Ski? wutojue dat ió ihhi PAG. 2 ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1934 T JUTTERTJE Nieuw leven. Nieuwe spelling. Zonovergoten is de tuin van het zie kenhuis. Rozen in schitterende kleurenmenge ling van rood en rose en geel, ver mengd met het teere groen der blaad jes, staan daar in welverzorgde per ken, hun trotsche knoppen wijd open. Zij wiegen zich op het windje, dat hun even beroert en dat zoo zachtkens door het klimop van het prieeltje ruischt, als een preludium., als een lied, de natuur verheerlijkend Als een nieuw, ontwakend leven is het. Zoo voelen het de patiënten, die weken en weken, maanden soms, in het ziekbed hebben moeten doorbren gen, in langzaam, tergend langzaam af wachten op hun genezing. En nu zij buiten zijn, buiten waarnaar zij zoo verlangend, al die we ken hebben uitgezien, nu liggen zij stil in de ligstoelenliggen met geslo ten oogen. Wat gaat er om in die hoofden? Waar denken zij aan, die menschen, die vandaag weer voor het eerst buiten zijn. Het lispelen van sommigen is waarschijnlijk een dankgebed tot Hem, Die, al die natuurpracht met milde hand uitstrooit, een dankgebed tot Hem, Die ook deze menschen de ge- tondheid terug gaf. Zoo geheel verschillend is hun lijden geweest. Zoo geheel verschillend heD- ben eenigen den dood voor oogen ge zien door ongelukken en gevaarlijke operaties. Maar erger nog dan de pijn, was de moreele ellende. De ellende van slapelooze nachten.... van het ruste loos rondwoelen in het klam heete bedvan een secondetot mi nuut.... tot uurtellen.... eindeloos lang, waar een helpend zusterke door een glas water of eenige troostwoor den maar voor enkele oogenblikken verlichting brengen kon. Die moreele ellende in de worsteling met den dood. Van dien vreeselijken dood, dien niemand kan ontloopen, die eenmaal den mensch met z"n zeis zal treffen, en die hier als 't ware zoo hoor baar met de knooken ramelt. En dan de genezing. Zachtkens aan. oh zoo langzaam, maar toch "merkbaar. Bij dagelijksche bezoeken van den dok ter wil je, voor deze iets gezegd heeft, hem uit. .de oogen lezen of uit een of ander gebaar opmaken wat hij er van denkt. En keer op keer is het een te leurstellend terugzinken in de kussens, totdat dan eindelijk het verlossende woord klinkt.... „Opstaan". Je -wilt juichen, je vreugde uit schreeuwen, maar wanneer je dan naar je buurman kijkt, die reeds zoo lang ligt,^ maar nog niet mag opstaan, dan wordt die vreugde getemperd en je tracht hem op te monteren, maar je voelt, je weet dat het-niet gaat, omdat het zoo banaal klinkt, omdat je zelf weet hoe diep het leed van die men schen is en hoe troostvolle woorden juist voor zieken soms zoo verkeerd kunnen zijn. En nu ben je buiten...lig je je in het zonnetje te koesteren en je ademt de frissche lucht met langzame teugen. Je pompt de longen tot berstens vol en het is of nieuw leven, nieuwe energie door de aderen golft Hoog, heel hoog in de strak-blauwe naar had plaats genomen, zette hij met langzame^ bewegingen en een ernstig gezicht zijn bril zorgvuldig op zijn neus. Of het kwam door deze gebaren, die, heusch wel iets weg hadden van die van een echten redenaar, weet ik niet, maar een ieder zat doodstil af te wachten, hetgeen verder zou gebeuren. En juist toen Toon begon met de woor den: „Geachte aanwezigen, het is mij een groot genoegen", werd er door den luchtkoker geroepen: „ons ook, Toon", en meteen dat Toon omhoog keek waar dat geluid vandaan kwam, stortte er uit den luchtkoker een zondvloed van roetwater en olie naar beneden, Toon in een oogwenk in een neger verande rend. Van schrik rolde hij achterover ^an het bankje, waarop hij stond, den lessenaar in zijn val meesleepend. En terwijl de arme man, die er ontoonbaar uitzag, met den lessenaar in zijn armen in de vuile plas lag te spartelen, barstten de bezoekers