Buitenlandsch Overzicht. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct. NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA De Tweelingzusters No. 7441 EERSTE BLAD DINSDAG 5 JUNI 1934 62ste JAARGANG BINNENLAND De werkloosheid in ons land Nieuwe regeling van de surséance van betaling. De uitvoer van haring. Patricia Wentworth COURANT Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant 1.50; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, YVieringenen TexeJf 1.65;binnen- land f 2.— Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per mail en overige landen f 3.20. Losse ros. 4ct.fr.p.p. 6ct. Zondagsblad resp f 0.50 f 0.70, f 0.70,f 1.— Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.50, 1 1.70. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIEN 20 ct. per regel (galjard). ingez. meded (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, min. 40 ct.; bij niet-contante be taling 15 ct. per regel, min. 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met .brieven onder no.10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct. De hopelooze toestand van de ontwapeningsconferentie. Wat zal Duitschland doen als de ontwapeningsconferentie mislukt De stemming over het Saargebied. De critieke toestand te Genève De toestand van de ontwapeningsconfe rentie is hopeloos, zucht de „Nw. Rott. Crt.", en het blad gaat dan spottend verder: „Het is geen verrassend nieuws, dat wij van den eenen dokter na den andere, die aan het ziekbed zijn oordeel te kennen geeft, vernemen. Litwiniof wil reeds maatregelen treffen voor het hiernamaals der conferentie. Als ontwapeningsconfe rentie zou zii sterven, maar als vredes conferentie moet zij, zooals de phoenix uit haar aseh, herrijzen, om voort te be staan door alle tijden. Het blad schrijft dan o. m. verder: Wii hebben hier reeds gesproken over dit, onder de gegeven omstandigheden verre van verwerpelijk denkbeeld. Het heeft aanhang gevonden te Genève; Tur kije, de bond van Balkanstaten en de Kleine Entente hebben hun instemming ermede betuigd. Beek, de Poolsche minis ter van buitenlandsche zaken, heeft er zich buiten gehouden. Hij heeft slechts verzekerd, dat hij pessimistisch gestemd was en dat Polen een groot voorstander was van de doeleinden der ontwapenings conferentie. De zes Europeesche staten, die er in den grooten oorlog in zijn ge slaagd neutraal te blijven, hebben een ge meenschappelijke verklaring afgelegd, waarin zij een aantal stroohalmen tot een wisch hebben vereenigd, ternauwernood hopend dat daarmede de conferentie drij vend zal kunnen worden gehouden. Het einde nadert, maar dat einde zal gecompliceerd zijn. Men kan, on der de tegenwoordige omstandighe den, moeilijk naar huis gaan, consta- teerende: „Dat is afgeloopen, dat is mislukt". Want dan zou er onvermij delijk een wedstrijd in het uitbreiden van de na'tionale bewapeningen gaan beginnen, die de bestaande gevaren verergeren, en bovendien den finan- cieeleu toestand van vele staten nog weer troosteloozer maken zou. Men moet er iets op vinden. En als uit gangspunt voor een dergelijke poging lijkt ons, eerlijk gezegd, het denkbeeld waar de Oost-Europeanen het over eens zijn, veel nuttiger dan de verklaring der zes „neutralen". Het ware stellig denk baar geweest, dat dezen op een practi- scher en vruchtbaarder wijze getracht hadden de partijen bijeen te brengen dan gelijk thans is geschied. Een dergelijke verklaring is iets, dat door zijn gebrek aan contact met de politieke werkelijkheid van dit oogenblik, en door gebrek aan vindingrijke eenvoud, in het rumoer der conferentie verloren gaat. Wat zal