PAG. 2
ZATERDAG 12 JANUARI 1935
'T JUTTERTJE
dat U ikkz
menschen om haar heen wreven zich ver
genoegd in de handen. Een oude man
haastte zich uitleg te geven van dit af
schuwelijke tooneel.
Deze nacht, zoo vertelde hij, zagen een
paar dorpelingen hoe een hond den grond
omwoelde, vlak by de plek, waar we gis
teren een kind begroeven. De hond liep
vervolgens naar de woning van deze
vrouw, een heks, die in de gedaante van
een hond de ziel geroofd had, dus schul
dig aan diens dood was en zoo haar eigen
leven verspeelde. Dit volk geloofde natuur
lijk nog, dat de ziel dikwijls 's nachts het
lichaam, dat dus op dat oogenblik slaapt,
verlaat en oor een heks die zich ver
anderd heeft in een of ander dier, gevan
gen wordt en opgegeten. Wanneer de ziel
dus niet terugkeert in het lichaam, wordt
deze ziek en sterft.
Hoewel de inboorlingen weten, dat dit
heidensche gebruik, het heksendooden,
door de regeering verboden is, kon onze
tegenwoordigheid geen invloed uitoefenen,
en het dooden van deze vrouw niet ver
hinderen. De fanatieke Tonganeezen waren
er zich van bewust, dat zij gewapend wa
ren en, wij ongewapend, slechts met zijn
tweeën.
Wij gingen daarom toen naar het hoofd
van den stam, die ons vriendelijk ontving
in tfijn hut. Tevergeefs probeerden wij hem
te bepraten. Hij hield vol, dat zulke hek-
se:'! een gevaar waren voor de gemeen
schap en daarom onschadelijk gemaakt
moesten worden.
Tenslotte boden wij geschenken en los
geld aan, om de vrouw zoodoende vrij te
krijgen. De oude overlegde met zichezlf en
verklaarde toen, dat hij de „notabelen"
van het dorp bij hem zou laten komen.
Maar ook dit hielp niets, want deze
menschen bleven onverbiddelijk. Het hek-
senoordeel zou met zonsopgang voltrokken
worden
We sliepen dien nacht niet. Wij hadden
besloten om 's morgens vroeg naar. de
dichtstbijzijnde regeeringspost te gaan, om
een strafexpeditie naar de plaats des on-
heils te sturen.
Eindelijk begon het te dagen. De ster
ren verbleekten, de donkere schaduwen
trokken weg.
Vier gewapende mannen lagen om de
veroordeelde te slapen. Plotseling weer
klonk er luid gejuich en geschreeuw. Het
doffe gebrom van trommels kwam nader
bij, en spoedig kwamen mannen en vrou
wen en kinderen naar de plaats waar de
vrouw aan de paal gebonden was. Zij be
gonnen te dansen en onderwjjl wezen zij
naar de vrouw met blinkende wapens.
Tot opeens de trommels verstomden.
Een toovenaar met een dolk in zijn rech
terhand, trad op de vrouw toe.
„Het uur is gekomen!" riep hij luid.
Toen begonnen de trommels weer te rof
felen. Wild danste de toovenaar om het
slachtoffer.
Maar plotseling knalden schoten. Als
door een bliksemflits getroffen, viel de
toovenaar neer. Alles rende door elkaar in
de grootste sprongen.
Daar drong een groep soldaten in het
dorp. Een jonge inboorling viel, overwel
digd van vreugde voor de paal neer. Zes
uur aan een stuk had hij geloopen, om bij
de dichtstbijzijnde regeeringspost hulp te
halen en zoo, op het laatste oogenblik zijn
zuster gered.
