PAG. 2
ZATERDAG 16 FEBRUARI 1935
'T JUTTE RTJE
Skimm
mm
dei U ikkn
TOB NOOIT HOEKJE
maal 200 hoog als de Galdhöpigg. Maar
dat is allemaal veel langer geleden, want
het ijs smolt hier eerder. Daarom heeft
het water hier de meeste gletschermeren
weer dichtgemaakt, evenals het verweeren
de hooge kammen en toppen heeft afge
slepen. De sporen van den ijstijd zijn hier
niet meer 200 duidelijk.
ALS 'X WINTER IN HOLLAND IS
door
GUÜ3 BETLEM JR.
Hillegom, 1 Februari.
Als bijzonderheid kunnen we
vermeiden, dat enkele narcissen-
velden in den omtrek van Hille
gom reeds in bloei staan.
Als 't winter in Holland is, nou alsjeblieft
Zoo hoor 'k nóg m'n grootvader zeggen,
Dan deed je 't verstandigst, je geld maar
subiet
In 'n schaatsenfabriek te beleggen.
Dan 2at er het ijs zoo'n twee maanden
aaneen,
Een meter vaak dik in de grachten,
Dan vroor het geregeld nou 'k weet
het nog best
"00'n 2eventien graad, alle nachten...
Dan waren de straten een spiegel gelijk,
En rinkelden vroolijk de arren,
Dan zagen de neuzen vuurrood van de kou
En lag er de sneeuw op de sparren,
Als 't winter in Holland was nou
alsjeblieft
Zoo hoor ik m'n vader soms praten,
Dan waren wij jongens o, 'k weet het
nog goed,
Gewoonweg de schrik van de straten.
De sneeuwballen zeilden het luchtruim
dan door,
Geen enkelle hoed was er veilig,
Ja zelfs, tot de helm van den dienaar
der wet
Die was ons, kwajongens, niet heilig.
En nauw was de gracht met een ijskorst
bedekt,
Of... hopla, dan zwierden we even...
Als 't winter In Holland was, nou
alsjeblieft
Dan kon je wat ijspret beleven...!
Als 't winter In Holland Is heden ten
daag!
C'k Heb op m'n kalender gelezen,
Wé hebben de maand Februari, nietwaar,
Zoodat 't dus wel winter moet wezen!)
Ais 't winter in Holland Is, heden ten daag'
Dan staat er de narcis te bloeien,
En ginds in m'n tuin geurt nog vroolijk
een roos,
Die ik had vergeten te snoeien.
Het groen loopt al uit aan een enkele
struik
Daar springen de knoppen reeds open,
En zelfs hyacinthen, we kunnen ze al
Op straat, bij den bloemenkoopman koopen!
Als 't winter in Holland is, heden ten
daag'...
Maar wat schrijf ik verder nog neer?
Want „winter" in Holland, dat is er
voor óns
Eén... sprookje nog slechts van weleer!!
Gooi nooit het water, waarin ge uwe
groenten kookt weg, doch gebruik het om
er een of andere soep van te maken.
Feuilly keek naar de leege plaats, wenk
te een bediende.
„Meneer ls uitgegaan met den auto."
Het gesprek ging door. Feuilly vulde zijn
glas nog eens. Het was hem plotseling,
alsof een hand op zijn schouder werd ge
legd, een hand waarvan de ijzige kou drong
door al zijn kleeren, tot in zijn merg. En
plotseling knapte Iets In zijn hersens, en
zijn gedachten, die kil en beheerscht waren
geweest, al die uren, begonnen dooreen te
razen. Enkele seconden lang. Toen be-
heersehte hij zich met verbeten wilskracht.
Dus ja. Goed. Er was geen gevaar. Nie
mand zou den jongen missen vooreerst, hij
had immers gezegd dat hij enkele maanden
op reis ging? Het moeras wa£ diep. De
eenige fout was dat Julien geen kans gezien
had, aan het diner terug te zjjn... mis
schien zou men 2ieh later 2ijn afwe2igheid
herinneren... Maar wie 20U dan nog iet9
kunnen bewij2en? Wat het moeras na
maanden terug geeft...
Een bedien .e schoot toe, iemand lachte.
Feuilly 2ei iets zonder het zelf te verstaan,
glimlachend. De wijn vloeide over het hel
dere wit van het laken, tussehen kristal en
bloemen, als bloed...
Julien boog voor het gezelschap. Hij zag
er als altfld, t-eurig en onbewogen uit. Met
enkele woorden excuseerde hij zich over
zijn laatkomen.
(Slot volgt.)
Chef: „Waarom geef je de voorkeur aan
maandelijksche in plaats van wekelijksche
uitbetaling van je salaris?"
Bediende: „Omdat myn vrouw en ik
eiken uitbetalingsdag ruzie hebben."