Duitsch land doen,vraagt men zich in Europa ang stig af, als de ontwa peningsconferentie 'n absolute mislukking wordt? En wie twijfelt daar nog aan, ge zien de toestand in Genève? Ja, wat zal Wat zal Duitschland doen? Duitschland doen? wij mogen ons dat zeker wel afvragen, want van het „doen" van Duitschland, zal in hoofdzaak afhan gen de meerdere of mindere spanning in Epropa en de grootste kans op een ge wapende botsing. De Berlijnsche corr. van de N. R. Ct. meldde Zaterdagavond aan zijn blad: Men heeft hier kennis genomen van geruchten, welke in het buitenland in om loop zijn, en welke betrekking zouden hebben op het voornemen van Duitschland om reeds dezer dagen officieel het ver drag van Versailles op te zeggen en deze opzegging gepaard te doen gaan met de officieele aankondiging omtrent zijn eigen herbewapening. In ingelichte politieke kringen te Ber lijn wordt dit met stelligheid tegengespro ken. Eerst wil men hier den definitieven uitslag van de besprekingen te Genua af wachten. Weliswaar is men in Duitsche politieke kringen sceptisch omtrent het resultaat ten opzichte van de ontwape ning, maar in geen geval kan Duitsch land met een verklaring voor den dag ko men, voordat de conferentie teneinde is. Eerst indien mocht komen vast te staan, dat er geen mogelijkheid kan worden ge vonden om inzake ontwapening tot over eenstemming te komen, dan zal Duitsch land overgaan tot een stap. Maar zulk een stap zou geenszins den vorm hebben, als de geruchten, welke hierboven zijn genoemd, willen weten. Duitschland zou alsdan geenszins het verdrag van Versailles opzeggen, doch het zou wel nuttig zijn om mede te deelen, dat het, nu de onderhande lingen tot een mislukking hebben ge leid, zal moeten zorgen voor zijn eigen veiligheid; een verklaring zou mis schien kunnen worden afgelegd in een daartoe opzettelijk bijeengeroepen zitting van den Rijksdag. Even goed kan de rijkskanselier met een manifest deze verklaring ter kennis van de wereld brengen. De bijeenkom sten tusschen Rijkspresident von Hinden burg en Rijkskanselier Hitier, welke in den laatsten tijd hebben plaats gehad, hangen met deze kwestie samen en men mag aannemen, dat Hitier voor elke even tualiteit, dat is de eventualiteit "van een mislukking te Genève, reeds over alle volmachten beschikt, terwijl hem zelf zal worden overgelaten, welken vorm hij zijn verklaring wil geven, en op welke wijze hij haar wil kond doen. Er is toch nog wat goeds uit Genève te vermelden, na al het pessimisme over de ontwapeningsconfe rentie. We bedoelen de overeenstemming tusschen Duitschland en Frankrijk over de stemming in het Saargebied. Nu dit geschil uit den weg is geruimd, is het wel zeer denkbaar, zegt de „Nw; Rott. Crt.", dat de beide landen tenslotte ook over de ontwapeningskwestie aan het praten gaan. Al te vast moet men daar echter niet op rekenen, zegt het blad er gauw bij, bang dat we misschien al te veel vertrouwen zouden hebben in een oplos sing van de geschillen tusschen Frankrijk en Duitschland. Frankrijk volgt op het oogenblik een beleid, dat duidelijk rekening houdt met verrassingen in den politieken toestand, die naar veler meening in Duitschland zouden kunnen intreden, of met binnen- landsche moeilijkheden van oeconomi- schen aard, die op zichzelf geen gevaar voor liet regime, maar wel een belemme ring voor de daden van het regime zou den kunnen vormen. Het is echter in ieder geval nuttig dat de kwestie aan de Saar, waarin Duitsch land zoo goede papieren en een zoo krach tig middel tot agitatie bezat, uit den weg wordt geruimd. Frankrijk heeft aan waarborgen eruit gehaald, wat