POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
HET KERSTFEEST VAN EEN
KLEINEN KONING -
EEN VERRASSING.
675
ZATERDAG 15 DECEMBER 1934
AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN
Populaire Rubriek
Hoe de jeugdige Lodewijk XIV een arm "gezin
gelukkig maakte
door
AMY KARSSEN.
Het was het derde jaar van zijn rege
ring en het was Kerstmis, maar de kleine
achtjarige koning Lodewijk voelde zich op
die Kerstdag al heel- ongelukkig. Zwaar
der dan ooit waren dan ook op die Kerst?
dag zijn koninklijke plichten geweest.
Reeds heel vroeg in den morgen had hij,
gezeten op zijn statiebed, de leden van hei-
hof moeten ontvangen, die hem prach
tige, doch voor zo'n kleine jongen onprac-
tische geschenken kwamen brengen, din
gen waarom een knaap geen steek gaf.
En toen nu al die mensen hun geschen-
_.ken. hadden neergelegd,, gebogen, en heen
gegaan waren, mocht hij pas ontbijten.
Daama moest hij weer, uitgedost in zijn
statie-kleren, het Uitdelen der geschenken
aan de hofhouding bijwonen. Na deze uit
deling had men den kleinen, reeds zeer
^vermoeiden koning naar de troonzaal ge
bracht en daar, gezeten onder, de Ko
ninklijke troonhemel had- hij audiëntie ge-..
houden tot het tijd werd voor zijn middag-
"maal. Geheel alleen, maar omringd door
lakéien, had de kleine' koning aan de
prachtige, met bloemen versierde tafel ge
zeten, maar van de fijne gerechten, die
werden opgediend, had hij bijna geen hap
kunnen eten, daartoe was hij veel te moe
en te bedroefd, en hij verlangde- er dan
ook heel erg naar, om te gaan uitrusten
in zijn slaapkamer en daar zijn verdriet
•uit te schreien bij „lieve-Mam'selle", zoo-
i.als .hij zijn kaïflervroaw~ngep)c|e, die hem""
-rëè<Js vanaf zijn geboorte"had*Verzorgd.
_Toen -W-hétmiddagmaal Vas afgelö-
peYi er naar de slaapkamer was ge
bracht, vond de kleine koning Mam'selle,
die hem dadelijk zijn statiekleren uittrok
en hem in bed stopte. Denkende, dat de
kléine koning wel dadelijk in slaap zou val
len, ging zij weer met haar borduurwerk
verder! Maar nauwelijks had zij dit ter
hand genomen, of zij hoorde een hevig ge
snik.' Verschrikt keek zij op en daar zag
ze de kleine koning rechtop in zijn bed
zitten en schreien juist als een- gewone
jongen, die een groot verdriet heeft. Neen,
zo iets had „lieve Mam'selle'" nog nooit be
leefd! Ze liep daarom vlug op het ventje
tóe en vroeg: „Wat is er gebeUrd, mijn
kléine koning? Waarom hebt ge zo'n ver
driet en dat nog wel op Kerstdag, waar
wij allen zo blij moeten zijn?"
De kleine koning sloeg zijn armen om
haar hals en sprak snikkend: „Ik ben ook
-heel-blij, omdat het Kerstfeest-is, maar ik
benzo moe en toch -ken ik niet slapen.
En o, het Was vandaag alles zo erg ver--
velend, lieve Mam'selle..."
„Mijn arme, kleine koning," sprak de
dame, terwijl zij ook begon te schreien. En
heel zacht zuchtte zij: „Arm kind, dat geen
kind mag zijn!"
„Bent u ook moe, lieve Mam'selle?"
vroeg de knaap, toen hij de tranen in haar
ogen zag, of-schreit u, omdat ik huil?"
De: dame knikte.. „Ik zou je,zo graag
eens vrolijk willen zien, .mijn kleine ko
ning," zei ze.
„Ik weet -wel,hoe ik vrolyk kan wor
den!"; riep. de ;knaap" opééns uit. „Ik zou
heel Vrolijk zijp, als ik vandaag met met u
in die vervelende tuin behoefde te wande
len, als ik door de stad mocht lopen en
liefst in de straten waar de arme mensen
Wonen, die mij. niet kennen en niet weten,
dat ik een koning -bén
Toén- dé klc-me-Lodewijk haar dit vroeg,
schrok de dame, Zij had hem altijd zijn zin
gegeven, doch -nu.-' „O,- neen- Sire, dat
zou de Koningin-Moeder nooit goedkeuren,
zij zou héél boos wezen, als ik met U door
de stad wandelde en dan nog .wel in de
volksbuurten.,....," zei; ze verschrikt.
