Buitenlandsch Overzicht Neem 'n "AKKERTJE'' De Tweelingzusters NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERiNGEN EN ANNA PAULOWNA DONDERDAG 26 APRIL 1934 62ste JAARGANG De toestand in Duitschland. - Frankrijk en Polen. De Japan- sche knuppel in het hoenderhok. ONZE SPORTKOUSEN!!! r.,*r Een gelukkig paar: Uit het Engelsch van Patricia Wentworth HELDERSCHE COURANT Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.60; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wiel ingen en Texel f 1.65; binnen land '2.-, Nederl. Oost- en West-lndië per zeepost 1 2.10, idem per mail en overige landen f3.20. Losse nos. 4et.;fr.p.p 6ct. Zondagsblad resp f 0.50 f 0.70, f 0.70, f 1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.60, f1.50, f 1.70. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ju. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekenir.g No. 16066. ADV ERTENT1ÊN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct. De dingen in Duitsch land en Japans groo- te mond houden op het oogenblik de we reldpers het meest bezig. Wat het eerste land betreft, moet worden gewezen op de „drastische maat regelen", door minister 'doering toege zegd ten aanzien van het communistisch gevaar, dat nog onvoldoende was be dwongen zijns inzien. Wij citeeren hier voor de N. Rott. Crt., die er in haar over zicht van Dinsdag op wijst: Naarmate de oeconomisehe toestand in Duitschland moelyker wordt, aldus de Overzichtschrijver, schijnt in regeerings- kringen de vrees voor het communisme nog te stijgen. Men zou meenen, dat nu het nationaal-socialisme in Duitschland zoo afdoende had gezegevierd, en door zijn beschikking over de machtsmiddelen van den staat en bovendien over een uitermate scherpziend stelsel van ge heime staatspolitie, zoo zeker moest zijn van zijn veiligheid, dat verdere buiten gewone middelen niet meer noodzakelijk waren. Intussehen worden S.A. en S.S., die alleen tegen den binnenlandschen vijand gericht heeten, voortdurend nog versterkt. Op de begrooting worden, ten bate van deze organisaties, die vroeger zklzelf hebben moeten bedruipen, sommen uitge trokken, die een hooge oorlogsbegrooting zouden kunnen dekken voor landen, aan zienlijk grooter dan Nederland. Het blad wijst dan op de benoeming van Himmler tot hoofd der politie, een man, die kort te voren te Munchen nog uiting had gegeven aan zijn bloeddor stigheid. Door deze benoeming heeft Duitschland officieel zijn Tsjeka-chef ge kregen, en dit is daarom zoo ernstig, om dat dit de lijn aangeeft, waarin zich de Duitsche revolutie ontwikkelt: onrust voor de toekomst. Het nat.-soeialistisch be wind maakt zich bezorgd voor den dag van morgen, en voor het oogenblik is. het de mark, die het meeste zorg geeft. Want Duitschlands uitvoer vermindert. En men merkt niets van eenige remming, men blijft met hetzelfde tempo op den afgrond van een gruwelijke inflatie aanstevenen. Is Barthou, de Fran- sche minister van buitenlandsche zaken, in zijn opdracht naar Polen geslaagd? Al dus vraagt men zich in Frankrijk af. Dinsdag is Barthou van Warschau naar Krakau vertrokken. De speciale berichtgever van de „Petit Parisien" en de „Oevre" melden dat maar schalk Pilsoedki aan Barthou verzekerd heeft dat het non-agressiepact met Duitschland geen geheime clausules be vat en dat sedert het sluiten van dit pact geen politieke of diplomatieke onderhan delingen tusschen de beide regeeringen hebben plaats gehad. In de omgeving van Pilsoedski verheelt treffen, wij breien ze zelf. Voor reparatie aan alle soorten wollen Kleeding, Kousen en Sokken (ook de allerfijnste) zijn wij no. 1. JAAP SNOR, Zuidstraat 19 (Let op den gelen winkel). men niet, dat Polen niet geneigd is nog verdere aansluiting tot Rusland te zoe ken. De maarschalk gelooft niet aan de sterke en den duur van den Sovjet-staat. Polen zal met Rusland onderhandelen over de verlenging van het non-agres- siepaet. Het in Januari met Duitschland