PAG. 8
ZATERDAG 2 JUNI 1934
'T JUTTERTJF
W.
m
1
z.
Wit begint en geeft mat in drie zetten.
Wit: Ka4, Tc4, Lfö, Pc8 en e6, pi b2 en d5.
ZwartKe5, pi f6 en hö.
De volgende partij is uit het onlangs gehouden tournooi te Ujpest, een
plaatsje in Hongarije.
Liliënthal Flohr
1 d4 c5
Tegen woordig meer en meer gespeeld.
Het z.g.n. Benonie gambiet.
2
e3
cd4
3
ed4:
dö
4
Ld3
Pc6
5
c3
Pf6
6
Pge2
Lg4
Wit wil later Pg3 spelen, om e4 te
bestrijken.
7 0-0 e6
8 f3 Lh5
Nu delooper door e6 is afgesloten, is
f3 goed.
9 Pg3 Lg6
10 f4 Ld3
11 Dd3: Ld6
f4 heeft het bezwaar, dat e4 in zwart's
bezit komt, maar het houdt eö tegen.
12 De2 Dc7
13, Pf5 Lf8
Éen mopje van wit.
14 Pd2 0-0-0
15 Pg3 h5
Zwart begint den storm.
16 Pf3 h4
17 Phl Ld6
18 Pe5 Pe4
Zoo krijgt ieder het zijne.
19 Pf2
20 Pe4
21 h3
22 fe5
Reeds begint
te komen.
23
a4
g&
24
a5
Thg8
Tweede
storm.
25
a6
b6
26
Kh2
Tg6
27
Db5
Dd7
28
Db3
Tdg8
29
Tgl
g4
Zwart begint nu ernstig te dreigen,
Wit redt zich echter zeer fraai.
30
Lf4
Lgö
er een
f5
de4:
Pe5:
Le7
remisekarakter
Met g3f zet zwart het spel maar vast.
31 Lgö Tg5
32 Tafl Kb8
33 Db4 e3
34 Dc4 gh3
35 gh3Tg3
36 Tg3Tg3
Na hg3volgt Kg2.
37 Tgl Tgl
38 KglDg7+
39 Khl Dg3
Natuurlijk geen Kh2, wegens Dg3f en
Dh3
40
De6
Delf
Wit
is niet bang.
41
Kg2
Dd2t
42
Khl
Delf
43
Kg2
Db2:f
44
Khl
Delf
45
Kg2
Dd2f
46
Khl
Del+
remise.
Ook
wit dreigt met eeuwig schaak.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Alles betreffende deze rubriek te
adresseeren aan:
G. L. GORTMANS
Reguliersdwarsstr. 32,
Amsterdam O.
Oplossingen
Eindspel Blankenaar:
Zw\ 15, 39, 43, 44 en dammen op
48 en 49.
Wit 38, 46 en 3 dammen op
26, 32 en 45.
1 4550
2 46—41
3 41-37
4 26X48
15-20
20-24
48X31
24-30
Op 24-
-29; 32-16,
43X32; 48X46
5
32-46
43X32
6
46X35
49—16
OP 39-
43: 50X6
7
48X30
16-49
Op 44-
-49; 30-2 en 50-44 of IJ.
8
50X11
49—32
9
30—43
32X49
10
11—16 en
wint.
Probleem:
Zw. 7, 8, 9, 10, 20, 29, 30, 35
Wit 27, 37, 48, 40, 43, 44, 45, 50
1 40—34 30X48
Op 29X49; 50-44, 49X40; 45X1
38—33 48X39
3 44X11
Eindspel van
C. Blankenaar, Rotterdam
De oplossing von het probleem van de Jong is 1 La5. Dit ontpent de dame,
er dreigt echter Ld2f, gevolgd door Lf4De varianten zijn: Df4f, Tf4:;
Df2t, Kf2: De5:f, Te5:+; Df3+, Kf3:; Dd4, Td4:. De oplossing van het pro
bleem van Chicco is 1 Tg4. Er dreigt dan Db6f. De varianten zijn d4f, Pcd5f;
De6, Pd3fKb4, Pd3f en Kd4, Pfe6f-
H. von Düben.
Wit 3 sch.: 13, 21, 33 en 2 dammen
op 27 en 41.
Zwart 3 sch.: 4, 16, 34 en 1 dam op 49.
Wit speelt en wint.
Wij komen thans op dit eindspel
terug, waar de winst ons inmiddels
volkomen duidelijk is geworden. Het
zijn dergelijke eindspelen (en dit is
nog vrij gemakkelijk) met hun verbor
gen remisevarianten, welke bekwame
schakers hebben doen zeggen, dat het
eindspel in het dammen moeilijker is
dan in het schaken, waarschijnlijk om
dat het in het dameindspel dikwijls
moeilijk en vager is een bepaald doel
te vinden, waarop met succes kan
worden gespeeld.
Hieronder thans de oplossing, waarbij
wij niet hebben nagelaten de fijne
remise - mogelijkheden te vermelden,
zonder welke een eindspeloplossing
geen relief heeft
1 33-29 34X23
2 41X10
Indien 41X14; 49-35, 13—8; 35X2,
14—3 en wit kan niet winnen. Zoodra
hij de lijn 3/25 verlaat speelt zwart
4—9, 27X4 enz. remise. Zwart roert
dus zijn schijf niet aan en blijft 2—35
heen en weer spelen.
2 4X15
3 13—9
Indien 13—8?; 15—20! en op 8—3
neemt de zwarte dam de trictraclijn
met rem., terwijl op 8—2 zwart speelt
49—35 remise.
