PAG. 6
ZATERDAG 9 JUNI 1934
'T JUTTERTJ1
Beste jongens en meisjes!
Daar ben ik van de week toch zelf
weer, m'n vacantie is niet doorgegaan
en ik zit hier dus op m'n stoel weer
aan jullie te schrijven, de andere „ik"
behoefde m'n plaats niet in te nemen.
Nu hoop ik volgende week Zaterdag
een week vacantie te krijgen, een week
om te fietsen en te wandelen en te
stoeien. Ik hoop, dat het wat warmer
is dan de laatste dagen, want anders is
het niets gedaan aan het strand, je
oogen waaien vol zand, net of je in een
woestijn bent, maar wie weet, mis
schien brandt de zon ons wel in een
dag bruin en kunnen we als de schol
letjes den heelen dag in het water
zitten.
Het boek is deze week gewonnen
door:
RIKA SINNIGE. Julianadorp.
Ik heb er over gedacht het boek per post
aan je toe te sturen, Rika, maar ik denk, dat
je het net zoo lief even haalt op de fiets en
ik heb het dus voor je klaar gelegd. Vanmid
dag tot vijf uur kan je op kantoor terecht,
anders Maandag. Ik dacht, dat ik den vorigen
keer al geschreven had, dat er van een gezin
maar één mee kon, dus dat was bij jullie Tony,
die me al eenige jaren trouw is.
Jannie Rezelman. Jij gaat ons dus verlaten,
Jannie, je gaat in Vreeswijk wonen, daar kan
je de zee met meer hooren zingen en de duinen
zijn er ook niet. Ik hoop, dat je er andere fijne
dingen vindt en ook veel vriendinnetjes en als
je wilt mag je me nog wel eens een fijnen dik
ken brief schrijven, dan zal ik er iets uit ver
tellen aan al m'n raadsel vriendjes en vriendin
netjes, die ir. Den Helder ook jouw vriendjes
en vriendinnejes waren. Dag, hoor.
Nellie Jongepier. Dat begrijp ik, Nellie, dat
je daar wel wat "t"hee voor noodig had, om
over de teleurstelling heen te komen, dat je
niet mee mocht, ik merk het nog in je briefje,
waar 2 ,,t" 's stonden waar ze niet behoor
den. Maar ik begrijp, en wie begrijpt die
vergeeft Fijn dat je evengoed een reis gaat
maken en nog wel heelemaal naar Zeeland,
een wereldreis gewoon.
Annie v. Hees. Nou, nou, wat pen boos
meisje ben je nu. Was je een beetje beleedigd,
dat ik dacht, dat je dat versje niet zelf ge
maakt had? Nu, dat is toch een compliment,
want als ik er aan twijfelde, dat het uit jouw
brein gekomen was, was dat een bewijs, dat
het goed was en je mag dus niet schrijven: „Ik
zal maar geen versjes meer maken, want u ge
looft me toch niet". Nee, nee, nee. dat mag
niet Volgende week krijg ik weer een versje
van je, hè?
Geertje de Vroome. Waarom zou je anders
willen heeten, Geertje? Of je nou Geertje of
Grietje, Marietje of Pietje heet. Het blijft het
zelfde. Vroeger toen hadden de voornamen
beteekenis, dat was dus wel fijn. Ik heb thuis
een boekje met een heele massa namen en
daarachter de beteekenis van iederen naam,
maar Geertje komt er geloof ik niet in voor.
Jannie de Vroome. Gelukkig, de donkere
lucht was dus gauw voorbijgetrokken, Jannie,
en toen je las, dat je niet mee kon naar den
"iverkant, heb je je er gauw in geschikt. Fijn
hoor, je moet maar nooit te lang tobben over
teleurstellingen, die je krijgt, anders verleer je
het lachen.
Christina Beekma. Een kans om mee te
gaan naar Texel? Natuurlijk, Christina, die heb
je, net als de andere vriendinnetjes, die een
biljet hebben ingestuurd, toch hoop ik, dat er
niet één van het twaalftal behoeft uit te vallen,
want dat zou niet prettig voor ze zijn.
Jaap Boekei. Ieder raadselvriendje is harte
lijk welkom, Jaap. en wanneer hij dan, net als
jij, met een vers begint, dan zie ik hem heele
maal graag in onzen vriendenkring. Maar dat
versje was toch niet van jezelf, is het wel? Ik
zal het hier opnemen, zonder jouw naam na
tuurlijk.
VOGELCONCERT.
Komt, vogeltje, komt blij,
De winter is voorbij.
De winter met z'n sneeuw en ijs,
De winter met gebrek aan spijs.
Komt. laat ons vroolijk zingen,
Saam door de boomen springen.
Als 't leven weer gaat bloeien,
Dan gaan wij lustig stoeien.
Waar katjes aan de boomen
Doen van de lente droomen.
Hoe schoon is toch 't leven
Ons aoor den Heer gegeven,
Die schiep al wat er leeft en roert
En ons, z'n kleine vogels, voert.
Weest allen nu dan ook verblijd
En zir.gt een lied vol dankbaarheid.
Lleny v. Lopik. Een vriendinnetje vertelde
jou dus de verrassing, dat je mee mocht en
dan nog wel op „gym", zeker net toen je de
reuzenzwaai maakte, dat ging natuurlijk extra
gemakkelijk, want als je blij bent dan maak ie
de reuzenzwaai zonder rekstok. Leuk, dat je
verschillende van de meisjes kent.
Rini Visser. Verdraaid, daar sta je alweer.
Rini. Hoe 's het mogelijk, hè, twee Zaterdagen
achter elkaar in 't Juttertje, je zou er bijna niet
van kunnen slapen, ja zeg nu eerlijk over wie
wordt er nu op z'n tiende jaar in de krant ge
schreven? Over jou.
Geertje Putting. Ik hoop, dat dat gat in de
lucht, dat je bij jullie in de kamer gesprongen
hebt, toen je las dat je mee mocht, al weer ge
dicht is, Geertje, anders zou er bij jullie in huis
een luchledige ruimte zijn, en dat kon nog wel
eens onaangename gevolgen hebben, want als
je er dan door liep, kon je plotseling geen adem
halen en dat is noodig voor je reisje naar
Texel, hoor. Maar alle gekheid op een stokje,
't is fijn dat je meegaat, hè? Je zou er de lucht
vol gaten door springen.
Sientje Nieuwdorp. Je zal eens zien hoe fijn
je Texel vindt, Sientje. Je hebt er alles wat je
hart begeert. Vriendelijke menschen, dat is al
heel wat, hè, heel veel landerijen, met van die
leuke tuinwalletjes, groote massa's schapen,
vriendelijke dorpjes, mooie bosschen, prachtige
duinen en een heerlijk breed strand. Nu, wat
wil je nog meer?
Harm Leyen. Die vier laatste regels van je
versje wart® toekomstmuziek, Harm, en dus
heb ik die er af gelaten. Als straks de tocht
voorbij is, dan mogen jullie er een opstel over
maken en wie dan het beste opstel gemaakt
heeft, die krijgt daarvoor op den koop toe een
prachtig boek. Hoe vind je dat?
Hoera, we gaan kampeeren
Met een club van een dozijn,
Bestaande uti enkel jongens,
Dat lijkt ons toch zoo fijn.
Wat was het toch een heerlijk plan.
Door Nellie Boot bedacht,
Dat buiten raadselvriendinnetjes
Ook vriendjes werden verwacht.
Harm Leijen.
Tonia Schouwenaars. Zoo is het net, Toni,
niet alle raadselvriendinnetjes konden mee naar
den overkant Ik geloof ook trouwens niet, dat
't zoo aardig zou zijn met zoo'n groote club.
't Zou net een mierennest zijn, alles krioelde
door elkaar en je zou elkaar ook niet leeren
kennen. Nee, het is zoo goed.
Annie Jansen. Wanneer jullie op kantoor
moeten komen schrijf ik nog wel eens, want
dan moet ik eerst overleg plegen met de leid
sters en leiders, maar ik vind het wenschelijk,
dat we elkaar eens even zien en spreken, dan
ben je niet zoo vreemd meer voor elkaar.
Jopie Bomhoff. Jammer, dat je geen tien
jaar was, Jopie. maar volgend jaar dan beleef
je je eerste kroonjaar en wie weet, misschien
gaan we dan wel met de „Graf Zeppelin" naar
New-York, En dan ben jij van de partij, hoor.
Tony Sinnige. Nu, je zal zien, dat ik dat
nog eens doe, Tony, als ik op een mooien
zomeravond of op een vroegen Zondagmorgen
eens langs de Middenvliet rijd, dat ik nog eens
bij jullie binnen kom wippen. Als jij dan maar
thuis bent, hè?
