Onze Texelsche kampeertochten. PAG. 6 ZATERDAG 28 JULI 1934 'T JUTTERT.ie WAT JE MEE MOET NEMEN. Het „Droomende Oog" vertelt. Mijn Indiaansche vriend verhaalt ons van zijn starn. t 'I En nu zou ik jullie van de week ver tellen wat je mee hebt te nemen naar Texel, Nu, dat is gauw gezegd. Je trekt natuurlijk niet je Zondagsche pak of jurk aan, dat spreekt vanzelf want je moet kunnen ravoten, ik wil niet zeggen dat je Donderdags met de vodden aan je lijf thuis komt. Nee, dat natuurlijk niet, maar als je je beste pakje of je mooiste jurk aan zou trek ken, dan zou je dat te veel moeten ont zien en je moet kunnen spelen en stoeien en rollen naar hartelust. Je trekt dus een stevige jurk of een sterk pakje aan, dat tegen een stootje kan. Datzelfde geldt ook voor je schoe nen, trek vooral geen nieuwe aan, want daar heb je last van. Behalve het paar stevige schoenen, dat je aan je voeten hebt, mag je, als je ze tenmin ste hebt, een paar gymnastiekschoenen meenemen. Wie ze niet heeft behoeft ze natuurlijk niet te koopen, want je moet vooral geen onkosten maken, die niet beslist noodzakelijk zijn. Dan is noodig, dat je meeneemt een oude re genjas öf cape, die je eventueel met regen kunt dragen. Een stel reserve kousen is ook wenschelijk, een extra verschooning vinden de leidsters en leiders niet noodzakelijk, omdat je ten slotte maar vier dagen weg bent. Wat je natuurlijk ook noodig hebt dat is een flinke warme deken, op die de ken wordt een laken gelegd, dat ge valletje wordt dubbel geslagen en je moeder naait het met een paar groote steken van onderen geheel dicht en opzij tot op 3/4 van de lengte, zoodat je een soort zak krijgt-, waar je des nachts in kan kruipen. Lollig, hè? Dan moet je ook een kussensloop meene men, vooral niet het beste dat je moe der heeft, dat kan met stroo gevuld worden, waarop je dan 's nachts je lieve hoofd te rusten legt. Hè, hè, 'k heb toch nog heel wat op m'n hooivork, want ik ben er nog lang niet. Daar gaat ie dus weer. Je moet meenemen een tandenborstel en tand pasta, een waschhandje of een spons, zeep om je te wasschen en een hand doek om je af te drogen, een mes, vork, lepel, kroes en bord, de laatste twee van emaille, omdat aluminium zoo ontzettend gauw heet is. Een haar kam, anders loop je na twee dagen als boschnegers rond en zouden de Texe laren zich een aap schrikken als ze je tegenkwamen. Een handenborsteltje is ook_ wel wenschelijk omdat je mis schien nog wel eens heel vuile handen zult hebben en zoo'n ding kost maar een paar centen. Het meenemeen van een veldflesch of tbermoflesch ver dient ook aanbeveling. Nu, eens kijken wat ik nog op m'n lijstje heb staan. O, ja. dat mag je vooral niet vergeten. Alles wat ja meeneemt moet gemerkt worden. Een eenvoudig merk is natuurlijk vol doende, als je maar direct weet: dat is van mij. Je moeder, je groote zuster of jezelf kan daar wel voor zorgen. Je etensbord kan je aan den onder kant met fietslak of verf, wat je in huis hebt, merken, b.v. je voorletters, dat is voldoende, om vork, lepel en mes kan ,ie misschien een waschnummertje be vestigen. Enfin, je begrijpt het zeif wei Nu zou ik hier een punt kunnen zetten, als ik nog niet wat op m'n ge weten had. 't Is maar gelukkig dat jullie vacantie hebben dan kan je dit s'ukje nog eens lezen en herlezen en er tenminste voor zorgen dat wanneer je straks bij de boot staat alles in orde is en je b.v. niet je bed, ik bedoel je deken vergeten hebt. Twee dingen moet ik je nog zeggen, wie een muziek instrument heeft, behalve een piano of orgel, neemt het mee, b.v. als je goed mondorgel of mandoline kan spelen, dan neem je die muziekinstru menten mee en kan je 's avonds, tegen dat de zon ondergaat, droomerig op je kampplaats zitten spelen. Hè, ik word nu al koud van ontroering. En dan moet je een blocnootje of een oud schrift meenemen, met een potlood, voor het maken van aanteekeningen voor je opstel, dat in de Heldersche Courant of 't Juttertje komt en waar