Buitenlandsch Overzicht. Japan vreest de handelsoorlog niet Neem 'n "AKKERTJE HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor 10 ct. De Tweelingzusters NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA No. 7435 EERSTE BLAD DENSDAG 22 MEI 1934 62ste JAARGANG De Ver. Staten en de controle op wapen- leveringen. Het geschil tusschen Columbia en Peru bijgelegd. Patricia Wentworth COURAN Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant fi.50; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65; binnen land f 2.-, Nederl. Oost- en West-lndië per zeepost 2.10, idem per mail en overige landen f3.20. Losse nos. 4ct. jfr.p.p 6cL Zondagsblad resp f 0.50 f 0.70, f 0.70,f 1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, fl.50, f 1.70. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ju. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIËN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst! dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct. De Engelsche buitenlandsche politiek in het Lagerhuis. - De regeering te slap optreden verweten. Bezorgdheid over den internationalen toestand. Nog geen overeenstemming over het Saarvraagstuk bereikt. Engelsche onge rustheid over den internationalen toestand. In het Engelsche Lagerhuis is de bui tenlandsche politiek besproken en daarbij klonk een toon van ernstige ongerustheid over den internationalen toestand. Men vreest voor dingen (den oorlog) die men nog niet bij name durft te noemen. Het bankroet van de ontwapeningscon ferentie durft men niet meer te ontken nen, al tracht men doekjes voor het bloe den te vinden. Namens de oppositie-liberalen, zei Sir Francis Acton, dat de regeering eenvou dig niet mag toelaten, dat de ontwape ningsconferentie een volkomen misluk king zal worden. Maar de politiek der regeering was steeds te slap geweest. Voor een doel als de werkelijke ontwa pening moeten groote offers gebracht worden, maar moet ook harder gewerkt worden. Sir Locker Lampson vroeg of de ont wapening niet eerder zou slagen, als de regeering zou meewerken tot hervorming van het statuut van den Volkenbond, die door de voortdurende teleurstellingen, die hij gebracht had, weinig aanzien meer genoot bij de openbare meening der ge- heele wereld. Sir John Simon antwoordde, dat het debat blijk gaf van de ongerustheid, welke de huidige toestand wekt, die vol moeilijkheden zit en zeer dreigend kan zijn voor de toekomst. Simon ging tot in bijzonderheden de Japansche zaak na. Het is waar, zei hij, dat zekere half-offi- cieele Japansche verklaring ongerustheid heeft verwekt en twijfel in tal van krin gen in Engeland en daarbuiten. Hij legde er intusschen den nadruk op, dat Enge land hiertegen het initiatief genomen had en een vriendschappelijke nota naar Japan had gezonden. Het is echter niet waar, zei Simon, dat wij of een ander land ooit een verdrag met China hebben gesloten, waarin wij ons verbonden onze strijdkrachten te laten dienen voor het behoud van de ter ritoriale onschendbaarheid en de politie ke onafhankelijkheid van dat land. Het verdrag der negen mogendheden zegt alleen, dat de territoriale onschend baarheid van China geëerbiedigd moet worden. De vraag of de Volkenbond deze Oostersche kwestie al dan niet naar behoorei? heeft behandeld, laat altijd ver schil van meening toe. Vervolgens besprak Simon de kwestie van de herziening van den Volkenbond. Simon sprak vervolgens over de oeco- nomische sancties, welke, naar hij zeide, niet lichtvaardig konden worden toege past zonder het gevaar van oorlog te