Buitenlandsch Overzicht
Neem 'n "AKKERTJE''
De Tweelingzusters
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERiNGEN EN ANNA PAULOWNA
DONDERDAG 26 APRIL 1934
62ste JAARGANG
De toestand in Duitschland. - Frankrijk en Polen. De Japan-
sche knuppel in het hoenderhok.
ONZE SPORTKOUSEN!!! r.,*r
Een gelukkig paar:
Uit het Engelsch van
Patricia Wentworth
HELDERSCHE COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.60; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wiel ingen en Texel f 1.65; binnen
land '2.-, Nederl. Oost- en West-lndië per zeepost 1 2.10, idem per
mail en overige landen f3.20. Losse nos. 4et.;fr.p.p 6ct. Zondagsblad
resp f 0.50 f 0.70, f 0.70, f 1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.60, f1.50, f 1.70.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ju.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekenir.g No. 16066.
ADV ERTENT1ÊN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction.
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be
taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met
brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct.
De dingen in Duitsch
land en Japans groo-
te mond houden op
het oogenblik de we
reldpers het meest
bezig. Wat het eerste land betreft, moet
worden gewezen op de „drastische maat
regelen", door minister 'doering toege
zegd ten aanzien van het communistisch
gevaar, dat nog onvoldoende was be
dwongen zijns inzien. Wij citeeren hier
voor de N. Rott. Crt., die er in haar over
zicht van Dinsdag op wijst:
Naarmate de oeconomisehe toestand in
Duitschland moelyker wordt, aldus de
Overzichtschrijver, schijnt in regeerings-
kringen de vrees voor het communisme
nog te stijgen. Men zou meenen, dat nu
het nationaal-socialisme in Duitschland
zoo afdoende had gezegevierd, en door
zijn beschikking over de machtsmiddelen
van den staat en bovendien over een
uitermate scherpziend stelsel van ge
heime staatspolitie, zoo zeker moest zijn
van zijn veiligheid, dat verdere buiten
gewone middelen niet meer noodzakelijk
waren. Intussehen worden S.A. en S.S.,
die alleen tegen den binnenlandschen
vijand gericht heeten, voortdurend nog
versterkt.
Op de begrooting worden, ten bate van
deze organisaties, die vroeger zklzelf
hebben moeten bedruipen, sommen uitge
trokken, die een hooge oorlogsbegrooting
zouden kunnen dekken voor landen, aan
zienlijk grooter dan Nederland.
Het blad wijst dan op de benoeming
van Himmler tot hoofd der politie, een
man, die kort te voren te Munchen nog
uiting had gegeven aan zijn bloeddor
stigheid. Door deze benoeming heeft
Duitschland officieel zijn Tsjeka-chef ge
kregen, en dit is daarom zoo ernstig, om
dat dit de lijn aangeeft, waarin zich de
Duitsche revolutie ontwikkelt: onrust voor
de toekomst. Het nat.-soeialistisch be
wind maakt zich bezorgd voor den dag
van morgen, en voor het oogenblik is. het
de mark, die het meeste zorg geeft. Want
Duitschlands uitvoer vermindert. En men
merkt niets van eenige remming, men
blijft met hetzelfde tempo op den afgrond
van een gruwelijke inflatie aanstevenen.
Is Barthou, de Fran-
sche minister van
buitenlandsche zaken,
in zijn opdracht naar
Polen geslaagd? Al
dus vraagt men zich in Frankrijk af.
Dinsdag is Barthou van Warschau naar
Krakau vertrokken.
De speciale berichtgever van de „Petit
Parisien" en de „Oevre" melden dat maar
schalk Pilsoedki aan Barthou verzekerd
heeft dat het non-agressiepact met
Duitschland geen geheime clausules be
vat en dat sedert het sluiten van dit pact
geen politieke of diplomatieke onderhan
delingen tusschen de beide regeeringen
hebben plaats gehad.
