Buitenlandsch Overzicht.
Japan vreest de handelsoorlog niet
Neem 'n "AKKERTJE
HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor 10 ct.
De Tweelingzusters
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
No. 7435 EERSTE BLAD
DENSDAG 22 MEI 1934
62ste JAARGANG
De Ver. Staten en de
controle op wapen-
leveringen.
Het geschil tusschen
Columbia en Peru
bijgelegd.
Patricia Wentworth
COURAN
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant fi.50; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65; binnen
land f 2.-, Nederl. Oost- en West-lndië per zeepost 2.10, idem per
mail en overige landen f3.20. Losse nos. 4ct. jfr.p.p 6cL Zondagsblad
resp f 0.50 f 0.70, f 0.70,f 1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, fl.50, f 1.70.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ju.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction.
tekst! dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be
taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met
brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct.
De Engelsche buitenlandsche politiek in het Lagerhuis. - De
regeering te slap optreden verweten. Bezorgdheid over den
internationalen toestand. Nog geen overeenstemming over het
Saarvraagstuk bereikt.
Engelsche onge
rustheid over den
internationalen
toestand.
In het Engelsche
Lagerhuis is de bui
tenlandsche politiek
besproken en daarbij
klonk een toon van
ernstige ongerustheid
over den internationalen toestand. Men
vreest voor dingen (den oorlog) die
men nog niet bij name durft te noemen.
Het bankroet van de ontwapeningscon
ferentie durft men niet meer te ontken
nen, al tracht men doekjes voor het bloe
den te vinden.
Namens de oppositie-liberalen, zei Sir
Francis Acton, dat de regeering eenvou
dig niet mag toelaten, dat de ontwape
ningsconferentie een volkomen misluk
king zal worden. Maar de politiek der
regeering was steeds te slap geweest.
Voor een doel als de werkelijke ontwa
pening moeten groote offers gebracht
worden, maar moet ook harder gewerkt
worden.
Sir Locker Lampson vroeg of de ont
wapening niet eerder zou slagen, als de
regeering zou meewerken tot hervorming
van het statuut van den Volkenbond, die
door de voortdurende teleurstellingen, die
hij gebracht had, weinig aanzien meer
genoot bij de openbare meening der ge-
heele wereld.
Sir John Simon antwoordde, dat het
debat blijk gaf van de ongerustheid,
welke de huidige toestand wekt, die vol
moeilijkheden zit en zeer dreigend kan
zijn voor de toekomst. Simon ging tot in
bijzonderheden de Japansche zaak na.
Het is waar, zei hij, dat zekere half-offi-
cieele Japansche verklaring ongerustheid
heeft verwekt en twijfel in tal van krin
gen in Engeland en daarbuiten. Hij legde
er intusschen den nadruk op, dat Enge
land hiertegen het initiatief genomen had
en een vriendschappelijke nota naar
Japan had gezonden.
Het is echter niet waar, zei Simon, dat
wij of een ander land ooit een verdrag
met China hebben gesloten, waarin wij
ons verbonden onze strijdkrachten te
laten dienen voor het behoud van de ter
ritoriale onschendbaarheid en de politie
ke onafhankelijkheid van dat land.
Het verdrag der negen mogendheden
zegt alleen, dat de territoriale onschend
baarheid van China geëerbiedigd moet
worden. De vraag of de Volkenbond
deze Oostersche kwestie al dan niet naar
behoorei? heeft behandeld, laat altijd ver
schil van meening toe.
Vervolgens besprak Simon de kwestie
van de herziening van den Volkenbond.
Simon sprak vervolgens over de oeco-
nomische sancties, welke, naar hij zeide,
niet lichtvaardig konden worden toege
past zonder het gevaar van oorlog te loo-
pen. Bovendien dienen sancties even
goed te kunnen worden toegepast op
groote als op kleine landen. Oeconomi-
sche druk is nutteloos, tenzij hij doeltref
fend zij.
Wat de ontwapeningsconferentie
betreft, had de Britsche regeering
zich niets te verwijten, maar toch
was het beter de naakte waarheid
onder de oogen te zien en te erken
nen, dat ook die conferentie zonder
een schier bovenmenschelijke poging
niet haar verheven taak zou kunnen
verrichten.
