Hoe Amerikaansche
filmoperateurs ons land zien.
POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
ZATERDAG 7 JULI 1934
AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN
Populaire Rubriek
65;
(Airhans willen zien)
door
WELLY DEN HERTOG.
Wij vinden in „Ons Nederland", het
oi gaan van de Ver. v. Vreemdelingen-
verkeer, de volgende aardige beschrij
ving, die wij met toestemming van den
uitgever A. J. G. Strengholt overne
men:
Het was dien dag weer mijn "beurt
cm de filmopérateurs uit New York en
Hollywood te begeleiden op hun tocht
door ons land. Om 7.20 uur dien mor
gen zat ik in den trein naar Alkmaar,
waar het gezelschap op dat oogenblik
verblijf hield. Het was mooi zonnig
weer, wat de oorzaak was, dat mijn
verwelkoming aan het station in Alk
maar van de zijde der Amerikanen
eenigszins haastig verliep, terwijl de
opmerking werd gemaakt, dat het jam
mer was, dat ik niet' een paar uur vroe
ger had kunnen komen met die prach
tige zon! Zoo is n.1. vereischte bij het
werken met het geheel nieuwe systeem
van de Technicolor Corporation, waar
bij direct kleuren worden opgenomen,
met veel grooter resultaten dan tot nu
toe het geval was. Daarom zoeken ze
ook zoo hard en sprekend mogelijks
kleuren. Als men weet, dat zelfs de
kaasmarkt te Alkmaar hun kjeuren-
honger niet bevredigde, dan kent men
zoo ongeveer hun eischen.
Eenigszins slaapdronken nog beaam-
_de ik hun opmerking. Ik werd haastig
voorin den vrachtauto gestopt tusschen
'den chauffeur en Mrs. Fitz Patrick, de
leidster van het troepje, en weg waren
we, op zoek naar een molen temidden
van tulpen, welke den vorigen dag was
ontdekt bij Egmond aan de Hoef, maar
die wegens het ontbreken van zon niet
vereeuwigd had kunnen worden.
De chauffeur werd door aanmoedi
gende gebaren van de leidster tot steeds
sneller tempo aangezet; haar ijver en
haar angst voor zonsverduistering ston
den in omgekeerde verhouding tot haar
vrees om met den vrachtauto en al van
den dijk af in een echt Hollandsche
sloot terecht te komen.
Na afloop van den rit was ik dan ook
klaar wakker en kon ik den eigenaar
van het bewuste tulpenveld om zijn
medewerking vragen. Een voordeei
was, dat in dit veld rails waren aan
gelegd, waarover kiepkarretjes voort
bewegen konden worden. Wij vroegen
een soort platformpje op wielen te
leen, en hierop werd het dure apparaat
met alle toebehooren geplaatst.
Toen het eenmaal zoo ver was met
de voorbereiding, kende de werklust
der cineasten geen grenzen meer. Er
werd gedelibereerd over de plaats, het
onderwerp, oVer telegraafpalen die er
niet op mochten komen, er wera ge
twist over een dak van een huis, dat
vr-lgen3 den een „very artistic" zou zijn,
maar volgens een ander „would spoil
the whole picture".
Het was niet geraden om op zoo'n
oogenblik tetrachten mijn bescheiden
meening eveneens ten beste te géven:
Hollandsche visie op het geval werd
geenszins gewaardeerd.