In de omgeving van Pilsoedski verheelt
treffen, wij breien ze zelf. Voor reparatie aan alle
soorten wollen Kleeding, Kousen en Sokken (ook
de allerfijnste) zijn wij no. 1. JAAP SNOR,
Zuidstraat 19 (Let op den gelen winkel).
men niet, dat Polen niet geneigd is nog
verdere aansluiting tot Rusland te zoe
ken. De maarschalk gelooft niet aan de
sterke en den duur van den Sovjet-staat.
Polen zal met Rusland onderhandelen
over de verlenging van het non-agres-
siepaet.
Het in Januari met Duitschland geslo
ten accoord beteekent een aanzienlijke
ontspanning, zonder ook maar in het
minst de politieke onafhankelijkheid van
Polen te hebben geschaad.
Met de Baltische staten behalve Li-
tanen onderhoudt Polen normale betrek
kingen. Barthou kon zich slechts verheu-
over het streven van Polen in paeifisti-
schen geest.
De eenige schaduw is het geschil tus
schen Polen en Tsjechoslowakije tenge
volge van de arrestatie van Poolsche bur
gers in de streek van Cieszkn, ofsehoon
zij later zijn vrijgelaten door de Tsjechi
sche justitie.
Zooals Japan meer
gedaan heeft: nu het
eenmaal ziet, dat het
wel wat te hard van
stal is geloopen,
tracht het met allerlei buigingen en strij
kages den mogendheden de overtuiging
bij te brengen, dat het zoo bizonder vrede
lievend is en het heusch zoo kwaad niet
heeft bedoeld. Want de mogendheden op
hun beurt hebben de hoofden bijeen ge
stoken en de wenschelijk- of mogelijkheid
van een gezamenlijk front tegen Japan
besproken. Van verschillende zijden
wordt dit in den Volkenbond bepleit.
Deze tendenz is vooral ook in Italië
merkbaar, waar de Duce reeds vroeger
gewezen heeft op het „gele gevaar"
een overmeestering van China door het
militairistisehe Japan#—. Maar ook in
Engeland gaan stemmen op om tot sa
menwerking te komen en tot een een
heidsfront met de Vereenigde Staten,
welks eonmiercieele belangen in het hij
zonder dreigen te worden getroffen.
Men vraagt zich af, of Japan zich in
derdaad, economisch en strategisch zoo
sterk voelt (het gaat intussehen zijn
zwakke punt, n.1. het vliegwezen, aanzien
lijk versterken) dat het zich de weelde
kan veroorlooven de geheele overige we
reld aldus tegen zich in het harnas te
jagen en tevens om aan de beweging in
China zelf tot vrijwillige samenwerking
met den sterken buurman, een einde te
maken.
Het offieieele communiqué, dat Japan
thans heeft uitgegeven, zegt o.a. het vol
gende:
De Japansche regeering is van mee
ning dat zij in groote mate tot den vrede
in het Verre Oosten zal bijdragen door
met China samen te werken in een geest
van goede nabuurschap.
De officieuse verklaring van onlangs
was niets anders dan een uiteenzetting
van deze politiek, aldus het communiqué
en dientengevolge is zij in wezen niet in
strijd met het beginsel van de open deur
en van gelijke kansen in China en maakt
zij geenszins inbreuk op de territoriale
integriteit van China.
De Japansche regeering heeft geen be
zwaar en zal geen bezwaar maken, tegen
niet-politieke hulp door de mogendheden
aan China, zooals door het bezigen van
fondsen afkomstig van de Bokser-scha
deloosstelling en dooi' economische, Biet-
politieke, onderhandelingen Cultureele
bijstand aan China vindt in Japan een
goed onthaal; de Japansche regeering
ziet evenwel dat de financieele en tech
nische hulp van het buitenland aan China
de strekking heeft politieke beteekenis te
krijgen.
Dientengevolge moet de Japansche re
geering haar bezwaar tegen een derge
lijke hulp uiten, die den vrede in het
Oosten bedreigt.
Transacties met betrekking tot mili
taire vliegtuigen en wapens zullen er ten
slotte toe bijdragen den vrede en de een
heid van China te verstoren.
