9allada AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN Heksenvervolging in de o eeuw;1 Een avontuur, op de Tónga- eilanden. Populaire Rubriek HET IDEALE MEISJE 67> ZATERDAG 12 JANUARI 1935 door HANS FALLADA. Deze wereldbekende dichter en auteur, de schrijver van hét beken de boek „Kleiner Mann, was nun?", heeft ii den Kersttijd een nieuw boek gepubliceerd „Wir batten ein- maleii Kind", dat overal bij critici a publiek een buiten gewoon jpoed onthaal heeft gevon den. Wij twijfelen niet er aan, of ieder, die een der werken van Fallada heeft gelezen, zal met de grootste belangstelling onderstaan de bioprafie van den schrijver lezen GeborenOp 21 Juli 1893 in Greifs- wald, de kleine Pommerschp Universiteits stad bij de Oostzee. Zoon van juristen. Opgegroeid in Berlijn en Leipzig, dus steeds in steden wonend, maar afstam mend van Hanoversche en Friesche plat- telandsvoorouders met een niet. te stil len verlangen naar het landleven, naar de ondubbelzinnige, heldere eenvoud van de aarde Eerst 12 jaar lang geometrie, Grieksch en de regeringsjaren van Otto den Luien. Twaalf jaar lang akeligheid want ik ben de ziekelijkste, verweeke- lijkste, droefgeestigste kniesoor ter wereld geweest, de eeuwige zorg van mijn ouders en de schrik van mijn onderwijzers en leeraren. Geen wonds, dat ik met mijn ècht- FrieSchen, harden kop consequent wei- gerde deel te nemëh aan "het"gewone leven Van alle andere menschen! Ik richtte, met boeken en dieren, een eigen leven in, een leven van droomen en wenschen; ik schreef gedichten, waarvan een der tallooze mij in de herinnering is blijven hangen, omdat het werd „gevonden" en door mijn liefhebbende familieleden ten zeerste bewonderd werdHet luidde: „Ich steil' auf den Klippen und seh' die Wellen auf- und niederkippen"en -,oo Verder. Wat doet rnen met een zoon, die nooit eindexamen zal kunnen doen? De land bouwschool is voor dezulken steeds een uitweg geweest en daarom zond men mij, met voorbijzien van de heele school, maar ineens in de praktijk: zoo kwam het, dat ik op zekeren dag een lang, uit z'n krachten gegroeide, bleekneuzige jonge man op een groot landgoed, Dunghau- fen genaamd, «est stond op te laden. Tk meost dat, in gezelschap van drie of vier "'oolsche meisjes, zes weken lang doen, Het ge-luk staat- altijd op den hoek, waar men het juist niet verwacht. waarna mijn chef zou heoordeelen, of „ik het werkelijk -ernstig meende met-het ■werk óp 't land". Als zóoiets werkelijk iets bewijst, moet ik het ihderdaau wel ernstig gemeend hebben, Want via koeienjongen, paardenknecht, -maaier klauterde ik omhoog tot het. hooge waarbij men achter vijftig óf zestig- .-nannen suiker- bieten-aanplanting Staat eri ais. een-en- twintigjarige bengel -de daglooners en knechten tracht aan .te drijven tot een werktempo, dat/ de -tevredenheid van den „baas" wegdraagt. Het was de meèst-troostelooze ge schiedenis, die tk mij uit hiijn'leven her inneren kan en gelukkig had ik. nog plan ten en dieren Ofn mij -heèn, "om mij te troosten. Wat uit zaad ontkiemt, opgroeit, uitloopt en rijp wordt, is reeds zoo'n weelde voor het pog, dat men nooit moe wordt daarvan te geniéten. Met" „dieren" bedoel ik in het bijzonder de koeien want tot verstand-hebben van paarden heb ik het nooit gebracht de koeien, waar van ik altijd héél erg veel gehouden heb, omdat ik, zelf zoo'n hulpeloos schepsel, hen nog kon Welpten. In een nacht, waarin ik, toen ik niets vermoedend in den koelstal een kalvend dier vond, ontdekte ik plotseling, dat ik helpen kon, dat mijn handen uit, misschien wel uit oertijden, toen mijn boersche voor vaderen hun dieren hielpen, wisten, wdt ze moesten doen om hulp te bieden. De eerste