Ca trientje Laan. Nou. dat hoop ik ook van
harte, Catrientje, dat je gezond bent die eerste
Augustusweek, want het zou me ontzettend
spijten als een van jullie door ziekte niet mee
zou kunnen. Ik hoop Maandags met jullie mee
te gaan en jullie Donderdags te halen en na
tuurlijk gaan de fietsen mee, want de afstanden
zijn te groot om te loopen. Een paar vriendin
netjes hebben geen fiets, maar die kunnen dan
op den bagagedrager van een ander zitten,
omdat toch geen groote tochten gemaakt
worden
Dedi de Vroome. Maar dat sprak toch
haast vanzelf, Dedi, dat jij mee zou mogen. Jij
doet al zoo lang mee, je schrijft me zoo trouw,
dat als jij niet mee zou mogen, wie dan wel?
Tiny Dol. Veel hartjes hebben de vorige
week van rikketikketik geslagen toen 't Jut
tertje ingegooid werd, Tiny, en haastige handen
hebben het kinderhoekje gezocht, en toen, en
toenstond jij er fijn bij.
Jenny Rooze. Als jij met de vacantie in
Amsterdam zit, bij de apen in „Aritis", dan
heb je gewoon geen tijd meer om te denken
aan de apen, o pardon, de kinderen op Texel,
Jenny.
Antje Ruiten. Maar dat versje wil ik plaat
sen, hoor, Antje, want dat is zoo leuk. Kijk,
hier staat het:
KLEIN BROERTJE.
Ik heb een heel lief broertje,
Die heeft al heel wat praats,
Hij speelt al heel den morgen
Met zijn hondjes op de pla~ts.
De grootste die heet Mopje,
De kleinste die heet Fik.
Als iemand hem komt plagen,
Dan heeft ons ventje schik.
Maar als het dan twee uur is,
Dan is het daad'lijk mis,
Dan wordt ons ventje lastig
En huilen is 't gewis.
Maar dan komt Moeder buiten.
En uit is 't met de pret.
Die pakt ons kleine ventje
En stopt hem in zijn bed.
Antje Ruiten.
André Gunthert. Als ik het niet vergeten
ben door m'n vacantie, kom ik je 25 Juni feli-
citeeren; hoor, want ik kom viermaal op een
dag voorbij jullie winkel, dus het is een kleine
moeite om even naar binnen te wippen en als
ik dan bovendien weet, dat er een jarige ach
ter de ramen is, dan doe ik dat graag. Dat
wordt nog een verrassing voor de jongens die
meegaan naar Texel, zeg, ik zal het niet ver
klappen, hoor. Jullie behoeven je niet bezorgd
te maken over het „krom" praten van je zusje,
hoor, want dat heeft je moeder ook gedaan,
toen ze nog zoao klein was, en dat is ook
heelemaal overgegaan.
Ida de Boer. Ik heb nog heel wat haren op
m'n hoofd, Ida, al wil m'n kleine jongen wel
eens een zoen geven, op het „kale plekje", dat
ie ontdekt heeft en nu beloof ik je dat ik een
spijt heb als al die heele bos haar die er nog
is, dat jij niet mee kon. Maar ja, wat geeft het.
Ik hoop, dat je reuze veel plezier in Den Helder
hebt, je kan je hier ook best vermaken.
Annie Walboom. 't Is waar, Annie, jij deed
in den laatsten tijd niet meer mee, maar ik ben
toch niet vergeten, dat jij een van m'n trouwste
vriendinnetjes geweest bent en je dus recht had
om mee te gaan.
BOFFERS.
'k Had net m'n laatste hapje op,
Daar viel de krant, mijn hart deed klop,
Klop, klop, klop, klop; de kinderhoek,
Daar staan de namen, en ik zoek.
Marie Leys, uit Rotterdam,
Tonnie Sinnige, die 't toekwam,
Lientje van Lopik, zij woont hier,
Tiny Dol, dat is nummer vier.
Dina Wismeyer, achter 't spoor,
Annie Jansen, bij ons voor,
Catrientje Laan, bij de Kerkgracht,
Dedi de Vroome, dat is er al acht.
Geertje Putting, zij woont in de buurt,
Gretha Mebius, die rijmpjes instuurt,
Sientje Nieuwdorp is boffer elf,
De laatste boffer ben ik zelf.
Wij zijn de twaalf boffers,
Wij boffen dezen keer.
De wanboffers van heden,
Die boffen later weer.
Pa en Annie Walboom.
Hermina Hoogendijk. Ik begrijp met,
dat Jij niet eerder met oplossen begonnen
bent, Hermina. Je kan goed raadsels oplos-
sen en je kan aardig briefjes schrijven en
'e "'J1 fraaz eens in 't Juttertje staan. Nu,
nn a je drie jaar geleden een vriendin-
r;.-. Tl"" f.worden> dan had je al een
schrift vol briefjes gehad. Of trok je kleine
zusje je soms altijd aan je oor als je mij
wilde schrijven?