Engeland had het goede voorbeeld ge
geven, eerst door zelf te ontwapenen, en
vervolgens door een concept-ontwerp
aan te bieden dat te Genève aanvanke
lijk gunstig ontvangen was.
Baldwin, die het debat besloot, liet
ookal een toon van bezorgdheid hooren,
hij zeide o.m. dat de volkeren den gruwel
van den oorlog zouden blijven bestrijden,
maar op het oogenblik was men in de in
ternationale politiek inderdaad in een
moeilijk parket.
Wanneer men thans den vrede wilde
garandeeren, ging dat niet anders dan
door een belofte van wederkeerige hulp
tegen den verstoorder en het nemen van
sancties. Maar dan had men tevens den
oorlog, dien men in elk geval vermijden
wilde. Het was daarom juist gezien, dat
de geestelijke ontwapening aan de mate-
rieele vooraf moest gaan. Engeland is niet
sterk genoeg om dien vrede alleen te kun
nen garandeeren en daardoor moet de
regeeringspolitiek er een van samenwer
king zijn.
De besprekingen
over het Saarvraag
stuk, waarnaar met
zoo groote belangstel
ling was uitgezien,
zijn ter elfder ure afgesprongen, zooals
in een bericht, elders in dit nummer,
wordt meegedeeld zijn ze verdaagd tot de
buitengewone raadsvergadering van 30
Mei.
De Geneefsche corr. van de Nw. Rott.
Crt. meldt daarover aan zijn blad:
Ik verneem, dat de Duitsche regeering
zich bereid verklaard heeft een plechtige
verklaring af te leggen, waarbij zij zich
verbindt zich van iederen wraakmaatregel
tegen tegenstanders van een terugkeer
van het Saargebied tot Duitschland te
onthouden.
Om de gevoeligheid van Duitschland
te ontzien, zou de Fransche regeering
een analoge verklaring afleggen. Hierover
bestond en bestaat nog steeds principi-
eele overeenstemming tusschen Duitsch
land en Frankrijk en de raadscommissie
van drie onder het voorzitterschap van
Aloisi. Barthou eischte echter, dat de
minderheid der Saarbevolking het recht
zou hebben zich over eventueele schen
ding van deze belofte van Duitschland en
Frankrijk bij den Volkenbondsraad te be
klagen. Deze Fransche eisch is de hoofd
oorzaak geworden, dat er nog geen over
eenstemming werd verkregen.
Bovendien kwamen de Franschen Za
terdag weer aandringen op de verwezen
lijking van het denkbeeld van Knox tot
stichting van een internationale politie
macht voor de handhaving der orde en
rust, ofschoon Barthou de vorige dagen
den indruk gewekt heeft dit denkbeeld
te laten vallen. Onder deze omstandig
heden konden de besprekingen over de
politieke zijde van het vraagstuk vandaag
nog niet tot een goed resultaat gebracht
worden. Aloisi gaf er de voorkeur aan de
behandeling van het geheele vraagstuk uit
te stellen en niet reeds eenige uitsluitend
technische beslissingen te nemen, die
toch geen ontspanning zouden teweeg
hebben gebracht, zoolang de politieke
strijd vooral over de waarborgen voor de
vrijheid van stemming onopgelost zou
blijven. Uit dien hoofde is de toestem
ming van Frankrijk voor het vaststellen
van den datum van de volksstemming
nog niet verkregen. Barthou heeft hierop
gewenscht de besprekingen tot de gewone
raadszitting in September aan te houden,
doch hiertegen heeft Aloisi zich krachtig
verzet met het gevolg dat de Saarkwestie
op de agenda van de buitengewone raads
zitting die reeds over tien dagen begint,
zal komen. In den tusschentijd zal te
Rome verder worden onderhandeld tus
schen Aolisi, den Duitschen gezant al
daar en een door Frankrijk voor dit doel
speciaal naar Rome te zenden gedele
geerde.
Engeland voorvechter tegen de ,,gele dumping'
door
Dr. J. G. VAN OLVEREN.
