De aanslag op Raspoetin POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT 654 ZATERDAG 21 JULI 1934 'Geen wereldoorlog? 'Juli 1914 Populaire Rubriek <Ket cjetóetm der SkotfuM" ft (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) *vvA «rJ Wat zou er gebeurd zijn als die aanslag niet gepleegd was? door Dr. P. SETHE. Een heete Juli-dag in 1914 in St. Pe tersburg. Langzaam gaat een lange, magere gestalte in generaals-uniform de groote trap in het keizerlijke paleis omlaag. In de stilte der uitgestrekte ruimte klikken zacht de sporen. De gestalte van den Generaal is kloek, zijn trek ken zijn beheerscht. Geen haastige, be weging geen trek in zijn gezichtsuit drukking verraadt wat hem beweegt. Alleen een zeer scherp waarnemer zou in het lichten zijner koude grijze oogen 2ijn overwinning hebben kunnen lezen. Grootvorst Nicolai Nicolajewitsch heeft vandaag wèl reden tot voldoe ning. In al zijn aderen bruist zijn vreugd om het eindelijk komen van het lang verbeide uur. Nog nooit was de czaar zoo geneigd voor een oorlog met Duitschland als juist thans, tijdens deze audiëntie- Nicolais groote ziel is ver brand van eerzucht, zijn groote harts tocht is macht de macht waarop hij meer aanspraak meent te hebben als die zwakkeling van een neef, die nu op den troon zit en Rusland regeert. Als er eerst maar eens oorlog is! Dan zal die zwakkeling wel vergeten worden, dan zal het militair, dan zal de m a n in Rusland regeeren. En het bloed van den grootvorst "bruist sterker door zijn aderen, nu hij het voorgevoel van komende triomfen geniet, nu hij aan wapperende vlag gen en overwinningskreten denkt en dan: te kunnen heersehen, mi'llioenen menschen met zijn harden wil te be- heerschen. Van bij den ingang klinkt het grove gestamp van zwaar benagelde schoe nen en vermengt zich met het fijne ge rinkel der sporen. Als gestoken wendt Nicolai Nicola jewitsch den kop om naar het portaal. Zijn lippen plooien zich in boosheid als hij den indringer ziet: een veer tigjarigen, rijzigen boer in Russisch hemd, de zwarte geoliede haren op de schouders afhangend, den half listi- gen, den half zwaarmoedigen blik vast naar voren gericht de gunsteling der czaren, de Starets, Gregori Jefimowitsj Raspoetin. Een plotselinge woede heeft de blijdschap om zijn over winning uit Nicolais ziel verdrongen. Maar ook thans verraadt niets, wat "hij gevoelt. Alleen uit zijn oogen vlamt fonkelende haat. En 't is ook fon kelende haat wat hem uit Raspoetins oogen tegenspringt. De czaar begroet zijn beschermeling met zichtbare blijdschap en broeder lijke omhelzing. Ze spreken over de kinderen, over de gezondheid van den kroonprins. Tenslotte vraagt Raspoetin bruusk naar het bezoek van den groot vorst. Slechts stokkend vertelt de czaar, zijn goede luim is verdwenen. Heeft hij dan weer een fout gemaakt toen hij zijn oom hulp voor de Serven beloofde? Op Raspoetins voorhoofd verschijnen booze plooien als hij dat hoort. Als de czaar ten einde gesproken heeft, zegt Raspoetin met bezwerende en waar schuwend verheven stem: „Men heeft weer veel woorden tegen je gesproken, vadertje czaar, maar waar is het ver stand bij deze menschen, die zoo over oorlog spreken? Bedenkt toch, wat er van jou en van je vplk gaat worden als het zijn bloed moet vergieten voor een zaak waar het niets van begrijpt! Wat heb jij met de Serven te maken? Heb ben de Bulgaren van het Moedertje Rusland ooit dank geweten, dat je grootvader hen van het Turksche juk bevrijdde? De grootvorsten zeggen wel, dat de Serven onze broeders zijn. Maar was Kain ook Abels broeder en toch vermoordde hij hem. Ah, die grootvorsten! Geloof me, va dertje, deze menschen kennen Rusland niet. En ze denken steeds maar aan zich zelf. Het laat hen natuurlijk koud dat duizenden moesjiks hun bloed moe ten vergieten. Maar de moesjik even wel houdt meer van je dan al die adel lijken hier aan je hof. Offer hen niet op die je beste steunpilaren zijn!" Raspoetins stem wordt bewogener, opgewondener: „Je bent in een zeer ongelukkigen tijd geboren, vadertje. Het volk heeft den vreeselijken oorlog met Japan nog niet vergeten. Het volk wil geen nieuwen oorlog. Betaal zóóveel als je wilt. Geef de Oostenrijkers voor mijn part vierhonderd millioen! Maar geen oorlog! De oorlog zal ons allen ten gronde richten!" De czaar schrikt. Heeft Aliz ook niet ongeveer zoo gesproken? En hebben de czarin en Raspoetin het tot nog toe niet allen beter geweten dan de