van het beste beloond wordt met eert boek, één voor de jongens en één voor de meisjes. Een grooten bal neemt Harm Leyen mee. De leidsters voor de meisjes zor gen zelf voor een bal. Geld moet je niet, of heel weinig meenemen, omdat voor je eten en drinken en alles ge zorgd wordt. En nu ben ik aan het eind van m'n Latijn, als je nu nog eens naar de vet gedrukte woorden kijkt, weet je pre cies wat je mee moet nemen. Knip dit dus uit en zorg dat straks alles in orde is. Afgesproken? Tot ziens dan. Volgende week zal ik jullie vertellen hoe laat je bij de boot moet zijn. Als er nog dingen zijn die je bijtijds moet weten, dan zal ik die in de Hel dersche Courant van Dinsdag of Don derdag zetten. Zie deze dus ook even door. Kindervriend. door GEORGE BRENT. Met een aantal nieuwelingen was er t. gelijkertijd een echte Indiaansche jongen op onze school gekomen Ishta Hanymlbe. Droomend Oog, heette hij en hij stamde van Dakota's. Zijn burgernaam was Hugh Milford. Hij droeg een korte broek en een pull-over, zijn vader bezat vele olie-velden en de andere Amerikaansche jongens lieten hem een beetje links liggen.... En hoewel de heele eerste klas om hem heen zweefde en er een sfeer van 's Avonds sloegen we de tenten op mustangs, tomohawks en de geheele romantiek van oude Indianenboeken over hem hing, stond hij wekenlang stil in een hoek en bemoeide zich met memand. Niemand wist zijn vertrou wen te winnen! De groote, zwarte oogen in het gebruinde gezicht blik ten over alles heen, zijn Indiaansche naam paste beter bij hem, dan alle Ilughs, Johns, Jacks, enzoovoorts. Op zekeren dag besloten we eens een it Indianengevecht te houden. We beschil derden onze tenten, maakten een hoofdtooi van vederen, en onze zeep bel-pijpen werden met raffia versierd., om als vredespijp te dienen. Bogen en pijlen hadden we al. Ishta Hanymble deed dapper mee op zijn ernstige, zwijgzame wijze. En de dag verliep, na tallooze marschen, gevechten, kookpar tijen, zwemwedstrijden en Indianen- feesten, waarbij Willie als een gevan gen genomen bleekgezicht aan den martelpaal werd gebonden en volgens alle regelen der kunst gemarteld werd! Het was een leuke dag en we hadden ons streng gehouden aan de boeken van Cooper, Karl May en Wörishoffer. menschen, die het weten moesten! Na tuurlijk brandde ons ieder de vraag op de lippen, of dat alles in orde was en meerdere malen toonde iemand de neiging den Indianenjongen als autori teit te raadplegen. Maar zijn zwijg zaamheid, zijn afzijdigheid, hield ons een beetje op een afstand; bovendien deed hij zoo gewoon aan het spepl mee, dat men er niet aan twijfelde, of alles was in orde. 's Avonds, in de tent ech ter, dicht om het vuur gezeten, verhit van het draven en vechten, moe en uit geput, kwamen de tongen los. Willie, die zich niet langer bedwingen kon, vroeg aan ,o nzen indiaan" met trots: „Wel, hoe, was het? We hebben het écht nagebootst, vind je niet Ishta Hanymble keek hem met zijn diepdonkere oogen aan en glimlachte: „Ik heb me heel goed geamuseerd. Het was een prettige dag en ik danx jullie allemaal! Maar er zijn veel din gen in Amerika heel anders geweest, dan men hier weet! Er waren veel din gen, die men heelemaal niet kent hier...." Hij zweeg. Maar Wimpie zag in zijn spreken een kans om meer te weten te komen en vroeg vlug: „En hoe was het dan wel werkelijkheid? Wat weet men niet?" Istha Hanymble stond op en keek om zich heen. De oogen van alle jon gens waren in spanning op hem ge richt. Het was geen nieuwigheid, doch men leefde met hem mee... „Men zegt, dat de roode man uit- i sterft. Maar de tellingen wijzen juist op een groote toename. De crisis van de levenswijziging is thans overwon nen. Geen volk zou zich zoo snel van vuur en bloed hersteld hebben als wij, ofschoon het scheen, dat wij eraan zou- j den sterven; Maar daarom is onze ge schiedenis, onze traditie, niet gestor ven. Die is alleen geheel gewijzigd, maar de herinnering bewaren wij vol ledig. Ik weet dat