Buitenlandsch Overzicht.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct.
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
De Tweelingzusters
No. 7441 EERSTE BLAD
DINSDAG 5 JUNI 1934
62ste JAARGANG
BINNENLAND
De werkloosheid in ons
land
Nieuwe regeling van de
surséance van betaling.
De uitvoer van haring.
Patricia Wentworth
COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant 1.50; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, YVieringenen TexeJf 1.65;binnen-
land f 2.— Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Losse ros. 4ct.fr.p.p. 6ct. Zondagsblad
resp f 0.50 f 0.70, f 0.70,f 1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.50, 1 1.70.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIEN
20 ct. per regel (galjard). ingez. meded (kolombreedte als redaction.
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be
taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met
.brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct.
De hopelooze toestand van de ontwapeningsconferentie. Wat
zal Duitschland doen als de ontwapeningsconferentie mislukt
De stemming over het Saargebied.
De critieke
toestand te
Genève
De toestand van de
ontwapeningsconfe
rentie is hopeloos,
zucht de „Nw. Rott.
Crt.", en het blad gaat
dan spottend verder:
„Het is geen verrassend nieuws, dat wij
van den eenen dokter na den andere, die
aan het ziekbed zijn oordeel te kennen
geeft, vernemen. Litwiniof wil reeds
maatregelen treffen voor het hiernamaals
der conferentie. Als ontwapeningsconfe
rentie zou zii sterven, maar als vredes
conferentie moet zij, zooals de phoenix
uit haar aseh, herrijzen, om voort te be
staan door alle tijden.
Het blad schrijft dan o. m. verder:
Wii hebben hier reeds gesproken over
dit, onder de gegeven omstandigheden
verre van verwerpelijk denkbeeld. Het
heeft aanhang gevonden te Genève; Tur
kije, de bond van Balkanstaten en de
Kleine Entente hebben hun instemming
ermede betuigd. Beek, de Poolsche minis
ter van buitenlandsche zaken, heeft er
zich buiten gehouden. Hij heeft slechts
verzekerd, dat hij pessimistisch gestemd
was en dat Polen een groot voorstander
was van de doeleinden der ontwapenings
conferentie. De zes Europeesche staten,
die er in den grooten oorlog in zijn ge
slaagd neutraal te blijven, hebben een ge
meenschappelijke verklaring afgelegd,
waarin zij een aantal stroohalmen tot een
wisch hebben vereenigd, ternauwernood
hopend dat daarmede de conferentie drij
vend zal kunnen worden gehouden.
Het einde nadert, maar dat einde
zal gecompliceerd zijn. Men kan, on
der de tegenwoordige omstandighe
den, moeilijk naar huis gaan, consta-
teerende: „Dat is afgeloopen, dat is
mislukt". Want dan zou er onvermij
delijk een wedstrijd in het uitbreiden
van de na'tionale bewapeningen gaan
beginnen, die de bestaande gevaren
verergeren, en bovendien den finan-
cieeleu toestand van vele staten nog
weer troosteloozer maken zou.
Men moet er iets op vinden. En als uit
gangspunt voor een dergelijke poging
lijkt ons, eerlijk gezegd, het denkbeeld
waar de Oost-Europeanen het over eens
zijn, veel nuttiger dan de verklaring der
zes „neutralen". Het ware stellig denk
baar geweest, dat dezen op een practi-
scher en vruchtbaarder wijze getracht
hadden de partijen bijeen te brengen dan
gelijk thans is geschied. Een dergelijke
verklaring is iets, dat door zijn gebrek
aan contact met de politieke werkelijkheid
van dit oogenblik, en door gebrek aan
vindingrijke eenvoud, in het rumoer der
conferentie verloren gaat.
Wat zal Duitsch
land doen,vraagt men
zich in Europa ang
stig af, als de ontwa
peningsconferentie 'n
absolute mislukking
wordt? En wie twijfelt daar nog aan, ge
zien de toestand in Genève? Ja, wat zal
Wat zal
Duitschland
doen?
Duitschland doen? wij mogen ons dat
zeker wel afvragen, want van het „doen"
van Duitschland, zal in hoofdzaak afhan
gen de meerdere of mindere spanning in
Epropa en de grootste kans op een ge
wapende botsing.