loo- pen. Bovendien dienen sancties even goed te kunnen worden toegepast op groote als op kleine landen. Oeconomi- sche druk is nutteloos, tenzij hij doeltref fend zij. Wat de ontwapeningsconferentie betreft, had de Britsche regeering zich niets te verwijten, maar toch was het beter de naakte waarheid onder de oogen te zien en te erken nen, dat ook die conferentie zonder een schier bovenmenschelijke poging niet haar verheven taak zou kunnen verrichten. Engeland had het goede voorbeeld ge geven, eerst door zelf te ontwapenen, en vervolgens door een concept-ontwerp aan te bieden dat te Genève aanvanke lijk gunstig ontvangen was. Baldwin, die het debat besloot, liet ookal een toon van bezorgdheid hooren, hij zeide o.m. dat de volkeren den gruwel van den oorlog zouden blijven bestrijden, maar op het oogenblik was men in de in ternationale politiek inderdaad in een moeilijk parket. Wanneer men thans den vrede wilde garandeeren, ging dat niet anders dan door een belofte van wederkeerige hulp tegen den verstoorder en het nemen van sancties. Maar dan had men tevens den oorlog, dien men in elk geval vermijden wilde. Het was daarom juist gezien, dat de geestelijke ontwapening aan de mate- rieele vooraf moest gaan. Engeland is niet sterk genoeg om dien vrede alleen te kun nen garandeeren en daardoor moet de regeeringspolitiek er een van samenwer king zijn. De besprekingen over het Saarvraag stuk, waarnaar met zoo groote belangstel ling was uitgezien, zijn ter elfder ure afgesprongen, zooals in een bericht, elders in dit nummer, wordt meegedeeld zijn ze verdaagd tot de buitengewone raadsvergadering van 30 Mei. De Geneefsche corr. van de Nw. Rott. Crt. meldt daarover aan zijn blad: Ik verneem, dat de Duitsche regeering zich bereid verklaard heeft een plechtige verklaring af te leggen, waarbij zij zich verbindt zich van iederen wraakmaatregel tegen tegenstanders van een terugkeer van het Saargebied tot Duitschland te onthouden. Om de gevoeligheid van Duitschland te ontzien, zou de Fransche regeering een analoge verklaring afleggen. Hierover bestond en bestaat nog steeds principi- eele overeenstemming tusschen Duitsch land en Frankrijk en de raadscommissie van drie onder het voorzitterschap van Aloisi. Barthou eischte echter, dat de minderheid der Saarbevolking het recht zou hebben zich over eventueele schen ding van deze belofte van Duitschland en Frankrijk bij den Volkenbondsraad te be klagen. Deze Fransche eisch is de hoofd oorzaak geworden, dat er nog geen over eenstemming werd verkregen. Bovendien kwamen de Franschen Za terdag weer aandringen op de verwezen lijking van het denkbeeld van Knox tot stichting van een internationale politie macht voor de handhaving der orde en rust, ofschoon Barthou de vorige dagen den indruk gewekt heeft dit denkbeeld te laten vallen. Onder deze omstandig heden konden de besprekingen over de politieke zijde van het vraagstuk vandaag nog niet tot een goed resultaat gebracht worden. Aloisi gaf er de voorkeur aan de behandeling van het geheele vraagstuk uit te stellen en niet reeds eenige uitsluitend technische beslissingen te nemen, die toch geen ontspanning zouden teweeg hebben gebracht, zoolang de politieke strijd vooral over de waarborgen voor de vrijheid van stemming onopgelost zou blijven. Uit dien hoofde is de toestem ming van Frankrijk voor het vaststellen van den datum van de volksstemming nog niet verkregen. Barthou heeft hierop gewenscht de besprekingen tot de gewone raadszitting in September aan te houden, doch hiertegen heeft Aloisi zich krachtig verzet