van de lezing, van hoog tot laag, in een onbedaarlij- ken schaterlach los. V an de lezing is verder niets meer gekomen. Maar het malle figuur, dat Toon sloeg, in het bijzijn van verschil lende zijner superieuren, was blijkbaar toch te veel voor Toon's lankmoedig karakter, want dien keer is hij toch heusch boos geworden. N. S. lucht kwinkeleert een leeuwerik. Zoo hoog, dat hij niet zichtbaar is, maar het kweelend geluid brengt ons in een stemming, in een ongekende stemming en overmoedig geworden begint er een te zingen. Het is een droomerig, zacht liedje en gezongen door een mensch, die van heel ver kwam en die in den vreemde een ongeluk kreeg en in het ziekenhuis moest opgenomen worden. Met de ar men onder het hoofd geslagen ligt hij en glimlachend zingt hij, eerst zacht kens, totdat hij juichend de Fransche chanson aanheft: Au clair de la lune, Mon ami Pierrot. Prête moi ta plume. Pour écrire un mot Zijn stem galmt door den tuin en wijwij laten hem stilletjes zingen en als hij wat al te overmoedig wprdt, komt een waarschuwend woord uit de ziekenzaal. In het bloemenbed spartelen een paar musschen. Driftig tjilpend wentelen zij zich om in het droge zand, dat reeds eenige dagen geen regen gehad heeft. De warmte deert hun weinig, want die levenmakertjes slaan aan het vech ten van je welste, maar niet zoodra heeft er een van ons eenige korrels brood op den grond gegooid of de vrede is geteekend en gezamenlijk wordt er driftig gepikt en rondge sprongen. Eenige van deze brutaaltjes wippen zelfs op den ranè yan den ligstoel. Het is of zij weten, dat zij met zieken te doen hebben, het is of zij voelen, dat deze menschen hen geen kwaad doen. Weg is alle ruzie en mensen en dier amuseeren zich kostelijk. Zoo rustig, zoo vredig is het hier. Je vergeet als het ware dat er buiten dit, nog iets is dat wereld heet. In die wereld, waar menschen elkaar mee- doogenloos bekampen, in die wereld, die zoo heel anders is als die kalme, die intense rust van het ziekenhuis. In die jachtige, rustelooze wereld, waar je voortgejakkerd wordt totdat Een plotselinge tik op mijn neus doet mij opschrikken uit mijn gepeins en een impulsief grijpen naar dit ge- laatsversiersel vertelt mij, dat een regendruppel het naderen van £en bui aankondigd. En zoowaar, onver wacht is uit die eindelooze blauwe lucht een donkere wolk aan komen zweven. Een druppel ploft neer in het mulle zand en doet een beetje stof op stuiven. Een., twee., drie., eerst langzaam eenige druppels, maar spoedig komt de regen in gutsende stralen neerplen- sen. De rozen leven op en zetten hun kelken nog wijder open om maar zoo weinig mogelijk te missen van het kos telijke nat. Het paard op den straatweg kijkt eerst verwonderd van deze onver wachte douche. Het afgematte lichaam, dat door de hitte van de laatste dagen pijnlijk geworden is, wordt door den mildstrcomenden regen verkwikt en blij-hinnikend wendt het beest zich heen en weer, voor zoover de boomen van den wagen dit toelaten en trotsch draait het dier den kop om, in bewon dering voor de frisch glimmende huid. En de patiënten? Vroolijk zitten zij in het priëeltje, beschermd voor den regen en plotseling klinkt het: Onder moeder parapluie. Liepen eens twee kindjes Als kleine kinderen zijn die groots mannen. Als kleine kinderen zoo dank baar voor de herwbnnen gezondheid. Uitgelaten dankbaar evenals plan ten en dieren dit zijn voor den regen, zijn die menschen dankbaar, voor dat mooie.dat heerlijke. Voor dat volle leven, dat zij weer herkregen hebben, dat z;j kunnen voortleven voor hun idealen, dat zij kunnen voortleven met allen, die hun dierbaar zijn G. R. WIST U DIT REEDS. Een der meest romantische monu menten ter wereld is de „Bron der „Tranen" te Baktsjirai in Rusland. Een Tartaarsch stamhoofd had een Pool- sche prinses gevangen genomen en na