De Berlijnsche corr. van de N. R. Ct.
meldde Zaterdagavond aan zijn blad:
Men heeft hier kennis genomen van
geruchten, welke in het buitenland in om
loop zijn, en welke betrekking zouden
hebben op het voornemen van Duitschland
om reeds dezer dagen officieel het ver
drag van Versailles op te zeggen en deze
opzegging gepaard te doen gaan met de
officieele aankondiging omtrent zijn eigen
herbewapening.
In ingelichte politieke kringen te Ber
lijn wordt dit met stelligheid tegengespro
ken. Eerst wil men hier den definitieven
uitslag van de besprekingen te Genua af
wachten. Weliswaar is men in Duitsche
politieke kringen sceptisch omtrent het
resultaat ten opzichte van de ontwape
ning, maar in geen geval kan Duitsch
land met een verklaring voor den dag ko
men, voordat de conferentie teneinde is.
Eerst indien mocht komen vast te staan,
dat er geen mogelijkheid kan worden ge
vonden om inzake ontwapening tot over
eenstemming te komen, dan zal Duitsch
land overgaan tot een stap.
Maar zulk een stap zou geenszins den
vorm hebben, als de geruchten, welke
hierboven zijn genoemd, willen weten.
Duitschland zou alsdan geenszins
het verdrag van Versailles opzeggen,
doch het zou wel nuttig zijn om mede
te deelen, dat het, nu de onderhande
lingen tot een mislukking hebben ge
leid, zal moeten zorgen voor zijn eigen
veiligheid; een verklaring zou mis
schien kunnen worden afgelegd in
een daartoe opzettelijk bijeengeroepen
zitting van den Rijksdag.
Even goed kan de rijkskanselier met
een manifest deze verklaring ter kennis
van de wereld brengen. De bijeenkom
sten tusschen Rijkspresident von Hinden
burg en Rijkskanselier Hitier, welke in
den laatsten tijd hebben plaats gehad,
hangen met deze kwestie samen en men
mag aannemen, dat Hitier voor elke even
tualiteit, dat is de eventualiteit "van een
mislukking te Genève, reeds over alle
volmachten beschikt, terwijl hem zelf zal
worden overgelaten, welken vorm hij zijn
verklaring wil geven, en op welke wijze
hij haar wil kond doen.
Er is toch nog wat
goeds uit Genève te
vermelden, na al het
pessimisme over de
ontwapeningsconfe
rentie. We bedoelen de overeenstemming
tusschen Duitschland en Frankrijk over
de stemming in het Saargebied.
Nu dit geschil uit den weg is geruimd,
is het wel zeer denkbaar, zegt de „Nw;
Rott. Crt.", dat de beide landen tenslotte
ook over de ontwapeningskwestie aan het
praten gaan. Al te vast moet men daar
echter niet op rekenen, zegt het blad er
gauw bij, bang dat we misschien al te veel
vertrouwen zouden hebben in een oplos
sing van de geschillen tusschen Frankrijk
en Duitschland.
Frankrijk volgt op het oogenblik een
beleid, dat duidelijk rekening houdt met
verrassingen in den politieken toestand,
die naar veler meening in Duitschland
zouden kunnen intreden, of met binnen-
landsche moeilijkheden van oeconomi-
schen aard, die op zichzelf geen gevaar
voor liet regime, maar wel een belemme
ring voor de daden van het regime zou
den kunnen vormen.
Het is echter in ieder geval nuttig dat
de kwestie aan de Saar, waarin Duitsch
land zoo goede papieren en een zoo krach
tig middel tot agitatie bezat, uit den weg
wordt geruimd. Frankrijk heeft aan
waarborgen eruit gehaald, wat eruit te
halen was, Duitschland heeft zich niet
blind gestaard op prestige kwesties. On
afhankelijke rechtbanken zullen nog een
jaar na den overgang van het gebied (of
na het plebisciet?) zich bezig houden met
klachten over de bijzonderheden van de
stemming of over de uitvoering van de
beloofde amnestie. Er zal geen neutrale
politie komen, maar de staande politie van
Duitschers uit het Saargebied zal, als de
commissie van bewind het noodig mocht
achten, met Duitsch-sprekende. buiten
landsche gendarmes (uit den Elzas?) wor
den versterkt. Wij moeten erkennen, dat
wij dit alles menschelijk nog niet gerust
stellend achten. Wij kunnen ons levendig
voorstellen, dat vele bewoners van het
Saargebied, en in het bijzonder de Joden,
de komst van de S.A. troepen uit Duitsch
land, die de hereeniging zullen komen
vieren, en het wegvallen van de breidels
op de nazi's uit het Saargebied zelf ni^t
met gerustheid tegemoet zien.