met het gevolg dat de Saarkwestie op de agenda van de buitengewone raads zitting die reeds over tien dagen begint, zal komen. In den tusschentijd zal te Rome verder worden onderhandeld tus schen Aolisi, den Duitschen gezant al daar en een door Frankrijk voor dit doel speciaal naar Rome te zenden gedele geerde. Engeland voorvechter tegen de ,,gele dumping' door Dr. J. G. VAN OLVEREN. Japan tegen Europa zoo luidt de titel van een Japansche brochure, die thans in de Europeesche landen sterk verspreid wordt. Hierin wordt sterk op het gemoed van de „Europeesche Hee- ren" gewerkt. De Japanners doen het daarin uitkomen alsof zij in den komen den strijd om de wereldmarkt een zuiver menschelijk standpunt innemen. „Gij Engelschen en Europeanen denkt aan Uw winst en den hoogen levensstan daard van Uw arbeiders; wij denken aan de noodzakelijke levensbehoeften van onze afnemers in Azië, Afrika en Zuid-Ame- rika, die een bescheiden leven leiden..' Als Japan deze volkeren een weefsel voor twee dinars per el kan verkoopen, waarom zouden ze dan den Europeanen vier of zes dinars betalen? In deze vraag ligt het heele probleem van den Britsch-Japanschen handelsstrijd opgesloten. Waarbij dan toegegeven moet worden, dat Groot-Britannië in deze „ge dachten-wisseling", die eenmaal komen moest, in zekeren zin als voorvechter voor gansch Europa optreedt. Roepen we ons even in de herinnering, hoe groot de vlucht was, die de Japansche buitenland sche handel nam. Natuurlijkerwijs krijgt Groot-Britannië als Europeesche handels- staat het gele gevaar op de wereldmarkt vooral sterk te voelen. De volgende ge tallen geven een duidelijk beeld van het Japansche ingrijpen in de Britsche in vloedsfeer: Invoer naar Groot-Britannië (mill. ponden) Japan: 1913 1929 1932 1933 4.389 9.133 6.695 7.227 Uitvoer uit Groot-Britannië (mill. ponden) 1913 1929 1932 1933 14..783 13.630 5.842 4.510 Met andere woorden: De Japansche Industrie heeft in de laatste jaren in steeds stijgende mate op de Europeesche markten invloed uitgeoefend. De industri- aliseering van Japan ging daarbij in een dusdanig tempo, dat het steeds opnieuw verbazing wekt. Voor 1909 had men de waarde der industrieele productie op 780 millioen Jen berekend. In 1929, bij het be gin van de economische wereldcrisis was ze reeds tot 7720 millioen Jen gestegen. Dat beteekent dus een vertienvoudiging in den loop van twee decennieën! De laatste vijf jaar besteedde de Japansche industrie eraan om niet alleen de Oost-Aziatische markten te veroveren, maar ook om zich in het Europeesche machtsgebied in te werken. Met een dumping, zooals de eco nomische geschiedenis nog niet kende, gelukte het den Japanners, de Europee sche producten van de markt te slaan. Toen Japan katoen en kousen van 8 ct., rijwielbanden tegen groothandelprijzen van eveneens 8 ct. en gloeilampen tegen zoo'n verbazingwekkenden lagen prijs op de markt bracht, toen was er natuurlijk geen ander land in staat onder deze spot prijzen te blijven. „Made in Japan" waren met dit teeken trof men in steeds grootere hoeveelheden in ale havensteden en tenslotte zelfs in Zuid-Oost-Europa aan. De verovering der wereldmarkt ge lukte den Japanners dus wel schitterend. Vooral de Britsche Textielindustrie was het die reusachtig onder de Japansche dumping leed. Hoe kwam het nu. dat Japan den strijd om de wereldmarkt wagen en winnen 1 kon? Zeker de overbevolking van Japan dwong den eiland-bewoners tot in- dustrialiseering. Van de mogelijkheid tot emigreeren maakten slechts weinigen ge bruik. Liever namen ze genoegen met