groot vorsten, waarvan hij er in werkelijk heid nooit een vertrouwd heeft? Voor de magische kracht van Raspoetins oogen, wiens blikken zijn ziel schijnen te doordringen, verstuift de herinne ring aan al datgene wat hij een uur ge leden zijn oom beloofde. En met zachte stem belooft hij den Starets het ongeluk niet te ontkennen. Gerust gesteld reist Grigori Jefimo- witsch den volgenden morgen naar Prokowskoje, naar zijn familie, om daar enkele weken door te brengen. Drie dagen later in een eenzaam huis in Noorwegen een bleek man in Russische monnikendracht. Zijn oogen branden fanatiek en niet minder fana tiek is zijn stem. Hij praat tegen een jonge man, die in onderdanige houding voor hem zit. Deze monnik is Hiodor, die nog eerst enkele jaren geleden tot de' machtig ste aan het czarenhof gerekend wérd, maar die twee jaar geleden door Raspoetin onttroond en verbannen werd. Thans zwerft hij rusteloos door Noorwegen, en zint niets anders dan wraak. En zijn vele aanhangers moeten hem behulpzaam zijn. Een van deze aanhangers zit nu voor Hiodor. Meerdere malen is er tar- schen beiden sprake van Kionja Gus- sewa. Deze geëdalteerde en overspan nen vrouw, die sinds haar „religieuze opstanding" in een voortdurend ver warden toestand verkeert en van zich meent tot groote dingen geroepen te zijn, vermoedt niet dat ze door de ster keren wil voort gestooten wordt op een weg, welks einde ze niet kent! De jonge man kent zijn opdracht als hij Hiodor verlaat. Den 12 Juli 1914 in Prokowskoje. Grigori Jefomowitsch Raspoetin staat op het erf van zijn huis en kijkt naar de dieren, die daar rondloopen, als zijn dochter hem een telegram brengt. Dat is niets bijzonders, want bijna da gelijks krijgt hij bericht van het hof. Hij vraagt zijn dóchter of ze den be steller de gewone fooi gegeven heeft. Verlegen ontkent ze: dat was ze ver geten, Raspoetin loopt de_ straat op, maar de bode is al weg. Hij loopt tot den volgenden straathoek, doch ook daar is al niemand meer te zién. Als Raspoetin teleurgesteld terugkeert, ziet hij een vrouw, die smeekend haar han den opheft: „Geef me een aalmoes, Grigori Jefomowitsch, om Gods wil!" Raspoetin grijpt in zijn zak. De vrouw- komt naar hem toe. Ze haalt onder haar kleed een mes te voorschijn en steekt met alle macht, waartoe ze in staat is, toe. Het mes gleed af op het bronzen Madonnabeeldje, dat Raspoetin op zijn borst droeg, doch het drong tot diep in zijn lichaam. Plotseling zakte de ge troffene door zijn knieën, zijn handen grepen naar de vreeselijke gapende wonde om de darmen tegen te houden. In een oogenblik waren zijn handen en zijn hemd rood van bloed. Gussewa sloeg de armen ten hemel; in het dorp hoorde men haar schelle kreet: „Ik heb den antf-christ gedood! Ik heb den dui vel gedood!" De dwaze vrouw vermoedde niet, hoe sterk haar tegenstander ook als ge wonde nog was. (Drie jaar later zou den Vorst Joesoepof en zijn mede samenzweerders het ondervinden, dat noch vergif, noch revolverschoten den gehaten man konden dooden). Met een ruk hief Raspoetin zich zwaaiend op en liep naar het bescherming biedende huis, de handen nog steeds tegen het lichaam gedrukt. Gussewa stond een oogenblik als verlamd; haar zoo juist nog schreeuwende mond bleef ópen staan en gaf haar het uiterlijk van een onnoozele. Eindelijk kreeg zij haar zelfbeheersching terug en met wan hopige sprongen rende zij den vluchte ling na. Deze was door pijn en bloed verlies reeds verzwakt, wanneer Gusse wa hem thans bereikte, zou hij verlo ren zijn. Al loopende bukte hij zich echter, 2ijn rechterhand liet de wond ios en raapte een groot blok hout op, van den weg, om het naar zijn achter- volgster te slingeren. Zoo krachtig was de worp van zijn boerenarm, dat de ge troffene een luiden kreet uitte en van pijn het mes liet vallen, dat zij reeds „Ik ben in landen geweest, waar cfo vrouwen al het werk doen!" „Werkelijk? En wat doen de mannen om ze daarbij te helpen?" „Die nemen het geld in ontvangst, dat ze ervoor krijgen." door GEORGE CORNFIELD. Dat de twee Brothers Freddis zoo veel succes hadden was werkelijk raadselachtig. Ik wil niet zeggen, dat ze geen goede voorstellingen gaven, integendeel, het was inderdaad verruk kelijk om aan te zien, hoe buitenge woon handig ze voor het publiek bal len, hoepels, brandende sigaren en aquariums met levende visschen erin door de lucht lieten dwarrelen... hun handige vingers borden en stangen door elkaar wisten te draaien