geslo ten accoord beteekent een aanzienlijke ontspanning, zonder ook maar in het minst de politieke onafhankelijkheid van Polen te hebben geschaad. Met de Baltische staten behalve Li- tanen onderhoudt Polen normale betrek kingen. Barthou kon zich slechts verheu- over het streven van Polen in paeifisti- schen geest. De eenige schaduw is het geschil tus schen Polen en Tsjechoslowakije tenge volge van de arrestatie van Poolsche bur gers in de streek van Cieszkn, ofsehoon zij later zijn vrijgelaten door de Tsjechi sche justitie. Zooals Japan meer gedaan heeft: nu het eenmaal ziet, dat het wel wat te hard van stal is geloopen, tracht het met allerlei buigingen en strij kages den mogendheden de overtuiging bij te brengen, dat het zoo bizonder vrede lievend is en het heusch zoo kwaad niet heeft bedoeld. Want de mogendheden op hun beurt hebben de hoofden bijeen ge stoken en de wenschelijk- of mogelijkheid van een gezamenlijk front tegen Japan besproken. Van verschillende zijden wordt dit in den Volkenbond bepleit. Deze tendenz is vooral ook in Italië merkbaar, waar de Duce reeds vroeger gewezen heeft op het „gele gevaar" een overmeestering van China door het militairistisehe Japan#—. Maar ook in Engeland gaan stemmen op om tot sa menwerking te komen en tot een een heidsfront met de Vereenigde Staten, welks eonmiercieele belangen in het hij zonder dreigen te worden getroffen. Men vraagt zich af, of Japan zich in derdaad, economisch en strategisch zoo sterk voelt (het gaat intussehen zijn zwakke punt, n.1. het vliegwezen, aanzien lijk versterken) dat het zich de weelde kan veroorlooven de geheele overige we reld aldus tegen zich in het harnas te jagen en tevens om aan de beweging in China zelf tot vrijwillige samenwerking met den sterken buurman, een einde te maken. Het offieieele communiqué, dat Japan thans heeft uitgegeven, zegt o.a. het vol gende: De Japansche regeering is van mee ning dat zij in groote mate tot den vrede in het Verre Oosten zal bijdragen door met China samen te werken in een geest van goede nabuurschap. De officieuse verklaring van onlangs was niets anders dan een uiteenzetting van deze politiek, aldus het communiqué en dientengevolge is zij in wezen niet in strijd met het beginsel van de open deur en van gelijke kansen in China en maakt zij geenszins inbreuk op de territoriale integriteit van China. De Japansche regeering heeft geen be zwaar en zal geen bezwaar maken, tegen niet-politieke hulp door de mogendheden aan China, zooals door het bezigen van fondsen afkomstig van de Bokser-scha deloosstelling en dooi' economische, Biet- politieke, onderhandelingen Cultureele bijstand aan China vindt in Japan een goed onthaal; de Japansche regeering ziet evenwel dat de financieele en tech nische hulp van het buitenland aan China de strekking heeft politieke beteekenis te krijgen. Dientengevolge moet de Japansche re geering haar bezwaar tegen een derge lijke hulp uiten, die den vrede in het Oosten bedreigt. Transacties met betrekking tot mili taire vliegtuigen en wapens zullen er ten slotte toe bijdragen den vrede en de een heid van China te verstoren. Dat is de positie, waarin de Japansche regeering zich bevindt en zij wenscht dat de mogendheden deze positie begrijpen, aldus eindigt het communiqué. Ziehier overigens de jongste mede- deelingen naar aanleiding van dit geval: Naar te Sjanghai half officieel wordt medegedeeld, heeft de Chineesehe regee ring Dinsdag aan liet Japansche gezant schap een nota doen toekomen, waarin zij stelling neemt ten aanzien van de beken de Japansche verklaring. De Chineesehe regeering wijst elke gedachtenwisseling over den inhoud van deze verklaring af, daar onder de tegenwoordige omstandig heden verstandhouding tusschen China en Japan volkomen onmogelijk is. De Chineesehe nota verzet zich tegen de po litiek der Japansche regeering, die een soort politie-controle over de Chineesehe republiek op het oog