derhand liefkregen. Toen zij stierf, liet hfj deze fontein bouwen, die elke mi nuut een druppel water laat vallen. Dat doet zij nu al meer dan drie eeuwen lang. In 1887 werd Alaska, dat een opper vlakte heeft van 1.376.292 K.M.2 door Rusland voor 7.2 millioen dollar ver kocht aan de Vereenigde Staten. Alleen in 1898 bracht de goudproductie op het Douglas-eiland reeds 2.524.000 dollar op. Zie je nouw wel, dat ikke zoo'n stulc- kie toetankkamen ben, want dat was ook zoo'n profeet, nouw, en dat ben ik ook hè, want ik hep altijd gezeg dat de jutterij nog eens een fijne groote bad plaats zal worden en nouw geloof ik dat de burregemeester zoo'n beetje de pik op me hep en dat-ie daarom zoo lang gewacht hep met dat paadje te maken bij het strand, maar gelukkig is 't toch niet zoo en is dat paadje nouw cok eindelijk klaar over de keien en daar ben ik nouw blij om, want alle menschen moesten nouw heelemaal naar de donkere duinen loopen anders zouwen ze hun nekken breken en dan zouw Den Helder geen groote badplaats worden maar nouw gebeurt het toch want d'r komen allemaal villaatjes en meneer van Willigen zet d'r ook een neer en dat meubielleert-ie dan zoo as 't moet en dan magge de menschen bij 'm komen kijken as ze gaan trouwen en nouw zal ikke d'r ook maar eens gaan kijken, want dan weet ik dat al vast hè en je bent toch nooit te oud genoeg om 's wat te leeren. Ikke ben nouw nog maar zoo'n kleine aap maar de kleine worden groote hè en zoo gauw as je groot wordt nouw dan. .nouw ja daar zal ik tegen die tijd wel eens over schrijven, want van de meissies weet ik alleen dat ze stom vervelend kenne zijn en niks anders doen as hun tong uit steken as je ze aan de haren treicc. Het begint nouw ook een beetje zo mer te worden want het is nouw lekker v/arm en ik ben nouw maar blij dat 't vakansie is en nouw moet de meester z'n dubbele breuken maar zoo Sang naar 't Hospitaal brengen want som metjes d'r van maken kenne we nouw toch niet. Wat ik zeggen wil hep u die mooie rodelbaan bij Mesker al gezien in de Spoorstraat met al die fijne dingen voor op te rooken deraan. Ikke mag liog niet rooken. Ik hep 't wel eens ge daan enne.... nouw ja ik hoef nouw niet alles te vertellen wat er toen ge beurde, maar ik wil maar zeggen dat het toch fijn is hè om al die kassies naar buiten te zien rollen en omdat ik er nouw toch niks aan hep omdat ik nog niet rooken mag, zal ik 'm eens vragen of ik d'r eens met m'n rolschaat sen aan mag gaan hangen en dan zal die meneer Mesker me af en toe wel een douwtje geven want ik ken 'm goed en dat doet-ie wel voor Wimpie. Maar can moet eerst m'n pootje heelemaal beter zijn en dan kom ik 'm wel eens opzoeken. Nouw dat zal fijn worden. Sjonge nog toe, nouw hebben we ook al een swiepsteeke gehad met echte paarden en menschen d'r boven op en d'r een hoop gewonne. Maar weet u wat u wat ik nouw eerst gedacht hep? Dat ze daar allemaal meissies lieten loopen mplaats van paarden want al die paar den hebben meissies namen. Nouw, as ik nouw yan m'n leven een paard hen dan zal ik nooit geen „Hup Max" of „vooruit knol" zeggen, maar weet u wat ik dan zeggen zal. Nouw ik zouw zeggen: „Nouw liefeling, trek je ele gante pooten eens op en loop 's een beetje". M'n kop d'r af dat die knol niet hollen zal want as ze meissies namen hebben dan zijn ze ook zoo verkikkerd d'r op dat je aardig tegen hun bent, want net zoo as dat buurmeissie van me want daar zeg ik altijd „dag poes" tegen en dat vind ze nouw aardig maar die hep ook nog nook, d'r tong tegen me uitgestoken en as ik nouw minister Marchant was, dan zou ik al die flauwe kwats van die spellingen maar rustig liggen laten en ik zouw alle dieren meissies namen geven en alle meissiew dierennamen en dat zouw wel lollig zijn as je dan kon zeggen: „Dag juf- lrouw Ijsbeer wat heb u een mooi bontje" of „Dag juffrouw Oliefand bent u lekker aan 't zwemmen?" H'm dan zouwen ze m'n zussie wel juffrouw Pa ling kennen noemen vanwege d'r dikte Het schijnt deze week een echt praatje over jongejuffrouwen te wor den want nouw moet ik m'n muts weer gaan afnemen voor die juffrouw Jannv Schenk uit Rotterdam die daar nouw zoo maar in eenen met die meneer Boon een jongen uit het water hep gehaald bij die pier in de zee. Nouw, dat was mooi hè en nouw zie je toch dat Wimpie alweer gelijk hep gehad toen-ie in de krant schreef, datte we hier in Den Helder een pier op pooten moeten heb ben waar je op ken wandelen en limo nade drinken en nog een hoop andere oingen, want we hebben hier nouw zoo'n fijne mooie Dijk, al word je d'r dan zoo af en toe eens ondersteboven gereden door die motoren en auto's die d'r een renbaan van willen maken. As we nouw dan ook die mooie pier op pooten hebben dan zalle d'r ook niet zoc gauw een hoop menschen in gevaar zijn as ze willen gaan zwemmen wat dat schijnt de vorige Zondag nog al een beetje erg geweest te zijn en meneer de Kruys is nouw ook gauw comman dant hè en die meissies die nouw met de „Heldersche Courant" mee naar Texel geweest zijn die hebben een hoop lol gehad. Wel verdraaid, nu schrijf ik vandaag voor de zooveelste maal over meissies. Ik geloof toch wel dat sjoer- nalist zijn een moeilijk werk is, want nouw moet je, door wat er van alles zoo gebeurt, ergens over schrijven en nouw is het zooals vandaag niks anders as ov-r meissies. Daaag GUUS BETLEM JR. Op i September a.s. treedt offi cieel de nieuwe spelling in werking. Nog enkele weken en 't feit is beslecht, Dan schrijven we alles, precies zoo je 't zégt, De spelling (de nieuwe), die is er dan door, En al wat te véél is, daar waken we voor! De moeilijke uitgangen hebt u 't gelezen? Daar hoeven we dan niet meer bang voor te wezen, Die ondingen gaan er voorgoed van de baan. iDe boffers, die strakjes naar school zullen gaan) De é's en de o's, die in vroegere jaren De oorzaak tot onvoldoend' Nederlandsch •waren, Die onze rapporten tot wandingen maakten, Waardoor we met Pipa in moeilijkheid raakten. Die onze vacanties vaak deden vergallen.. Die e's en die o's komen ook te vervallen! En zoo wordt het straks in de Hollandsche taal Je ware doradogewoon ideaal! En 't eenige, dat ik me afvragen moet, Dat is.... jawaarvoor men dat feitelijk doet? Want waar of je loopt in de Hollandsctie straten, Daar hoor je geen Hollandsch, maar Duitsch heden praten! Maar, zoo ik u dan in 't begin heb gezegd, Zoo is dus die spellingsaffaire beslecht, En ga ik u ook in m'n liederen leeren, Dat u van de twee best één e kunt ontberen, Dat ((tussen", geschreven, zooals u 't hier ziet, Precies klinkt als „tusschen", is 't waar of is 't niet? Dat „loopen", wanneer u het één o maar geeft, Net klinkt als, wanneer het nu twee klinkers heeft. En dat er geen énkele reden dus is, F.én klinker te voelen als éénig gemis! Maar.... als ik u hier iets ten beste mag zeggen, Begin op die spelling, u nu toe te leggen, Opdat u niet straks als beginneling staat, En zoonlief met meerdere kennis u slaat! Want wat of ze zooal veranderen mogen, Wij ouders, wij zullen toch nimmer gedoogen, Dat straks onze kinderen zeggen, nietwaar, Wat schrijft er die vader van mij toch nog raat Die weet nog niet eens (ja, je zult het beleven! Dat „heeren" zoowaar metéén e wordt geschreven, Die schrijft het woord „tasch" nog altijd met c-h, En houdt er voor naamval.nog uitgang op na!! WISTEN JULLIE DAT.... In Griekenland zijn de arenden door hun aanvallen op schaapskudden enz-. ï-óó gevaarlijk geworden, dat de regee- iing in de bedreigde streken vlieger3 gestationeerd heeft, opdat de bevolking °P tijd gewaarschuwd kan worden, wanneer er arenden in den omtrek zfJn gezien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 16