de eisch van herziening klemt nog te
meer, nu het gewenscht is, de gelegen
heid te scheppen, om ook buiten faillisse
ment een dwangaccoord tot stand te doen
komen.
Invoering van een dwang
accoord.
Het is geen zeldzaamheid, dat een
schuldenaar, de groote meerderheid van
van zijn schuldeischers bereid vindend
tot een onderhandsch accoord toe te tre
den, stuit op den tegenstand van een
kleine minderheid, die in de hoop zich
bijzondere voordeelen te kunnen bedin
gen of om andere redenen haar mede
werking weigert. Jn dat geval staat de
schuldenaar machteloos, omdat het Ne-
derlandsche recht een dwangaccoord
alleen kent in geval van faillissement,
Voor deze beperking bestaat naar het
oordeel van den minister geen goede
grond. Zii leidt er toe, dat faillietverkla
ringen die als oneervol worden be
schouwd en de betrokkenen niet zelden
blijvend schaden in hun crediet moe
ten worden uitgesproken in gevallen,
waarin het ook voor de schuldeischers
beter ware geweest, indien dit voorkomen
had kunnen worden.
Acc«ord voor of na surséance?
Bü de invoeging van de accoordpïoce-
dure in de surséance-regeling, doei zich
de vraag voor, of de behandeling van een
vóór de beslissing over het surséance-
verzoek aangeboden accoord aan die be
slissing moet voorafgaan of daarop moet
volgen.
Is eenmaal definitief beslist over het
aangeboden accoord, dan kan de surséan
ce vervallen, niet alleen wanneer het
accoord is tot stand gekomen, doch ook
in het tegenovergestelde geval. In het
laatste geval moet worden aangenomen,
dat er geen vooruitzicht meer bestaat,
dat de schuldenaar in staat zal zijn, zijn
schuldeischers te bevredigen.
De regeering stelt invoering van een
dwangaccoord buiten faillissement
voor.
Bü de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot nieuwe regeling van de
surséance van betaling, de gelegenheid
tot accoord openend.
Bij de wet van 16 Mei 1925 is in de
regeling van de surséance van betaling
een ingrijpende wijziging gebracht. Vol
gens de oorspronkelijke Faillissements-
wet kon surséance, indien vooruitzicht
bestond dat de schuldenaar na verloop
van eenigen tijd aan al zijn verplichtingen
zou kunnen voldoen, worden verleend.
Dit stelsel is door de wet van 1925 ge
wijzigd. Niet langer is noodig, dat voor
uitzicht op algeheele betaling der schuld
eischers bestaat; voldoende is voor ver
leening der surséance, dat niet blijkt, dat
bevrediging der crediteuren na verloop
van tijd niet te verwachten is.
Is deze wijziging van de surséance van
betaling op zichzelf reeds noodzakelijk,
Geringe daling der werkloosheid.
De directeur van den rijksdienst der
werkloosheidsverzekering en arbeidsbe
middeling deelt mede, dat in de week van
7 t/m 12 Mei het aantal leden van inge
volge het werkloosheidsbesluit 1917 ge
subsidieerde vereen igingen bedroeg 587
duizend, waarvan 85.300 landarbeiders. In
de maanden Mei t/m November worden
geen gegevens aangaande de werkloosheid
van de vereenigingen van landarbeiders
ontvangen. De werkloosheid onder de
overige 501.700 verzekerden bedroeg in
genoemde periode 25.1 pet.
In de vorige verslagperiode (23 t/m 28
April) bedroeg de werklooshedi onder de
589.000 verzekerden 23.5 pet. Indien ech
ter de landarbeiders ook in die periode
buiten beschouwing waren gebleven, zou
het percentage zijn geweest 25.3. In ver
gelijking hiermede is de werkloosheid in
den loop van twee weken gedaald met
0.2 pet.