zou hebben. uil zoo'n nieuw handig zakdoosje bij Rheumalische pijnen, Spierpijn. Reuter meldt uit Washington; Ei- schijnen sterke aanwijzingen te zijn, dat de Ver. Staten althans voor 't oogen blik zwijgzame toeschouwers zullen blij ven ten aanzien van alle internationale complicaties, welke uit de Japansche ver klaring ten aanzien van de politiek jegens China voortvloeien. Moskou heeft nu ook zijn meening over het gebeurde doen hooren en maakt zich begrijpelijkerwijs zeer bezorgd; de jong ste commentaren noemen den Japanschen zot het voorspel voor een agressieve Ja pansche expansie op het vasteland. Met zichtbare voldoening wordt ge constateerd dat de Japansch-Amerikaan- sche betrekkingen zeker opnieuw gespan- )ien zullen worden. De Amerikanen wa ren, aldus wordt betoogd, bereid gebleken concessies te doen aan Japan, hopende de agressieve plannen van Japan te loca- liseeren tot het gebied om Mandsjoerije, maar aan die hoop is thans de bodem in geslagen. De mogendheden kunnen er liseeren tot het geibed om Mandsjoerije, de gepantserde vuist van Japan uit te leggen als een rechtstreeksehe uitdaging van haar zelf." De Sowjetners gaat voort te betoogen dat Sowjet-Rusland en de V. S. door ge meenschappelijke belangen zij aan zij moeten staan. jonge sla en Saladine! voorjaars-sla recht op 'Saladine maakt Uw sla .Voor verrukkelijke sla, alles waarvoor slaolie COUDZEOEL 80 CENT - Eindelijk de allerfijnste slaolie, waar malsche heeft: Saladine! zacht en geeft haar een bijzonder fijn aroma, voor overheerlijke mayonnaise, kortom voor gebruikt wordt, is Saladine onovertrefbaar. OROENZEOEL, M CENT - ROODZEGEL 50 CENT TREFFEND SLOT VAN DE ZAAK TEGEN DE OFFICIEREN DER „ZEVEN PROVINCIËN" Grootsch gebaar bepleit jegens Luit. Fels. Aan de duplieken van de raadslieden van de voor den Zeekrijgsraad terecht staande officieren van „De Zeven Provin ciën is het volgende ontleend: De raadsman, de officier van den M.S.D. 1ste kl. C. B. Eenhoorn bepleit een grootsch gebaar ten behoeve van den beklaagde, den luit. ter zee 1ste kl. Fels, door reductie van den eisch van ander half jaar. Voorts pleit hij handhaving in den militairen dienst. De raadsman haalt een vrijspraak door een krijgsraad van twee dienstweigeraars aan, die weliswaar nalieten, doch niet op zettelijk. Uit de dupliek van den raadsman van 't Hof voor de beklaagden afzonderlijk is het volgende ontleend: Veroordeeling van beklaagde den lui tenant ter zee 3e kl. A. N. baron de Vos van Steenwijk zou in strijd zijn met het bewijsrecht, o.a. aangezien de fiscaal iets wat beklaagde bij het voor-onderzoek niet werd voorgehouden, in casu het uur van afzenden der radio-telegrammen, thans als bezwarend materieel voorbrengt, ter wijl raadsman laakt de aanhaling van ge tuigenverklaringen van onbetrouwbare muiters. Verdere uiteenzettingen. De aanhaling van art. 450 van het W. v. S. tegen beklaagde, den officier van gezondheid 2e kl. H. C. Bos, is zeer poo- ver, daar dit artikel iedere verleening van hulp aan een in levensgevaar ver- keerende voorschrijft, terwijl een medi cus gebonden is aan zijn ambtseed. Raadsman vraagt zich af hoe een me dicus levensgevaar zou kunnen consta- teeren indien hij zich niet naar den zie kenboeg mocht begeven. De raadsman, de luitenant van het corps mariniers H. O. Romswinckel is van cordeel dat het onbegrijpelijk is waarom speciaal de militaire tekortkomingen van beklaagde, den luitenant ter zee 2e kl. D. Dekker, ongunstiger worden voorge steld. De raadsman, de luitenant ter zee 1ste kl. H. D, Lindner, zegt ten aanzien van den door hem verdedigde luitenant ter zee 3e kl., dat het beter zou zijn geweest in dien indertijd de bestraffing van wege den. commandant ware afgedaan, doch thans is liet te laat. „Het lijkt of de af faire van „De Zeven Provinciën" een in cident is in een gezonde marine ,doch in werkelijkheid is zij de apothese van een slappe regeeringspolitiek." Raadsman vraagt wat