eruit te halen was, Duitschland heeft zich niet blind gestaard op prestige kwesties. On afhankelijke rechtbanken zullen nog een jaar na den overgang van het gebied (of na het plebisciet?) zich bezig houden met klachten over de bijzonderheden van de stemming of over de uitvoering van de beloofde amnestie. Er zal geen neutrale politie komen, maar de staande politie van Duitschers uit het Saargebied zal, als de commissie van bewind het noodig mocht achten, met Duitsch-sprekende. buiten landsche gendarmes (uit den Elzas?) wor den versterkt. Wij moeten erkennen, dat wij dit alles menschelijk nog niet gerust stellend achten. Wij kunnen ons levendig voorstellen, dat vele bewoners van het Saargebied, en in het bijzonder de Joden, de komst van de S.A. troepen uit Duitsch land, die de hereeniging zullen komen vieren, en het wegvallen van de breidels op de nazi's uit het Saargebied zelf ni^t met gerustheid tegemoet zien. de eisch van herziening klemt nog te meer, nu het gewenscht is, de gelegen heid te scheppen, om ook buiten faillisse ment een dwangaccoord tot stand te doen komen. Invoering van een dwang accoord. Het is geen zeldzaamheid, dat een schuldenaar, de groote meerderheid van van zijn schuldeischers bereid vindend tot een onderhandsch accoord toe te tre den, stuit op den tegenstand van een kleine minderheid, die in de hoop zich bijzondere voordeelen te kunnen bedin gen of om andere redenen haar mede werking weigert. Jn dat geval staat de schuldenaar machteloos, omdat het Ne- derlandsche recht een dwangaccoord alleen kent in geval van faillissement, Voor deze beperking bestaat naar het oordeel van den minister geen goede grond. Zii leidt er toe, dat faillietverkla ringen die als oneervol worden be schouwd en de betrokkenen niet zelden blijvend schaden in hun crediet moe ten worden uitgesproken in gevallen, waarin het ook voor de schuldeischers beter ware geweest, indien dit voorkomen had kunnen worden. Acc«ord voor of na surséance? Bü de invoeging van de accoordpïoce- dure in de surséance-regeling, doei zich de vraag voor, of de behandeling van een vóór de beslissing over het surséance- verzoek aangeboden accoord aan die be slissing moet voorafgaan of daarop moet volgen. Is eenmaal definitief beslist over het aangeboden accoord, dan kan de surséan ce vervallen, niet alleen wanneer het accoord is tot stand gekomen, doch ook in het tegenovergestelde geval. In het laatste geval moet worden aangenomen, dat er geen vooruitzicht meer bestaat, dat de schuldenaar in staat zal zijn, zijn schuldeischers te bevredigen. De regeering stelt invoering van een dwangaccoord buiten faillissement voor. Bü de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot nieuwe regeling van de surséance van betaling, de gelegenheid tot accoord openend. Bij de wet van 16 Mei 1925 is in de regeling van de surséance van betaling een ingrijpende wijziging gebracht. Vol gens de oorspronkelijke Faillissements- wet kon surséance, indien vooruitzicht bestond dat de schuldenaar na verloop van eenigen tijd aan al zijn verplichtingen zou kunnen voldoen, worden verleend. Dit stelsel is door de wet van 1925 ge wijzigd. Niet langer is noodig, dat voor uitzicht op algeheele betaling der schuld eischers bestaat; voldoende is voor ver leening der surséance, dat niet blijkt, dat bevrediging der crediteuren na verloop van tijd niet te verwachten is. Is deze wijziging van de surséance van betaling op zichzelf reeds noodzakelijk, Geringe daling der werkloosheid. De directeur van den rijksdienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbe middeling deelt mede, dat in de week