TOM DE NEGERJONGEN
Raadsels
ZATERDAG 16 JUNI 1934
PAG. 7
Wimpie cLsk Üdm
VVEL DLAWNURG.
Nieuwe Raadsels.
'f JUTTETRJE
ttia Ja] vinden efl dan wil je niet eens meer
terug naar Breezand.
Cor Wisse. Nu, wees jij die woningbouw
commissie maar net dankbaar, Cor, want daar
j,e]j jij aan te danken, dat je mee gaat kam
peeren, en je zal eens zien hoe fijn dat is.
En nu, jongens en meisjes, tot vol
gende week, dan hoop ik lekker in de
duinen te liggen en dan beantwoordt
de andere kindervriend jullie briefjes.
Ik zal in het nummer van de volgende
week Zaterdag kijken wie hem alle
maal geschreven hebben.
Kindervriend.
ondeugende
door een auto
overreden werd en zijn been brak,
door
Die Wimpie.... die arme stoute
Wimpie heeft onder een auto gele
gen.. en 't is leelijk aangekomen hoor,
maar 't is zijn eigen stomme schuld
geweest. De meester van school had
'm verteld, dat de nieuwe brug, die ze
in Maastricht over de Maas hadden ge
legd, veel grooter en veel mooier
was, dan de nieuwe Postbrug over
't Heldersche kanaaltje en Wimpie
had toen gezegd, dat is niet waar mees
ter, en toen had ie gezongen:
„U hoort de klok maar luien,
U laat u klepel gaan.
D'r is ommers geen brug in Holland,
die de Heldersche kan verslaan.
Kou en toen begonnen al de jon
gens in de klas met Wimpie mee te
zingen, en toen werd meester reuze
kwaad en die kwakte een krijtje tegen
den neus van Wimpie, zoodat daar een
dot witte kalk opkwam, en toen zei
meester: "Jij moet 100 maal schrijven:
„Ik mag in school geen kapelmeester
spelen", en ik zal 't ook an je vader
zeggen. Nou toen zat Wimpie 'm lee
lijk te knijpen, hè, want dat was geen
zuivere koffie, als ie thuis kwam, dan
kreeg ie van dik-höut-zaagt-men-plan-
ken; én toen is die stoute jongen maar
niet naar huis gegaan, maar heb zijn
nieuwe fiets, die ie op de Hemito ge
wonnen had genomen, heb zijn banden
laten opblazen, door die fietsblaas-
pomp, die in 't plantsoentje stond en
die nooit lucht geeft, en is 'm ge
smeerd.
Hij dacht heelemaal niet aan 't groote
verdriet, van zijn vader en van zijn
moeder en van ze zussie als-ie niet
thuis kwam, hij fietste maar, over de
Parallelweg, Ruyghweg, Binnenhaven
tangs 't kanaal, die stoute jongen fiet
ste al maar door. langs de Gemeente-
reiniging en de Vlotbrug
Hij was woedend op meester, want
die eendvogel van een Wimpie geloof
de vast, dat hij gelijk had en dat er
maar één brug in Nederland was, die
zoo groot en zoo mooi was als de Post
brug over 't Heldersche kanaaltje
Hij wilde zelf heelemaal naar Maas
tricht fietsen om daar die brug te
laten uit portretteeren dan die photo
naar meester op te sturen.
Wimpie wilde naar Maastricht op de
fiets, en Wimpie had maar een dub
beltje zakgeld in de punt van zijn zak
doek geknoopt
Hij trapte maar, als een razende, hrt,
sjrt, sjrt. Hij reesde, zoo schrijf je dit
woord niet hoor, maar daar jullie nog
geen Engelsch kennen en wij tegen
woordig een doodmakkelijke minister
hebben, die met de Hollandsche taal
geheel naar zijn genoegen marchan
deert, geloof ik niet dat er iets tegen
is, wanneer ik dit woord zoo schrijf.
Nou hè, en die Wimpie resen
moet het nu met één e of twee ees, de
drommel mag me halen als ik er iets
van snap, maar ik ga morgen maar
naar de meester van Wimpie, en zal
hem dan vragen of Yvel, zoolang als
Wimpie niet op school is, op zijn plaats
mag zitten. Want en dit is het leelijke,
Wimpie is nog niet op school, hij is
nog niet terug
Bij Alkmaar kreeg ie honger en wat
denk je dat ie met dat dubbeltje doet.
Hij ziet een man, met een kar met
ijsies en koopt een ijsie, van drie cent.