er om zal gaan in dc harten der vaders, die hun zoons aan de marine afstonden, als zij, door de houding van de regeering zelf naar de gevangenis worden gezonden. Na re- en dupliek wordt tenslotte aan de beklaagden de vraag voorgelegd of zij nog iets te hunner verdediging of ver ontschuldiging hebben aan te voeren. Met een diepgegroefd, zeer bleek ge laat, met trillende, in het begin stokken de, later vaster wordende en in kracht toenemende stem, verkaart beklaagde de luitenant ter zee der eerste klasse W. F. J Fels, ongeveer het volgende: „Hoewel het mij zeer lastig valt op dit tragisch moment iets te zeggen wensch ik het volgende toe te voegen aan de woorden van mijn raadsman: Hoe pijn lijk is het voor iemand, die gedurende negentien jaren alle gedachten wijdde aan hét beroep waarmede hij van jongst- af heeft gedweept, dit uit eigen beweging vaarwel te zeggen, want hoewel ik steeds wanhopig worstelde om mij staande te houden bleef mijn beroep mij ideëel, we tenschappelijk, steeds uitzonderlijk dier baar, zal het ondanks alles mij dierbaar blijven. Verder is mij niets te verwijten: Men wist toch dat ik ongeschikt was. Er zijn minstens vier voorbeelden aan te halen om te bewijzen, dat ik niet in staat was verder dienst te doen. De dokter en de commandant zeiden echter steeds: „Man, probeer het nu maar eens, leg het hoofd niet neer, er komt wel weer een beter tijd". Uit hun tot mij gerichte woorden spreekt de overtuiging, dat ik een eer lijk man ben, die tot het uiterste mijn best doet, doch doordat hij niet kon steeds alles zag mislukken. Mijn ongeschiktheid was gerapporteerd, waarom zou ik dat dan zelf nog doen? Na de historie met de mijnenvegers was ik overtuigd van de komende groote dèbacle. Ik dacht, dat ik voor een com missie van onderzoek zou moeten ver schijnen, doch men liet mij maar door gaan. Ik, zelf ziek, liet mij maar voort drijven op de omstandigheden. Hoewel diep wanhopig heb ik later getracht op de „De Zeven Provinciën" te komen, ten einde mij te kunnen handhaven in mijn beroep." Nadat hij deze verklaring had afgelegd zette de diep ontroerde en blijkbaar sterk aangegrepen beklaagde Fels zich neer op den rieten stoel. Beklaagde de luitenant ter zee der 2de kl. E. M. Hornsveld, legt de volgende verklaring af: „Met ontzetting heb ik kennis genomen van den eisch, vooral omdat de motiveering van dien eisch zoo vernederend is voor mijn persoon. Ik heb op alle vragen van den officier-commis saris naar waarheid geantwoord, wees op een onjuistheid in de ten laste legging, doch verbetering werd niet aangebracht. De veronderstelling, dat ik mij aan een gevecht zou hebben onttrokken is even grievend als onjuist. Als ik aan dek had gezien, dat er gevochten werd, zou ik onmiddellijk hebben meegedaan. Ik betreur ten zeerste wat ik in den nacht van 4 op 5 Februari 1933 heb ge daan. Ik begreep pas op het moment, waar op de „De Zeven Provinciën" verdween, dat hetgeen wat ik gedaan had nutteloos was. Ik heb toen vergeefs gepoogd het schip te bereiken. De bijkomende straf heb ik met ontzet ting aangehoord. Ik heb ondanks de ontgoocheling, welke ieder jong marine-officier overko men, mijn beroep zeer lief. Het is ont zettend indien ik gedwongen zou worden dit beroep op te geven." De beklaagde de officier van gezond heid der tweede klasse H. C. Bos, ver klaart dat hij zich niet op zijn ambtseed beriep, daar hij den inhoud van dien eed bekend veronderstelde, te weten de ver plichting van verleening van geneeskun dige hulp onder alle omstandigheden. De beklaagde de luitenant ter zee der tweede klasse D. Dekker is er van over tuigd, dat hetgeen gedaan werd volkomen in het belang der zaak was. Niet is aangetoond, dat de mislukte onderhandelingen geen redelijke kans van slagen boden, integendeel onder de bekende omstandigheden was de kans van slagen wel degelijk aanwezig. Ten aanzien van de bijkomende straf zegt beklaagde het volgende: „Voor mijn eigen gevoel heb ik gefaald, niet wegens zondigen tegen artikel 143, doch in mijn beleid. Ik voel mij niet meer thuis bij de Marine, en zal stellig zelf ontslag vra gen." De andere beklaagden wenschen niets te hunner verdediging of verontschuldi ging aan te voeren. Feuilleton Nadruk verboden. 