3 49—35 a
4 9—3 35—2
Op 35—49; 21—17, 49X21; 3X26,
15-20; 26-42, 20—25; 42-48, 16-211
48—43, 21—26; 43—48 wit wint.
Op 15-20; 3X25, 35-8 (op 35-2;
2534, 2—35; 34—12 wit wint); 25—48,
8X26; 27-31, 26X37; 48X26 wit wint.
5 3—12 2—35
Op 15-20; 12-7, 2X11; 27-49,
16X27; 49X2 wit wint.
6 12—34 15-20
7 34—12 20—25
Op 35—49; 21—17, 49X21; 17X26
wit wint.
8 12—29 25—30
9 29—12 30—34
10 12X45 35-49
U 45—34 49-35
12 34—12 of 29 en wit wint.
a 3 15—20
4 9—4 49—35
Op 20—24; 4—15, 49—35; 15X29
wit wint.
Op 20-25; 4-15, 49-35; 15-29,
2530; 29 12 wit wint.
5 4—15 20—25
6 15—29 25—30
7 29-12 30—34
8 12X45 en wit wint
tp'iPiu *®ongen jan je schijnt het best
te maken op school".
was altiJd erg goed bij. Toen hij
f jammerde hij al over den
hoofdelijken omslag" Qen
VERZWAK UW PARTNER NIET
ONNOODIG IN TROEF!
Ofschoon in vele gevallen het spe-
len van een kaart, waarvan men weet
dat de partner kan introeven, voordeel'
oplevert, moet men zich toch van te
voren afvragen, of de partner hierdoor
niet in troef zoodanig wordt verzwakt
dat de rest van de slagen voor den
speler is.
In een spel waarin S. troef was, had.
den de verschillende spelers op een ge.
geven oogenblik nog de volgende kaar-
ten over, terwijl West aanslag w'as.
Z/N waren de speler en blinde.
H. b.
R. 10.5.
K. 6,
R. 2.
K. v. 10. 9.
N.
W.
K. b.
H. v.
S. v. 9.
S. b.10.
O. R. 9. 8.
West maakte in den loop van het
voorafgegane spel de volgende conclu
sies:
Mijn partner heeft geen K. meer,
maar zit in elk geval nog tegen met
troef.
Van de renonce K. maakte hij ge
bruik en speelde K. 6., die ook werke
lijk door O. kon worden ingetroefd,
maardaarmede was dan ook alles
afgeloopen, want Z. kwam natuurlijk
reeds dadelijk aan slag, speelde de laat
ste troef bij O. weg en hield nog een
vrije H. over.
W. had van de wetenschap, dat zijn
partner nog in troef tegenzat een veel
beter gebruik kunnen maken, waardoor
W/O altijd twee slagen hadden kun
nen maken en wel op de volgende
wijze
In den loop van het spel was geble
ken, dat Z. geen R, meer imd, zoodat
W„ met R. uitkomende Z. zou hebben
gedwongen in te troeven, waarna Z.
nog één troefslag zou hebben kunnen
maken, doch de beide andere slagen,
hetzij 2 in S., of 1 in S. en 1 in R.,
waren voor Oost geweest.
Benut elke gelegenheid!
Voor elk spel, onverschillig of gij
als speler of tegenstander zit, geldt al
tijd de regel zooveel mogelijk alle kan
sen te benutten, hetzij om eigen kaar
ten, of die van den partner, vrij te spe
len, hetzij de tegenpartij zooveel moge
lijk te verzwakken of in zijn zwak aan
te tasten.
Bij een spel had de bieding het vol
gende verloop:
Zuid 2 S., Noord 3 R., Zuid 3 H,
Noord 4 S., allen passen.
West had de volgende kaarten in
handen:
S. a. 2., H. h. b. 10. 9., R. 5. 3. 2,
K. v. 10. 8. 6., en moest uitkomen.
In de meeste gevallen zal uitgeko
men met de vierde kaart van boven, zoo
mogelijk in een niet door de tegenpar
tij geboden kleur, in bovenstaand ge
val dus K. 6., doch W. redeneerde zeer
terecht als volgt:
Uit de bieding heb ik kunnen aflfi-
den, dat bij Z., behoudens de troefge-
maakte kleur, bovendien een vrij lange
H. kaart zal zitten, terwijl N., die na
de H. bieding naar S., is teruggegaan,
zwak in H. zal zijn, hetgeen ook eigen
lijk niet te verwonderen is, gezien mijn
eigen kaarten.
Zuid kan zijn H. nooit vrijspelen, om
dat ik achter hem zit, zijn eenige mo
gelijkheid is dus deze kleur door N. te
laten troeven, doch daarin kan ik hem
zooveel mogelijk verhinderen, door uit
te komen met S. a. en S. 2 na te spelen,
waardoor de blinde al direct 2 troefjes
moet bijspelen, en er waarschijnlijk
niet meer dan 1 zal overhouden
Het verloop van het spel heeft W. go-
lijk gegeven, Z/N waren alleen in staat
geweest aan hun contract te voldoen,
wanneer de gelegenheid had bestaan
de niet vrije H. van Z. in N. af te troe
ven. Nu was dit slechts 1 maal moge
lijk en ging het spel down.
N. D. S.
Hoe kon U menschen, die zoo'n ver
trouwen in U stelden, op zulk een ma
nier bedriegen!....
Ja Edelachtbare, ziet u: er schoten
me op dat oogenblik geen anderen te
Mnn~n!