Bij 1062 organen van de openbare ar
beidsbemiddeling stonden op 12 Mei in
totaal 322.499 werkzoekenden ingeschre
ven, waaronder 308.132 mannen. Hiervan
waren werkloos 299.806 personen, waar
onder 289.935 mannen. Op 28 April be
droeg het totaal aantal ingeschrevenen bij
een ongeveer gelijk aantal organen
331.73-. Hiervan waren werkloos 308.769
personen. Het aantal ingeschreven werk
zoekenden is sedert 28 April gedaald met
9292, het aantal werkloozen met 8963.
De leeftijden van de werklooze
arbeiders.
Blijkens een op 1 April ingesteld onder
zoek naar de leeftijden van de werklooze
arbeiders, stonden op dien datum in 316
meenten met 5000 en meer inwoners inge
schreven: 8317 mannen jonger dan 18
jaar; 50.979 mannen van 1825 jaar;
220.384 mannen van 26 jaar en ouder.
Administratieve belemmeringen.
Het Tweede Kamerlid, de heer Lovink,
heeft tot den minister van Oeconomische
Zaken a. i. de volgende schriftelijke vra
gen gericht:
le. Is het den minister bekend, dat
verschillende haringexporteurs in de ge
legenheid zijn om dit artikel naar het bui
tenland en met name naar Frankrijk, het
Saargebied en Finland uit te voeren,
doch dat voor wat de eerstgenoemde lan
den betreft daartegen administratieve be
letselen bestaan, en voor wat het laatst
genoemde land betreft de hoeveelheid te
gen verlaagd recht in te voeren haring
zeer gering is?
2e. Zou de minister, ten einde aan de
gerezen bezwaren tegemoet te komen voor
wat Frankrijk en het Saargebied betreft,
willen overwegen in de ministrieele be
schikking van 14 October 1932 no. 22239
afd. Handel en Nijverheid een wijziging
te brengen in dier voege, dat de daarin
genoemde datum van 1 Januari 1929 ver
vroegd wordt tot 1 Januari 1928?
3e. Zou de minister wijders bereid zijn
ter bevordering van den afzet van haring
in Finland, bij de regeering van dit land
te willen aandringen op verhooging van
de zeer geringe hoeveelheid, welke tegen
verlaagd recht mag worden ingevoerd?
WATERSCHAPSBESTUREN IN
NOORD-HOLLAND.
Bij Kon. Besluit zijn benoemd:
In de provincie Noord-Holland: a. met
ingang van den eersten Donderdag dezer
maand, tot dijkgraaf van de Wijde Wor-
mer, P. Hoek Spaans, te Beemster; b. tot
dijkgraaf van den polder Waal en Burg
op Texel, J. Eelman Jbzn., te Texel;
MAILBOOTEN.
De N.V. Stoomvaart Mij. „Nederland"
deelt mede, dat met ingang van de „Johan
de Witt" d.d. 4 Juli a.s. van Amsterdam
vertrekkend, het vertrek uur der mail
schepen van Amsterdam gewijzigd is van
12 uur 's middags in 3.30 n.m.; de insche
ping der passagiers kan plaats vinden tus
schen 1.30 en 3 uur n.m.
DE SUBSIDIËN AAN DE
WERKLOOZENKASSEN IN 1934.
Ik heb de eer u mede te deelen, dat de
den volgenden omzendbrief gezonden aan
de besturen van de gemeenten, toegetre
den tot het Werkloosheidsbesluit 1917:
Ik heb de er u mede te deelen, dat de
subsidies voor de werkloozenkassen ver
leend volgens het Werkloosheidsbesluit
1917, voor het jaar 1934 als volgt zijn be
paald:
A. Een subsidie van ten hoogste 200
pet. zal gelden voor de kassen der hout
bewerkers, metaalbewerkers, sigarenma
kers, steenfabrieksarbeiders en textiel
arbeiders.
B. Een subsidie van ten hoogste 325
pet. zal gelden voor de kassen der land
arbeiders.
C. Een subsidie van ten hoogste 160
pet. zal gelden voor de kassen der bouw
vakarbeiders, diamantbewerkers, fabrieks
arbeiders (groep steenfabrieksarbeiders
200 pet.); kleermakers, mijnwerkers en
transportarbeiders.