van 7 t/m 12 Mei het aantal leden van inge volge het werkloosheidsbesluit 1917 ge subsidieerde vereen igingen bedroeg 587 duizend, waarvan 85.300 landarbeiders. In de maanden Mei t/m November worden geen gegevens aangaande de werkloosheid van de vereenigingen van landarbeiders ontvangen. De werkloosheid onder de overige 501.700 verzekerden bedroeg in genoemde periode 25.1 pet. In de vorige verslagperiode (23 t/m 28 April) bedroeg de werklooshedi onder de 589.000 verzekerden 23.5 pet. Indien ech ter de landarbeiders ook in die periode buiten beschouwing waren gebleven, zou het percentage zijn geweest 25.3. In ver gelijking hiermede is de werkloosheid in den loop van twee weken gedaald met 0.2 pet. Bij 1062 organen van de openbare ar beidsbemiddeling stonden op 12 Mei in totaal 322.499 werkzoekenden ingeschre ven, waaronder 308.132 mannen. Hiervan waren werkloos 299.806 personen, waar onder 289.935 mannen. Op 28 April be droeg het totaal aantal ingeschrevenen bij een ongeveer gelijk aantal organen 331.73-. Hiervan waren werkloos 308.769 personen. Het aantal ingeschreven werk zoekenden is sedert 28 April gedaald met 9292, het aantal werkloozen met 8963. De leeftijden van de werklooze arbeiders. Blijkens een op 1 April ingesteld onder zoek naar de leeftijden van de werklooze arbeiders, stonden op dien datum in 316 meenten met 5000 en meer inwoners inge schreven: 8317 mannen jonger dan 18 jaar; 50.979 mannen van 1825 jaar; 220.384 mannen van 26 jaar en ouder. Administratieve belemmeringen. Het Tweede Kamerlid, de heer Lovink, heeft tot den minister van Oeconomische Zaken a. i. de volgende schriftelijke vra gen gericht: le. Is het den minister bekend, dat verschillende haringexporteurs in de ge legenheid zijn om dit artikel naar het bui tenland en met name naar Frankrijk, het Saargebied en Finland uit te voeren, doch dat voor wat de eerstgenoemde lan den betreft daartegen administratieve be letselen bestaan, en voor wat het laatst genoemde land betreft de hoeveelheid te gen verlaagd recht in te voeren haring zeer gering is? 2e. Zou de minister, ten einde aan de gerezen bezwaren tegemoet te komen voor wat Frankrijk en het Saargebied betreft, willen overwegen in de ministrieele be schikking van 14 October 1932 no. 22239 afd. Handel en Nijverheid een wijziging te brengen in dier voege, dat de daarin genoemde datum van 1 Januari 1929 ver vroegd wordt tot 1 Januari 1928? 3e. Zou de minister wijders bereid zijn ter bevordering van den afzet van haring in Finland, bij de regeering van dit land te willen aandringen op verhooging van de zeer geringe hoeveelheid, welke tegen verlaagd recht mag worden ingevoerd? WATERSCHAPSBESTUREN IN NOORD-HOLLAND. Bij Kon. Besluit zijn benoemd: In de provincie Noord-Holland: a. met ingang van den eersten Donderdag dezer maand, tot dijkgraaf van de Wijde Wor- mer, P. Hoek Spaans, te Beemster; b. tot dijkgraaf van den polder Waal en Burg op Texel, J. Eelman Jbzn., te Texel; MAILBOOTEN. De N.V. Stoomvaart Mij. „Nederland" deelt mede, dat met ingang van de „Johan de Witt" d.d. 4 Juli a.s. van Amsterdam vertrekkend, het vertrek uur der mail schepen van Amsterdam gewijzigd is van 12 uur 's middags in 3.30 n.m.; de insche ping der passagiers kan plaats vinden tus schen 1.30 en 3 uur n.m. DE SUBSIDIËN AAN DE WERKLOOZENKASSEN IN 1934. Ik heb de eer u mede te deelen, dat de den volgenden omzendbrief gezonden aan de besturen van de gemeenten, toegetre den tot het Werkloosheidsbesluit 1917: Ik heb de er u mede te deelen, dat de subsidies voor de werkloozenkassen ver leend volgens het Werkloosheidsbesluit 1917, voor het jaar 