Zoo, daar ben ik weer eens. Iedere week
kom ik zoo eens op dezelfde plaats kijken
en alle mensehen die dan in mij lezen zeg
gen dan, daar is ie weer. Juist daar ben
ik weer, maar nou met een heel erge natte
neus. Ik lig in bed en heb op een rm reuze
manier de griep. Gek toch hè, de hele win
ter heb ik niks gehad en nou tegen de Cjd
dat we boterblommetjes en brandnetels
kenne plukken, krijg ikke de griep.
En nou lig ik in bed en snurk af en toe
nog harder als een heele electrische zagerij.
Nou zie ik die groote meneer die ook in de
krant mag schrijven en aan wie Wimpie
z'n brieffies altijd geven moet, z'n hoofd
al schudden, hoor ik hem al zeggen: „Wim
pie, Wimpie, je leert 't nooit, je moet altijd
alles netjes zeggen", maar ik kan toch niet
zeggen dat Wimpie In bed ligt en z'n blo
zende kop boven de blank witte laKens
uitsteken en dat de dekens in de rhythml-
sche cadans van z'n ademhaling zachtkens
op en neer gaan als kabbelende gollefjes
van de zee...
Dat ken ik toch niet schrijven hè, trou
wens, die mooie zin heb ik geen eens van
m'n eigen, die heb ik erregens gelezen, nou
en aan dingen die ik al eens gelezen heb en
nog eens lezen moet, daar heb u toch niks
aan hè en van dat blozend koppie is toch
maar kwats, want toen ik zoo'n blozend
koppie had lag ik te bibberen van de kou,
nou en hoe ken je dan 'n blozend hooffie
hebben hè.
D'r zijn anders wel menschen, die dat
zoo kenne maken, want een paar huizen
verder dan ikke woon, woont 'n juffrouw
die, as je d'r smorgens vroeg ziet, net een
gezig heb as een ongewasschen theedoek
en as ze 's middags uitgaat dan heb ze van
alles op d'r gezig gesmeerd en de eene keer
is ze rood zonder talk op 'r gezig en de
andere keer heb ze d'r zooveel opzitten dat
't gewoon d'r afwaait.
As je zoo in bed moet liggen dan moet
je toch zoo van alles denken hé en ik heb
ook gedroomd nou en dat was lollig.
Dinsdagavond toen ik dan met m'n blo
zende hoofd onder het witte laken lag en
de dekens rhythmische dansen uitvoerden
vanwege m'n snurkerij toen ben ik dan in
slaap gevallen en ineenen zag ik sn»euw,
een heele hoop sneeuw. Dat witte goedje
lag zoo hoog, dat 't tot bijna aan m'n knie-
en zat en 't was overal. Nou, toen kon je
fijn sneeuwballen gooien, maar ik had geen
tijd, want ik moes m'n brieffie naar de
krant brengen.
Nou moet u weten, dat ik een paar fijne
ski's heb, die heb ik toen aangedaan en
toen heb ik 'n stok gepakt met een touwtje
d'r aan en aan dat touwtje heb ik toen een
stuk spek gebonden.
Toen dat allemaal klaar was, toen heb
ik eens heel hard gefloten en toen kwam
Hector, da's een heele groote hond die 'n
paar huizen verder woont, deraan en toen
heb ik z'n staart vas gepakt en toen ik die
vas had heb ik dat stokkie met dat touw
tje en dat stuk spek deraan voor z'n neus
gehouwen, nou en as ik eerlijk mag zijn,
dan moet ik zeggen dat ik nog nooit zoo
gauw bij de krant gekomen ben, want ik
hield maar steeds z'n staart vast. Goeie
wat ken dat beest loopen, hij wou natuur
lijk dat stuk spek hebben, maar hoe harder
hij liep, hoe verder ik 't spek van z'n neus
afhield, want de stok was lang genoeg en
sturen kon je ook f(jn, want wou je rechts
op dan hield je het spek naar rechtsop en
Hector vloog 't braai achterna en wou je
links op, dito... dito. En zoo kwam ik dan
bij de krant, toen heb ik Hector 't stukkle
spek maar gegeven want ie had 't eerlijk
verdiend hè. En nou komt 't lolligste, maar
as Ik 't nog eens moet doen dan doe Ik
't nooit weer. Was me dat 'n consternasie.
Nu moet u weten, dat er op kantoor
zoo'n aardige juffrouw zit, nou en die heb
ik toen een sneeuwbal In d'r nek geduwd.
Wat ken dat kind gillen en toen die
sneeuwbal langs d'r nek rolde toen gaf ze
zoo'n gil, brrr 't ging heelemaal door me
heen, en toen is zij van d'r stokkie gevallen.
Maar dat was 't ergste nog niet.
D'r staat een jufforuw met d'r hoofd door
't loket wat te vertellen over een adverten-
sie en van schrik van al dat gegil gaat ze
zonder erg ineenen rechtop staan en stoot
d'r hoof aan 't lóket en daar kwam een
groote bult op, niet op 't loket, maar op
die juffrouw d'r hoof et toen begon die ook
te gillen.
