Willy wordt kabouter. Wimpie cLJp i# ik YVEL DLAWNURG. ZATERDAG 7 JULI 1934 'T JUTTERTJE Een vogel als rijpaard. De gevolgen van een noodlanding door THEO DRÖEKS JR. (Slot). III. Als hij nu eens probeerde zich te laten zakken en een andere, wijdere uitgang op te zoeken. Want een mols hoop heeft altijd meerdere uitgangen! Zoo gezegd zoo gedaan. Langhaam laat hy zich omlaag glijden, tot bij het molsnest. Maar wat ziet hij daar? In de schemering van het beetje daglicht, wat er doordringt, ziet hij, dat het heele molsnest onder water staat. Hij is er nog maar enkele centimeters van ver wijderd. Met zijn hakken drukt hij een paar gaten in de zachte modder van de molsgang en daar vindt hij steun. Nu kan hij niet meer omhoog en niet om laag! Arme Willy! Urenlang schijnt het hem toe, dat hij zoo moet hangen. En wat zal het einde zijn? Ver drinken in het ondergeloopen mols nest? Zijn hoofd deed pijn, zijn armen waren als verlamd en zijn voeten brandden van vermoeidheid. lederen keer dacht hij „nu laat ik me maar vallen,;" maar dan dacht hij weer „neen, nog even, héél even wachten!" En hij pakte zich dan maar weer opnieuw vast. Tot opeens een stem boven aan het gat klonk: „Ben jij daar, Wil ly?" Het was Kabouterman!!! „Ja, ik ben hier en als je me niet gauw helpt, verdrink ik, want ik hang juist boven het water en kan, me nau welijks weer vasthouden!" „Als ik een touw laat zakken, kan je je daar dan aan vastgrijpen en laten optrekken?" „Neen, want ik kan m'n handen niet loslaten, anders val ik in het water! Probeer me uit te graven!" „Hoe lang kan je het nog volhou den?" „Ik weet het niet, ik wilde me juist laten vallen, voordat je kwam." „Probeer je nog een paar minuten vast te houden!" En weg was Kabou terman. Kort daarop hoorde hij weer stem men boven zich. „Geef even antwoord als je het touw tegen je krullebol voelt komen, want we meten, hoe diep je er in zit!" „Homaar, ik voel het," riep Willy. „Goed," klonk het van boven en kort daarna hoorde hij boven ajn hoofd graven en vielen er aardkluiten omlaag. Toen opeens, kreeg hij een waas voor zijn oogen. „Ik mag me niet flauw laten val len," zei hij tot zichzelf, maar.... •waas voor zijn oogen. „Ik mag nu niet flauwvallen," zei hij tot zichzelf. Maar er hielp geen moederziel aan.. Ster ren dansten voor zijn oogen, zijn hoofd gonsde, zijn armen gleden uit op den vetten modder, zijn knieën knikten door.... en toen, niets meer! Toen hij weer bijkwam, lag hij op een zacht bedje in het huisje in den boom stam. het huisje van Kabouterman. „Kijk dokter", zei Kabouterman, toen Willy zijn oogen opende, „hij komt bij! Zal hij nu weer heelemaal beter worden?". Het andere dwergje, dat bij Kabou terman stond, voelde Willy's pols eens even en glimlachte toen geruststellend. „O ja," zei hij, „hij is in een ommezien weer op de been, hoor!" „Nu, daar ben ik blfj om. Ik was al bang, dat hij heelemaal niet meer zou bijkomen. Dokter, je bent een patente kerel!" zei Kabouterman verheugd. Drink dit eens uit. boy", zei de dok ter en hij gaf Willy een glaasje medi cijn, dat vreeselijk leelük smaakte. Maar hij slokte het toch met mannen moed door, trok even een zuur gezicht, maar voelde zich werkelijk al beter er door. Weldra stapte hij uit het bed en niet lang daarna voelde hij zich weer heelemaal frisch. „Hoe heb je mij uit dat gat gekre gen?" vroeg Willy aan Kabouterman, nadat hij den dokter bedankt had. En toen vertelde Kabouterman een heel verhaal: „Toen die kerel jou en je zwaluw naar beneden schoot, meende ik eerst, dat hij jou ook geraakt had. En ik zat leelijk in angst. Eerst ben ik met m'n zwaluw weggevlogen, zoo snel ik kon, want de eenige kans op red ding was, om zelf ongedeerd te blijven en je dan op te sporen. Toen de jager weg was, ben ik als de weerlicht naar je toe gegaan. Overal tusschen de strui ken heb ik je gezocht en naar je ge roepen. Maar ik kreeg geen antwoord. Plotseling zag ik echter eenpaar spo ren van je in den zachten grond. Zoo vlug als mijn beenen mij dragen kon den ben ik naar mijn zwaluw gerend en heb het dichtstbijzijnde politiebureau opgezocht, waar ik een paar muizen gehaald, die door ons worden