16) Een wonderlijke verwarring greep Anne aan. Haar heele bewustzijn was 200 volkomen vervuld van de vreugde *eer bij Jenny te zijn, dat daarin letter- h)k geen plaats was voor een andere .«verweging. Maar nu klopte iets aan de treur van haar gedachten en eisehtc toe- Het halfduister van deze scha- t'"wrijke plaats vermeerderde haar ge-1 «voel van zekerheid. Ae strekte de handen voor zich uit, om wts af te weren, en vroeg langzaam, op en toon van twijfel: „Maar Jen.... je.... ik bedoel tod je het dan niet prettig, dat ik ge komen ben?" liet je toch weten niet te komen, i'et je weten niets te doen voor je Mr. arruthers gesproken had." n'e^ °P kantoor; hij is zièk ge il 0en> 118 «en pauze: "i* heb immers getelegrafeerd." >>Wat geeft het dat je telefoneerde? Je chtte niet op antwoord... en ik kreeg je telegram pas tien minuten voor je kwam. We hadden geluncht op Greysto- nes. Het eenige wat ik kon doen, was de anderen aan hun lot overlaten en je in de oprijlaan op te vangen." Anne's wenkbrauwen trokken zich sa men; haar oogen rustten op Jenny met een vreemd-verbaasde uitdrukking. „Heb je gasten?" „Ja, logé's voor de week-end. Maar hoe dan ook, Anne, je moet toch inzien, dat je onmogelijk hier op die manier kunt komen binnenvallen." Anne's blik bleef strak op haar zuster gevestigd. Vaag schemerde het door haar gedachte hoe goed Jenny eruit zag hoe knap ze was en hoe uitstekend wit haar stond. Maar verder was er een doffe, nijpende leegte in haar hersens ze was zich alleen duidelijk bewust van een pijnlijk, krampachtig pogen om dat kloppende „iets", dat haar geest wilde binnendrin gen, tegen te houden. „Waarom Jen?" Jenny kwam dichter bij haar. „Waarom heb je in vredesnaam niet ge wacht tot je van me hoorde? Je had be- hooren te wachten." ,Neen, ik vind van niet. Integendeel ik'moest je spreken; ik moest weten wat jij tegen de menschen gezegd hebt. Het scheelde geen haar of ik was Aurora te gen het lijf geloopen. E11 ik dacht. „Aurora!" Vol ontsteltenis kwam het over Jenny's lippen. „Ja kind; Aurora. Als ik niet zoo vlug als water was geweest, had ze me gezien. En voor ze me ziet, is het noodig, dat ik er een idee van heb, wat ze weet, vind jk." „Ze weet niets." „Hoe bedoel je dat ze niets weet? Ik word geacht met haar op reis te zijn ge weest? Weet ze dat?" „Neen, zelfs dat weet ze niet. Ik heb haar geschreven maar de brief kwam te rug. En ik verkeerde in de vaste overtui ging dat ze nog in geen maanden terug zou komen, want Leonard Fairlie zei dat Mabel hem verteld had dat Aurora juist naar Koerdistan vertrokken was. Daaruit leidde ik af dat we haar voorloopig niet terug zouden zien, Ben jé er wel zeker van, dat het Aurora was?" Weer lachte Anne. Dat was echt Jenny. Jenny geloofde nooit iets dat ze liever niet gelooven wilde. Als het haar paste overtuigd te zijn dat Aurora Fairlie zich in Koerdistan bevond, dan zou ze zelfs ondanks het meest ontmoedigende bewijs in die overtuiging trachten te volharden. „Natuurlijk ben ik er zeker van; ik heb haar met eigen oogen gezien. Ze logeert in Hotel Haydon, haar handteekening stond in het vreemdelingenregister." „Ik moet haar spreken," verklaarde Jenny. „Of.of.jij kunt het eigen lijk wel voor me doen. We hebben geen uur te verliezen en ik kan met geen mo gelijkheid eerder naar Londen dan Woensdag. Ja, ga jij maar naar haar toe. Als je voortmaakt kun je den trein van 4 uur 45 halen. Ik heb den chauffeur van de taxi gezegd te wachten." Een steek van pijn priemde door den nevel van verwarring, die Anne's gedach ten omgaf. Jenny had den chauffeur ge zegd te wachten het was niet Jenny's bedoeling dat ze op Waterdene bleef; ze