j£\ var. mii
Nu is het nieuwe Jaar dan weer heele-
maal aan de gang en de burregermeester
heef op de eerste keer dat ze allemaal weer
op 't Stadhuis zaten tegen al die meneeren
verteld, dat het heele zwikkie zoogoed as op
de flacon was of op fatsoennelijk hollands
van minister Marehant, 't zaakie is bijna
op de flesch. Met dat zwikkie en zaakie
wordt, zooals alle menschen die in my lezen
en niet in mij lezen reeds gesnopen heb
ben, onze lieve, goeie, onvolprezen Jutterjj
bedoeld, 's Jonge wat een geleerde woorden
allemaal hé. Ja, Wimpie begint op te schie
ten en nou gaan ikke dan zooas de groote
menschen zeggen een stukkie economie-
paedagogie geven. Of dit gekke woord
goed geschreven is weet ik nou ook weer
niet. Is het niet goed, dan is dat de schuld
van die meneeren van dat woordenboek.
Dus ik moet dan 'n stukkie economie-
paodagogie geven en das nou net zoo veel
as Jutterij-redder in woord en as ze d'r mij
d'r bij willen hebben, later ook in daad.
U weet natuurlijk allen dat ze in Duitsch-
land ook zoowat op de flacon gegaan zijn
hé en toen kwamen allemaal van die me
neeren en die gingen met 'n bus rammelen
en ze hebben 'n hoop centen opgehaald zoo
dat de flesch niet op de flacon ging enz.,
enz. enz.
Nou, dan kenne we dat hier toch ook
doen. Alle hooge meneeren zetten ze dan
met zoo'n bus in derlui handen en dan maar
ophalen jongens. De burregermeester met
de gemeente sekkeretaris zette ze dan bij
de postbrug neer, allebij natuurlijk met de
hooge hoed. Zijn de bussen dan vol dan
kenne ze d'r hoeden van hun hoofde halen
en dan moeten de menschen daar maar hun
centen ingooien, dat gaat vlugger.
De schout bij nacht met de staf zetten
ze dan met hun mooie pakkies aan by de
Buiten- en binnenhaven en overal zoo op de
dijk en alle matrozen en menschen die bij
de marine zyn moeten dan wat in de bus
gooien en as d'r iemand probeert om d'r
uit te knypen en niks in de bus te gooien
dan gaan ze 'm na natuurlijk.
En zoo nemen ze alle groote meneeren die
wat te vertellen hebben en die gaan dan
maar ophalen en as ze dan geen heele hoop
ophalen dan heet ikke geen Wimpie meer.
Dus dit plannetje hebben ze al weer en 't
kost niks. Maaras ze nou wat over
houden dan moeten ze vast een mooie pier
d'r van laten maken ai dat ken best en as
't niet gaat dan moeten ze de gemeente vul
lisschuiten maar naast mekaar in de Bui
tenhaven leggen en dan allemaal planken
derop en daar dan een thé-dansant boven
op houden. As d'r dan menschen bij zijn
die koffie willen drinken dan maken ze d'r
maar een koffie-dansant van en daar halen
ze ook 'n hoop centen mee op. U ziet wel,
d'r is geen varreken of d'r past een krul
staartje aan. Over varrekens gesproken, ze
magge niet meer losloopen heef de burre
germeester gezeg. Nou das ook maar goed,
want ik was te laat voor school en toen
liep ik heel hard 't hoekkie om de molen
straat in en toen liepen d'r net zoo'n stel
letje van die ouwe dikke brompotten en
toen ik 'r hard voorbij wilde om niet te
laat te komen toen komp me net zoo'n
knormachine voor m'n voeten loopen en
toen lag ik boven op 'm. Nou, dat ding
schreeuwde moord en brand en toen ik weer
goed en wel op m'n voeten stond toen kreeg
ik van die slagersknecht ook nog een schop
tegen de onderkant van m'n rug, die vent
zij dat 't mijn schuld was. Gemeen hé?