geboorte, de eerste openbaring van mijn leven! Toen het zwartbonte kalf ge jaagd ademend op het stroo lag, met zijn blauwe, versluierde' oogen In het licht staarde toen- kwam Het eerste SChoone een aaneenschakeling, van hëerlgk-fhóoie indrukken...?.. x Ik heb in de volgende jaren menig kalf ter wereld helpen brengen en de boeren haalden mij, als 'alles niet naar behooren ging. En als ik nu het landleven toch weer ontrouw geworden ben en de steden opzocht, dan was dat niet omdat plant en dier mij teleurgesteld zouden hebben, maar omdat men voor opzichter van arbeiders geboren moet -zijn en op dat gebied lagen mijn talenten zéker niet! Daarna ging iW wèer terug naar de stad wat doet men niet allemaal, als men niets geleefd heeft? Eigenlijk van alles, wat meu onder handen krijgt! Ik ben dan ook boekhouder geweest en „we tenschappelijk hulp-arbeider", kassier, be drijfsleider, ja zelfs nachtwaker en meisje voor alles np een landgoed, correspondent, adressenschrijveE,_ advertentiereiziger, re dacteur en voordl heel dikwijls... werk- looze! Vele lange, lange jaren, kwade jaren, op en af, meer af dan-op, dikwijls: dat ik dacht, dat het niet verder zou gaan. Daar tusschen door, bijRowohlt, verschenen mijn eerste romans, thans vergeten, en_.be-. graven, sterk door hc-t impressionisme ,be- invloed, werkelijk niet meer leesbaar! Eindelijk, in 1929, zat ik in een klein industriestadje in Holstein, een midden vorm tusschen advertentiéreiziger en jour-;, nalist van het plaatselijke blaadje.- Heel erg beroemd was ik niet en de vraag- ware' zeer zeker gerechtvaardigd, waar dat "op uit moest loopen. Ik was 36 jaar oud en- eigenaar van een (niet erg grooten) koffer,; met circa dertig boeken...,-.. Eerst leek het,; alsof het einde een huwelijk zou zijn. Dat was de gorotste 'waanzin, die "er bestohd.:' En de wederzijdsche vrienden hadden het; volste recht den vinger op te steken en te waarschuwen, te dreigen zelfs......* Zij had -niets, hij had niets, en alleen van zijn ver- diensten te leven, was een kunststuk! Het is een der opmerkelijkste/ plinten, in het leven, om tot de ervaring te kómën, dat men het grootste culminatiepunt van zijn leven geheel toevallig bèrëlkt',''dat dït oogenblik zonder eenig verband tot de overige periodes daarvan staat. Als de spoorwegen in den zomer van 1930 niet een speciale reis hadden georganiseerd, als mijn chef-redacteur mij de vrijkaartjes voor deze reis niet had gegeven, als zij op Westerland niet 1 mark entréegeld betaald hadden voor het strand, zoödat' wij door de duinen tot Kampen liepen, waar .men de zee gratis mag bewonderen, dan had ik vadertje Rowolht nooit na netto acht jarèn ontmoet en was er nooit uit ons geworden wat er thans geworden is...... Maar nu haalde deze trouwste aller 'uit gevers me naar Berlijn en opende- daar mede weer de deur naar de literatuur voor mij. Eerst zat Ik als uitgeversbediende aan een schrijftafel en snuffelde uit ber gen van kranten critieken op over de -Rowolhtsche uitgeversproductie, diei ik m dan" eöhter', als-dit noödig wSS/'hièlp ik in" mappen onderbracht en waarvan ik'mooie de zaak en opende ik de deur. Menige prominente schrijver heb ik uit zijn jas geho'pen 's Zondags echter z'ateh nïijn vrouw én ik thuis bij elkaar...... de lust tót schrij ven was weer ontwaakt. Ik schreef aan „Bauern, Bonzen und Bomberi". En zij was mjj reeds vooruitgeloopen, als ik het zoo mag uitdrukken. Zij werkte toen reeds aan „Kleiner Mann", dat ik pas ander half jaar later onderhanden nam. Toen ik dan, na „Bauern, Bonzén und Bomben" mijn betrekking bij Rowolht op zegde en als „onafhankelijk auteur" in een eenigszins landelijk voorstadje van Berlijn kon gaan wonen, waren