1934 als volgt zijn be paald: A. Een subsidie van ten hoogste 200 pet. zal gelden voor de kassen der hout bewerkers, metaalbewerkers, sigarenma kers, steenfabrieksarbeiders en textiel arbeiders. B. Een subsidie van ten hoogste 325 pet. zal gelden voor de kassen der land arbeiders. C. Een subsidie van ten hoogste 160 pet. zal gelden voor de kassen der bouw vakarbeiders, diamantbewerkers, fabrieks arbeiders (groep steenfabrieksarbeiders 200 pet.); kleermakers, mijnwerkers en transportarbeiders. D. Een subsidie van ten hoogste 120 pet. zal gelden voor de kassen van op zichthoudend personeel. Voor de overige kassen zal het subsidie ten hoogste 100 pet. bedragen, waarbij echter in aanmerking moet worden geno men, dat in bijzondere gevallen verhoo ging van het percentage voor een of meer van die kassen of groepen van kassen moet worden voorbehouden, wanneer groote werkloosheid dat noodzakelijk mocht maken. Zooals ook in de voorgaan de jaren is geschied, zal geen hooger sub sidie worden gegeven, dan de toestand van de werkloozenkas noodig maakt, zoo dat de hoop mag worden uitgesproken, dat de bovengenoemde maxima niet in alle gevallen zullen worden bereikt. DE VEREENIGING VAN CURACAO MET NEDERLAND. Vanwege het Algemeen Nederlandsch Verbond en de Koninklijke Vereeniging „Oost en West" is in de Ridderzaal te 's-Gravenhage Zaterdagmiddag, in tegen woordigheid van H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana, een plechtige bijeenkomst gehouden ter herdenking van het feit, dat Curacao driehonderd jaar ge leden met Nederland vereenigd werd. De heer De Kanter opende het samen zijn met een rede, in welke hij allereerst de Koningin en de Prinses bedankte voor hun aanwezigheid en belangstelling die, naar hij zeide, aan deze plechtigheid een bijzondere wijding gaf en niet alleen hier in Nederland, maar ook op de Neder- landsch-West-Indische eilanden op zeer hoogen prijs gesteld zal worden, als een nieuw bewijs, dat het Nederlandsche volk onder leiding van de Koningin ook Cura- <?ao beschouwt als een kostbaar en geliefd deel van het rijk der Nederlanden. Verder begroette spr. de mede tegenwoordige autoriteiten en de overige belangstellen den onder wie er velen waren, die een lang tijdperk van hun leven in Curacao gewerkt hebben en vele mooie herinnerin gen eraan bewaren. Aanbieding van medailles aan Koningin en Prinses. De heer De Kanter bood aan de Konin gin en de Prinses gouden exemplaren aan van den bij Begeer geslagen gedenkpen ning, op het feit betrekking hebbende. Prof. Knappert hi<dd hierna een her denking"- Inderdaad, er bestaat geen beter en meer afdoend middel tegen slechte spijs vertering en verstopping, en de daaruit voortkomende kwalen. Alom verkrijgbaar a f 0.65 per flacon. Feuilleton Uit het Engelsch van Nadruk verboden. 31) „Het is al vreeselijk laat. We moeten voortmaken. Ik bedoel, ik moet voortma ken. Het is beter, dat jij maar niet mee gaat," Hij antwoordde niet, maar loodste haar zwijgend de straat over. Het was toch eigenlijk een prettige gewaarwording om zoo geholpen te worden bij het overste ken, flitste liet door Anne's hersens. Het was net als vroeger, als in den tijd, dat haar broers haar altijd overal mee heen Kamen. Op liet trottoir aan de overzijde keerde ze zich naar hem tóe en wilde afscheid Lemen. „Ik loop met je mee tot onder aan den heuvel." „Neen, doe dat nu niet." •Jk ben nog lang niet klaar met alles wat ik je te zeggen heb. wel beschouwd ben ik nog eens begonnen. Wanneer ga •8 Ik bedoel echt uit, een heelen vrnon middag, niet zoo even naar de post, ®f iets van dien aard?" *We hebben geweldig