Maar ja, daar raak je ook wel weer aan ge
wend om van alles de r :huld te krygen
en de Hertog Hendrik en Ue onderzeebooten
zijn nouw ook foetsie. Nou das wel een
strop, want nou zijn d'r alweer een paar
honderd menschen minder die betalen ken
nen voor de gemeentelijke op de flacon-
gaanery. De blauwe zeeridders.hebben fijn
feest gevierd hé in Kassienoo toen meneer
van Dok 25 jaar baas van 't spul was. Ze
hebben daar van alles gedaan en fyne din
gen verloot en ze hebben meneer van Dok
allemaal en met van alles gefeliciteerd en
nu, nu dat allemaal afgeloopen is nou kom
ik ook nog effe en dan zeg ik: Meneer van
Dok, Wimpie komp 'r als laatste aan en
nogmaals 25 jaar d'r bij hé. Zonder kedaut-
jes, zonder wat ook kom ikke, maar ik kom
as 'n echte jutter, en dan weet u wel dat
m'n wensch voor al die menschenredders
goed is, hé.
Zoo, das ook al weer gebeurd, ja, as je
zoo as ik in de krant schrijven mag, dan
moet je ook overal aan mee doen. Ik hoef
echter nooit m'n hooge hoed op te zetten of
m'n neus af te vegen, ik mag 't zoo doen in
de krant, en das ook wel lollig en nou krij
gen we om de Juttery een beetje mooier te
maken een paar nieuwe steigers in de Bin
nenhaven en dan moeten al die ouwe brug
gen maar zoolang wachten, totdat er een
iemand door zakt en dan zien ze van zellef
wel dat die bruggen gammel beginnen te
worden hè. Ze laten ze voorloopig maar
staan, dan zien de menschen ook nog an
tiek en das allemaal net zoo mooi as die
ouwe koffiepot, die bij m'n opoe op het
kassie staat. Dat ding zit vol met barsten
en deuken en dat vinden ze dan mooi, om
dat Julius Cesar z'n koffie d'r nog uit ge
dronken heb en as ze nou op al die brug
gen zetten, dat Karei I of Columbus nog
eens boven op die brug van z'n fiets is
gerold, dan komen alle menschen d'r naar
kijken en dan vinden ze die brug mooi
en dan willen ze vast geen nieuwe hebben
en dan blijven de centen al weer gespaard
voor de gemeentelijke op de flacongaande
rij, hè?
Maar met al die centen-ophaal-bewe-
ging zal nog wel een paar dagen gewacht
worden, want de burregemeester moet
eerst naar de Saar om mee te helpen met
die stemming. Nou, dan kenne ze vast be-
binnen met borden te maken, waar ze op
zetten: Steunt onze Jutterstad, offert uw
centen in de hooge hoed of bus, enz, enz.
En daar gaat Wimpie dan mee op z'n
rug loopen, hè. Nouw, ik ben benieuwd o
het wat geeft.
D&aag,
Echtgenoot: „De was een ezel, toen ik
met je trouwde".
Vrouw: „Ben je nu nog niet een veel
grooter ezel?"
Echtgenoot: „Neen, hoe kom je daarbij?"
Vrouw: „Nou, dan heb ik enminste nog
invloed ten goede op je gehad!"
LIED VAN DE WEEK.
Gelukkig Nieuwjaar
Nieuwe dagen nieuwe uren
Nieuwe rust en frissche moed
Eind'lyk kunnen we herademen
Na een jaar van tegenspoed!
Na een jaar van smart en zorgen.
Slechts één lichtpunt in 't verschiet;
Dat 't jaar, dat thans gaat volgen,
Béter perspectieven biedt!
Als je d' eerste Januari,
Na een oliebollen-nacht,
Uit je legerstede tuimelt
Voel je daad'lyk al de k.aci.c,
Die d' eerste dag ons, stervelingen,
Zoo weldadig suggereert.
Voel je, dat je pessimisme
Tot optimisme is bekeerd!
Nieuwjaarskaartjes telefoontjes,
Handedrukken feestontbijt
Wègzijn Alle droeve beelden,
Weggevaagd door Vader Tyd!