karig voedsel en lage loonen. De rijst- standaard de grondslag voor het leven van den Japaneeschen arbeider stelt de fabrikanten in staat de prijzen zeer laag en zeer juist te calculeeren. Daar boven dien vrouwen en kinderen in groot aantal in de Japansche fabrieken te werk wor den gesteld, was het mogelijk de Europee sche wereld met dumpingspogingen in haar schulp te jagen. Tenslotte en uiteindelijk laten zich de buitenlandsche handelssuccessen van Ja pan ook nog verklaren uit de koers van de Jen. In 1931 had de Jen nog een waar de van ongeveer f 1.25. Op 31 December 1931 noteerde hij nog maar 0.90. In Juli 1933 nog 0.55 en in Februari 1934 slechts 0.46 en op het oogenblik is de koers nog iets minder. Hiervan maakten de Japanners gebruik. Het duurde eenigen tijd vóór het Brit sche Rijk van zijn verbazing bekomen was en scherpe afweermaatregelen tegen de Japansche dumping ging treffen. Britsch- Indië was de eerste étappe geweest in de verovering van de wereldmarkt door de Japanners. Nu eerst werd zich de Engel sche textielindustrie in Lancashire de grootte van het gevaar bewust. Tegen het einde van het vorige jaar kwam na lang heen en weer gepraat tenslotte een katoen-vrede tuschen Indië en Japan tot stand. Japan, dat naar Indië 32 zijner waren exporteert, kon met deze vrede niet anders dan tevreden zijn. Tegelijkertijd lieten de Japanners er echter geen twijfel aan bestaan dat ze weinig geneigd waren om met Engelsche of Europeesche industrieelen te onderhan delen omtrent de verdeeling der wereld markt. De Japanners speelden het klaar, het Europeesche bedrijfsleven in een „ge zonden concurrentiestrijd" ad absurdum te voeren. De Engelsch-Japansche onder handelingen omtrent een verdeeling der textielmarkten duurden reeds zeer lang. Omtrent de moeilijkheden, die bij deze onderhandelingen voordeden, kreeg de buitenstaander eenig idee, toen zich ten slotte zelfs de regeeringen in de bespre kingen mengden. Men kon het echter niet eens worden. En thans meent Engeland met de contingenteering van den Japan- schen textielinvoer den storm van den gelen handel alsnog tegen te kunnen hou den. Wij hebben in het Ochtendblad melding gemaakt van het rapport, door Pittman in den Senaat te Washington uitgebracht over de centrale op wapenleveringen. Dit rapport ging over dein het algemeen door de Ver. Staten te volgen gedragslijn, zoodra de voornaamste wapentuig produ- ceerende staten tot het ratificatie van de conventie van Genéve van 1925 zouden zijn toegetreden. President Roosevelt had Vrijdag in een boodschap aan den Senaat het verzoek tot den Senaat gericht, de Geneefsche wapen- en munitie-conventie van 1925 te ratificeeren. Roosevelt noemt in zijn boodschap de particuliere ongecontroleerde fabricage, evenals de handel in wapens en munitie, een der eerste bronnen voor internatio nale spanningen. Het is echter niet mogelijk fabricage en handel, wanneer eenig land zich buiten de afspraak houdt, doeltreffend te con troleeren. Het Britsche voorstel om een verbod van wapen- en munitie-levering aan Bo- livië en Paraguay uit te vaardigen, wordt in Roosevelts boodschap niet genoemd. In parlementaire kringen te Washington neemt men echter aan, dat Roosevelt ratificatie der genoemde overeenkomst aanbeveelt om aan de Engelsche pogin gen te kunnen deelnemen. In zijn Boodschap bepleit Roosevelt bij Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn. voorts, dat de op 29 Mei bijeenkomende Ontwapeningsconferentie een organisatie zal instellen, die een veel verdergaande controle op den wapenhandel zal