D. Een subsidie van ten hoogste 120
pet. zal gelden voor de kassen van op
zichthoudend personeel.
Voor de overige kassen zal het subsidie
ten hoogste 100 pet. bedragen, waarbij
echter in aanmerking moet worden geno
men, dat in bijzondere gevallen verhoo
ging van het percentage voor een of meer
van die kassen of groepen van kassen
moet worden voorbehouden, wanneer
groote werkloosheid dat noodzakelijk
mocht maken. Zooals ook in de voorgaan
de jaren is geschied, zal geen hooger sub
sidie worden gegeven, dan de toestand
van de werkloozenkas noodig maakt, zoo
dat de hoop mag worden uitgesproken,
dat de bovengenoemde maxima niet in
alle gevallen zullen worden bereikt.
DE VEREENIGING VAN CURACAO
MET NEDERLAND.
Vanwege het Algemeen Nederlandsch
Verbond en de Koninklijke Vereeniging
„Oost en West" is in de Ridderzaal te
's-Gravenhage Zaterdagmiddag, in tegen
woordigheid van H. M. de Koningin en
H. K. H. Prinses Juliana, een plechtige
bijeenkomst gehouden ter herdenking van
het feit, dat Curacao driehonderd jaar ge
leden met Nederland vereenigd werd.
De heer De Kanter opende het samen
zijn met een rede, in welke hij allereerst
de Koningin en de Prinses bedankte voor
hun aanwezigheid en belangstelling die,
naar hij zeide, aan deze plechtigheid een
bijzondere wijding gaf en niet alleen hier
in Nederland, maar ook op de Neder-
landsch-West-Indische eilanden op zeer
hoogen prijs gesteld zal worden, als een
nieuw bewijs, dat het Nederlandsche volk
onder leiding van de Koningin ook Cura-
<?ao beschouwt als een kostbaar en geliefd
deel van het rijk der Nederlanden. Verder
begroette spr. de mede tegenwoordige
autoriteiten en de overige belangstellen
den onder wie er velen waren, die een
lang tijdperk van hun leven in Curacao
gewerkt hebben en vele mooie herinnerin
gen eraan bewaren.
Aanbieding van medailles aan
Koningin en Prinses.
De heer De Kanter bood aan de Konin
gin en de Prinses gouden exemplaren aan
van den bij Begeer geslagen gedenkpen
ning, op het feit betrekking hebbende.
Prof. Knappert hi<dd hierna een her
denking"-
Inderdaad, er bestaat geen beter en
meer afdoend middel tegen slechte spijs
vertering en verstopping, en de daaruit
voortkomende kwalen.
Alom verkrijgbaar a f 0.65 per flacon.
Feuilleton
Uit het Engelsch van
Nadruk verboden.
31)
„Het is al vreeselijk laat. We moeten
voortmaken. Ik bedoel, ik moet voortma
ken. Het is beter, dat jij maar niet mee
gaat,"
Hij antwoordde niet, maar loodste haar
zwijgend de straat over. Het was toch
eigenlijk een prettige gewaarwording om
zoo geholpen te worden bij het overste
ken, flitste liet door Anne's hersens. Het
was net als vroeger, als in den tijd, dat
haar broers haar altijd overal mee heen
Kamen.
Op liet trottoir aan de overzijde keerde
ze zich naar hem tóe en wilde afscheid
Lemen.
„Ik loop met je mee tot onder aan den
heuvel."
„Neen, doe dat nu niet."
•Jk ben nog lang niet klaar met alles
wat ik je te zeggen heb. wel beschouwd
ben ik nog eens begonnen. Wanneer ga
•8 Ik bedoel echt uit, een heelen
vrnon middag, niet zoo even naar de post,
®f iets van dien aard?"
*We hebben geweldig gehold, hè?"
„Gevlogen maar luister, wanneer ga
je uit?"
„Donderdags, geloof ik."
„Het is vandaag Donderdag."
„Ja, maar de eerste week, dat je pas in
een betrekking bent, heb je nog geen uit
gaansdag. Den volgenden Donderdag
wel."