Dat is de positie, waarin de Japansche
regeering zich bevindt en zij wenscht dat
de mogendheden deze positie begrijpen,
aldus eindigt het communiqué.
Ziehier overigens de jongste mede-
deelingen naar aanleiding van dit geval:
Naar te Sjanghai half officieel wordt
medegedeeld, heeft de Chineesehe regee
ring Dinsdag aan liet Japansche gezant
schap een nota doen toekomen, waarin zij
stelling neemt ten aanzien van de beken
de Japansche verklaring. De Chineesehe
regeering wijst elke gedachtenwisseling
over den inhoud van deze verklaring af,
daar onder de tegenwoordige omstandig
heden verstandhouding tusschen China
en Japan volkomen onmogelijk is. De
Chineesehe nota verzet zich tegen de po
litiek der Japansche regeering, die een
soort politie-controle over de Chineesehe
republiek op het oog zou hebben.
uil zoo'n nieuw handig zakdoosje
bij Rheumalische pijnen, Spierpijn.
Reuter meldt uit Washington;
Ei- schijnen sterke aanwijzingen te zijn,
dat de Ver. Staten althans voor 't oogen
blik zwijgzame toeschouwers zullen blij
ven ten aanzien van alle internationale
complicaties, welke uit de Japansche ver
klaring ten aanzien van de politiek jegens
China voortvloeien.
Moskou heeft nu ook zijn meening over
het gebeurde doen hooren en maakt zich
begrijpelijkerwijs zeer bezorgd; de jong
ste commentaren noemen den Japanschen
zot het voorspel voor een agressieve Ja
pansche expansie op het vasteland.
Met zichtbare voldoening wordt ge
constateerd dat de Japansch-Amerikaan-
sche betrekkingen zeker opnieuw gespan-
)ien zullen worden. De Amerikanen wa
ren, aldus wordt betoogd, bereid gebleken
concessies te doen aan Japan, hopende
de agressieve plannen van Japan te loca-
liseeren tot het gebied om Mandsjoerije,
maar aan die hoop is thans de bodem in
geslagen. De mogendheden kunnen er
liseeren tot het geibed om Mandsjoerije,
de gepantserde vuist van Japan uit te
leggen als een rechtstreeksehe uitdaging
van haar zelf."
De Sowjetners gaat voort te betoogen
dat Sowjet-Rusland en de V. S. door ge
meenschappelijke belangen zij aan zij
moeten staan.
jonge sla en Saladine!
voorjaars-sla recht op
'Saladine maakt Uw sla
.Voor verrukkelijke sla,
alles waarvoor slaolie
COUDZEOEL 80 CENT -
Eindelijk de allerfijnste slaolie, waar malsche
heeft: Saladine!
zacht en geeft haar een bijzonder fijn aroma,
voor overheerlijke mayonnaise, kortom voor
gebruikt wordt, is Saladine onovertrefbaar.
OROENZEOEL, M CENT - ROODZEGEL 50 CENT
TREFFEND SLOT VAN DE ZAAK
TEGEN DE OFFICIEREN DER
„ZEVEN PROVINCIËN"
Grootsch gebaar bepleit jegens
Luit. Fels.
Aan de duplieken van de raadslieden
van de voor den Zeekrijgsraad terecht
staande officieren van „De Zeven Provin
ciën is het volgende ontleend:
De raadsman, de officier van den
M.S.D. 1ste kl. C. B. Eenhoorn bepleit
een grootsch gebaar ten behoeve van den
beklaagde, den luit. ter zee 1ste kl. Fels,
door reductie van den eisch van ander
half jaar. Voorts pleit hij handhaving in
den militairen dienst.
De raadsman haalt een vrijspraak door
een krijgsraad van twee dienstweigeraars
aan, die weliswaar nalieten, doch niet op
zettelijk.