afgericht, zooals bij jullie de politie-speurhonden. Die heb ik op je spoor gezet en zij brachten mij regelrecht naar het gat, waarin je gevallen was. Daarvandaan ben ik naar een vriend van mij gerend, die in de nabijheid woont en die heeft mij zijn waterrat geleend; waarmede ik naar het dichtstbijzijnde radiosta tion ben gereden. Van daaruit heb ik een ingenieur opgeroepen en hem ver zocht gauw te komen en een paar ke rels met een graafmachine mee te brengen." „Hij was er enkele minuten later, en bracht een aantal helpers mee, die alle maal twee aan twee op een aantal hel pers mee, die allemaal twee aan twee op een valk zaten. Ook de graaf machine hadden ze op een valk vast gesjord. Toen hebben we gemeten hoe diep jij zat en de ingenieur heeft een tunnel laten graven, tot bij het water. Toen hebben we je daardoor heen om hoog geheschen. Je lag met hoofd en schouders al onder water en ik dacht dat je al gestikt was. Maar je scheen er pas ingevallen te zijn, want nadat we ruim een halfuur kunstmatige ademhaling op je toegepast hadden, kwam je weer op adem. Inmiddels had de ingenieur een dokter gehaald en r.u ben je weer monter en levendig! En vertel me nu eens, hoe je in dat gat te land bent gekomen En Willy vertelde hem alles... Toen stapten ze samen naar buiten en Kabouterman gaf hem het drankje, waardoor hij weer groot zou worden. Maar.. Willy had heelemaal vergeten, zijn dwergenpakje uit te trekken. Toen hij weer wakker werd, lag hij op het gras en voelde zich erg koud en onbe haaglijk. „Hier," hoorde hij het fijne stemmetje van Kabouterman aan zijn oor zeggen, „trek je kleeren aan; die hier liggen. Je bent heelemaal uit mijn pak gebarsten, bengel! Het was geluk kig niet mijn Zondagsche!" „Willy moest lachen, toen hij de totaal verscheurde overblijfselen van het dwergenjasje zag.. „Precies over een jaar moet je weer hier naar toe komen, „zei Kabouter man, „dan neem ik je weer mee. Maar dan op een echt pleizier-tochtje, dat ik goed zal voorbereiden. Tot ziens, Willy en leef wel dien tijd!" Toen wandelde Willy gauw naar huis om Moeder zijn verhaal te gaan ver tellen. Maar mammie en pappie wilden hem niet gelooven. Zij zeiden, dat hij onder dien wilgenboom in slaap was gevallen en dat hij alles gedroomd had. Maar Willy gelooft daar niets van; hij weet wel beter en wacht met ongeduld af, tot het jaar om !s, zoodat hij Ka bouterman weer opnieuw kan gaan be zoeken. EINDE. Hoe ondeugende door een auto overreden werd en zijn been brak, door HOOFDSTUK m. He, he, wat scheen dat zonnetje lek ker op den weg, waarover Wimpie met zijn fiets reed. 't Was nog erg vroeg in den morgen en behalve een paar melkrijders en groenteboeren kwam hij niemand tegen en dat was maar goed ook, want 't was al een heel raar gezicht, voor een paar menseken die hem zagen racen op 't Hemito-karretje, dat meneer Luyckx, de grootste, geestigste en grappigste komiek uit Noord-Holland, 'm met een lollige speech had overhandigd. De blanke sabel van den veldwachter uit Krommenie schitterde fel in 't licht van de zon. Krijgshaftig zwaaide Wim pie, bij iederen trap, dien hij deed, er mee boven zijn kuif en lachen dat ie deed, lachen! En een pret! Pret voor zes! Hij had vaak, bij de landingsdivisie, in Den Helder, gezien, dat de officie ren naast de troep een sierlijken ne- derwaartschen zwaai met hun sabel maakten, als ze den militairen groet brachten. Dat vond Wimpie altijd reuze fijn hè. Rang.... die sabel eerst recht in de hoogte pikken en dan zoo fijn, pang! naar beneden.... Zoo'n fijne reuze zwaai als dat was! Eenig man. Zoo'n echt ridderlijke groet.... Wim pie, och jullie kennen hem immers van binnen en van buiten is in zijn hart een echte ridder. Nu, toen hij dan daar zoo ridderlijk gewapend op zijn fiets reesde, begon zijn fantasie te werken.dacht ie, dat hij w e r k e 1 ij k een echte ridder was. In de Zaanstreek, waar hij door- peddelde, zijn veel fabrieken. Vroeger waren het meer molens, maar tegen woordig zijn die omdat ze te langzaam maalden, opgeruimd. Zoo gaat 't op school immers ook! Als je daar te langzaam maalt, te suffig je werk doet, kom je achter en kunnen ze je later in de