moest naar de stad terug en liefst direct Ze staarde in gepeins voor zich uit; toen voelde ze Jenny's hand weer op haar arm haar zacht voortduwend. „Vooruit Anne, wordt eens wakker. Je moet je haasten als je de 4 uur 45 wilt halen!" Boosheid stak haar nu scherper dan Pijn. „Waarom zou ik me haasten om dien trein te halen?" „O, je moet." „Waarom toch Jenny?" Jenny liet haar hand door de ronding van Anne's elleboog glijden. „Annetoe...ga heen; alsjeblieft." Maar Anne gaf geen kamp. „Waarom Jenny?" zei ze nogmaals, na drukkelijk nu. Jenny trok met een geprikkelde bewe ging haar hand weg. „Waarom maak je het 000 moeilijk voor me? Je moet toch begrijpen, dat je niet had behooren te komen. Ik kan je hier onmogelijk hebben en je maakt het me zoo onuitsprekelijk moeilijk." „Ik kan je hier onmogelijk hebben." Toen Jenny dit zei stierven de vreugde en liet stralende licht, die haar hetle we zen vervuld hadden het werd nu koud en donker in haar. Niets in haar gezicht, niet het geringste gebaar verried wat in haar omging, maar voor een poos ver loor ze alle besef voor de werkelijkheid om haar heen. Ze wist zelf niet hoe lang het duurde eer haar geest weer helder was koud en duister, maar helder. „O, je maakt het zoo moeilijk voor me," herhaalde Jenny. „Dat spijt me," Anne sprak heel kalm en zonder een zweem van sarcasme. „Ik wilde graag nog enkele dingen van je weten. Er is tijd genoeg. Je zegt, dat Aurora niets weet. Wie weet wel wat?" „Mr. Carruthers. „Dat spreekt vanzelf." Anne wuifde on geduldig het antwoord weg, „die heeft me geschreven. Ik.ik vermoed. Ze zweeg abrupt, toen dwong ze zich om voort te gaan. „Ik vermoedde dat Vader het wist." Jenny begon zachtjes te schreien. „Ik kon er niets aan doen, Anne." „Wie heeft het hem verteld?" „Hij vermoedde dat er iets was...en kreeg de waarheid uit Nanna. Je denkt toch niet, dat ik het hem verlangde te vertellen?" „Neen, natuurlijk denk ik dat niet. Nog iemand anders, Jenny?" „Alleen Nicholas," antwoordde ze, ter wijl ze haar oogen begon te drogen. Anne's adem ging sneller. „Wat weet Nicholas?" „Toe, houd op, Anne. Ik kon er niets aan doen het was niet mijn bedoe ling het hem te vertellen." „Wat vertelde je hem?" „Het washet was een ongelukkig toeval. Ik was het heelemaal niet van plan. Vader maakte een verschrikkelijke scène en Nicho ving iets op van wat hij zei en toen was er geen ontkomen aan. Ik moest het hem vertellen." Anne deed een stap naar voren. „Wat vertelde je hem, Jenny?" „Anne.... kijk me niet op die manier aan...." „Vertelde je hem alles?" Jenny barstte in heftig snikken uit. „Je je kent Nicholas niet nie mand kent hem zooals hij werkelijk is. Hij is zoo ontzettend trotsch." „Heb je hem verteld wat je aan Mr. Carruthers vertelde en aan vader?" „Ik moest wel." „Juist." Dat eene simpele woord verbruikte voor een oogenblik al Anne's adem. De tranen stroomden over Jenny's wangen, maar Anne's oogen waren droog, bran dend droog. Ze zag waar zij stond en waar Jenny stond, en dat er een groote golf tusschen hen was. Aan den anderen kant van die onoverkomelijke golf bevond zich niet alleen Jenny, maar iedereen die Anne had gekend en van wie zij gehou den had, de wereld waarin geen plaats meer voor haar was! Ze was van die we reld afgesneden, absoluut en onherroepe lijk. Een den-adem-benemende verschrik king de verschrikking der eenzaam heid een duistere, verstikkende mist, strekte de lugubere vangarmen naar haar uit. Ze wist het: èr was hier geen plaats voor haar, geen toevlucht. „O Anne", ging Jenny na een poos voort, „het is zoo vreeselijk jammer dat. je gekomen bent! Ik zou je hebben onge zocht en dan had ik je alles rustig kun nen uitleggen. Waarom kijk je zoo wat geeft het je maakt het zoo verschrik kelijk moeilijk voor me." Haar stem brak in een snik. „Het is toch m ij n schuld niet, dat Nicho je hier niet wil hebben. (Wordt verrok

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 1