Japan tegen Europa zoo luidt de
titel van een Japansche brochure, die
thans in de Europeesche landen sterk
verspreid wordt. Hierin wordt sterk op
het gemoed van de „Europeesche Hee-
ren" gewerkt. De Japanners doen het
daarin uitkomen alsof zij in den komen
den strijd om de wereldmarkt een zuiver
menschelijk standpunt innemen.
„Gij Engelschen en Europeanen denkt
aan Uw winst en den hoogen levensstan
daard van Uw arbeiders; wij denken aan
de noodzakelijke levensbehoeften van onze
afnemers in Azië, Afrika en Zuid-Ame-
rika, die een bescheiden leven leiden..'
Als Japan deze volkeren een weefsel
voor twee dinars per el kan verkoopen,
waarom zouden ze dan den Europeanen
vier of zes dinars betalen?
In deze vraag ligt het heele probleem
van den Britsch-Japanschen handelsstrijd
opgesloten. Waarbij dan toegegeven moet
worden, dat Groot-Britannië in deze „ge
dachten-wisseling", die eenmaal komen
moest, in zekeren zin als voorvechter voor
gansch Europa optreedt. Roepen we ons
even in de herinnering, hoe groot de
vlucht was, die de Japansche buitenland
sche handel nam. Natuurlijkerwijs krijgt
Groot-Britannië als Europeesche handels-
staat het gele gevaar op de wereldmarkt
vooral sterk te voelen. De volgende ge
tallen geven een duidelijk beeld van het
Japansche ingrijpen in de Britsche in
vloedsfeer:
Invoer naar Groot-Britannië (mill. ponden)
Japan: 1913 1929 1932 1933
4.389 9.133 6.695 7.227
Uitvoer uit Groot-Britannië (mill. ponden)
1913 1929 1932 1933
14..783 13.630 5.842 4.510
Met andere woorden: De Japansche
Industrie heeft in de laatste jaren in
steeds stijgende mate op de Europeesche
markten invloed uitgeoefend. De industri-
aliseering van Japan ging daarbij in een
dusdanig tempo, dat het steeds opnieuw
verbazing wekt. Voor 1909 had men de
waarde der industrieele productie op 780
millioen Jen berekend. In 1929, bij het be
gin van de economische wereldcrisis was
ze reeds tot 7720 millioen Jen gestegen.
Dat beteekent dus een vertienvoudiging in
den loop van twee decennieën! De laatste
vijf jaar besteedde de Japansche industrie
eraan om niet alleen de Oost-Aziatische
markten te veroveren, maar ook om zich
in het Europeesche machtsgebied in te
werken. Met een dumping, zooals de eco
nomische geschiedenis nog niet kende,
gelukte het den Japanners, de Europee
sche producten van de markt te slaan.
Toen Japan katoen en kousen van 8 ct.,
rijwielbanden tegen groothandelprijzen
van eveneens 8 ct. en gloeilampen tegen
zoo'n verbazingwekkenden lagen prijs op
de markt bracht, toen was er natuurlijk
geen ander land in staat onder deze spot
prijzen te blijven. „Made in Japan"
waren met dit teeken trof men in steeds
grootere hoeveelheden in ale havensteden
en tenslotte zelfs in Zuid-Oost-Europa
aan. De verovering der wereldmarkt ge
lukte den Japanners dus wel schitterend.
Vooral de Britsche Textielindustrie was
het die reusachtig onder de Japansche
dumping leed.
Hoe kwam het nu. dat Japan den strijd
om de wereldmarkt wagen en winnen
1 kon? Zeker de overbevolking van
Japan dwong den eiland-bewoners tot in-
dustrialiseering. Van de mogelijkheid tot
emigreeren maakten slechts weinigen ge
bruik. Liever namen ze genoegen met
karig voedsel en lage loonen. De rijst-
standaard de grondslag voor het leven
van den Japaneeschen arbeider stelt de
fabrikanten in staat de prijzen zeer laag
en zeer juist te calculeeren. Daar boven
dien vrouwen en kinderen in groot aantal
in de Japansche fabrieken te werk wor
den gesteld, was het mogelijk de Europee
sche wereld met dumpingspogingen in
haar schulp te jagen.
