan men
langzamerhand iets sterker blazen. Zet
men dit draaien nog eenigen tijd voort,
dan boort de naald zich tenslotte door
de schacht van de speld!
Nu de lente weer in het land is, ko
men de trekvogels terug, en met hen
de koekoek. De koekoek is wel een van
de merkwaardigste vogels. Zijn eigen-
aarige roep heeft hem in de verschil
lende landen ongeveer gelijkluidende
namen gegeven. Zóó valt de bijzonder
heid van het geluid aan ieder, waar hij
ook woont, op. En zijn eigenaardige
gewoonten zijn ook overal zeer bekend.
Of hij in Rusland woont of in Zuid-
Afrika, hij blijft ze getrouw. Een van
zijn meest bekende gewoonten is wel,
dat de koekoek zich niet de moeite geeft
om zijn eigen nest te bouwen, maar in
het nestje van anderen zijn eieren legt.
Als de koekoek uit de warme landen
terug is, zoekt hij dezelfde streek en
dezelfde plaats weer op, waar hij den
vorigen zomer gewoond heeft. Hij en
zijn wijfje gaan dan geen nest bouwen,
zooals de andere vogels, maar ze vlie
gen rond en bespionneeren hun buren.
Zijn deze met hun huishouden zoover,
dat er een paar eitjes in het nestje lig
gen en het wijfje zit te broeden, dan
worden ze recht waakseh. Zelf heeft
het koekoek-vrouwtje reeds haar eie
ren ergens op den grond tusschen bla
ren en gras gelegd op een eenigszins
beschut plekje. Het buurvrouwtje moet
wel eens even weg om wat te gaan eten
en om wat gymnastiek te gaan doen,
tegen liet stijfworden, en in zoo'n
oogenblik neemt de koekoek haar kans
waar. Gauw draagt ze één van haar
eieren in het verlaten nest, deponeert
het er middenin, op de beste plaat3 en
mikt een paar eieren, die nu teveel
zijn geworden, over den rand van het
nest. Die vallen dan in stukken. Het
koekoeksei is meestal veel grooter dan
de eitjes van den vogel in wier nest het
wordt gelegd, er gaan dus altijd een
paar eitjes van de eigenlijke bewoner
aan.
Zoo schuift ze bij meerdere buur
vrouwen haar eieren onder, ze zorgt
dus niet zelf voor haar kinderen, maar
doet ze in de kost! Zoo doet ze tot al
haar eieren geborgen zijn en blijft dan
in de buurt rondhangen, wachtend op
de dingen, die komen zullen.
Na een dag of twaalf komt het koe
koeksjong uit zijn ei. Het is dan nog
heelemaal kaal, maar het wordt gebo
ren met eén onverzadigbren honger.
De eerste twee dagen spert het alleen
maar zijn bek wijdopen en oefent zijn
longen. De oogen zijn dan nog geslo
ten. Maar na twee dagen gaan ze open
en dan komt al dadelijk de koekoeks-
natuur boven: het drie dagen oude
Koekoeksjong ziet om zich heen, vindt
dat zijn kleinere broers en zusjes te
veel plaats innemen en begint onder
hen een grondige opruiming te hou
den. Alle jonge vogeltjes gaan over
den rand van het nest en hij blijft als
alleenheerscher over. Hij geeft dan de
arme pleegouders de handen vol werk,
den geheelen dag moeten deze af en
aan vliegen om zijn grage maag pro-
beeren te vullen. Door hun goede zor
gen groeit hij dan ook zienderoogen
en wordt op het laatste te groot voor
het nest. Schreeuwend en piepend laat
hij zich dan, al fladderend, uit het nest
vallen en zijn pleegouders doen alles
om hem toch maar zijn zin te geven.
Na vijftien dagen ongeveer is hij
zoover, dat de vlieglessen een aanvang
kunnen nemen. Maar dan heeft het
ondankbare jong zijn pleegouders ook
niet meer noodig. Zijn eigen ouders,
die de ontwikkeling van hun kind met
waakzame oogen gevolgd hebben zij
zijn voortdurend in de buurt gebleven
nemen het dan liefderijk tot zich en
zorgen voor de verdere opvoeding. Ge
zamenlijk gaan ouders en kroost er
gens anders heen. Vergeten is het
nest, waar hij werd geboren, vergeten
het vogelpaar, dat hem als eigen ouders
heeft behandeld en gevoed I Dat is de
koekoeksnatuur.
POPPENMOEDERTJE'S
KOOKKUNST.
Ditmaal bespreken we eens géén
recepten, maar geven we een paar
raadgevingen, die vóór of bij het ko
ken overdacht moeten worden.
Aanbranden komt zoo vaak voor en
het is erg vervelend. En tóch behoefde
er nooit iets aan te branden, als de
kooksters er maar aan dachten, dat bij
het bakken van vleesch, zoowel als bij
eierkoeken of aardappelen, het vet het
eerst in de pan moet en het andere er
pas bij mag als het vet goed heet is.