Men Werd het eens (wat meestal be-
teekende, dat de camera-men het met
de leidster eens wérden), en het kar
retje werd een eindje verder gereden
tot vlak voor een mooi tulpenveld,
waarin de molen stond. De molen
draaide niet, maar wat is nu een Hol-
landsch landschap zonder draaienden
molen? Dus, na een kort maar vrien
delijk gesprek met den molenaar draai
den de wieken er lustig op los. Een
paar arbeiders die in het veld aan het
werk waren, werden er op hoog bevel
uit verwijderd. Na een uurtje was alles
klaar. De lichtsterkte werd gemeten en
men zou gaan draaien. Maarwat
was dat? Op hetzelfde oogenblik ver
dween de zon en het landschap, dat
kort te voren stralend en tintelend voor
ons had gelegen, had een geheel ander
aanzien gekiegen. Zoo ook de gezichten
der cineasten! Want een inspectie van
de lucht wees uit, dat geen gewone
wolk zich voor de zoh had geplaatst,
maar dat ongemerkt een grijze wolken
lucht uit zee was komen opzetten,
waarvan de rand juist de zon bereikt
had. Men moet het enthousiasme dezer
menschen hebben meegemaakt om te
beseffen, wat dit voor hen beteekende.
Mrs. Fitz Patrick huilde bijna. „Isn 't
is just too bad?" Ik moest gaan vragen
aan den bollenkweeker, aan den mole
naar en ieder wien ik maar vinden kon,
wat zij van zoo'n lucht dachten, en of
de zon nog zou kunnen komen. De mo
lenaar gaf haar hoop: Kijk, daar ver
aan den horizon was een klein blauw
plekje te zien achter de dikke wolken
bank, het kon best zijn, dat dit het
begin zou zijn van een nieuwe zon-
periode. Maar zeker zeggen kon hij
het natuurlijk ook niet.
Zij konden deze plotselinge weers
verandering niet begrijpen (twee van
hen kwamen kersversch uit Californië)
maar ik, ras-echte Hollandsche, ver
klaarde, dat in ons land alles mogelijk
was wat het klimaat betreft; en inder
daad, na een uur, dat uitsluitend werd
doorgebracht met wederzijds moed in
spreken en het inspecteeren van de
lucht, (wat zeer vermoeiend was, want
we hadden maar twee stoelen ter be
schikking en men kon niet in een
greppeltje gaan zitten en tusschen de
tulpen mocht niet), scheen de zon weer,
met de belofte, dat ze wel een half
uurtje zouden willen blijven. Opnieuw
werd ingesteld, het licht werd opnieuw
gemeten (ik had nooit gedacht dat
kleurfilmen zoo ingewikkeld was)
de molenaar werd nogmaals verzocht
zijn molen te laten draaien, en de
opname was gemaakt. De opname zelf,
waarvoor we uren van voorbereiding
en wachten hadden noodig gehad,
duurde nog geen halve minuut! Kin
derlijk blij waren de Amerikanen
steeds wanneer een opname was ge
daan, maar uitgelaten waren ze, wan
neer ze meenden de zon zoo'n beetje
verschalkt te hebben en met de opname
juist in time klaar gekomen te zijn.
Dien middag moesten en zouden wij
ook naar Hillegom, waar de leidster
verschillende schuiten met afgesneden
bloemen in de slooten had zien liggen.
Dat we nog niet geluncht hadden,
kwam er niet op aan. De magen van
de twee mannen waren leeg, en .ze
waagden dit zeer bescheiden op te
werken. Doch de leidster had geen
medelijden: er was nu zon, en we
moesten ervan profiteeren. Ze placht
de anderen er herhaaldelijk aan te
herinneren, hoeveel dollar elke dag
haar maatschappij kostte, dus elke dag
zonder zon beteekende een verlies van
zooveel. Daar een van de dingen waar
in je een man het zwaarst treffen kan
wel zijn maag is, scheelde het niet veel
of ze waren het veranderlijke Holland
sche klimaat hargrondig gaan verwen-
schen.
Even voor Hillegom, na een langen,
snellen rit door Hollands bloemenland,
vonden we eindelijk een platte schuit
met witte afgesneden tulpenhoofden
bedekt, die naar hun zin was. De
schuit lag in een kanaal 100 meter
van den hoofdweg af. Het leek haast
ondoenlijk, het toestel en de andere
zware benoodigdheden als accu's enz.
over dien afstand te versieepen, terwijl
de chauffeur ook slechts met groot
gevaar den auto een eind achteruit
het paadje erheen zou kunnen oprijden.
De volharding van de Amerikanen
is echter spreekwoordelijk, en na
eenigen tijd stond de heele boel op het
weggetje aan den kant van de sloot.
Terwijl de camera-men het toestel
monteerden, zou Mrs. Fitz Patric de
opname maar eens ensceneeren.
Om te beginnen lag de boot naar
haar zin niet aan den goeden kant
van het kanaal. Dus moest ze naar
den overkant geboomd worden, waar
voor toestemming van den eigenaar
noodig was. Het was Zaterdagmiddag
en geen werklui waren te zien. Nu
waren er twee woningen waar ik
kon gaan vragen en in zoo'n geval
begin je altijd juist met de verkeerde.
De man dien ik eindelijk te pakken
kreeg en die als eigenaar eens even
wilde komen kijken, was blij ook eens
wat Engelsch te kunnen spreken, en
in het Engelsch gaf hij dan ook z'n
toestemming.
Ik was heel dom geweest door te
meenen, dat de boot nu gefilmd zou
worden! Er was immers alleen maar
wit op de boot, en waar maak je dan
een kleurenfilm voor! Een groote hoop
afgesneden bloemen, roode, blauwe,
gele, werd ontdekt, en nu was het
zaak, deze naar de boot te dragen.
Mrs. Fitz Patrick en ik zouden dat
samen wel even doen. Nog nooit had
ik zoo in hoopen bloemen kunnen rond-
wroeten, had ik zoo roekeloos man
den vol bloemen mogen scheppen en
ze als een bloemenfee gracieus uit
strooien. Het was een weelde die me
in een roes gebracht moet hebbén,
want ik waagde het mijn stem te ver
heffen tegen de te ver doorgedreven
„versiering" van de boot! Mijn oordeel
als leek werd echter van de hand
gewezen; als ik iets trachtte te smok
kelen (sabotage dus) werd dit door het
scherpe oog van de leidster ontdekt,
en dus was ik wel genoodzaakt haar
te helpen bij het optuigen van de
schuit. Hier moeten nog wat gele tul
pen bij, dóór moest het iets leeger ge
maakt worden. Langs de boot in het
water moesten bloemen gestrooid
worden, en een mand vol bloemen
Thuiskomst van den acrobaat, nadat
hij in den modderigen tuin werkzaam
heden heeft verricht.
door
J. DESUARI.
Heb je dat lot nu eventjes?
Paula's stem klonk werkelijk een
beetjp irriteerend.
Geen wonder, den hoeveelsten keer
had ze er Jan nu al om gevraagd?
Haar verloofde keek even op van zijn
werk.
De toon in haar stem prikkelde hem.
Niet dat ze geen gelijk had, maar ze
bad het anders kunnen zeggen.
Ik geef het zóó, kind, dat ééne zin
netje nog.
Paula deed er het zwijgen toe. Zijn
antwoord had ongewoon bits geklon
ken. Eenige oogenblikken later haalde
Willem een bundeltje uit de kast, een
bundeltje papieren en diepte daaruit
het bewuste twintigje in de Staats-
loterij. Noteer het nu voor eens en
anijd, zei hij, nog een beetje op oor
logspad. Kijk maar: 71208. Heb je 't?
Poppetje gezien, kastje dicht!
Meteen borg hij den bundel weer
w eg in de kast. Toen hij zich omkeer
de, zag hij Paua, gereed om te vertrek
ken.
Gaan we niet samen? vroeg hij. Of
ben je boos?
Neen, boo3 niet, maar het is toch
vervelend, dat je altijd vergeet om het
nummer na te kijken en dan nog wat
aan te merken had, als ik orde op de
2aken wil stellen.
Orde op de zaken? Zeg, kan je nóg
venijniger uitdrukken?
Maar Paula had er genoeg van! Ve
nijnig? Moest hij dat vragen aan haar?
Van het eene woord kwam het tot het
andere en het eind was, dat Paula met
eeh rood hoofd afscheid van hem nam
en zich voornam „hem lang te laten
wachten."
En daar Jan van het2elfde hout ge
sneden was als zij, dacht hij precies
hetzelfde.
Er verliep een volle week en geen
van beiden gaf toe.
Toen begaf Paula zich op een avond
op straat, in de richting, waar 2e er
zeker van kon zijn dat ze Jan tegen
dat uur zou treffen.
En werkelijk, aan den overkant van
de straat zag zij hem. Langzaam
schreed ze voorbij, zich wel wachtend
een blik op hem te slaan. Stond het
niet aan hem den eersten stap te doen?
Of dacht hij soms, dat zij het eerst
schuld behoorde te bekennen?
Jan stapte voorbij, strak voor zich
uit kijkend. Beiden hadden er de na
righeid van, maar ze waren te trotsch
om het te erkennen. De geheele week
bleef Paula thuis, om niet nog eens
zoo'n dergelijke ontmoeting mee te
maken.
Het lot was er nu nog niet uit en
tegen het einde van de volgende week
zou de loterij afgeloopen zijn. Nog
drie trekkingen.
En het onverwachte gebeurde: Op
bun lot viel de honderdduizend! Ruim
vierduizenden gulden met hun tweeën!
Paula had wel juichend naar hem toe
willen loopen.
Wat zouden ze het heerlijk ruim
kunnen inrichten! Maarwanneer
zou Jan komen? Hij 2ou toch dezen
keer weer niet verzuimen om de lijst
in te zien? Ja, waarom dezen keer
niet? Hij dacht er immers nooit aan!
Ze wachtte uren en uren en het
werd avond, doch geen spoor van Jan.
Toen, tegen 9 uur, gaf ze het op. Zij
niet noodig, maar je zoudt toch raad
zijn studeerkamer. Hij dacht aan het
werk en keek vreemd op, toen hij haar
zag binnenkomen.
Zoo, Paula.... zei hij aarzelend*.
Zoo, Jan, herhaalde ze spottend, ter
wijl ze in een leunstoel neerviel. Je
moet niet denken, dat ik kom smeeken
of je me weer in genade wilt aanne
men, Enfin, dat weet je, je kent me,
niet?
Een blos van opwinding kwam drei
gend opzetten op Jan's gelaat.
Maar ze liet hem niet aan het woord
komen.
Hoor eens jongen, we hebben eikaar
niet noodig, mara je zoudt toch raar
opkijken, als je later, als het te laat
is, hoorde, dat je de honderdduizend
op je halve twintigje had gekregen. Je
wist het niet, hè?
Wat Zeg je, riep Jan uit.
De honderdduizend. Hij greep de
kiant, die ze meegebracht had.
Wel gefeliciteerd. Allebei natuur
lijk, riep hij, terwijl hij een vreugde
dans uitvoerde om de tafel en daar
plotseling een eind aan maakte, door
haar in de armen te sluiten.
Kind, laten we het weer goed ma
ken. Je hebt gelijk; ik heb geen oogen
blik meer gedacht aan dat lot. Ik heb
ook nooit geluk in „spelen". Maar jij
brengt me geluk aan.
En Paula erkende, dat zij ook nog
nooit een prijsje gewonnen had en dat
dus vermoedelijk hun samenspelen het
geluk had aangebracht.
Laten we de firma dan voortzetten,
Paula. Een dergelijke kans mag je niet
laten voorbijgaan.
En jij dan? Me dunkt jij kan min
der buiten een „compagnon", want als
je al eens een prijs wint, moet die er
nog voor je aan denken.
Spreek nu eens over iets anders,
schat, drong Jan aan, terwijl hij haar
den mond op afdoende wijze sloot.
Maar, zoodra Paula er weer de ge
legenheid toe kreeg, zorgde ze, dat za
het laatste woord had.
We trouwen dus echt uit berekening,
merkte ze lachend op.