kunnen oefenen dan in de Geneefsche conventie van 1925 is voorzien. Roosevelt hechtte zijn volledige goedkeuring aan het voor stel, door den Senaat een onderzoek te doen instellen naar de fabricage van wagens en oorlogsmaterieel en zegde toe, nauw te zullen samenwerken met de in te stellen commissie van onderzoek. Toch een wapen-embargo voor Bolivië en Paraguay? Een nader bericht behelst: de Ameri- kaansche regeering heeft een beroep op het Congres gedaan tot afkondiging van een uitvoer-verbod van wapens uit de Vereenigde Staten naar Bolivië en Paraguay. Omtrent dit laatste is te Londen het volgende bericht ontvangen uit Washing ton: Het departement van Staat heeft tot beide Huizen van het Congres het ver zoek gericht dat een resolutie zal worden voorgesteld en aangenomen van ongeveer den volgenden inhoud: „Indien de president van de Ver. Staten van oordeel is, dat een verbod van ver koop in de V. St. van wapenen en munitie aan de landen, die op het oogenblik in bet Chaco-gebied gewikkeld zijn in een gewapend conflict, gewenscht is en indien hij, na overleg te hebben gepleegd met andere Amerikaansche republieken om in dat opzicht samen te werken, die samen werking heeft verkregen, behoort het verboden te zijn wapenen en munitie te verkoopen aan die landen (Paraguay en Bolivië). De straf die er op staat zal zijn 10.000 dollar of twee jaar gevangenisstraf of die beide straffen tezamen. De correspondent van de Nieuwe Rott. Crt. te Genève meldt: Twee kleine Zuid-Amerikaansche staten, Columbia en Peru, hebben in deze dagen van internationale spanning aan de wereld het goede voorbeeld gegeven van een vreedzame regeling van hun geschil. Columbia en Peru, die reeds verleden jaar bij hun besprekingen alhier het dreigende oorlogsgevaar uitgebannen hebben door goed te vinden dat het betwiste gebied van Leticia voor den tijd van een jaar onder Volkenbondsbestuur zou worden gesteld, zijn thans op de conferentie te Rio de Janeiro, onder de auspiciën van den Volkenbond en onder voorzitterschap van den minister van buitenlandsche zaken van Brazilië gehou den, tot een volledige en definitieve over eenstemming gekomen. De Braziliaansche minister de Mello Franco heeft dit verblijdend nieuws on middellijk telegrafisch aan den secretaris generaal van denVolkenbond medegedeeld en den Volkenbond gelukgewenscht met deze groote gebeurtenis, die de doel treffendheid aantoont van de vreedzame methode tot oplossing van internationale geschillen. Feuilleton Uit het Engelsch van Nadruk verboden. 25) „Jenny kwam dus naar het hotel. Hoe kwam ze?" »ln een auto. Ze liep haastig naar bin nen en riep: „Kom mee, Anne, er staat een taxi te wachten." Toen gaf ze mij een kus. „We zien jou wel aan het station, Nanna," zei ze en daarop ging ze met Miss Anne weg. Hoe dikwijls heb ik niet ver langd dat Miss Anne mij een kus gegeven had. Maar juffrouw Jenny had nu een maal van die innemende manieren." Jenny's innemende manieren lieten J°hn merkwaardig koud. »,En verder?" »Ik ging naar het station en wachtte aar. Rn net op het nippertje kwam Miss Jenny aanhollen, duwde me in een coupé Ln *r°k het portier met een smak dicht, k stak mijn hoofd uit het raampje en riep (,n witkiel dien ik aangenomen had. Hij cte hifi toe en daaruit begreep ik, dat et niet de bagage in orde was. 