„Vervelend! En Zondags? Ik weet
zeker, dat binnenmeisjes op Zondag vrij
hebben; ik at Zondags altijd bij mijn
nichtje Letitia Ramsbotham en die zei al
tijd: „Zondags hebben we geen hulp, dus
moeten we ons zelf maar bedienen. En
ze had twee stuks personeel de eene
was binnenmeisje."
Anne schaterde het uit,
„Wat ben jij goed op de hoogte! Ja, ik
ben iederen Zondagmiddag en avond vrij,
te beginnen met Zondag over een week."
„En Donderdagmiddag? Hoe laat ben
je dan vrij?"
„O, na de lunch, als ik afgenomen heb
en klaar ben met afwasscheu.
„Om twee uur."
„O, hemel neen! Tegen drieën."
„Om half drie zal ik op je wachten aan
den voet van den heuvel. Zeg, je loopt zoo
bard, ik kan je haast niet bijhouden."
Anne deed alsof ze het niet hoorde.
Toen zei ze: „Je zult wel moeten wach
ten." En blozend voegde ze er bij: „Het is
heusch beter om het niet te doen."
„Ja, dat kan wel, maar ik doe het toch."
„Het is werkelijk verstandiger van niet,
voor ons allebei. Ik ben niet langer Anne
Waveney ik ben nu Annie Jones."
„Goed, dan zal ik wachten op Annie
Jones."
Anne had gesproken zonder hem aan
te zien, maar nu wendde ze het hoofd een
weinig en in haar oogen lichtte dé dage
raad van een glimlach.
„Annie Jones zal haar betrekking kwijt
raken, als ze gezien wordt met een on-
deugenden baronet, die er de gewoonte op
na houdt om dienstmeisjes op straat aan
te spreken."
„Als jij Annie Jones bent, ben ik Annie
Jones' neef. Een meisje mag toch wel met
haar neef wandelen, nietwaar? In elk ge
val moeten we elkaar weer ontmoeten
ik heb heel veel met je te bespreken."
Ze waren nu weer op Ossington Road.
„Bc moet nu heusch weg," zei Anne een
beetje gejaagd. „Maar hoor eens...."
Ze aarzelde.
„Wat is er?" moedigde.! ohn aan.
..Je zult toch...
Weer maakte ze den zin niet af.
„Toe zeg het maar gerust."
„Je zult toch aan niemand vertellen, dat
ik hier ben? Beloof me, dat je het aan
niemand vertellen zult."
John keek haar een oogenblik ernstig
en beslist aan.
„Dan zul je mij van jouw kant ook iets
moeten beloven. Ik zal het aan niemand
vertellen, als je mij je woord wilt geven,
dat je me niet weer zult ontloopen."
„Ik verlang je niet te ontloopen."
„Beloof me dan, dat je het niet zult
doen."
„Neen, ik zal het niet doen.tot na
Donderdag."
John nam haar hand in de zijne. Die
was te mager, veel te mager.
„Ik beloof je, dat ik het aan niemand
zal vertellen.... tot na Donderdag," zei
bij.
XXIV.
Anne wist niet hoe gauw ze naar de
flat zou komen. Toen ze haar dienstboden-
japonnetje weer aan had, ging ze terug
naar de kleine keuken. Er hing een be
nauwende geur van kerry. Op den vloer
zwierf een oude krant. De borden, die
voor de lunch gebruikt waren, vormden
een wanordelijken stapel in den goot
steen; de kerry pan met de gestolten
resten saus er nog in, stond op den af-
druipbak.
Juffrouw Brownling zat aan het keu
kentafeltje patience te spelen: ze was een
vrouw van middelbaren leeftijd met een
plomp, bleek gezicht, met onbestemde,
rusteloos-dwalende oogen en een beetje
kroezig, vaalblond haar, opgemaakt vol
gens een mode uit haar jonge jaren met
opgekrulde pony en een netje er over
heen.
Ze had een korte gevangenisstraf on
dergaan voor een winkeldiefstal en dreef
nu van de eene huishouding naar de
andere, bij liefdadige zielen of waar ze
geen betere keukenmeid konden krijgen.
„Ben ik laat?" vroeg Anne met «en
spoortje van agnst.