Tenslotte en uiteindelijk laten zich de
buitenlandsche handelssuccessen van Ja
pan ook nog verklaren uit de koers van
de Jen. In 1931 had de Jen nog een waar
de van ongeveer f 1.25. Op 31 December
1931 noteerde hij nog maar 0.90. In Juli
1933 nog 0.55 en in Februari 1934
slechts 0.46 en op het oogenblik is de
koers nog iets minder. Hiervan maakten
de Japanners gebruik.
Het duurde eenigen tijd vóór het Brit
sche Rijk van zijn verbazing bekomen was
en scherpe afweermaatregelen tegen de
Japansche dumping ging treffen. Britsch-
Indië was de eerste étappe geweest in de
verovering van de wereldmarkt door de
Japanners. Nu eerst werd zich de Engel
sche textielindustrie in Lancashire de
grootte van het gevaar bewust. Tegen het
einde van het vorige jaar kwam na lang
heen en weer gepraat tenslotte een
katoen-vrede tuschen Indië en Japan tot
stand. Japan, dat naar Indië 32 zijner
waren exporteert, kon met deze vrede niet
anders dan tevreden zijn.
Tegelijkertijd lieten de Japanners er
echter geen twijfel aan bestaan dat ze
weinig geneigd waren om met Engelsche
of Europeesche industrieelen te onderhan
delen omtrent de verdeeling der wereld
markt. De Japanners speelden het klaar,
het Europeesche bedrijfsleven in een „ge
zonden concurrentiestrijd" ad absurdum
te voeren. De Engelsch-Japansche onder
handelingen omtrent een verdeeling der
textielmarkten duurden reeds zeer lang.
Omtrent de moeilijkheden, die bij deze
onderhandelingen voordeden, kreeg de
buitenstaander eenig idee, toen zich ten
slotte zelfs de regeeringen in de bespre
kingen mengden. Men kon het echter niet
eens worden. En thans meent Engeland
met de contingenteering van den Japan-
schen textielinvoer den storm van den
gelen handel alsnog tegen te kunnen hou
den.
Wij hebben in het Ochtendblad melding
gemaakt van het rapport, door Pittman
in den Senaat te Washington uitgebracht
over de centrale op wapenleveringen.
Dit rapport ging over dein het algemeen
door de Ver. Staten te volgen gedragslijn,
zoodra de voornaamste wapentuig produ-
ceerende staten tot het ratificatie van de
conventie van Genéve van 1925 zouden
zijn toegetreden.
President Roosevelt had Vrijdag in een
boodschap aan den Senaat het verzoek
tot den Senaat gericht, de Geneefsche
wapen- en munitie-conventie van 1925 te
ratificeeren.
Roosevelt noemt in zijn boodschap de
particuliere ongecontroleerde fabricage,
evenals de handel in wapens en munitie,
een der eerste bronnen voor internatio
nale spanningen.
Het is echter niet mogelijk fabricage
en handel, wanneer eenig land zich buiten
de afspraak houdt, doeltreffend te con
troleeren.
Het Britsche voorstel om een verbod
van wapen- en munitie-levering aan Bo-
livië en Paraguay uit te vaardigen, wordt
in Roosevelts boodschap niet genoemd.
In parlementaire kringen te Washington
neemt men echter aan, dat Roosevelt
ratificatie der genoemde overeenkomst
aanbeveelt om aan de Engelsche pogin
gen te kunnen deelnemen.
In zijn Boodschap bepleit Roosevelt
bij Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn.
voorts, dat de op 29 Mei bijeenkomende
Ontwapeningsconferentie een organisatie
zal instellen, die een veel verdergaande
controle op den wapenhandel zal kunnen
oefenen dan in de Geneefsche conventie
van 1925 is voorzien. Roosevelt hechtte
zijn volledige goedkeuring aan het voor
stel, door den Senaat een onderzoek te
doen instellen naar de fabricage van
wagens en oorlogsmaterieel en zegde toe,
nauw te zullen samenwerken met de in
te stellen commissie van onderzoek.
Toch een wapen-embargo voor
Bolivië en Paraguay?
Een nader bericht behelst: de Ameri-
kaansche regeering heeft een beroep
op het Congres gedaan tot afkondiging
van een uitvoer-verbod van wapens uit
de Vereenigde Staten naar Bolivië en
Paraguay.