'ioen aaide ik mij om en daar zat Miss Jenny, o wit als een doek in haar hoekje te J^ve"> meneer, als een riet!" U had niet 0 hard moeten loopen, zei ik. En de woorden waren nog niet uit mijn keel, of ze barst in een huilbui uit, zooals ik nog nooit van haar had meegemaakt. En ze was anders nogal vlug met haar tranen. Waar is Miss Anne," vroeg ik, maar ze snikte aan een stuk door, zoo verschrik kelijk, dat ik er bang van werd. Ik wist me geen raad en ten slotte pakte ik haar maar flink bij den schouder en vroeg nog eens: „Waar is Miss Anne?" En zoetjes aan kwam ze een beetje tot bedaren. „Wat vertelde ze U van Anne?" „Eerst dat Miss Anne kennissen ont moet had en met een lateren trein zou komen. Maar ik heb niet voor niets van haar geboorte af met haar opgetrokken en wist drommels goed, dat ze me wat voorjokte. Dus hield ik voet bij stuk en zei: „U moet me de waarheid vertellen. Miss Jenny; met praatjes laat ik mij niet afschepen. Toen zag ze wel dat er geen ontkomen aan was en vertelde ze het mij." „Wat vertelde ze U?" „Dat Miss Anne leelijk in de knel zat, ze kon haast niet zeggen hoe erg. Ze be gon weer vreeselyk te huilen. Misschien zou Miss Anne er nog goed afkomen, zei ze, maar ze was in elk geval in groot ge vaar. Ze kneep me in den arm tot die bont en blauw was en riep: „O, Nanna, bid alsjeblieft dat ze er goed afkomt." „Is dat alles wat ze vertelde?" „Ze zei, dat Miss Anne met den vol genden trein zou komen als ze weg kon. Ik was er heeiemaai overstuur van en toen Miss Anne niet kwam, wist ik niet wat ik beginnen moest. En ten laatste kreeg ik uit Miss Jenny, dat het iets met de politie was en dat ze smeekte dat ik haar zou helpen het voor Sir Anthonv geheim te houden, omdat het zijn dood zou zijn. Ik heb mijn best gedaan, maar 1 het is toch uitgekomen en hij heeft het dan ook niet lang overleefd." „Hoe wist Jenny wat er gebeurd was? Ze zat met Anne en Anne liet de taxi stil houden en stapte uit. Hoe wist Jenny.." Hij zweeg even en juffrouw Jones viel snel in: „Miss Anne moet het haar verteld heb ben." „Daar was toch bijna geen tijd voor?" „Miss Anne zag den man, die haar be schuldigde en hij zag haar, en ze zei haas tig tegen Miss Jenny wat ze gedaan had en glipte toen weg in de gedachte dat hij de taxi zou volgen. En dat is een punt, waar ik moeilijk overheen kon; want als hij Miss Jenny gevolgd had en zij er in betrokken zou worden, was er van haar huwelijk waarschijnlijk niets gekomen." Met een geprikkelde beweging ver schoof John zijn stoel. „Hoe zou het mogelijk zijn geweest dat zij er in betrokken werd? U zegt de man herkende Anne. Nu, Anne was weg. Als hij Jenny gevolgd was, zou hij al gauw gemerkt hebben dat hij de verkeerde voor had." Hij sprak met bruuske stem, het maak te hem helsch, te bedenken, dat Anne's oude kindermeid een dergelijke rede- looze grief tegen Anne zou koesteren. Juffrouw Jones' gezicht kreeg een obstinate uitdrukking. „Van Miss Jenny's huwelijk zou wel niets gekomen zijn als die man haar ge volgd was en gedacht had, dat zij Miss Anne was." „Nonsens!" Hoe kon hij gedacht heb ben dat zij Miss Anne was? Het norsch verzet in haar gelaatstrek ken werd heftiger. „Die man, die Miss Anne maar één keer in zijn leven gezien had en Miss Jenny nooit te voren, zou ze gemakkelijk genoeg met elkaar verwisseld kunnen hebben." „Dwaasheidl" beet John. „Ze lijken ab soluut niet op elkaar geen steek, daar bij is Jenny blond en Anne donker." „En hoeveel haar laten die jonge meisjes tegenwoordig zien? En u mag dan denken dat ze niet op elkaar lijken, ze werden vaak genoeg voor elkaar aan gezien. En dien dag moest ik zelf een paar maal goed kijken, want ze waren precies eender gekleed, zooals dat altijd het geval was voor Miss Jenny zich ver loofde." „Waren zij eender gekleed?" „Ze hadden hun nieuwe voorjaarspak