„Zwart op rood zeven, acht en negen
er zitten in dit spel heelemaal geen
tienen. Laat? Ik zou zeggen, dat je er als
de duivel weer bent. Waarom blijf je niet
een poosje weg, als je tooh eenmaal uit
bent?"
„Het is theetijd," verklaarde Anne en
vulde den waterketel.
„Klaver tien. Wat heb ik nu aan klaver
tien? Theetijd? Het zou wat! Hij is toch
maar alleen thuis? Je hoeft je gerust niet
te haasten, kind. Hij zou er niets van mer
ken, als hij heelemaal geen thee kreeg.
Of als hij het merkte, zou hij er niets van
zeggen al versmachtte hij."
Anne lachte.
„Ik geloof, dat hij heel aardig en. vrien
delijk is."
„Boer," zei juffrouw Browling, „Schop
penboer." Ze zweeg even, een kaart in de
hand houdend. „Ik heb een mijnheer ge
kend, een vriend van mijn overleden man,
die noemde deze kaart „de Gouddelver".
Het was wel een vermakelijke vent, maar
niet.niet je dat, ewet je.
Ik was een beetje beneden mijn stand
getrouwd, om je de waarheid te zeggen;
mijn vader was notaris op een groot dorp.
Harften Trouw harten heer, dat is weer
klaar."
Anne was blij, dat het klaar was, want
zo had zich al eenigszins bezorgd afge
vraagd, hoe ze op die met kaarten be
zaaide tafel brood moest klaarmaken voor
bij de thee.
„We woonden in een mooie villa met
een grooten tuin," juffrouw Brownling
begon haar kaarten, die er smoezelig,
vettig uitzagen en ezelsooren hadden, bij
elkaar te zoeken. Wie had in dien tijd
kunnen denken, dat het nog eens zoo ver
met me zou komen!" Langzaam en pein
zend schudde ze de kaarten. „Mijn man
hqjl een zaak heb ik je dat al eens
verteld? Dat is geen schande. Maar een
winkel blijft een winkel en ik was groot
gebracht als een echte dame. Toen ik
twintig was kon ik geen bed opmaken,
geen kous stoppen of een aardappel ko
ken."
Anne legde het brood, dat ze gesneden
had en gesmeerd, op een schaal. Ze had
de opmerking kunnen maken, dat juf
frouw Browling ook nu nog geen aard
appels koken kon. Ze glimlachte echter
alleen maar en zette thee.
„Och, lieve kind," zuchtte de andere
vrouw. „Een mensch weet nooit hoe het
in zijn leven nog eens loopen kan. De een
komt in goeden doen, de ander raakt aan
lager wal. j_uusi,er naar mijn raad en zoek
een weduwnaar die zijn bemoeizieke
schoonmoeder beu is, een geschikte, ge
moedelijke man, die er warmpjes in zit.
Dat is de groote kans voor 'n meisje zog
als jij. Van de kinderen hoef je heelemaal
geen last te hebben, als je maar weet hoe
je er mee omspringen moet. Je stuurt ze
naar een kostschool en je hebt je man
en je huis voor jezelf. Zeg nu eens zelf,
of dat geen goede raad is?" Al pratend
liet ze de kaarten over tafel vallen en
haar mond vertrok in een dwazen lach.
Anne ging de keuken uit met het thee
blad. Juffrouw Browling was een beproe
ving. De keukentafel lag altijd bezaaid
met haar beduimelde, vette kaarten. Ze
kon nog niet een ei koken zonder de heele
keuken overhoop te halen; nooit waschte
ze een bord, schaal of pan om, voor dat
de heele voorraad schoone uitgeput was.
Anne had een slaapkamertje met haar
samen, een kamertje, waar liet grootste
deel van juffrouw Browling's eigendom
men gewoonlijk over den vloer verspreid
lag. Uit- en aankleeden duurde eindeloos
bij haar en ze praatte onderwijl aan een
stuk door; zenuwtergende verwarde en
veranderlijke verhalen over vervlogen
grootheid. De eene keer was ze de doch
ter van een advocaat of notaris, dan weer
van een dokter of een predikant. Tegen
middernacht zinspeelde ze op een adellijke
afkomst, door het wapenschild, waarvan
helaas een smadelijke balk liep. En deze
fantasiën eindigden steevast in een
krampachtige huilbui.
(Wordt vervolgd).