Als we weer aan d' arbeid gaan,
En den tweeden Januari,
Broeden we al weer op plannén,
Vangen we opnieuw weer aan!
Beste lezers van mijn lied'ren,
Waarin steeds van iederen dag
Wel en wee door al die weken,
Werd weerspiegeld als ik mag.
Wensch ik U van ganscher harte
Veel geluk in 't nieuwe jaar!
Veel geluk ook in Uw zaken
Wenscht U hart'lijk
RIJMELAAR!
Henk veegde zich het voorhoofd af en
keek rampzalig.
Ja, het is niet zoo eenvoudigals
ik maar iemand had, die er verstand van
hadom mij te helpenmisschien,
als u zoo goed zoudt willen wezen
Ja, help hem even, viel Mop dadelijk
in. Jij hebt het direct voor elkaar.
Adèles gezicht werd aanmerkelijk vrien
delijker. Ze kwam te hulp.
Ik moest eens onder uw leiding kun
nen werken, zuchtte Henk, zorgvuldig alles
wat zij verkeerd deed weer veranderend.
En Adèle, met de naïviteit van domme,
ijdele menschen, glimlachte zelfvoldaan en
zei genadig:
Als u een beetje op my let en het
zelfde doet, zult u het wel aanleeren. Ik
kon het eerst ook niet goed.
Ze groette en Mop gaf achter haar rug
een knipoogje.
De schepen zeilden weg. En Henk, te
vreden over den gang van zaken, zegende
de kameraadschappelijke Mop.
Maar het weer betrok, er kwam een
sterke wind opzetten, Henk zag ongerust
toe hoe Adèle de eene fout na de andere
beging. Al gauw heerschte er een ware
paniek aan boord van de andere boot. Toen
naderde Henk zooveel hij kon en schreeuw
de enkele bevelen naar hen toe. Het was
nu geen moment om langer te huichelen of
zelfs voorzicht te zijn. De storm stak op,
men was in gevaar. En de meisjes, die on
middellijk de zekere leiding voelden ge
hoorzaamden zijn geschreeuwde bevelen,
terwijl Adèle, beleedigd, zich terugtrok.
Toen ze, na den storm, naar land liepen,
was Adèle's gezicht bevrorener dan ooit.
Maar Mop, loyaal, riep hem hartelijk toe:
Wel bedankt hoor... U heeft ons mooi
uit den brand geholpen!
's Avonds toen hij verlangend en melan
choliek rond de boot zwierf verscheen Mop
aan dek. Het was al vrij laat, de meisjes
gingen naar bed.
Hallo, fluisterde ze.
7Hallo, fluisterde hij terug.
Het is mis, fluisterde Mop, maar
geef den moed niet op. Als we weer thuis
zijn en we komen je tegen, zal ik je aan
mama voorstellen met vermelding van je
goede hulp. Adèle zal spinnijdig zijn, maar
als je haar maar goed vleit, draait ze wel
bij. Je moet haar veel complimentjes ma
ken, daar houdt ze van, denk er om.
Je bent een schat, zei Henk.
Mop hield woora. Bij de eerstvolgende,
ontmoeting riep ze verheugd: Bent U daar.
Laat ik U .ven aan mama voorstellen.
En daarop begon ze een opgewonden ver
haal, terwijl Adèle met woedend gezicht
trachtte hara te weerhouden en tenslotte
ijzig zweeg.
De oude dame was heel vriendelijk, in
viteerde Henk eens te komen theedrinken
en deze nam gretig het aanbod aan.
Adèle bleef in den aanvang ijzig. Maar
hij herinnerde zich Mop's goeden raad en
begon haar te vleien en complimentjes te
maken. Daarop ontdooide ze een weinig.