Uit de dupliek van den raadsman van
't Hof voor de beklaagden afzonderlijk is
het volgende ontleend:
Veroordeeling van beklaagde den lui
tenant ter zee 3e kl. A. N. baron de Vos
van Steenwijk zou in strijd zijn met het
bewijsrecht, o.a. aangezien de fiscaal iets
wat beklaagde bij het voor-onderzoek niet
werd voorgehouden, in casu het uur van
afzenden der radio-telegrammen, thans
als bezwarend materieel voorbrengt, ter
wijl raadsman laakt de aanhaling van ge
tuigenverklaringen van onbetrouwbare
muiters.
Verdere uiteenzettingen.
De aanhaling van art. 450 van het W.
v. S. tegen beklaagde, den officier van
gezondheid 2e kl. H. C. Bos, is zeer poo-
ver, daar dit artikel iedere verleening
van hulp aan een in levensgevaar ver-
keerende voorschrijft, terwijl een medi
cus gebonden is aan zijn ambtseed.
Raadsman vraagt zich af hoe een me
dicus levensgevaar zou kunnen consta-
teeren indien hij zich niet naar den zie
kenboeg mocht begeven.
De raadsman, de luitenant van het
corps mariniers H. O. Romswinckel is van
cordeel dat het onbegrijpelijk is waarom
speciaal de militaire tekortkomingen van
beklaagde, den luitenant ter zee 2e kl. D.
Dekker, ongunstiger worden voorge
steld.
De raadsman, de luitenant ter zee 1ste
kl. H. D, Lindner, zegt ten aanzien van
den door hem verdedigde luitenant ter zee
3e kl., dat het beter zou zijn geweest in
dien indertijd de bestraffing van wege
den. commandant ware afgedaan, doch
thans is liet te laat. „Het lijkt of de af
faire van „De Zeven Provinciën" een in
cident is in een gezonde marine ,doch
in werkelijkheid is zij de apothese van
een slappe regeeringspolitiek."
Raadsman vraagt wat er om zal gaan
in dc harten der vaders, die hun zoons
aan de marine afstonden, als zij, door de
houding van de regeering zelf naar de
gevangenis worden gezonden.
Na re- en dupliek wordt tenslotte aan
de beklaagden de vraag voorgelegd of zij
nog iets te hunner verdediging of ver
ontschuldiging hebben aan te voeren.
Met een diepgegroefd, zeer bleek ge
laat, met trillende, in het begin stokken
de, later vaster wordende en in kracht
toenemende stem, verkaart beklaagde
de luitenant ter zee der eerste klasse W.
F. J Fels, ongeveer het volgende:
„Hoewel het mij zeer lastig valt op dit
tragisch moment iets te zeggen wensch
ik het volgende toe te voegen aan de
woorden van mijn raadsman: Hoe pijn
lijk is het voor iemand, die gedurende
negentien jaren alle gedachten wijdde
aan hét beroep waarmede hij van jongst-
af heeft gedweept, dit uit eigen beweging
vaarwel te zeggen, want hoewel ik steeds
wanhopig worstelde om mij staande te
houden bleef mijn beroep mij ideëel, we
tenschappelijk, steeds uitzonderlijk dier
baar, zal het ondanks alles mij dierbaar
blijven.
Verder is mij niets te verwijten: Men
wist toch dat ik ongeschikt was. Er zijn
minstens vier voorbeelden aan te halen
om te bewijzen, dat ik niet in staat was
verder dienst te doen. De dokter en de
commandant zeiden echter steeds: „Man,
probeer het nu maar eens, leg het hoofd
niet neer, er komt wel weer een beter
tijd". Uit hun tot mij gerichte woorden
spreekt de overtuiging, dat ik een eer
lijk man ben, die tot het uiterste mijn best
doet, doch doordat hij niet kon steeds
alles zag mislukken. Mijn ongeschiktheid
was gerapporteerd, waarom zou ik dat
dan zelf nog doen?
Na de historie met de mijnenvegers
was ik overtuigd van de komende groote
dèbacle. Ik dacht, dat ik voor een com
missie van onderzoek zou moeten ver
schijnen, doch men liet mij maar door
gaan. Ik, zelf ziek, liet mij maar voort
drijven op de omstandigheden. Hoewel
diep wanhopig heb ik later getracht op
de „De Zeven Provinciën" te komen, ten
einde mij te kunnen handhaven in mijn
beroep."