Omtrent dit laatste is te Londen het
volgende bericht ontvangen uit Washing
ton: Het departement van Staat heeft tot
beide Huizen van het Congres het ver
zoek gericht dat een resolutie zal worden
voorgesteld en aangenomen van ongeveer
den volgenden inhoud:
„Indien de president van de Ver. Staten
van oordeel is, dat een verbod van ver
koop in de V. St. van wapenen en munitie
aan de landen, die op het oogenblik in
bet Chaco-gebied gewikkeld zijn in een
gewapend conflict, gewenscht is en indien
hij, na overleg te hebben gepleegd met
andere Amerikaansche republieken om
in dat opzicht samen te werken, die samen
werking heeft verkregen, behoort het
verboden te zijn wapenen en munitie te
verkoopen aan die landen (Paraguay en
Bolivië).
De straf die er op staat zal zijn 10.000
dollar of twee jaar gevangenisstraf of
die beide straffen tezamen.
De correspondent van de Nieuwe Rott.
Crt. te Genève meldt:
Twee kleine Zuid-Amerikaansche
staten, Columbia en Peru, hebben
in deze dagen van internationale
spanning aan de wereld het goede
voorbeeld gegeven van een vreedzame
regeling van hun geschil.
Columbia en Peru, die reeds verleden
jaar bij hun besprekingen alhier het
dreigende oorlogsgevaar uitgebannen
hebben door goed te vinden dat het
betwiste gebied van Leticia voor den tijd
van een jaar onder Volkenbondsbestuur
zou worden gesteld, zijn thans op de
conferentie te Rio de Janeiro, onder de
auspiciën van den Volkenbond en onder
voorzitterschap van den minister van
buitenlandsche zaken van Brazilië gehou
den, tot een volledige en definitieve over
eenstemming gekomen.
De Braziliaansche minister de Mello
Franco heeft dit verblijdend nieuws on
middellijk telegrafisch aan den secretaris
generaal van denVolkenbond medegedeeld
en den Volkenbond gelukgewenscht met
deze groote gebeurtenis, die de doel
treffendheid aantoont van de vreedzame
methode tot oplossing van internationale
geschillen.
Feuilleton
Uit het Engelsch van
Nadruk verboden.
25)
„Jenny kwam dus naar het hotel. Hoe
kwam ze?"
»ln een auto. Ze liep haastig naar bin
nen en riep: „Kom mee, Anne, er staat
een taxi te wachten." Toen gaf ze mij een
kus. „We zien jou wel aan het station,
Nanna," zei ze en daarop ging ze met Miss
Anne weg. Hoe dikwijls heb ik niet ver
langd dat Miss Anne mij een kus gegeven
had. Maar juffrouw Jenny had nu een
maal van die innemende manieren."
Jenny's innemende manieren lieten
J°hn merkwaardig koud.
»,En verder?"
»Ik ging naar het station en wachtte
aar. Rn net op het nippertje kwam Miss
Jenny aanhollen, duwde me in een coupé
Ln *r°k het portier met een smak dicht,
k stak mijn hoofd uit het raampje en riep
(,n witkiel dien ik aangenomen had. Hij
cte hifi toe en daaruit begreep ik, dat
et niet de bagage in orde was. 'ioen
aaide ik mij om en daar zat Miss Jenny,
o wit als een doek in haar hoekje te
J^ve"> meneer, als een riet!" U had niet
0 hard moeten loopen, zei ik. En de
woorden waren nog niet uit mijn keel, of
ze barst in een huilbui uit, zooals ik nog
nooit van haar had meegemaakt. En ze
was anders nogal vlug met haar tranen.
Waar is Miss Anne," vroeg ik, maar ze
snikte aan een stuk door, zoo verschrik
kelijk, dat ik er bang van werd. Ik wist
me geen raad en ten slotte pakte ik haar
maar flink bij den schouder en vroeg nog
eens: „Waar is Miss Anne?" En zoetjes
aan kwam ze een beetje tot bedaren.
„Wat vertelde ze U van Anne?"