het al niet meer twee, maar drie menschen, die gingen ver huizen en het mooiste daarvan was, hét heerlijkstedat het. Kind, onze „kleine man", niet in de stad behoefde groot te worden Dan kwam de papieren „kleine man" en dat boek was een groot geluk voor me, Een vloed van brieven van lezers, die mij deelgenoot maakten van hun zorgen en - vreugden, overstelpte mij reeds .hij den -eersten afdruk in de „Vos"! Eerst was ik, achter mijn schrijftafel gezegen, ancen geweest met mijn figuren en nu was ik niet meer alleen, nu waren er zooveel, zóó :veel vrienden om mijn heen! Het was zoo •mooi het is nóg mooi nog steeds "krijg ik brieven! '- Het.is tóch reeds een geluk, als men "van eën gesloten, mistroostige, pessimisti sche Jan Salie den weg gevonden! heef^ tot die levenshoogte, waarop men anderen een beetje moed, een beetje levensvreugd kan verschaffen. Het is een slechte, soms zeer slechte, zelden gemakkelijke weg ge weest; en die weg had op veel ellende kunnen uitloopen. Maar nu is alles om mij 'héén gelukkig en vroóiijk" en" ook thans ik schrijf deze regelen weer op- het land, met den blik gericht op bosch en water - begint het léven daar diep in die stammen der mij omringende.; vruchtboo- men, weer te ontkiemen, weer. te werken, om met het voorjaar weer opnieuw ge boren te worden. „Het geluk staat altijd op den Koek, waar mén het juist niet verwacht"," zei een oudé tante eens tegen me. En daar - heeft het, voor mij tenminste, ook wërke- - lijk altijd, gestaan! f O "Keddjnij op „Jiei.JaflKrp oogenblik, - 'Z -.'.r ctooT Z Ï-» V, S' c j» Dr. Eredeflc; Mafshaïl 5 In een breede boog strekte de kust vaa Tongataku zich uit in den ;Stillen Oceaan, De slanke witte stammen van dé kokos- palmen wiegden zachtjes heen en weer in den wind... Blauwe rookwolken stegen op uit het door dichte boschjes ingeslöten dorp. De zon scheen stralend uit den hel deren, geheel onbewolkten hemel. Toen wij van een studiewandeling te» rugkeerend het dorp der Tonganeezen naderden, hoorden wij tot onzen grooten schrik eën erbarmelijk gejammer! en be merkten toen een heele massa menschen, die een vrouw, Welke aan een paal gebon den was, omringden. Het haar van deze Vrouw hing nat en slordig om haar hoofd, de oogen lagen diepin de kassen en Haar bidden en smeken scheen in het geheel geen indruk te maken. We Hepen snel op de menigte toe, toen iemand het slachtoffer een schop gaf en de vrouw een luiden schreeuw uitte. De door W1M WOUTERS Henk Stuur kwam -binnenrennen bg zijn getrouwde zuster, viel in een stoel enzei buiten adem: „Ik heb haar gevonden". Wie?, vroeg Eline verbaasd. Haarmijn ideaal...... het eenige meisje dat nog voor mij. bestaan kan".. Eline glimlachte. Voor zoover ik weet was je ideaal een meisje met hemelsblauwe oogen en goud blond haar, volmaakte trekken, eén engel figuur, een heldere stem, parelwitte tan- len, een melkblanke huid én roode lippen. Je wilt toch zeker niet beweren, dat je dit vonderproduct ontdekt hebt? Henk lachte geheimzinnig. Ga vanmiddag met mg' theedrinken. Ze zit eiken middag met een bakvisch en -en oudere dame bij Royal. tegen vijf uur. j Kwart voor vijven dronk Eline haar thee, terwijl Henk met stralende oogen staarde naar een buitengewoon mooi meis je dat met een oudere dame en een jonger nelsje theedronken, niet ver van hen van- 'aan. Ze is inderdaad bijzonder mooi, stern- te Eline toe, je bedoelt toch de groot- He? Ja, wat dacht jij dan...;., de oude dame? Die kleine brunette misschien. Dat kind met een wipneus en sproe ten? Je bent niet wijs. Hm. Maar hpe wil je haar bereiken? Ik zie haar ook "wel eens met enkele andere meisjes. Misschien dat er eens een gelegenheid is. De gelegenheid bood