jes aan, alle twee waren ze in 't grijs, met kleine zwarte hoedjes, meer mutsjes dan hoedjes, zooals ze toen juist gedra gen werden, als twee druppels water leken ze op elkaar." John duwde met een ruk zijn stoel ach teruit. Hij liep naar het venster en bleef daar staan. Hij keek naar buiten, zonder iets te zien; zijn hart klopte onstuimig en zijn gedachten joegen wild. Toen lijj zich eindelijk omkeerde, merkte hij dat juf frouw Jones met eerbiedige nieuwsgierig heid naar hem staarde maar ze keek dade lijk verlegen voor zich. John stelde haar nog twee vragen en na daarop antwoord gekregen te hebben, ging hij heen. XX. Uit een telefooncel belde John Mr. Lewis Smith op: „Zeg ouwe jongen, ik moet een particulier detectleve hebben, zoo'n vent van 'n soort informatie- en recherchebureau; je weet wel wat ik be doel." Mr. Lewis Smith deed nogal verbaasd. „Waar heb je dien in hemelsnaam voor noodig?" ,Ik heb er een noodig. Dat is dunkt me voldoende." De verbazing veranderde in geamuseer- den spot. „Best, zie dat je er een krijgt. Maar waarom vraag je dat aan mij? Wij hou den geen voorraad van dergelijke lieeren, hoor!" „Doe alsjeblieft niet zoo ezelachtig. Kan je mij geen goede bezorgen?" „Laat eens kijken. Je kon Messing wel eens probeeren. Hier is z'n adres." John noteerde het. „Dank jé," zei hij kortaf in de tele foon. Daarop Lewis Smith weer: „Zeg, als je nog steeds op zoek bent naar haar wees in hemelsnaam voor zichtig." John hing den hoorn op. Die eeuwige waarschuwingen en die ellendige geheim- zinnigdoening maakten hem misselijk. Hij had nu eenmaal het onwrikbare Desluit genomen Anne Belinda te vinden, wat er ook gebeuren mocht en wat hem ook in den weg stond. Hij begon niet Messing op te zoeken, maar het gezicht van den man, zijn heele verschijning, stond hem al direct tegen. De detectieve zat aan zijn schrijftafel, met een heeleboel zakelijk uitziende paperassen om zich heen. In een kantoor ernaast was een bediende aan het werk. John vond alles aan Mr. Messing even onsympathiek en irriteerend: zijn nagels, zijn das, zijn kraaloogjes, zijn puntneus, zijn glimmende geplakte haren John fronste zijn wenkbrauwen en stak van wal. „Ik ik wil iemand opsporen. Derge lijke karweitjes knapt u toch op, is 't niet?" Mr. Messing opende een dik, gewichtig uitziend boek en bedekte alle gegevens, die op de pagina's voor hem waren op- geteekend stonden, zorgvuldig met een groot vloeiblad. „U zoudt verstomd staan," verklaarde hij minzaam, „als ik u vertelde, hoeveel en welke menschen wij al opgespoord hebben. Maar dat is het groote nac.eel van een vertrouwenspositie als de mijne, je mag er niet over spreken, je mag geen reclame maken. Maar dat neemt niet weg," voegde hij er met een bescheiden, haast verontschuldigend lachje bij, „dat je successen vroeger of later toch hekend raken. Nu" hij doopte zijn pen in den inkt „U zei, dat u iemand wenschte op te sporen?" Mr. Messing sprak zonder accent, maar hij had een stem, die zoo sterk aan een accent deed denken, dat je 't er m miste. „Ik wil een meisje opsporen. Haar naam is Annie Jones," verklaarde John bruusk. Maar terwijl de woorden over zijn töppen kwamen, sponnen zijn gedachten: „Wat een afgrijselijke vent. 't Soort kerel om je wild te maken! 't Idee om zoo'n individu Anne te laten opsporen. Maar ze moest gevonden worden. Enfin, hem maar zoo weinig mogelijk vertellen. Maar hoe wei nig zou dat kunnen zijn?" „Annie Jones." Mr. Messing doopte zijn pen weer in en schreef den naam In het boek. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 1