„Eerst dat Miss Anne kennissen ont
moet had en met een lateren trein zou
komen. Maar ik heb niet voor niets van
haar geboorte af met haar opgetrokken
en wist drommels goed, dat ze me wat
voorjokte. Dus hield ik voet bij stuk en
zei: „U moet me de waarheid vertellen.
Miss Jenny; met praatjes laat ik mij niet
afschepen. Toen zag ze wel dat er geen
ontkomen aan was en vertelde ze het mij."
„Wat vertelde ze U?"
„Dat Miss Anne leelijk in de knel zat,
ze kon haast niet zeggen hoe erg. Ze be
gon weer vreeselyk te huilen. Misschien
zou Miss Anne er nog goed afkomen, zei
ze, maar ze was in elk geval in groot ge
vaar. Ze kneep me in den arm tot die bont
en blauw was en riep: „O, Nanna, bid
alsjeblieft dat ze er goed afkomt."
„Is dat alles wat ze vertelde?"
„Ze zei, dat Miss Anne met den vol
genden trein zou komen als ze weg kon.
Ik was er heeiemaai overstuur van en
toen Miss Anne niet kwam, wist ik niet
wat ik beginnen moest. En ten laatste
kreeg ik uit Miss Jenny, dat het iets met
de politie was en dat ze smeekte dat ik
haar zou helpen het voor Sir Anthonv
geheim te houden, omdat het zijn dood
zou zijn. Ik heb mijn best gedaan, maar 1
het is toch uitgekomen en hij heeft het
dan ook niet lang overleefd."
„Hoe wist Jenny wat er gebeurd was?
Ze zat met Anne en Anne liet de taxi stil
houden en stapte uit. Hoe wist Jenny.."
Hij zweeg even en juffrouw Jones viel
snel in:
„Miss Anne moet het haar verteld heb
ben."
„Daar was toch bijna geen tijd voor?"
„Miss Anne zag den man, die haar be
schuldigde en hij zag haar, en ze zei haas
tig tegen Miss Jenny wat ze gedaan had
en glipte toen weg in de gedachte dat hij
de taxi zou volgen. En dat is een punt,
waar ik moeilijk overheen kon; want als
hij Miss Jenny gevolgd had en zij er in
betrokken zou worden, was er van haar
huwelijk waarschijnlijk niets gekomen."
Met een geprikkelde beweging ver
schoof John zijn stoel.
„Hoe zou het mogelijk zijn geweest dat
zij er in betrokken werd? U zegt de man
herkende Anne. Nu, Anne was weg. Als
hij Jenny gevolgd was, zou hij al gauw
gemerkt hebben dat hij de verkeerde voor
had."
Hij sprak met bruuske stem, het maak
te hem helsch, te bedenken, dat Anne's
oude kindermeid een dergelijke rede-
looze grief tegen Anne zou koesteren.
Juffrouw Jones' gezicht kreeg een
obstinate uitdrukking.
„Van Miss Jenny's huwelijk zou wel
niets gekomen zijn als die man haar ge
volgd was en gedacht had, dat zij Miss
Anne was."
„Nonsens!" Hoe kon hij gedacht heb
ben dat zij Miss Anne was?
Het norsch verzet in haar gelaatstrek
ken werd heftiger.
„Die man, die Miss Anne maar één
keer in zijn leven gezien had en Miss
Jenny nooit te voren, zou ze gemakkelijk
genoeg met elkaar verwisseld kunnen
hebben."
„Dwaasheidl" beet John. „Ze lijken ab
soluut niet op elkaar geen steek, daar
bij is Jenny blond en Anne donker."
„En hoeveel haar laten die jonge
meisjes tegenwoordig zien? En u mag dan
denken dat ze niet op elkaar lijken, ze
werden vaak genoeg voor elkaar aan
gezien. En dien dag moest ik zelf een
paar maal goed kijken, want ze waren
precies eender gekleed, zooals dat altijd
het geval was voor Miss Jenny zich ver
loofde."
„Waren zij eender gekleed?"
„Ze hadden hun nieuwe voorjaarspak
jes aan, alle twee waren ze in 't grijs,
met kleine zwarte hoedjes, meer mutsjes
dan hoedjes, zooals ze toen juist gedra
gen werden, als twee druppels water leken
ze op elkaar."