Maar Henk voelde zich veel minder ver
heugd, dan hij wel verwacht had. Hy zat
haar soms stil aan te kijken en voelde een
vreemde kilte sluipen in zyn ltart. Ja, ze
was mooi, ja, ze leek op zijn ideaal... maar
uiterlijk. Maar het innerlijke? Hy over
dacht alles wat hy tot nu toe van haar had
meegemaakt. Haar hoogmoedige, verwaan
de houding, haar ij delheid, haar kinder
achtigheid.
Kort na de theevisite ontmoette hy Mop,
die hem jongensachtig toezwaaide.
Hallo. We gaan den goeden weg op,
hè? Zeg, we gaan morgen naar een dan
cing... zorg dat je er ook bent...
Henk zorgde dat hy er was. Hy trof er
nog enkele andere kennissen, onder ande
ren, een jonge vrouw, die hij sinds lang
kende. Na eenige dansen met Adèle te heb
ben gedaan, meende hij aan de beleefdheid
te moeten voldoen en vroeg deze jonge
vrouw. Toen hy weer by Adèle kwam, was
haar gezicht yziger dan ooit. Ze weigerde
met hem te dansen en het kostte hem veel
moeite haar over te halen, met hem in een
afgelegen serre te gaan om haar boosheid
te verklaren.
Waarom danst U niet liever met die
dame? vroeg ze scherp.
Maar lieve juffrouw Adèle, begon
Henk.
Ik ben Uw lieve juffrouw Adèle niet.
Maar ik vind Uw houding heel onsympa
thiek. Eerst loopt U me overal na, gaat
uit zeilen, komt theedrinken om my te
zien, en komt hier om met my te dansen
en dan... ziet U een oude liefde...
Ze pruilde, alweer bereid, zich door
eenige vleleryen en complimentjes te laten
verzoenen. Maar hy zag haar ineens te
scherp zoo, als ze was. IJdel, leeg egoïs
tisch... tactloos. En voordat hij hetzelf
goed wist, had hij geantwoord: U vergist
U in twee dingen. Ten eerste is die dame
niet een oude liefde, ten tweede was niet
U het, die ik al dien tyd heb nageloopen,
maar Uw aardige, vrooiyke sympathieke
zuster.
Iets vreeseiyker had hy Adèle niet kun
nen aandoen. Het was wel eens meer voor
gekomen, dat aanbidders, na eenigen tyd.
meer genoegen vonden in het gezelschap
van de vrooiyke, eenvoudige Mop dan van
haar, maar ditmaal trof het haar nog erger
i- dan te voren, daar ze by zichzelf had uit
gemaakt, dat deze jongeman rijk, knap en
innemend genoeg was om mee te trouwen.
Wel, zei ze vlymend, dan kan ik U
geen compliment maken over Uw smaak...
Zoo'n leelijk kind, met een mopneus en
sproeten...
Er bewoog zich iets vlak hij hen. En
beiden schrokken op, toen ze Mop zagen
die hen stond aan te staren, een beetje
bleek.
Dat is alles maar onzin, Adèle, zei ze
met een stem die Henk niet van haar ken
de. Hij zegt dat enkel om je te ergeren.
Nee, dat doe ik niet! zei Henk be
slist. Ja, ik was eerst verliefd op haar,
Mop, ik dwaas, keek niet dieper dan een
paar mooie oogen en een aardig gezichtje,
maar ik ben volkomen genezen, geloof me!
Ik zal jullie alleen laten, zei Adèle ver
pletterend.
Dat zou heel vriendeiyk van U zijn,
zei Henk beminneiyk.
Henk kwam binnenrennen by zyn zuster.
Ik heb my met haar verloofd, zei hij.
Eline zuchtte. Het mooie meisje was haar
heel onsympathiek geweest.
Wel... geluk gewenscht jongen. Ze is
mooi.
Ze is niet mooi, zei Henk. Maar 't
is verdraaid, als ik het nog zie- fk had
nooit gedacht, dat ik sproeten en een wip
neus zoo aardig zou kunnen vinden. Ove
rigens... zoo erg wipt haar neus niet... en
sproeten zijn pikant.