Nadat hij deze verklaring had afgelegd
zette de diep ontroerde en blijkbaar sterk
aangegrepen beklaagde Fels zich neer op
den rieten stoel.
Beklaagde de luitenant ter zee der 2de
kl. E. M. Hornsveld, legt de volgende
verklaring af: „Met ontzetting heb ik
kennis genomen van den eisch, vooral
omdat de motiveering van dien eisch zoo
vernederend is voor mijn persoon. Ik heb
op alle vragen van den officier-commis
saris naar waarheid geantwoord, wees op
een onjuistheid in de ten laste legging,
doch verbetering werd niet aangebracht.
De veronderstelling, dat ik mij aan een
gevecht zou hebben onttrokken is even
grievend als onjuist. Als ik aan dek had
gezien, dat er gevochten werd, zou ik
onmiddellijk hebben meegedaan.
Ik betreur ten zeerste wat ik in den
nacht van 4 op 5 Februari 1933 heb ge
daan.
Ik begreep pas op het moment, waar
op de „De Zeven Provinciën" verdween,
dat hetgeen wat ik gedaan had nutteloos
was. Ik heb toen vergeefs gepoogd het
schip te bereiken.
De bijkomende straf heb ik met ontzet
ting aangehoord.
Ik heb ondanks de ontgoocheling,
welke ieder jong marine-officier overko
men, mijn beroep zeer lief. Het is ont
zettend indien ik gedwongen zou worden
dit beroep op te geven."
De beklaagde de officier van gezond
heid der tweede klasse H. C. Bos, ver
klaart dat hij zich niet op zijn ambtseed
beriep, daar hij den inhoud van dien eed
bekend veronderstelde, te weten de ver
plichting van verleening van geneeskun
dige hulp onder alle omstandigheden.
De beklaagde de luitenant ter zee der
tweede klasse D. Dekker is er van over
tuigd, dat hetgeen gedaan werd volkomen
in het belang der zaak was.
Niet is aangetoond, dat de mislukte
onderhandelingen geen redelijke kans
van slagen boden, integendeel onder de
bekende omstandigheden was de kans
van slagen wel degelijk aanwezig.
Ten aanzien van de bijkomende straf
zegt beklaagde het volgende: „Voor mijn
eigen gevoel heb ik gefaald, niet wegens
zondigen tegen artikel 143, doch in mijn
beleid.
Ik voel mij niet meer thuis bij de
Marine, en zal stellig zelf ontslag vra
gen."
De andere beklaagden wenschen niets
te hunner verdediging of verontschuldi
ging aan te voeren.
Feuilleton
Nadruk verboden.
16)
Een wonderlijke verwarring greep
Anne aan. Haar heele bewustzijn was
200 volkomen vervuld van de vreugde
*eer bij Jenny te zijn, dat daarin letter-
h)k geen plaats was voor een andere
.«verweging. Maar nu klopte iets aan de
treur van haar gedachten en eisehtc toe-
Het halfduister van deze scha-
t'"wrijke plaats vermeerderde haar ge-1
«voel van zekerheid.
Ae strekte de handen voor zich uit, om
wts af te weren, en vroeg langzaam, op
en toon van twijfel:
„Maar Jen.... je.... ik bedoel
tod je het dan niet prettig, dat ik ge
komen ben?"
liet je toch weten niet te komen,
i'et je weten niets te doen voor je Mr.
arruthers gesproken had."
n'e^ °P kantoor; hij is zièk ge
il 0en> 118 «en pauze:
"i* heb immers getelegrafeerd."
>>Wat geeft het dat je telefoneerde? Je
chtte niet op antwoord... en ik kreeg
je telegram pas tien minuten voor je
kwam. We hadden geluncht op Greysto-
nes. Het eenige wat ik kon doen, was de
anderen aan hun lot overlaten en je in
de oprijlaan op te vangen."
Anne's wenkbrauwen trokken zich sa
men; haar oogen rustten op Jenny met
een vreemd-verbaasde uitdrukking.
„Heb je gasten?"