gehold, hè?" „Gevlogen maar luister, wanneer ga je uit?" „Donderdags, geloof ik." „Het is vandaag Donderdag." „Ja, maar de eerste week, dat je pas in een betrekking bent, heb je nog geen uit gaansdag. Den volgenden Donderdag wel." „Vervelend! En Zondags? Ik weet zeker, dat binnenmeisjes op Zondag vrij hebben; ik at Zondags altijd bij mijn nichtje Letitia Ramsbotham en die zei al tijd: „Zondags hebben we geen hulp, dus moeten we ons zelf maar bedienen. En ze had twee stuks personeel de eene was binnenmeisje." Anne schaterde het uit, „Wat ben jij goed op de hoogte! Ja, ik ben iederen Zondagmiddag en avond vrij, te beginnen met Zondag over een week." „En Donderdagmiddag? Hoe laat ben je dan vrij?" „O, na de lunch, als ik afgenomen heb en klaar ben met afwasscheu. „Om twee uur." „O, hemel neen! Tegen drieën." „Om half drie zal ik op je wachten aan den voet van den heuvel. Zeg, je loopt zoo bard, ik kan je haast niet bijhouden." Anne deed alsof ze het niet hoorde. Toen zei ze: „Je zult wel moeten wach ten." En blozend voegde ze er bij: „Het is heusch beter om het niet te doen." „Ja, dat kan wel, maar ik doe het toch." „Het is werkelijk verstandiger van niet, voor ons allebei. Ik ben niet langer Anne Waveney ik ben nu Annie Jones." „Goed, dan zal ik wachten op Annie Jones." Anne had gesproken zonder hem aan te zien, maar nu wendde ze het hoofd een weinig en in haar oogen lichtte dé dage raad van een glimlach. „Annie Jones zal haar betrekking kwijt raken, als ze gezien wordt met een on- deugenden baronet, die er de gewoonte op na houdt om dienstmeisjes op straat aan te spreken." „Als jij Annie Jones bent, ben ik Annie Jones' neef. Een meisje mag toch wel met haar neef wandelen, nietwaar? In elk ge val moeten we elkaar weer ontmoeten ik heb heel veel met je te bespreken." Ze waren nu weer op Ossington Road. „Bc moet nu heusch weg," zei Anne een beetje gejaagd. „Maar hoor eens...." Ze aarzelde. „Wat is er?" moedigde.! ohn aan. ..Je zult toch... Weer maakte ze den zin niet af. „Toe zeg het maar gerust." „Je zult toch aan niemand vertellen, dat ik hier ben? Beloof me, dat je het aan niemand vertellen zult." John keek haar een oogenblik ernstig en beslist aan. „Dan zul je mij van jouw kant ook iets moeten beloven. Ik zal het aan niemand vertellen, als je mij je woord wilt geven, dat je me niet weer zult ontloopen." „Ik verlang je niet te ontloopen." „Beloof me dan, dat je het niet zult doen." „Neen, ik zal het niet doen.tot na Donderdag." John nam haar hand in de zijne. Die was te mager, veel te mager. „Ik beloof je, dat ik het aan niemand zal vertellen.... tot na Donderdag," zei bij. XXIV. Anne wist niet hoe gauw ze naar de flat zou komen. Toen ze haar dienstboden- japonnetje weer aan had, ging ze terug naar de kleine keuken. Er hing een be nauwende geur van kerry. Op den vloer zwierf een oude krant. De borden, die voor de lunch gebruikt waren, vormden een wanordelijken stapel in den goot steen; de kerry pan met de gestolten resten saus er nog in, stond op den af- druipbak. Juffrouw Brownling zat aan het keu kentafeltje patience te spelen: ze was een vrouw van middelbaren leeftijd met een plomp, bleek gezicht, met onbestemde, rusteloos-dwalende oogen en een beetje kroezig, vaalblond haar, opgemaakt vol gens een mode uit haar jonge jaren met opgekrulde pony en een netje er over heen. Ze had een korte gevangenisstraf on dergaan voor een winkeldiefstal en dreef nu van de eene huishouding naar de andere, bij liefdadige zielen of waar ze geen betere keukenmeid konden krijgen. „Ben ik laat?" vroeg Anne met «en spoortje van agnst. „Zwart op rood zeven, acht