John duwde met een ruk zijn stoel ach
teruit. Hij liep naar het venster en bleef
daar staan. Hij keek naar buiten, zonder
iets te zien; zijn hart klopte onstuimig en
zijn gedachten joegen wild. Toen lijj zich
eindelijk omkeerde, merkte hij dat juf
frouw Jones met eerbiedige nieuwsgierig
heid naar hem staarde maar ze keek dade
lijk verlegen voor zich.
John stelde haar nog twee vragen en
na daarop antwoord gekregen te hebben,
ging hij heen.
XX.
Uit een telefooncel belde John Mr.
Lewis Smith op: „Zeg ouwe jongen, ik
moet een particulier detectleve hebben,
zoo'n vent van 'n soort informatie- en
recherchebureau; je weet wel wat ik be
doel."
Mr. Lewis Smith deed nogal verbaasd.
„Waar heb je dien in hemelsnaam voor
noodig?"
,Ik heb er een noodig. Dat is dunkt me
voldoende."
De verbazing veranderde in geamuseer-
den spot.
„Best, zie dat je er een krijgt. Maar
waarom vraag je dat aan mij? Wij hou
den geen voorraad van dergelijke lieeren,
hoor!"
„Doe alsjeblieft niet zoo ezelachtig.
Kan je mij geen goede bezorgen?"
„Laat eens kijken. Je kon Messing wel
eens probeeren. Hier is z'n adres."
John noteerde het.
„Dank jé," zei hij kortaf in de tele
foon.
Daarop Lewis Smith weer:
„Zeg, als je nog steeds op zoek bent
naar haar wees in hemelsnaam voor
zichtig."
John hing den hoorn op. Die eeuwige
waarschuwingen en die ellendige geheim-
zinnigdoening maakten hem misselijk. Hij
had nu eenmaal het onwrikbare Desluit
genomen Anne Belinda te vinden, wat er
ook gebeuren mocht en wat hem ook in
den weg stond. Hij begon niet Messing op
te zoeken, maar het gezicht van den man,
zijn heele verschijning, stond hem al
direct tegen.
De detectieve zat aan zijn schrijftafel,
met een heeleboel zakelijk uitziende
paperassen om zich heen. In een kantoor
ernaast was een bediende aan het werk.
John vond alles aan Mr. Messing even
onsympathiek en irriteerend: zijn nagels,
zijn das, zijn kraaloogjes, zijn puntneus,
zijn glimmende geplakte haren
John fronste zijn wenkbrauwen en stak
van wal.
„Ik ik wil iemand opsporen. Derge
lijke karweitjes knapt u toch op, is
't niet?"
Mr. Messing opende een dik, gewichtig
uitziend boek en bedekte alle gegevens,
die op de pagina's voor hem waren op-
geteekend stonden, zorgvuldig met een
groot vloeiblad.
„U zoudt verstomd staan," verklaarde
hij minzaam, „als ik u vertelde, hoeveel
en welke menschen wij al opgespoord
hebben. Maar dat is het groote nac.eel van
een vertrouwenspositie als de mijne, je
mag er niet over spreken, je mag geen
reclame maken. Maar dat neemt niet
weg," voegde hij er met een bescheiden,
haast verontschuldigend lachje bij, „dat
je successen vroeger of later toch hekend
raken. Nu" hij doopte zijn pen in den
inkt „U zei, dat u iemand wenschte op
te sporen?"
Mr. Messing sprak zonder accent, maar
hij had een stem, die zoo sterk aan een
accent deed denken, dat je 't er m miste.
„Ik wil een meisje opsporen. Haar naam
is Annie Jones," verklaarde John bruusk.
Maar terwijl de woorden over zijn töppen
kwamen, sponnen zijn gedachten: „Wat
een afgrijselijke vent. 't Soort kerel om
je wild te maken! 't Idee om zoo'n individu
Anne te laten opsporen. Maar ze moest
gevonden worden. Enfin, hem maar zoo
weinig mogelijk vertellen. Maar hoe wei
nig zou dat kunnen zijn?"
„Annie Jones." Mr. Messing doopte zijn
pen weer in en schreef den naam In het
boek.
(Wordt vervolgd).