Marietje en Frans Dirks, Koegras. Jullie
doen alletwee nog niet zoo lang mee, hè
anders had ik wel voor een van jullie
tweetjes een plaatsje gereserveerd. Maar
misschien bestaat er nog een kans, als er
een van de jongens uitvalt?
Marie v. Straalen. Ik zou bijna vergeten,
dat jij hier nog op dit ondermaansche rond
huppelt, Marie, zoolang heb je niets van
je laten hooren. Dat mag niet meer gebeu
ren, hoor.
Magda v. Gelderen. Misschien komt de
tijd nog wel eens, Magda, dat ook jouw
n am met dikke letters in het Juttertje
staat voor een tocht. Als een gezin uit
zooveel kinderen bestaat, als ons raadsel
gezin, dan begrijp je wel dat je niet met
allemaal tegelijk udt kan gaan.
Madeleine Wiss. Ik kan me indenken,
wanneer je van Breezand naar Den Helder
gaat, er even iets van teleurstelling in je
is, Madeleine. In Breezand heb je overal
de ruimte om je' heen, in het voorjaar heb
je er de prachtige bloembollen en in Den
Helder woon je in een straat, met aan den
overkant buren en aan den achterkant bu
ren en links en rechts buren en veel men
schen en fietsers en auto's als je langs dm
weg loopt. Daar moet je allemael even aan
wennen. Maar je zal zien, als je er aan ge
wend bent, dan vindt je het hier fijner.
Cor Wisse. Jij boft, Cor, want ik wil .ie
in vertrouwen vertellen als ik geweten had
dat je een Heldersch vriendje zou wórden,
m'n keus wellicht op een andér vriendje ge
vallen was, die langer meedeed, al ben jij
nu natuurlijk hartelijk welkom, hoor.
Kaas Blokker-, Haarlem. Ja, je fiets en je
mandoline neem je mee, dat is prachtig,
Klaas. Je fiets om te peddelen en je man-
coüne om vroolijke wijsjes te spelen als
het 's avonds stil is op het land, totdat jul
lie gaan slapen in het hooi, in een toege-
stikte deken.
Nellie Boot, de Waal (T.D. 't Is maar
goed, Nellie, dat die schuur van meneer
hoeper een solider maaksel is dan dit hut
die jij met je vriendinnetjes gebouwd hebt
en die vijfmaal ingestort is. Stel je voor dat
je rustig lag te slapen en je het dak op je
reus kreeg. Dat zou wel avontuurlijk zijn,
maar niet aangenaam. Wat hebben jullie
je van de week vermaakt op de Waal, zes-
Ik geloof zelfs als de kinderen alleen op
de Waal zouden blijven, ze pret zouden
hebben, laat staan als ze heel Texel rond
sjouwen.
Marietje Elsendoorn. Ik heb het je vorige
week al geschreven, Marietje, dat het me
heusch waar verschrikkelijk speet dat jij
r.iet meekon, maar ja, wat kan ik er aan
doen, ik kon er geen vier en twintig in een
dozijn stoppen, anders had ik het gedaan.
Leentje de Groot. Jij wilt zeker graag
grooter en ouder zijn dan je bent, Leentje
en daarom heb je me verteld dat je v2 jaar
bent, hoewel je het over twee maanden pas
wordt. Nu, als je nu ook zoo flink bent als
een meisje van 12 en je moeder even kra
nig helpt, is het goed, hoor. Ik zou eigen
lijk eens een briefje van je moeder moeten
nebben om te weten of dat wel zoo is.
Marie Leys, Rotterdam. Ach, als de zon niet
schijnt, Marie, als we naar Texel gaan, d«n
nemen we electrische lampjes mee en heb
ben we net zonneschijn. We vinden er wel
wat op, hoor. Wil jij zoo graag veel mee
nemen? Nu, stop de „Bijenkorf" dan maar
in je reismand, dan hebben we meteen alles
tij de hand op Texel.
Het meisje dat me de vorige week
geen briefje geschreven heeft omdat ze op
reis ging, heeft me van de week wel ge
schreven, maar vergat haar naam. Wie is
die.... domoor?
Marie v. Horik. Als jij in zoo'n leutige
stemming ben als dat jongetje met dat
grappige poesje op je postpapier, ben jij
vast een gezellig zusje thuis. Ik kom je nog
gauw even feliciteeren met je I3en verjaar-
'aag, hoos. Is het een fijne dag geweest,
Marie, want als je dit briefje leest dan is
die feestdag alweer een paar dagen achter
den rug. Maar hij is natuurlijk nog niet uit
je hoofd en uit je hart.