„En als ik, de koning, nu beveel, deze
wandeling ,-mët mij" te maken",- begon de
knaap. „Maar ik wil u -niets bevelen,
lieve Mam'selle. Ik smeek u liever met
mij daarheen et gaan. Ach, doe het, maak
mij toch eens-gelukkig!"
„Ja, ik wil u zo heel graag eens geluk
kig zien, mijn koning," Zei de dame met
levendige stem. „Wij zullen gaan, waar
heen gij wilt, Sire, zelfs al zou men mij
ontslaan".
Even later liep de kleine koning, gekleed
in zijn oudste pakje, met de dame door
de straten van Parijs. En dat hij {blij was,
..„Lóze: Wanneer maakje je engagement
publiek?"
Dora: „Na. Smt. N.icólaas, anders scheelt
het zoo mét de cadeautjes!";
dat zag de dame wel aan zijn vrolijk
schitterende ogen en al toonde hij zijn
vreugde niet op een manier, zoals andere
kinderen dat doen, toch riep. hij bij alles
wat hij zag: „O, wat is hier alles toch
mooi!" Maar toen ze nu ongeveer een half
uurtje gelopen hadden,en de ..damehem-
voorstelde terug te keren, sprak de kleine
Lodewijk: „Waarom wilt u nu al naar
huis, het is hier zo-mooi!"
„Zoudt ge dan willen, dat men mij ont
sloeg of liet onthoof end, Sire?" vroeg de
dame.
„Dat zal nooit gebeuren, zolang ik ko
ning ben!" riep de knaap. „Kom, we gaan
verder!" Nog vaster greep hij toen de
dame bij de hand en keek lachend naar de
op straat spelende kinderen. „Die zijn
veel aardiger dan de graafjes, die wel
eens bij mij komen spelen", zei hij, „maar
zij zijn wel wat erg wild en ruw.O!"
riep hij opeens, „ziet u daar dat kléine
meisje op die boomstam zitten? Met haar
wil ik even spreken. Kom gauw mee...-!.."
Het kleine, meisje, dat bezig was haar
pop in sléap te -wiegen, - scheen Zich niet
om de jongen," die nu vlak', bij haar "was
gekomen, te bekommeren. Ze deed juist
alsofhij' ër "niet
met het neuriën van een slaapliedje. .Dit
vond de knaap al heel; vreemd. Wie bjeef
zitten, als hij er was? Hij \Vas -toCh, de
koning „Waarom sta je niet op '.vroeg
hij dan ook uit dé'hoogte.
„Stil,- schreeuw niét zo, anders, kan mijn
pop niet slapen. Zé heèt Marie,'ren jïj
„Ik ben Louis Qüatorze", sprak de ko
ning.
„En ik heet Lduise- Jambén", zéi jhêt
meisje. „Kom maar naast me zitten,"
ging ze voort, „mijn pop slaapt hu toch
al".
„Mag ik?" -vroeg de" knaap aan Madë-
moiselle. En tóen die knikte, dat hét
mocht, zette Lodewijk de Veertiende zich
naast het armoedig geklede meisje neer,
dat toen weer tot hem begon: „Je bent
mooi gekleed', je vader' verdient, zeker;
verschrikkelijk Veel geld; jïoè héét;' hij f"
- ,-;Hij heette- -Louis,, met. .sis...dc,r,maar_.hij-
heette 'er nog Treize ~bij- want ik heet
Quatorze", was het antwoord- jmkaf mijn
vader is dood".
„Ging hij dood in de gevangenis?" vroeg
het kind wéér. f
„Hè, in de gevangenis......?"^ Bij de2e
vréemde vraag keek de kléine koftin'g
Mam'selle weer verbaasd, aan.
„Ja, in de gevangenis," hernam -hét
meisje. „Want daar hebben ze toch _oók
allemaal een nummer En omdat nu jouw
vader Treize (dertien) heette, daarom
dacht ik het. Mijn' vader zit ook in de'gé-
vangenis, en die heeft zo'n hoog nummer,
dat ik het niet kan onthouden. En is dat
je moeder?" vroeg ze, opMam'selle .wij-
zende, die het bijna uitproestte "vanhét
lachen, vooral toen het meisje vóórt ging
met vragen: „Je moeder werkt zeker heel
hard, want om jou eh je broertjes zo mooi
aan te kleden is heel .wat .geld' nodig, hoor,...
en mijn moeder werkt ook- hard, koor! Zij
naait voor de mensen".