velen van ons 't boek i Ohijsa kennen, Ohijsa, die als India- renjongen werd opgevoed, daarna j scholen bezocht en de beroemde Ms. Eastman werd. Maar hij schreef slechts zijn belevenissen, zijn tijd, de tijd, waarin kinderen tegen hun vader, va ders tegen hun kinderen opstonden! Het leven van die vaders echter, het leven, dat wij vandaag trachten te spe len, na te bootsen, heeft vele zijden, die jullie nog niet kent! En het is vooral de wijze, waarop de kinderen opgevoed werden, om jagers, krijgs lieden en landbouwers te worden. Ishta streek over zijn gladde, blauw zwarte haren en keek om zich heen. Zijn kameraden zaten doodstil in de tent, de gloed van het vuur bestraalde hen en zij luisterden ingespannen naar hem. Hij haalde diep adem en ging voort: „Jullie weet wel, dat de Indiaansche jongens niet verwekelijkt werden, je kunt het misschien beter begrijpen, als je van de martelproef gehoord hebt, die bij het groote ,.Okipe"-feest plaats heeft en die vier dagen lang duurt. Het is een godsdienstig feest en de be- teekenis ervan is de opname van de jongens van tusschen 17 en 19 jaar in de rijen der krijgslieden. Alleen 'hij, dm deze proef had afgelegd, mocht krijgs man worden. Vier dagen moesten zij rasten, die zich hadden aangemeld voor de martelproef! Dan werden hun met een getand mes sneden toegebracht in de huid van rug en borst. Door deza sneden werden houten spanen ges'o- ken, onder de huid door. Nadat men aan de einden daarvan houden buffel, schedels, wapens en versierselen had bevestigd, werden zij in het midden van het heiligdom onder den bloo. ten hemel aan leeren riemen om- hooggetrokken aan een soort rek. Nu oracht men hen aan het schommelen, totdat de jonge lieden in onmacht vie.' len. pan liet men ze weer zakken, hakte hun het laatste lid van den pink af en voerde hen naar een open bosch- plek voor den „marteldans". Dat was de laatste proef! Zij moesten docr het bloedverlies reeds danig verzwakt in een kring achter elkaar aanloopen, dat de achter hen aanslepende buffel, koppen en wapens de huid doorscheur- den en de jonge man als krijgsman was ingewijd. Dan mochten de Scaws hem meenemen om zijn wonden te verzor gen. Maar op die wijze werden krijgs lieden gemaakt, die aan den martel- paal slechts hoonend lachten.... als Het bleekgezicht aan den martelpaal men hen houten stokken in het lichaam drukte en die aanstak, die met ge zang en verzen hun vijanden hoonden, wanneer zij doodelijk gekweld werden eji die geen woord, over hun stam ver rieden! Zoo verkereg men hoofdlieden, die de gevechten vanaf een heuvel leidden en die zich bij een eventueel verlies met eigen hand doodden, lie ver dan de schande van een nederlaag onder de oogen te moeten zien! Kna pen echter, die zoo'n proef hadden af gelegd, mochten reeds werkzaamheden in hun woondorpen uitvoeren, die een groot gevoel van verantwoordelijkheid vereischten. Bij de zwartvoet-Indianeu waren er knapen van tien jaar, die de jachtwetten en de orde in het kamp moesten handhaven en aan wien de oudere mannen gehoorzamen moesten! Tal van spelen kent de Indiaansche jeugd: ring- en balspelen, geluks- eti handigheidsspelen. Zioo'n spel duurds wel eens dagen achtereen. Vooral in den herfst en in het voorjaar, voordat de groote trek begon, speelde men veel. Maar niet alle Indianen leefden van de jacht. De meesten bezaten akkers en de mais was er een cultuurplant, voor dat de blanken ons overvielen. Man nen en vrouwen verrichtten landar beid. Met houweelen, van de schaal van een schildpad vervaardigd en met spaden uit het schouderblad van den eland groeven zij kuilen, spitten den grond om en vrouwen haalden in den herfst, wanneer de mannen op jacht waren, den oogst binnen! En het is ook niet. waar, dat de vrouwen ten achter gesteld werden bij de mannen. Zij stonden juist zeer hoog en in het dorp had menige .verstandige vrouw meer te vertellen dan een man! Ook de bi-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 18