Nou, das wel lekker voor de dorst,
zoo'n ijsie, maar als je honger hebt,
geeft die kou in je maag geen cent,
dus de honger blijftKomt-ie
's avonds laat met zijn fiets bij een
boerderij in de buurt van Krommenie,
belt ie brutaal aan, en zegt-ie tegen de
boer:
„Mag ik vannacht in de stal slapen?
Ik ben globe-rijer, ik maak een reis
om de wereld, maar hij kon toch haast
niet op zijn beenen staan, zoo moe als
hij was en zoo'n akelige honger als
dat ie had in zijn leege maag.
Zegt de boer: „Kom jij eres binnen
jochie, hoe heet jij?"
Zegt Wimpie: ikke ben Wimpie, dat
is ikke.
Praat niet zoo gek, zegt de boer, dan
vervolgt ie nijdig: Ik zal deres even de
koddebeier waarschuwen, want dat is
geen zuivere koffie, jij bent vast weg-
geloopen van je vader en moeder.
Niks hoor, ik ben heelemaal niet
weggeloopen, ik ben weggereje, zegt
Wimpie. Mot die meester dan ook onze
mooie Postbrug beleedigen, en toen
vertelt ie 't aan de boer.
Nou alle boerenzoons en zijn vrouw
kwamen de kamer binnenloopen en die
lachte zich stuk, over die rare Wimpie,
en toen Wimpie vertelde dat ie de
kleinste en jongste sjoernalist was van
Den Helder zei de boer tegen ze
zoon pak jij eres 't Juttertje, dan
kenne we kijken of 't waar is en zijn
portret lijkt. Moet jullie weten, die
boer had vroeger aan de Doggers
vaart gewoond en daar de Heldersche
krant gelezen. Toen ie in de buurt van
Krommenie ging wonen, was ie een
trouwe lezer gebleven en zijn kinde
ren lazen iedere Zaterdag wat Wimpie
voor stouts gedaan had. En waratje
hoor, toen 't Juttertje voor den dag
kwam, en ze Wimpie met 't portret
vergeleken, toen hadden de kinderen
van die boer een lol man, een lol, ze
danste als kleine Indianen een krijgs
dans om Wimpie heen.
Natuurlijk Wimpie moest direct
aanschuiven en die at 2 borden rijst
met suiker, 3 borden gestampte pot en
ik geloof dat ie wel een 2 pond aard
beien, naar binnen joeg, want eten kan
Wimpie, eten. In een wedstrijd, wie
het meeste eet, haalt Wimpie vast de
eerste prijs.
Wimpie, was dan, toen-ie gegeten
had, weer zoo lekker als kip, en de
boerenvrouw maakte gauw een bed
voor hem klaar. Morgenochtend ga je
weer als de blikskater naar Nieuwe-
diep terug, zei de boer.
Wimpie trok een lip die tot op zijn
boezeroentje kwam.
Dat nooit, zei Van Speyk, dacht ie.
Zoo'n stommert! Had-ie maar wel
naar die boer geluisterd, dan lag hij
nu niet, met een gebroken been in een
ziekenhuis.
Gelukkig, dat ie zijn arm niet ge
broken heeft, want nu kan hij ten
minste zijn hand nog gebruiken om
jullie van zijn kwajongensstreken te
vertellen.
Hoe dit alles gekomen is hooren jul
lie volgende week, maar als jullie een
briefje aan de arme domme Wimpie
schrijven willen adresseer dan:
„Aan Wimpie, met zijn gebroken
been."
UIT POPPENMOEDERTJES
KOOKBOEK.
Verloren viseh-soep.
Een stukje vet, zoo groot als een
okkernoot, laten we in een pannetie
smelten, maar niet bruin worden.
Daarna strooien we een flinke thee
lepel tarwemeel erbij en roeren vlijtig
het vet er door heen. Er mag geen
enkel klompje meel meer overblijven.
Alles moet fijngewreven worden. Nu
komt er langzaam zooveel heete bouil
lon bij, dat er een dikke soep ontstaat,
waar aan wij een tros dille toevoegen,
om te kruiden. Laat nu de soep enkele
minuten staan, maar laat ze niet koken.
Met zout naar smaak, is het een fijn
soepje. En de visch?Nu, die heb
ben we verloren, vandaar: „Verloren
visch-soep"!
Vruchtensap.
Lekkerder dan de lekkerste boter
ham smaakt een soepbord met vruch
tenpap en melk. Een boterham erbij
mag ook nog, maar dan ben je beslist
verzadigdreken maar! Iedere
vruchtensoort en speciaal rabarber, die
thans weer overal te krijgen is, is
goed voor onze vruchtenpap. Snijdt de
rabarber na het wasschen ln vinger
dikke stukken en zet ze dan op met
zooveel water, dat ze nèt bedekt zijn en
juist kunnen drijven. Is de rabarber
gaar en dan moet men ze gemakke
lijk kunnen fijnwrijven dan voegt
men er snel nog een mespuntje natron
bij, suiker en aardappelmeel. Van het
laatste moet men van te voren een flink
volle theelepel in een glas water roe
ren en dat langzaam in de kokende
rabarber gieten, totdat deze stijf wordt.