„Naait voor de mensen!? Neen, zoiéts.
vreemds had de kleine koning: hooit ge
hoord. Juist wilde hij vragen, wat dit toch
eigenlijk betekende, toen het kind voort
ging: „Ja, mijn moeder en Lucie, dat is
mijn grote zus, zitten soms tot laat in de
nacht aan hun naaiwerk. Want er moet
toch brood zijn, zegt moeder. En vader, in
de gevangenis, moet toch eens iets extra's
hebben! Arme vader, hij was altijd zo
goed voor ons! En iedere Zondag neemt
móeder ons mee, dan mogen wij vader zien
en dan huilen wij allemaal heel erg, omdat
vader niet met ons mee naar huis mag".
En toen, alsof zij het onderwerp te droe
vig vond, begon ze: „Wil ik je eens wat
van mijn pop vertellen en hoe ik die
kreeg?
„Ja," zei de kleine koning.
„Wel," ging ze voort, „ik had nog nooit
'n pop gehad, en toen zei moeder: „Louise,
je hebt niets van St. Nicolaas gekregen,
omdat-hij de weg naar de arme .mensen
vaak niet weet te vinden, maar als je be
looft erg braaf te zijn, maken we met het
Kerstfeest een kleine Kerstboom. En Zie-
je,; toen ik vanmorgen pp stond, was er_
een kléine kerstboom, maar hetmooiste
was, dat er voor mij een pakje onder lag"
én; daar zat deze prachtige pop "in, Ik ben
er maar wat gelukkig mee. En wat heb,-,
jij .voor cadeautjes gekregen?" r
„Niets," zei de kleine koning, eh hij
kreeg opeens tranen in zijn oogen. „Niets
Van wat ik graag had.
„Kreeg je heelemaal-niets?" zuchtte het
meisje. Toen keek ze naar de pop, waar
zijzelf zo naar had verlangd en die nu.
haar grootste schat was, en legde haar in.
Lodewijks armen en zei: „Daar, neem jij
dan mijn pop maar. Ik zal er wel een van.
lappen .maken,....." ..Daarop begon 'ze te
kuilen, stond op van dé boomstam eh wil-
öe-haastig weglopen. Doch de zachte hand
van dé'Tfeve Mam'selle HëTï^aab Tégeiti
„Neen, ga nog niet weg, mijn kind," sprak-
de dame. ,,We mogen je pop niet aan
nemen, hoor
t,Neen, ik wil, dat hij ze neemt," snikte
Louise. „Want o, ik vind het Zoo naar,-
dat hij. niets heeftMisschien is hij
stout geweest?"
„Neen, Louise," zei Mam'selle, „hij is.
nooit stout en hij heeft een prachtige dia--
manten gesp, een zwaard en een.met jvK
welen versierd horloge gekregen, maar,
geen speelgoed, want dat heeft hij al ge
noeg, Neem dus je pop maar weer terug,
kindlief."
„O," zei;Louise en ze nam haar pop
weer terug, drukte die vast in haar armp
jes, droogde toen mét haar gelapt jurkje
de tranen op haar wangen en wilde heen
gaan.
Maar weer hield de dame haar terug._
„Weet----je- ook, waarom —je.vader....in de
gevangenis zit, kindje?" vroeg ze.
„Neen,',' was het antwoord, „maar ik
weet wel, waar de gevangenis
maar moeder weet alles hoor
Over den jongen schrijver Frank van
Duinen hadden zich eigenaardige geruch
ten verspreid, die voor den toevalligèh
toehoorder een grond van waarheid moes
ten hebben. Doch zelfs niet alleen voör
den toevalligen toehoorder - maar eveneens
voor zijn verloofde Gina van Wandere, die
op zekeren avond, toen de zon in een op
komende mist was ondergegaan, deze ge
ruchten overpeinsde.
Haar gedachten gingen uit naar het uur
van hun eerste kennismaking in het kleine
Zwitsersche hotelletje, dat er pittoresque
tusschen de. bergen lag verscholen. Uit
deze toevallige kennismaking was een
mooie en rijke liefde tusschen hen op
gebloeid en vol geloof in zijn talent en zijn
kunnen had hij zich aan zijn toekomst en
werk gewijd. Wanneer hij na een slechten
critiek op zijn gedichten of na de terug
zending van een rpmanmanuscript wel
eens wat moedeloos bij de pakken neer
ging zitten, beurde zij hem op met haar
troostvolle woorden, die uit een diepén
drang waren geboren, n.1. het geloof in
zijn talent en de overtuiging van zijn sla
gen.