Dit wordt heusch niet zonder reden ge
daan. Is het vet nog niet warm genoeg,
dan dringt het in het te bakken goedje
dat komt droog te liggen en brandt
dan aan. Terwijl het goed heele vet, het
vleesch of wat het zij, meteen dicht
schroeit, zoodat het vet er niet door
heen dringen kan en bovendien blijft
het vleesch beter, want het sap dat het
nu bevat kan er niet uit. En dat mag
er niet uit ook, want dan zouden we
droog en taai vleesch krijgen.
Meel bewijst ons goede diensten in
geval de soep of saus te dun is uitge
vallen. Even wat meel in een kopje,
daar wat water bij, goed roeren, en dit
bij onze dunne soep gedaan, die dan
zienderoogen dikker wordt. Hoe komt
dat nu? Meel zet in water op, en dat
doet het des te meer, naarmater het nat
warmer is. Zoo wordt het dus een
prachtig bindmiddel. En waarom je het
meel eerst moet „aanlengen" zooals we
dat noemen? Omdat het dan beter uit
dijen kan. Als je het zoo maar ineens
in de pan zou strooien, zou er niets van
hte bin dmiddel terecht komen, al roer
de je nog zoo hard. Maar ook als het
wel aangelengd is moet je flink roeren
als je het meeipapje bij de te verdik
ken seop of saus voegt. En dan goed
laten doorkoken!
Oplossingen der vorige raadsels:
1
Graafschap
2
erfgenaam
3
eekhoorn
4
nuchterheid
5
zoeklicht
6
onderdaan
7
rechterhand
8
geraamte
9
engelhaar
10
nauwelijks
11
vederbos
12
ondeelbaar
13
opstel
14
rommel
15
moerbeziën
16
onzeker
17
raderen
18
gondelier
19
eksteroog
20
nageslacht
Goede oplossingen ontvangen van:
Tony S.; Annie J.; Willy G.; Jannie
R.; Toon T.; Johan en Cornelis L.;
Dina W.; André W.; Jansje U.; Grietje
H.; Lieny van L.; Corrie P.; Martien v.
R.; Geertruida M.; Germaine F.; Jaap
en Piet K.; Jac. N.; Bertha H.; Joop
van B.; N. F.; Bram S.; Maartje S.;
Geertje de N.: Jannie de N.; Lien N.;
J. de N.; Nellie N.; Nellie J.; Tiny D.;
Ali de L.; Dedi de V.; Bienus K.;
Marie L.; Alie H.; Agatha K.; Tonia S.;
Tini W.; Rietje W.; Tinie W.; Chris-
tina B.; Henk G.; Jan G.;
Wat is erger dan een giraffe met
keelpijn?
II.
Wat zijn de langste nachten?
III.
Welk beest is het meest luie?
85- „Au!" riep de boer en sloeg z'n
hand aan z'n nek. Maar hierdoor ver
eren ze alle drie hun evenwicht: Jo-
flocus wankelde en zwaaide met z'n ar-
Ijlen; Pieter probeerde vergeefs weer
he telefoondraden te grijpen.... en
haar ging de heele menschelijke toren
overstag hoor, net als een fabrieks
schoorsteen, die opgeblazen wordt, of
8ls 'n boom, die omwaait.
86. Nu was de weg, waar ze zich be
tonden, een zeer drukke verkeersweg;
alles wat van het dorp naar de stad of
terugging, kwam er langs. Juist op
het oogenblik, dat onze vrienden om
laag stortten, kwam wéér een auto
voorbij gesnord, waar Pieter precies
bovenop viel. Hij zakte subiet door de
kap heen en werd zoo, steeds sparte
lend als een visch, meegevoerd.
87. De bestuurder van den auto
stopte, zoo gauw hij zich van Pieter,
die boven op hem hing, bevrijd had.
„Hé, bestuurder," zei Pieter, terwijl hij
nog steeds met z'n beenen door de kap
en z'n hoofd omlaag hing, „nu we toch
kennis met elkaar gemaakt hebben,
zou je niet even twee kapotte motor
fietsen naar de stad kunnen brengen?"
„Als je maar betaalt! Natuurlijk!" ant
woordde de chauffeur. „Top!" zei
Pieter.
88. De chauffeur hielp Pieter weer
op den beganen grond en liet den auto
keeren. De beide motorfietsen werden
bovenop de half verscheurde kap ge
legd, Pieter en Jodocus wisselden een
vluchtigen handdruk met den boer,
klommen achterin den auto en lever
den een kwartier later de motorfietsen
weer aan den handelaar af ter repa
ratie. „Volgende week komen we ze
halen!" zei Pieter, „en dan mag er
geen sikkepitje aan mankeerenü"