en negen er zitten in dit spel heelemaal geen tienen. Laat? Ik zou zeggen, dat je er als de duivel weer bent. Waarom blijf je niet een poosje weg, als je tooh eenmaal uit bent?" „Het is theetijd," verklaarde Anne en vulde den waterketel. „Klaver tien. Wat heb ik nu aan klaver tien? Theetijd? Het zou wat! Hij is toch maar alleen thuis? Je hoeft je gerust niet te haasten, kind. Hij zou er niets van mer ken, als hij heelemaal geen thee kreeg. Of als hij het merkte, zou hij er niets van zeggen al versmachtte hij." Anne lachte. „Ik geloof, dat hij heel aardig en. vrien delijk is." „Boer," zei juffrouw Browling, „Schop penboer." Ze zweeg even, een kaart in de hand houdend. „Ik heb een mijnheer ge kend, een vriend van mijn overleden man, die noemde deze kaart „de Gouddelver". Het was wel een vermakelijke vent, maar niet.niet je dat, ewet je. Ik was een beetje beneden mijn stand getrouwd, om je de waarheid te zeggen; mijn vader was notaris op een groot dorp. Harften Trouw harten heer, dat is weer klaar." Anne was blij, dat het klaar was, want zo had zich al eenigszins bezorgd afge vraagd, hoe ze op die met kaarten be zaaide tafel brood moest klaarmaken voor bij de thee. „We woonden in een mooie villa met een grooten tuin," juffrouw Brownling begon haar kaarten, die er smoezelig, vettig uitzagen en ezelsooren hadden, bij elkaar te zoeken. Wie had in dien tijd kunnen denken, dat het nog eens zoo ver met me zou komen!" Langzaam en pein zend schudde ze de kaarten. „Mijn man hqjl een zaak heb ik je dat al eens verteld? Dat is geen schande. Maar een winkel blijft een winkel en ik was groot gebracht als een echte dame. Toen ik twintig was kon ik geen bed opmaken, geen kous stoppen of een aardappel ko ken." Anne legde het brood, dat ze gesneden had en gesmeerd, op een schaal. Ze had de opmerking kunnen maken, dat juf frouw Browling ook nu nog geen aard appels koken kon. Ze glimlachte echter alleen maar en zette thee. „Och, lieve kind," zuchtte de andere vrouw. „Een mensch weet nooit hoe het in zijn leven nog eens loopen kan. De een komt in goeden doen, de ander raakt aan lager wal. j_uusi,er naar mijn raad en zoek een weduwnaar die zijn bemoeizieke schoonmoeder beu is, een geschikte, ge moedelijke man, die er warmpjes in zit. Dat is de groote kans voor 'n meisje zog als jij. Van de kinderen hoef je heelemaal geen last te hebben, als je maar weet hoe je er mee omspringen moet. Je stuurt ze naar een kostschool en je hebt je man en je huis voor jezelf. Zeg nu eens zelf, of dat geen goede raad is?" Al pratend liet ze de kaarten over tafel vallen en haar mond vertrok in een dwazen lach. Anne ging de keuken uit met het thee blad. Juffrouw Browling was een beproe ving. De keukentafel lag altijd bezaaid met haar beduimelde, vette kaarten. Ze kon nog niet een ei koken zonder de heele keuken overhoop te halen; nooit waschte ze een bord, schaal of pan om, voor dat de heele voorraad schoone uitgeput was. Anne had een slaapkamertje met haar samen, een kamertje, waar liet grootste deel van juffrouw Browling's eigendom men gewoonlijk over den vloer verspreid lag. Uit- en aankleeden duurde eindeloos bij haar en ze praatte onderwijl aan een stuk door; zenuwtergende verwarde en veranderlijke verhalen over vervlogen grootheid. De eene keer was ze de doch ter van een advocaat of notaris, dan weer van een dokter of een predikant. Tegen middernacht zinspeelde ze op een adellijke afkomst, door het wapenschild, waarvan helaas een smadelijke balk liep. En deze fantasiën eindigden steevast in een krampachtige huilbui. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 1