„Ja, logé's voor de week-end. Maar
hoe dan ook, Anne, je moet toch inzien,
dat je onmogelijk hier op die manier
kunt komen binnenvallen." Anne's blik
bleef strak op haar zuster gevestigd.
Vaag schemerde het door haar gedachte
hoe goed Jenny eruit zag hoe knap ze
was en hoe uitstekend wit haar stond.
Maar verder was er een doffe, nijpende
leegte in haar hersens ze was zich
alleen duidelijk bewust van een pijnlijk,
krampachtig pogen om dat kloppende
„iets", dat haar geest wilde binnendrin
gen, tegen te houden.
„Waarom Jen?"
Jenny kwam dichter bij haar.
„Waarom heb je in vredesnaam niet ge
wacht tot je van me hoorde? Je had be-
hooren te wachten."
,Neen, ik vind van niet. Integendeel
ik'moest je spreken; ik moest weten wat
jij tegen de menschen gezegd hebt. Het
scheelde geen haar of ik was Aurora te
gen het lijf geloopen. E11 ik dacht.
„Aurora!" Vol ontsteltenis kwam het
over Jenny's lippen.
„Ja kind; Aurora. Als ik niet zoo vlug
als water was geweest, had ze me gezien.
En voor ze me ziet, is het noodig, dat ik
er een idee van heb, wat ze weet, vind jk."
„Ze weet niets."
„Hoe bedoel je dat ze niets weet? Ik
word geacht met haar op reis te zijn ge
weest? Weet ze dat?"
„Neen, zelfs dat weet ze niet. Ik heb
haar geschreven maar de brief kwam te
rug. En ik verkeerde in de vaste overtui
ging dat ze nog in geen maanden terug
zou komen, want Leonard Fairlie zei dat
Mabel hem verteld had dat Aurora juist
naar Koerdistan vertrokken was. Daaruit
leidde ik af dat we haar voorloopig niet
terug zouden zien, Ben jé er wel zeker
van, dat het Aurora was?"
Weer lachte Anne. Dat was echt Jenny.
Jenny geloofde nooit iets dat ze liever
niet gelooven wilde. Als het haar paste
overtuigd te zijn dat Aurora Fairlie zich
in Koerdistan bevond, dan zou ze zelfs
ondanks het meest ontmoedigende bewijs
in die overtuiging trachten te volharden.
„Natuurlijk ben ik er zeker van; ik heb
haar met eigen oogen gezien. Ze logeert
in Hotel Haydon, haar handteekening
stond in het vreemdelingenregister."
„Ik moet haar spreken," verklaarde
Jenny. „Of.of.jij kunt het eigen
lijk wel voor me doen. We hebben geen
uur te verliezen en ik kan met geen mo
gelijkheid eerder naar Londen dan
Woensdag. Ja, ga jij maar naar haar toe.
Als je voortmaakt kun je den trein van
4 uur 45 halen. Ik heb den chauffeur van
de taxi gezegd te wachten."
Een steek van pijn priemde door den
nevel van verwarring, die Anne's gedach
ten omgaf. Jenny had den chauffeur ge
zegd te wachten het was niet Jenny's
bedoeling dat ze op Waterdene bleef; ze
moest naar de stad terug en liefst direct
Ze staarde in gepeins voor zich uit; toen
voelde ze Jenny's hand weer op haar
arm haar zacht voortduwend.
„Vooruit Anne, wordt eens wakker. Je
moet je haasten als je de 4 uur 45 wilt
halen!"
Boosheid stak haar nu scherper dan
Pijn.
„Waarom zou ik me haasten om dien
trein te halen?"
„O, je moet."
„Waarom toch Jenny?"
Jenny liet haar hand door de ronding
van Anne's elleboog glijden.
„Annetoe...ga heen; alsjeblieft."
Maar Anne gaf geen kamp.
„Waarom Jenny?" zei ze nogmaals, na
drukkelijk nu.
Jenny trok met een geprikkelde bewe
ging haar hand weg.