De hoeveelheid aardappelmeel hangt
geheel van de kwaliteit daarvan af en
van de massa, die stijfgemaakt moet
worden.
Bijzonder goede gebakken aardappelen.
Aardappelen bakken dat is heele
maal zoo eenvoudig niet, als het lijkt,
tenminsteals men het goed wil
doen! In geen geval mogen wij daar
toe zoutaardappelen gebruiken. Zij
zouden verkruimelen, melig smaken en
te veel vet opzuigen. Het beste is de
aardappelen te schillen en ln niet te
dikke schijven te snijden. Zijn zij krui
melig, snijdt ze dan in niet te dikke
schijven en begiet ze met koud water,
dat men dan weer goed laat afloopen.
Daarvoor is de vergiet geschapen! Het
vet, waarin men bakt, moet goed héét
zijn! Worden er uien meegebraden,
dan die tegelijk met de aardappelen in
het vet leggen! Zout en een beetje
peper erop strooien en niet te veel roe
ren. Iedere minuut voorzichtig de aard
appelen keeren, opdat ze tijd hebben
bruin en knapperig te worden. Een
klein beetje strooisuiker (basterd) be
vordert dé knapperigheid. Is alles vijf
minuten lang in de niet te kleine pan
gebakken, dan legt men de aardappe
len op een warmen schotel en dient ze
op met versche kropsla.
Oplossingen vorige raadsels:
I. Een bok.
II. Een boterham.
III. Paardenhaar.
IV. Hansworsten.
i.
Hoe ligt de kat op den muur?
II.
Twee vaders en twee zoons schoten
drie hazen en toch namen ze ieder
één haas mee naar huis! Hoe kan
dat.
III.
Het geheel bestaat uit 9 letters en
is iets wat men vooral in den zomer
veel doet.
4, 8, 6, 7 is een vrucht.
3, 2, 1 is niet wild.
9, 8, 5, 9 is het tegengestelde van ja.
Goede oplossingen ontvangen van:
Nellie J., Dina W., Nellie N„ Jac.
P. N„ Sientje N., Tonia S., Piet van H.,
Adré W., Ditta P., M. v. H.
-r,9. Neen maar, zoo erg als het was,
Qaar moest de ondeugende Tom nu
'och om lachen. „Ach, ach," brulde hij
"aar zijn vijand, „dat is nu toch ver
schrikkelijk hè! Nou is de leeuw vrij
Tom is vrij, maar.meneer hier
gevangen! Dag meneer, zit u lek
ker?" En nog veel meer brutale plage
den liet Tom hooren, terwijl hij
adiend, met zijn muts in zijn hand
"aar den neger stond te kijken.
60. De neger schreeuwde van kwaad
heid. „Maak je toch niet zoo boos,
meneer," lachte Tom, „daar word je
mager van en je krijgt er honger van
ook, dat heb ik al dikwijls gemerkt. En
eten heb je zeker wel niet bij je. Ik
ook niet hoor. Houd nu toch eens op
met dat geschreeuw, dan zal ik eens
een liedje voor je fluiten, op mijn
eigengemaakte harmonika. Moet je
hooren zeg, hoe ik dat kan!"
61. De neger wilde er niets van hoo
ren en hij brulde zoo hard en zoo nij
dig, dat Tom er maar mee ophield Wal
moest hij eigenlijk doen! Als die man
daar zoo bleef zitten, dan zou de
leeuw, als hij soms terugkwam, hem
vast en zeker opeten. En om dien
woedenden man tusschen de takken
uit te halen, nu dat durfde Tom toch
niet goed. Want die man was natuur
lijk veel sterker dan zoo'n klein jon
getje en wie weet wat hij hem deed.
Het was moeilijk hoor, om te weten
wat je in zoo'n geval doen moest
62. Maar Tom wist toch overal raad
op. Hij had in de boot een prachtig
groot vischnet zien liggen en dat zou
hij nu eens eventjes gaan halen. Hij.
nam nog eens beleefd zijn hoedje af
voor zijn schreeuwend gezelschap, be
loofde op vriendelijken toon om gauw
terug te komen en ging op zoek naar
zijn bootje. Dat lag niet ver af en was
dus al gauw gevonden. En ja hoor, het
net lag er ook nog in.