tot mooie cirkels en figuren, en struisveeren on biljartqueu's prijkend, schitterend op hun charmante neusjes balanceerden. Er zijn veel soortgelijke brothers, die net zoo veel kunnen al3 de beide Brothers Freddis en die nog niet de helft, ja nog niet een tiende deel van de engagementen kregen, die de Fred dis zoo maar in de hand gestopt wer den! Van de elf maanden van het jaar dat ze optraden, waren reeds voor het be gin van het seizoen al hun voorstellin gen, waarvoor zij buitensporige sala rissen ontvingen, bezet. De oplossing van dit raadsel? wei, die was gelegen in het raadsel, dat de beide jonge menschen omgaf. Want er vas niemand van hun collega's, nie mand van het publiek, die niet wist, dat een van de „Brothers" in werkelijk heid een „Sister" was! Dat zou nog niet zooiets buitengewoons zijn, want hoe dikwijls komt het niet voor dat dames in een variété voorstelling een heerenrol bekleeden. Maar het raad selachtige lag daarin, dat geen der menschen kon onderscheiden, wie nu het meisje was. Ze leken als twee druppels' water op elkaar, de beide „charmante" jongens, ze bezaten bui tengewoon veel gratie en charme en daarbij zooveel taaie kracht en energie, dat het gewoonweg niet mogelijk was, dit geheim te ontsluieren....! En dat was het juist. Wat het pu bliek naar het theater lokte, dit geheim verschafte uitverkochte zalen, kortom de bombastische reclame's, die de thea terdirecteuren geld binnenbrachten en die met hun tong achter de Freddis aanliepen! Er ging géén maand voor bij, of ergens was een gekke wedden schap gesloten, dat het geheim nu ont sluierd zou worden. We zullen zwijgen over de primi tieve pogingen, die de vrouwelijke psyche trachtten te onthullen op ouder- wetsche manier, door een witte muis op het tooneel te brengen om zoo na tuurlijk een der twee spelers doodelijK verschrikt te doen gillen en zich op een stoel of tafel angstig te verbergen voor dit „ondier" of van de zes adders, die zich plotseling in het goudvisschen- aquarium bevonden en die de beide Freddis smadelijk op de vlucht joegen. Het verst schijnt de heer Padèlan gekomen te zijn, de chef-reporter van het overbekende blad „Western Obser- ver", die vier maanden lang de beide Freddis van het eene engagement naar het andere nareisde. In dien tqd ver scheen er in zijn blad regelmatig iederen dag een belangrijk stuk over hen van de hand van den heer Pade- lan, opgedaan bij het gadeslaan van de beide Freddis met de conclusies, die hij daaruit getrokken had: dat Fredd: „I" dagelijks na het bad zich een kwartier in de badkamer ophield, waarschijnlijk om zich te scheren en dat Freddi „II" er een ziekelijken af keer van had door de reusachtige bonden van de Berenbérg-groep be snuffeld te worden. Dat daarbij Freddi „II" een opvallende interesse voor de Loman-Girls had, terwijl Freddi „I" tien minuten lang voor de etalage van een New Yorksch modehuis gadege slagen werd. Misschien was Mijnheer Padelan wel tot een goed resultaat ge komen, als hij niet kort voor de be ëindiging van zijn reis van vier maan den, terwijl de Freddi's weer in een overvolle zaal optraden die hij dezen keer juist voor de 116e maal zag spe len door een soort „zoekwaanzin" aangegrepen werd en door vier krach tige mannen in het naastbijzijnde gek kenhuis gebracht moest worden, waar hij eerst na een goed half jaar gene zen vandaan kon gaan, toen hij de waanzinnige gedachten van zich af gezet had, dat hij zelf de vrouwelijke Freddi was. Tot eindelijk in de „Club der 500" die zooais bekend was alleen maar zonen van millionnairs tot leden had Henry Vanderveller en Bobby Roek- field een weddenschap sloten om het geheim te ontsluieren, kostte wat het kostte! De weddenschap van de beide jongelui van de „Club der 500" ging zelfs om de sensationeele som van l millioen dollars.... Zoo kwam het dat de beide Freddi's, toen zij hun vacantie onder de na men Biily en Vickj Millers doorbrach ten, in hun hotel heel toevallig in ken nis kwamen met twee nette jongelui. Niemand weet, of de Freddi's er iets van merkten, dat zich in de slaapka mers van hun vrienden hevige debat ten afspeelden, waarbij Bobby Billy en Henry Vieky voor het meisje aan zag; in ieder geval als Bobby mét Billv een rijtoer maakte, moest Vickv abso luut met Henry gaan hengelen. Tot eindelijk op een avond de bom barstte en het gesprek op het tot nog toe ernstig vermeden thema kwam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 13