II TOM DE NEGERJONGEN II WIE HEEFT HIER GESPEELD? T JUTTERTJE Blondkopje droomt ZATERDAG 7 JULI 1394 PAG. 7 nog een zwaar werk voor de kleine kin derjuf! En jullie, die nóch Frits, nóch Paul, Piet, Ida of Hannie kent, en die Baby ook nog nooit gezien hebt, kunnen jullie nu zien, van wie het speelgoed op het plaatje is, en wie met de bellenwagen of met de pijl-en-boog zal wegloopen, als de snoeperij weer op is. HET KABOUTERHUIS. Verblijf van Geluk en van Vrede door COR VAN KAMINGHE. Het zwaarste, dat de wolkkindertjes te doen hebben, is den menschenkin- aeren, de dierenkinderen en de pian- tenkinderen uit hun moeilijkheden te heipen 1 Eigenlijk is dat niet zoo zwaar, want zij houden heel erg veel van dat werk en werk, waarvan een mensch houat, is nooit zwaar. Maar Bionokopje was blij, dat hij vandaag met zijn werk klaar was. iïij was erg moe, want tante Visch en neef Krab nadden een flinke ruzie gehad over een stukje deeg, dat van 'n visch- haak was afgevallen en zij hadden Biondkopje laten roepen om scheids rechter te zijn. Hij was op Zonnestraal tje komen aanrijden, maar het had lan gen tijd geduurd, voordat de twist be slecht was. Zijn keeltje was er heeseh bij gepraat en zijn tong verdroogd! En tegen een rietstengel geleund, bij den plas, waarin Visch en Krab woon-' den, was hij langzamerhand onderuit gegleden en in slaap gevallen. Nauwe lijks was hij ingeslapen, of.', hij bevond zich in een groot donker boschl Het was zóó donker, dat hij in den be ginne geen hand voor oogen kon zien. Maar hij liep lukraak verder en al was het zoo duister als de nachthij struikelde in het geheel niet! Toen werd het langzamerhand licht tusschen de takken van de hooge, oude boomen. En weldra keek het vriendelijke maan tje glimlachend op hem neer. Toen kon hij eens rondkijken, waar hij eigenlijk was. Maar overal waren er boomen, boomen en nog eens "boomen en recht voor hem uit stond de grootste, oude eikenboom van alle boomen in den om trek. Het was wel de grootste eiken boom, dien hij ooit in zijn leven gezien had! En op een vlakke plaats was de bast weggekapt en de stam netjes gladgeschuurd. Daar stond op de stam met groote letters geschreven: KABOUTERHUIS en daaronder: Verblijf van Geluk en Vrede „Ho, wat is dat?" zei hij hardop in zichzelf, „de takken zitten vol kleine menschen en die maken een lawaai, dat hooren en zien je vergaat! Ze lachen en praten en zingennu ben ik zeker in feeënland terecht geko men!" (.Wordt vervolgd). Een denkpuzzle voor onze scherpzinnigste lezertjes. met hen samen. Meestal is hij met zijn vrienden op het sportveld. Maar als hij thuis is, dan speelt hij altijd met zijn beide kleine zusjes. De twaalfjarige tweelingen zullen wel het laatst van allen terugkomen, daar Paul natuurlijk wel weer een mooi boek zal hebben opgesnuffeld, waarin hij zoo verzonken is, dat Piet hem eerst moet gaan zoeken, aange zien hij geen antwoord geeft als men hem roept Als Piet niet af en toe er voor zou zorgen, dat Paul meedeed aan de spel letjes, die weleene heel wild waren, dan zou Paul nóg lezen en knutselen... want daar was hij dol op. Hij had op Moeder heeft geroepener zijn aardbeien met slagroom te snoepen!. Is het een wonder, dat dan het speel goed volmaakt vergeten wordt?. Bovendien is het tevens Zondag en kan er niemand in den tuin komen, be halve de huisgenooten Dus gestolen zal het toch niet worden! De kinderen komen bovendien weer gauw terug en en zij hebben altijd prettig met elkaar omgegaan, dus elkaar's speelgoed zul len ze niet wegnemen! De kindereudat is in de eerste plaats de „groote broer", Frits; hij is al 14 jaar oud en heel aardig voor zijn kleinere zusjes! Maar veel is hij niet het timmeruurtje altijd de beste cijfers behaald. Ida is de eenige van de kinderen, die na de slagroom met aardbeien de handjes is gaan wasschen. Zij, is wel iswaar pas tien jaar oud, maar zij kan al heel aardig handwerken. Vooral ook omdat zij zoo kalm is en vol over leg haar werk doet, zich niet haast en nauwkeurig en netjes voor de afwer king zorgt.... Hannie, de kleinste, zorgt altijd voor baby, die pas ander half jaar is. Zij waakt over de kleine en blijft er bij, als alle andere kinde ren weggeloopen zijn....! Zij snuit Baby het neusje en probeert zelfs het in den wagen te zetten. Maar dat is 83. O lieve help, wat voor een deftige meneer had hij daar nu in zijn boot. „Wie bent u", vroeg Tom nog eens omlaag, en toen hij hei antwoord hoorde: „Pijl", schrok hij nog veel erger. „Pijl", dat was iemand, waar over hij zijn vader veel had hooren spreken. Misschien had hij het ver keerd verstaan. Nog eens schreeuwde hij: „Hoe heet u". Maar nu werd de man ongeduldig. 84. „Laat me er nu gauw uit," schreeuwde hij, „ik ben Pijl, de be roemde Pijl, daar zal je zeker wel eens van gehoord hebben, want nie mand kan zoo goed als ik met pijl en boog omgaan. Laat mij eruit, of ik k'.aag je bij den -koning aan." En Tom voelde onder zich de plank, die hem van zijn gevangene scheidde, bewegen. Gok zag hij in de kano den man in het net opstaan. 85. Steeds verder voelt Tom dat het deksel weggedrukt wordt. Hij werd ra deloos. Hoe kon hij zijn gevangenen loslaten! Als hij maar zeker wist, dat zij hem niets zouden doen. Maar hoe kon hij dat gelooven? En de bewegin gen van den man in het net werden ook steeds vrijer, die zal zichzelf ook spoedig hebben losgemaakt. En wat dan? Het werd hem al benauwder. Wat zou hij toch beginnen? 86. Maar daar kreeg hij alweer een inval. De gelegenheid was hem ook gunstig. De rivier maakte hier een kromming, achter een paar rotsen. Toen hij voelde dat zijn plank heele- tnaal onder hem zou weggetrokken worden, nam hij een sprong in het middelste bootje, maakte vlug de tou wen los en verdween uit het gezicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 19