Doch de jaren gingen voorbij, het een na.
het ander, zonder dat- de wereld zich van
Frank's talent wilde laten overtuigen en
wanneer de papa van Frank hem niet
maandelijks een stevige toelage had gege
ven had het er voor onzen jongen schrij
ver donker uitgezien.
Frank kón deze toelagen slechts noode
aanvaarden, doch hij troostte zich met de
gedachten aan later.ja, aan later.deze
tooversleutel, die;, ons alleen den moed
geeft om de zorgen Van dit- tranendal moe
dig het hoofd te -bieden, en Gina sterkte
hem in dit geloof 'voor zoovéél 'in haar
macht. was. -
Maar langzaam, heel-langzaam was toch
het gif van wantrouwen: haar hart bin-
nengedruppéldl fn den beginne had zij er
Zich moedigt tégen verzet, had zij ook wel
kans gezien om zich zelf van het tegen
overgestelde te overtuigen, doch- toen mis
lukking na mislukking volgde, begon het
stemmetje van wantrouwen al stérker te
spreken en. op het laatst begon zij zich
af te vragen of alle critici ongelijk had
den en zij alleen gelijk. Zou Frank werke
lijk... Nee deze, gedachte durfde zij niet
uit te spreken, dat was te.wreed na haar
wachten én verlangen van jaren... Maar
wanneer het nu werkelijk eens waar v. as
dan Móe van dén langen verlovingstijd
begon Zij', naar de rtist van een huwelijk
te verlangen.:. Hoe nad zij dit niet ge
droomd? Een klein huisje; in dé bosschen...
alleen met hun groote liefde en heel- ver
van de menschen -
Gina zuchtte en keek naar' den mist die
het stadsbeeld in een wolilgen" sluier om
wikkelde.
En nu die laatste geruchten dat Frank
aan een fantastische roman bezig moest
zijn,die geen kansvan slagen zou heb
ben... Zij had hem naar die geruchten-ge
vraagd, maar hij had er ontkennend op
geantwoord. Zij wilde hem wel gelooven,
maar toch.Komaan zij 'moest toch brach
ten er een beetje vroolijk' uit te, zien, want
morgen zoudén zij met hun tweeën naar
het buitenhuisje van eèn van Frank's
vrienden gaan, die hen voor enkele dagen
te logeeren had gevraagd. ;Eh nu; had zij
nog veel te doen- Met een energiek gé-
baar liet zij het-gordijn zakken én het vol
gend oogenblik had het gezellige licht van
de kleine schemerlamp de sombere stem
ming In de kamer weggevaagd...
Tijdens de reis den' volgenden' dag
naar het kleine dorpje in Gelderland spra
ken zij maar weinig. Af en toe keek Gina
naar Frank's gelaat dat echter hét groot
ste gedeelte van de reis wés - afgewénd.
Plotseling keerde hij zich naar haar toe,
nam haar kopje in zijn haïnden en vroeg
haar heel ernstig in de oogen-zien:
Heb je nog vertróuweft in -mij, kléine
lieveling?"
Ze kmkte dapper en kuste hem lang en
innig. En wanneer dit niét het geval was,
wat deerde het dan nog Zij hadden toch
hun groote liefde. Aan het kleine sta
tionnetje stond een brik klaar, maar de
vriend liet zich, naar de knecht vertelde,
verontschuldigen, omdat hij een dringende
boodschap te doen had.
Zij reden door een groot bosch waar
hun de heerlijke zomergeuren tegemoet
woeien, langs een beekje dat zich ais een
zilveren lint door de groene weilanden
slingerde, langs... langs nog zoo ontelbare
dingen die alle schoon en goed zijn wan
neer men uit een groote duffige stad
komt.
En zij kwamen bij het huisje dat aan
een smul boschpaadje was gelegen en ge
heel omringd door wuivend zomergroen,
bloeiende seringen, een heg van kanhijn-
roode rozen en een muurbedekking van
prachtig klimop. Daarboven de diep
blauwe zomerhemel en dat alles omgeven
door het liefelijk gezang der woudvogels,
die ter eere van hun komst wel een spe
ciaal concert schenen te hebben aange
heven.
Ontroerd schreden zij over het paadje
dat naar de voordeur leidde. Er werd
opengedaan door een gezellig dikke boe
renvrouw die hen met een grappig accent
verwelkomde.
De boas is nie thuus, zei ze glim
lachend, maor ie het een klein briefske
achter 'elaote."
Op de enveloppe stond geschreven: