EEN NIEUWJAAR.. Doodendans 1934. FAG 2 ZATERDAG 29 DECEMBER 1934 TJUTTERTJE Waarom vieren wij den nieuwjaarsdag Zij, die dit jaar van ons heen gingen, 5jïmm aan Wirn/ue dat ió ikke vlaggen en vaandels, kwam dan de Eu- phraat afzakken. Het was een volksfeest, waarbij de heerschende standsverschillen totaal werden opgeheven. Na de processie werd er verder een geweldig feest gevierd, waarbij heeren en knechten van kleeren wisselden en in een vroolijke maskerade door de straten trokkenEen ter dood veroordeelde gevangene werd dan tot Nar renkoning verheven. Hij kreeg een konings mantel aan en een kroon op. Hij mocht naar hartelust met het volk meejubelen, drinken, dansen, maar na afloop van het feest trok men hem het bonte gewaad weer uit, geeselde tem enhing hem op! Heidendom en Christelijk geloof, door DR. T. BERBER. On3 nieuwjaarsfeest heeft geen enkelvou dige beteekenis. Het vereenigt verschillen de heidenkingsfeesten in zich. Het is in de eerste plaats in de jaarrekening van de Avondland-cultuur het begin van een niéuw kalenderjaar. Met deze zuiver astro nomische gebeurtenis zijn thans verschil lende folkloristische gebruiken verbonden geworden, terwijl tensiotte de Christelijke kerk deze dagen in haar cultus heeft op genomen. Zoo kruisen en verbinden zich op dien dag enkele totaal verschillende cul tuurhistorische ontwikkelingslijnen. Laten wij dezen dag in de eerste plaats beschou wen als begin van het astronomische kalen derjaar. Het is vanzelfsprekend niet toevallig, dat het begin van het jaar op een bepaal den dag is vastgesteld, b.v. op den lsten Januari. Een kalender, de vastlegging van een bepaalde serie dagen, vereischt van te voren astronomische berekeningen. En waarschijnlijk waren de oude Babyloniërs de eerste astronomen; bij heh vond men een bijna geheel complete Jaarberekening. Hier ontmoeten wij ook een nieuwjaars feest, dat met den Babylonischen oppergod Mardoek verboncm is. Als overwinnaar cvèr den 'Winternacht, verkrijgt Mardoek als- bélööning- dé leidingder. .wereldgeschie denis. Daarom is nieuwjaar tevens een féést van lotsbestemming en waarzegging. Het was een feest vol vreugde en vroo- lijkheid; misschien lag ook hier de betee kenis van de opstanding van Mardoek ten grondslag. Drinkgelagen waren reeds in het oude Babylontë een karakteristiek feestbeeld; de Goden deden het immers zelf! Na de overwinning van Mardoek vier den de Goden feest en huldigden hen met een enorm drinkgelag. Men telde tal van Romeinsche, Germaansche en Babylonische bruiken een volmaakt onbewust uitvloeisel ten. Daarin is men wel wat héél ver ge gaan, hoewel ook tal van nieuwjaarsge- bruiken neevolmaakt onbewust uitvloeisel vormen van die oeroude tijden. Ons Nieuwjaarsfeest staat in direct ver band met de kalender der Romeinen. De kalenders behoorden hier sinds de oudste tijden tot de taak der priesters. Zij moes ten in de eerste plaats de feestdagen rege len: In voor-Christelijke tijden en in de eerste eeuwen n. Chr. was de eerste Januari een feestdag, daarop dien dag alle höoge ambtenaren hun taak aanvaard den: Dit feest werd als begin van het jaar opgevat en had nog alle gebruiken in-eere gehouden van het vroegere Saturnaliën- feest -<-'1723 Dee.;, was dus in zekeren zin een na-feest. Zoo werd het Romeinsche nieuwjaarsfeest een dag van vreugde en vermaak, waarop spelen, optochten, mas- k'eradeh en zwelgpartijen aan de ordeVan den' dag waren; teugellooze uitspattingen er ruwheden warén, zooals de program ma's van Martialis aangeven, het gevolg van een nieuwjaarsviering. Het gebruik, orn elkaar met kleine nieuwjaarsgeschen ken té verrassen, of soms te plagen, is zooals men weet bij de Romaansehe Vol keren nog in gebruik. Bij den Romeinschen keizer had op dien dag meestal een bui tengewoon feestelijke ontvangst plaats, waar alle gezanten en hoogwaardigheids- bekleeder3 bij tegenwoordig moesten zijn. Zeer in den smaak vielen ook de bijge- loovige toekomstwaarzeggerijen, die op het nieuwjaarsfeest plaats vonden. Weer an dere gebruiken dienen om het geluk in hét komend jaar te bezweren. De onzedelijk heden, die door de Romeinen op nieuw jaarsfeesten begaan werden, waren er oor zaak van, dat de christelijke kerk zich te gen de nieuwjaarsviering verzette. Op 1 Januari werden boetpreeken gehouden, die het volk van de deelneming aan dergelijke zwelgpartijen moesten afhouden. In plaats van nieuwjaarsgeschenken of aalmoezen. Nieuwjaarspreken werden beroemd; die van Ambrosius, Augustijn, Maximus van Turjjn, e.a. geven hiervan een goed beeld. Wanneer de kerk begonnen Is voor het eerst Nieuwjaar als een feest te gaan be schouwen, is onbekend. Een preek van Chrysostomus (ca. 387) eischt een Chris telijke viering van het nieuwjaarfeest. Van 31 December tot 2 Januari was vastentijd als middel tegen de deelneming aan heiden- sche feesten. Waarschijnlijk is het nieuw jaarsfeest uit het Kerstfeest ontstaan, dat voor het eerst in Rome werd gevierd in het jaar 353. Daaruit ontstond het 1 Januari- feest, als vallende onder het zoogenaamde „octaaf van Kerstmis". In een der brieven van Lucas (,21)) wordt het eerst gewaagd van dezen dag, als van het tijd stip van de besnijdenis en naamgeving van Jezus. Zoo won die dag aan kerkelijke be teekenis. De oudste getuige leefde dus in het begin van de 5e eeuw. Het langst boden de Franschen weer stand aan het kerkelijke verbod. De resten daarvan vindt men nog in de zoogenaamde „Narrenfeesten", die uit de late middeleeu wen stammen en allereerst als een bespot ting van de religieuse gebruiken bedoeld waren. Bisschop Otto van Parijs vaardigde echter in 1199 een streng verbod daartegen uit: maar dit veranderde niets aan de zaak. Nog in 1444 moest de Panische theologi sche faculteit een toestemming tot de nieuwjaarsviering afgeven, die een doorn in haar eigen oog was. Het kerkelijke karakter van den nieuw jaarsdag is het volksbewustzijn echter vreemd gebleven. Velen weten zelfs niets van het kerkelijke karakter van dezen dag af! De jaarwisseling is een volksfeest. Bij ons is het hoofdzakelijk een overblijfsel uit den Germaanschen Joeltijd. Het Joelfees stamde nog uit den tijd, toen de Germanen nog geen mensch-achtige goden kenden; geloof aan geesten en doodenvereering wa ren de eenige kenmerken van hun geloof. In donkere, stormachtige winternachten trokken de geesten erop uit en de geseten der afgestorvenen keerden voor korten tijd naar de plaat; terug, waar zij geleefd had den. Op de heide, in stallen, op kruiswe gen. enz., werden offerspijzen neergelegd, om hen te verzoenen. Daarmede behoedde men zichzelf tegen den schadelijken in vloed van de geestenwereld. De Joeltijd stond in onmiddellijk verband met toe komstvoorspelling, want slechts de gees ten kenden die toekomst. De Joeltijd was het oud-G'rmanasche doodenfeest. En de gebruiken van dat doodenfeest leven thans nog in, veel, folkloristische volksgebruiken voort. Zij hebben of de bedoeling om booze geesten te verdrijven en af te weren, of zegenende machten aan te trekken. Het knallen van zweepen en het maken van la waai, het afsteken van knallend vuurwerk, het nieuwjaarsschieten, dat zijn allemaal gebruiken, die afstammen van den tijd, waarin men de geesten ou die manier poog de af te schrikken en weg te jagen! „Dat is zoolang tegen iemand liegen tot- dat-ie gelooft wat je zegt." door DRS. M. A. DORRINKS. lederen keer, dat wij afscheid neme., van het oude jaar, richten wij onze blikken nog eens op hetgeen achter ons ligt. Als op een parade trekken aan ons geestesoog voorbij de schimmen der figuren, die in dat jaar in ons leven een rol gespeeld heb ben, of die door andere omstandigheden onze volle belangstelling hebben gehad. En soms beklemt het ons hart, als wij tot het besef komen, dat verschillende dier schim men niet tezamen met ons meer de drem pel van het nieuwe jaar overschrijden zul len De dood heeft in het jaar 1934 een rij ken oogst gehad. Koningen en vorsten, staatslieden en militairen, onderzoekers, dichters, acteurs en geestelijken nam hij rnede. Veel van die gezichten in den doo dendans 1934 kennen we In de eerste plaats dan de vorstelijke fi guur, die vrijwel de rij opende de over al bijzonder geliefde Belgenkoning Albert I, die in de Maarsbergen doodelijk veronge lukte. Toen begon voor ons land de periode van rouw en droefheid. Kort na elkaar voerde de dood onze geliefde Koningin Moeder Emma en den Prins der Nederlan den Hendrik, mede naar gelukkigér oor den. De schoten van den Croatischen moorde naar troffen helaas maar al te goed doel: de Koning der Zuid-Slaviërs, Alexander I, viel onder het loodGestorven is ook prins Sixtus van Bourbon, de broer van de Habsburger ex-koningin Zita. Wie kent niet zijn Weensche „vredesmissie", midden in den razenden wereldstrijd Onder de staatslieden noemen we als eerste het slachtoffer van zijn hooge ambt, Bondskanselier Dollfuss, de kleine Oosten rijker. En de robuste gestalte van den grjjzen veldmaarschalk von Hindenburg volgt hem op. De teraardebestelling bij het Tannenbergmonument had een zeer plech tig karakter. De beide Fransche staats lieden Barthou en Poincaré dompelden Frankrijk in rouw. Vooral de tragische dood van Barthou, aan de zijde van den Zuid-Slavischen koning, wekte groote be roering overal. Daarop volgt dan Philippe Berthelot, de overbekende secretaris-gene raal van de Quai d'Orsay. Twee diploma ten verwisselden het tijdelijke met het eeuwige: Wolf-Metternich, de vooroorlog- sche Duitsche gezant te Londen en de Turksche diplomaat Kemaleddin Sami Pasha. In de rijen der veldheeren zijn ook en kele droeve data te vinden: van de bui- tenlandsche oorlogshelden vallen vooral de figuren van maarschalk Lyautey en van den Japanschen admiraal Togo op. De Poolsche overste Pieracki, door den moor denaarskogel achterhaald, vormt een zwarte bladzijde voor Polen en zijn geschie denis. Von Kluck, von Einem en von Hut ter zijn de Duitsche leger-aanvoerders, die dit jaar hun aardsch bestaan prijs gaven. Zoo zijn we dan de rij onderzoekers, dich ters en denkers genaderd de menschen, die hun krachten in dienst der cultuur stelden. Madame Curie, de ontdekster van het radium, viel naar men beweert, als slachtoffer van die ontdekking. Haar ar beid met radium en radiumhoudende stof fen heeft haar gezondheidstoestand ongun stig beïnvloed. Oscar von Miller, de groote geleerde, schepper van het wereldbekende museum in München, schrijvers, scheikun digen, dichters, staatslieden...... een Theo- dor Daubl;r, een Wasserman, een Meyer FörsterEen droeve, tot nadenken stemmende, stoet dit jaar Nu, bet laatste stukje, net laatste briefie van dit jaar. Ja het ken toch raar loopen, dat is nou net zoo as met tooneel, daar hebben ze op 't tooneel gespeeld: t Kind van onze buur vrouw..." Wat een gekke naam, hè, wat moet je daar nou over spelen. Dan kenne ze net zoo goed spelen: 't Verloren geraakte speentje van m'n Opoe d'r byba....'.; of 't Jankende hondje van tante Betsy... of de mislukte ijswafel van Laan... enz. enz. daar kenne ze nog heele drama's van ma ken, maar 't Kind van onze buurvrouw", wie speelt daar nouw over, ovr zoo'n aap. Dajos Bela heb ook gehoempaat in Kas- sinoo hè, nou die heb ik dikwijls door de radijoo gehoord en d'r is iemand bij die fijn ken zingen en een ander speelt op 'n trekpiano en dan beginnen ze allemaal weer eens en dan is 't toch mooi en H.B.S. heb ook weer tooneel gespeeld, dat willen ze allemaal zoo nog 's effen doen in 't ouwe jaar om dan weer in 't nieuwe jaar opnieuw te beginnen. En nou staan alle kranten vol van alles wat er zoo gebeurd is in 't ouwe jaar en dan zeggen alle meneeren weer wat er zoo van alles gebeurd is en dat schrijven ze dan in de krant en dat gaan ik nouw ook doen, want alle menschen die zoo graag in me lezen zallen misschien ook wel eens graag willen weten wat er zoo met Wimpie gebeurd is hè. Nou dan: HET LIED VAN DEN KLEPPERMAN. Ik wensch u