zich eenige dagen later aan. Toen zat namelijk de schoonheid in Royal met het brunette meisje en nog twee an dere meisjes. En de heldere stemmen klon ken, door de strijkjesmuziek heen, ver staanbaar tot aan Henk's tafeltje. •Het ging over een zeiltocht, dien ze wilden maken. De beauty stond er op, ka pitein te zijn, zij had verstand van zeilen. Ze zouden een paar dagen onderweg blij ven. Een van de meisjes merkte op: Eigenlijk moesten wij er een vakman bjjhebben...... .ik bedoel iemand, die er verstand van heeft. Dat is heelemaal niet noodig. zei de beauty. Ik speel het best alleen klaar als jullie maar doen wat Ik zeg." Henk ving nog de naam op van den man die hun de zeilboot verhuurde en rende daarheen. Op den dag dal; een kakelendetroep meisjes met veel moeite efl een serie ontstellende fouten op zeevaartgebied af voer, volgde Bènk alleen in zijn kleine zeilboot. Hij" haj een. poging gedaan, toen hij de meisjes zag tobben, om hulp te bieden. Maar zijn ideaal had hem verpletterend koel aangekeken en gezegd, dat zg het best alleen af kon. Desniettemin zou zg waarschijnlijk heelemaal niet van de plaats gekomen zgn, als de schipper zich er niet mee bemoeid had. Die liggen binnen een half uur vast, kondigde hij nog aan tegen Henk. Inderdaad lagen ze een half uur later vast. Henk zeilde naar hem toe. Wil ik u helpen weer op dreef te ko men? vroeg hg. De schoonheid verpletterde hem met haar blikken. We wenschen niet op dreef te komen, zei ze. We zijn hier gaan liggen om thee te drinken. - <•-■-- Henk groette en trok af. Hg' hoorde nog. het donkere meisje zeggen: Wat een dwaasheid, je weet heel goed, dat we wèl waren vastgeloopen, waarop de schoonheid heel vinnig iets te- rugsnauwde. Op een of andere levensge vaarlijke manier, kwamen ze weer van land en den volgenden dag lagen de twee zeilbooten beide in een kleine baai, tus schen nog verscheidene anderen. Henk was op weg naar een postkantoor in het dorpje, waarbij ze lagen, toen hg het bruine meisje tegenkwam.. Hallo, zei ze. Weèt u,..waar ik hier thee kan krijgen? Ik zal u even er ,heen brengén, zei hfl. ij Hij bracht haar naar een theetuin en ze. dronken thee en aten koekjes... Hetmeisje lachte hem toe. Ze had aardige, vroöüjke oogen in haar sproetig ''gezichtje. Denk maar niet, dat ik u niet doorzie. U denkt: door het zusje bereikt men da zuster! Henk bloosde. Laat ik mg voorstellen: Henk Stuur. Ja, ja, u wilt door. mij haar naam te weten komen! Nu, ik heet Berring, Mop Berring. Zij heet Adèle. Mooier dan Mop, hè Ik had u direct dooruw oogen zwommen uw hoofd uit... toén wij in Rpyal zaten. Nou, ze is buitengewoon mooi, hè? Wat moet ik doen? vroeg Henk ver trouwelijk. Ze haalde schouders en wenkbrauwen. Beste jongen... Adèle is niet makke lijk, Weet je? Je hebt het tot nu toe heele maal verkeerd aangepakt door haar hulp aan te bieden en aanmerkingen; te maken. Adèle verklaart geen aanmerkingen. Je moet haar juist wijs maken, dat ze het prachtig doetga haar om hulp vragen, dan ontdooit ze veel eerder. Als je maar niet doet wat ze je aan raadt. anders verdrink je. En ze lachte hartelijk. Henk lachte mee. Aardig, vroo- lijk kind. een echt kameraadje. Goed, ik reken op je hulp, Mop, zei hij. Vanmiddag begint de comedie. Henk tiet er geen gras over groeien. Zoodra hij merkte, dat de meisjes weg wil den zeilen begon hij een serie stommiteiten uit te halen, die een waar hoongelach de- den opgaan op de zeilboot rondom. Henk werd rood, maar hield zich goed. Men moet er wat voor over hebben. En - Adèle, na eenigen tijd te hebben toegezien, kon zich niet weerhouden te roepen: U doet het 'heelemaal verkeerd!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 15