maatschappij nite gebruiken. Daar is 't aanpakken werken! daar wordt met tempo tempo gewerkt. Toch zijn er in de Zaanstreek nog wel tamelijk veel molens.... die leuk en schilderachtig tegen de groene vel den aandoen. In eene dacht Wimpie aan 't verhaal van Don Quichotte. een Spaanschen ridder, die net als hij, met een sabel, vrij en frank door de wereld reisde, om de meisjes en zwak ken te beschermenHij reisde wel niet op een fiets, maar op een paard een heel mager en aftandsch beestje, dat hij Rossinant noemde, 't Was veel meer vel over been dan vleesch. Ach ter hem reed zijn schildknaap San- cho Panza op een balkenden ezel, ook niet al te dik in zijn want. Wimpie keek eens naar beneden... Neen, op een paard zat hij niet Heel modern trapte hij op een fiets door de Zaanstreek. Toen keek hij ach ter zich... maar geen Sancho Panza, geen schildknaap reed eerbiedig ach ter hem. Wimpie was even teleurge steld, maar slechts één oogenblik. Toen kwam er een glans van vreugde over zijn gezicht. in zijn hand was immers 't ridderzwaard, dat hy op een machtig vijand veroverd had, daar voor he mwaren molens, de molens van Don Quichotte. Molens, die in de ver beelding van dien Spaanschen ridder machtige vijanden waren, die hij meen de te moeten bestrijdenHa die molens maakten nu ook, dat Wimpis ze zag „vliegen". Hij was vanaf dat oogenblik Wim pie, die van school was weggeloopen, niet meer! Om de dooie dood! dat was ie heelemaal niet! Hij was Ridder Wimpie van „Jut- terstad tot Krabbionussenstein". Hij had nooit slechte dingen gedaan, nooit jeukpoeder in nekken van meisjes ge gooid, nooit zijn zussie op stang ge- jaagd. Hij was een ridder pur sang, een echte ridder. Met zijn zwaard zou hp de zwakken verdedigen, hij en zijn schildknaap, die op een ezel achter hem reed. Even kwam hij terug tot de werke lijkheid. Dien schildknaap en dien ezel, waar haalde hij die vandaan?Wie zou dien ezel betalen? Zoete lieve Ger- ritje! Hij had nog maar zeven heele centen op zak.Maar, wat maalt een ridder van „Jutterstad tot krabbionus- sonstein" om centenHij heeft im mers zijn zwaard. De wereld ligt im mers voor hem open. Hij zou aan kloppen bij andere Nederlandsche rid ders! Op hun kasteel...daar zou men direct de brug neerlatenen Wim pie zou bij den kasteelheer uitgenoo- nigd wordenMaar.... nog was hij officieel geen ridder, hij was im mers nog niet tot ridder geslagen! Den ridderslag had hij nog niet ont vangen. 't Was hoog noodzakelijk, dat dit gebeurde., dien ridderslag moest hij ontvangendirect. De eerste de beste, dien hij zag. moest hem tot ridder slaan. Heel in de verte ziet Wimpie een man aankomen.. Dat is een groot rid der denkt Wimpie, die zal ook mij tot ridder slaan. Wimpie trapt uog harder.... de man komt jdichter bij. Het is iemand van een jaar of vijftig. Op zijn rug draagt hij een gonjezak met gras. Als Wimpie den man dichter gena derd is, zwaait hij krijgthaftig met zijn sahel, maakt er weer een reuzs- zwaai mee, als een officier bij de lan dingsdivisie. Met een stem als een scheepsroeper van de Dorus Rijkers roept hij al peddelend halt: Halt.... Groot en machtig ridder, halt. Ik Wimpie van Jutterstad tot Krabbionussenstein, wensch door u tot ridder geslagen te worden.Van nu af aan wil ik zijn „Wimpie Graaf van Jutterstad tot Krabbionussenstein". Wimpie is nu bijna den man gena derd, maar door zijn enthousiasme is hij hoe langer hoe harder gaan trap pen. De fiets heeft een razend snelle vaart Als Wimpie nog op 10 meter afstand is, wil hij den ridder met den graszak op zijn nek deftig groeten. Weer maakt hij den reuzezwaai met het zwaard erf roept hij: Ik groet u met het mach tige zwaard, dat ik op den reus van Krommenie veroverde, dan ineens een geraas.... een plof.... een hoop zand.... een stofwolk... een klap... een slag.maar geen ridderslag. - Wimpie ligt met fiets en al tegen da vlakte. In zijn enthousiasme heeft hij den sabel van den veldwachter uit Krom menie te diep en te veel links ge zwaaid, de sabel kwam tusschen de spaken van zijn voorwiel, de fiets sloeg over den kop en Wimpie kreeg zijn ridderslag. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 18