al te gaar Een zalig Nieuwe jaar; In voorspoed en verdriet Vergeet den Schepper niet! Eens was het Nieuwjaar-zingen over ge- heel Nederland sterk verspreid. Sedert kerkeraad en regeering hiertegen, als zijnde „onnutte superstutiën" of „on geregeldheden", te velde trokken, zijn er in Noord-Nederland nog slechts schamele resten van overgebleven; zoo verzekert b.v. de Drentsche Volksalmanak van 1842, dat men „daar nog aan datzelfde euvel mank ging". Het is heden ten dage vooral in Bel gië gebruikelijk. Vooral veel kinderliedjes treft men eronder aan. Een aardige ver zameling is „Kinderspel en Kinderkist'* VII, van De Cock en Teirlinck, blz. 7 vgl. HET BAKKERSLIED. Op eenen nieuwen Jare Sloeg een bakker zijn wjjf, Met eenen eiken kluppel; Zoo deerlijk op haar lfjf! De vrouw begon te kermen, „Ach bakker, 't doet mjj zoo zeer!" De bakker zonder ontfermen, Sloeg nog wel tienmaal meer. De vrouw kroop onder den oven, De bakker er achternaar! Daar kwam 11 uit bestoven. Met deze nieuwe Jaar! 31 Dec. '331 Jan. '34, net op oud en nieuw jaar, begint Wimpie te schieten in het tuintje en de kat springt in z'n angst boven op tafel en trapt alle taartjes en wijnglazen kaporus. 1 Jan. '34. Ik mag zoo bij alle menschen een handje gaan geven omdat 't nieuwe jaar is en 's avonds heb ik buikpijn. 5 Jan. '34. De éerste polisieman zit ach ter me aan, om dat dat zoo lekker ging met belletje trekken op de Brakkeveld- weg maar ie heb me toch lekker niet ge kregen. 12 Febr. '34. 't Nichie van me buurmeisie rijdt me ondersteboven en zjj en ikke heb ben fijn lekker allebei niks en ik krijg een stuk sjocolaai van d'r. 12 Febr.16 Mei, dat heb ik allemaal vergeten omdat ik 't pampiertje verloren heb waar 't opstond. 16 Mei 's middags precies om 5 minuten voor vijf breekt Wimpie z'n been en nog 'n hoop andere dingen en ze brengen me naar 't ziekenhuis. 16 Mei28 Juli. Ik lig op 't ziekenhuis en meneer Yvel Dlawnurg en nog 'n me neer, en daarna nog 's een Jutter met z'n meissie komen me opzoeken en vertellen een hoop lollige dingen. 2829 September. Ik mag loopen, maar met gips om me beenen en nou denken alle menschen dat ikke een steenen poot heb en das wel lollig, want alle menschen kij ken nou naar me net as naar de vrouw met de baard in 't sirrekus. Van 29 Sept. tot nou zal ik maar niet allemaal op schrijven anders wordt m'n briefie te vol, alleen wil ik nog effe zeggen dat net op Tweede Kerstdag onze W. C. geloof ik uit mekaar is gesprongen, en nou, net dat ik dit briefie aan 't schrijven ben, zetten een hoop menschen ons huis ondersteboven. Zoo ziet u alweer dat er zoo een hoop dingen gebeuren waar Je meestal nooit op rekent, inplaats dat Wimpie nou 's de hon derdduizend krijgt hè. Nou misschien komp dat ook nog wel is en dan magge alle neefies en nichies van de raadseloom die iedere week in de krant meedoen met me ijsises gaan eten en dat zoue ze wel lollig vinden as dat zoo was hè. D'r zitten nou een hoop menschen uit de Jutterij en dat stukkie wat ze Duitschland willen maken hè en van de Heldersche Courant zijn ze d'r ook heen. Eerst kon ik niet goed onthouwen waar dat was maar as ik nou aan ons buurmeissie denk, die heet Sara, dan ken ik goed onthouden dat 't in de Saar is en hoe of dat nou allemaal in mekaar zit weet ik niet. Maar dat is ook alleen maar voor de groote menschen, daar heeft zoo'n aap as ikke niks mee te maken hè, maar 't is toch niet lollig dat ze daar nou zoo ver weg zitten met de Kerstdagen en ouwe en nieuwe Jaar. Dat gaat nou net zoo as met de K XVIII want die zit nou ook ver weg en al die menschen zitten daar nouw op d'r eentje op die kleine onderzeeër hè en ze zalle vast wel eens aan de Jutterij denken. Zoo, nouw is m'n laatste brieffie van 1934 ook al weer klaar en dan wensch ik alle menschen een prettig eindje en voor 't nieuwe jaar moeten ze dan maar bij de advertenties kijken, want daar staan ikk< ook bij. Daaaaaaag.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 8