„Waarom maak je het 000 moeilijk
voor me? Je moet toch begrijpen, dat je
niet had behooren te komen. Ik kan je
hier onmogelijk hebben en je maakt het
me zoo onuitsprekelijk moeilijk."
„Ik kan je hier onmogelijk hebben."
Toen Jenny dit zei stierven de vreugde
en liet stralende licht, die haar hetle we
zen vervuld hadden het werd nu koud
en donker in haar. Niets in haar gezicht,
niet het geringste gebaar verried wat in
haar omging, maar voor een poos ver
loor ze alle besef voor de werkelijkheid
om haar heen. Ze wist zelf niet hoe lang
het duurde eer haar geest weer helder
was koud en duister, maar helder.
„O, je maakt het zoo moeilijk voor me,"
herhaalde Jenny.
„Dat spijt me," Anne sprak heel kalm
en zonder een zweem van sarcasme.
„Ik wilde graag nog enkele dingen
van je weten. Er is tijd genoeg. Je zegt,
dat Aurora niets weet. Wie weet wel
wat?"
„Mr. Carruthers.
„Dat spreekt vanzelf." Anne wuifde on
geduldig het antwoord weg, „die heeft
me geschreven. Ik.ik vermoed.
Ze zweeg abrupt, toen dwong ze zich om
voort te gaan. „Ik vermoedde dat Vader
het wist."
Jenny begon zachtjes te schreien.
„Ik kon er niets aan doen, Anne."
„Wie heeft het hem verteld?"
„Hij vermoedde dat er iets was...en
kreeg de waarheid uit Nanna. Je denkt
toch niet, dat ik het hem verlangde te
vertellen?"
„Neen, natuurlijk denk ik dat niet.
Nog iemand anders, Jenny?"
„Alleen Nicholas," antwoordde ze, ter
wijl ze haar oogen begon te drogen.
Anne's adem ging sneller.
„Wat weet Nicholas?"
„Toe, houd op, Anne. Ik kon er niets
aan doen het was niet mijn bedoe
ling het hem te vertellen."
„Wat vertelde je hem?"
„Het washet was een ongelukkig
toeval. Ik was het heelemaal niet van
plan. Vader maakte een verschrikkelijke
scène en Nicho ving iets op van wat hij
zei en toen was er geen ontkomen aan.
Ik moest het hem vertellen."
Anne deed een stap naar voren. „Wat
vertelde je hem, Jenny?"
„Anne.... kijk me niet op die manier
aan...."
„Vertelde je hem alles?"
Jenny barstte in heftig snikken uit.
„Je je kent Nicholas niet nie
mand kent hem zooals hij werkelijk is.
Hij is zoo ontzettend trotsch."
„Heb je hem verteld wat je aan Mr.
Carruthers vertelde en aan vader?"
„Ik moest wel."
„Juist."
Dat eene simpele woord verbruikte
voor een oogenblik al Anne's adem. De
tranen stroomden over Jenny's wangen,
maar Anne's oogen waren droog, bran
dend droog. Ze zag waar zij stond en waar
Jenny stond, en dat er een groote golf
tusschen hen was. Aan den anderen kant
van die onoverkomelijke golf bevond
zich niet alleen Jenny, maar iedereen die
Anne had gekend en van wie zij gehou
den had, de wereld waarin geen plaats
meer voor haar was! Ze was van die we
reld afgesneden, absoluut en onherroepe
lijk. Een den-adem-benemende verschrik
king de verschrikking der eenzaam
heid een duistere, verstikkende mist,
strekte de lugubere vangarmen naar haar
uit. Ze wist het: èr was hier geen plaats
voor haar, geen toevlucht.
„O Anne", ging Jenny na een poos
voort, „het is zoo vreeselijk jammer dat.
je gekomen bent! Ik zou je hebben onge
zocht en dan had ik je alles rustig kun
nen uitleggen. Waarom kijk je zoo wat
geeft het je maakt het zoo verschrik
kelijk moeilijk voor me." Haar stem brak
in een snik. „Het is toch m ij n schuld
niet, dat Nicho je hier niet wil hebben.
(Wordt verrok