'n Meneer die net de trap afkomp met
een hoop boeken rolt van schrik van al dat
gegil met boeken en al de trap af.
'n Andere meneer gooit z'n inktpot om
van agitatie en nog een andere meneer
die net aan 't telefoneeren is zegt nik» an
ders als leelijke woordjes die ie niet van
z'n moeder zeggen mag. Die meneer of
juffrouw die aan de andere kant van de
telefoon zat, zal wel rare ooren op gezet
hebben hè.
Maar das nog niet alles, want dat joggie
in de zetterij, die 't allemaal nog leeren
moet, liet van schrik een plaat met zetsel
vallen en een meneer die de rare gewoonte
heef op kantoor om maar steeds op de
achterste pooten van z'n stoel te wiebelen,
kieperde achterover en komp net met z'n
hoofd in de papiermand terecht, en ze heb
ben zeker wei een uur noodig gehad om die
mand van z'n hoof af te krijgen.
Wat een beweging hè, voor zoo'n dooje
doodgewone sneeuwbal, ik heb 'm toch
maar gewoon in die juffr. d'r nek gedouwd,
daarvoor hoef ze toch niet 200 te gillen hè,
en flauw te vallen...
Maar ze was toch weer gauw bij d'r po
sitieven.
Maar 't allerergste is wel, dat ik die
meneer van de krant met de hand op m'n
pulloovertje heb moeten beloven, nooit geen
sneeuwballen meer mee te nemen of te
gooien, en uit m'n spaarpot een gulden te
halen en daarvoor een doos bonbons voor
die juffrouw te kóopen voor de schrik.
Nou en toen ben ik 'm maar stilletjes
gesmeerd, want ze keken me daar allemaal
aan of ze me wouwen opeten en toen ik
buiten kwam komt die agent langs die nog
altijd een sneeuwbal moet hebben, maar
juist dacht Ik aan die belofte met m'n hand
op m'n pulloovertje, nou en toen heb ik
die sneeuwbal maar niet gegooid.
En toen ik op weg naar huis was en
over die gulden lag te mopperen voor die
bonbons, toen, toen ben Ik ineenen wakker
geworden en lag m'n blozende hoofd onder
de rhythmisch dansende dekens vanwege de
snurkerij, dus gelukkig 't was maar een
droom. Maar dat zeg ik u, ik zal van m'n
leven geen sneeuwballen in 'n juffrouw d'r
nek stoppen, 't zou me anders echte gul
dens kenne kosten hè,
Daaaag\
„Wat is dat voor lawaai, bij de Jan-
sens?"
„O, ik denk, dat ze een van de beurten
hebben dat ze niet tegen elkaar spreken."
Waarom? Neen, „hoe komt dat?"
Pluizen of niet pluizen?
„Wij pluizen alles veel te veel uit, en
daarom zijn tegenwoordig zooveel men-
sch ongelukkig", hoorden wjj iemand laatst
op den stelligsten toon van „ik weet het"
verkondigen. „Dacht U, dat er vroeger geen
zielsproblemen, geen ongelukkige huwelij
ken, geen conflicten tussehen ouders en kin
deren waren? Natuurlijk wel, maar er werd
niet zoo over gezeurd. Al dat gepluis!"
Laat ons eens nagaan, of de geachte
spreker gelijk had. Vroeger waren er ook
conflicten en wanverhoudingen. Toegege
ven. Men sprak er minder over. Ook waar.
Maar, waren de moeilijkheden daarmee
uit de wereld? Neen, en honderdmaal neen,
ze bleven voortbestaan. Hetgeen wil zeg
gen, dat de betreffende personen ongeluk
kig bleven, verder leefden zoo goed en
zoo kwaad het ging, gelaten misschien,
maar moedeloos en ontgoocheld. Is dat een
ideaale toestand, dat menschen ongelukkig
zijn en er maar in toestemmen, ongelukkig
te bleven, omdat ze het psychologisch in
zicht missen om naar een oplossing te zoe
ken. Dat zal toch niemand durven bewe
ren. Want een oplossing is er toch altijd,
voor Wie moeite en strijd aandurft en een
mensch uit één stuk ls. Het zoeken van een
oplossing zal bijna altijd strijd meebrengen,
maar op dien strijd volgt weer een resultaat.
En geen enkele strijd, 2elfs de zwaarste, ls
zoo afmattend en sloopend als voortdurende
innerlijke ontevredenheid.
Wanneer u wel pluist en desondanks geen
uitweg vindt, komt dit, doordat u nog on
voldoende pluist of wel op een verkeerde
manier.
De grootste moeilijkheden in het leven
vinden bijna altijd hun oorsprong in onze
verhouding tot een ander mensch, 't 2ij
echtgenoot (e), moeder, vader, huisge
noot (e) of werkgever. U pluist en komt er
toch niet uit. Vreemd. Maar hoe bent u
begonnen? Misschien met al uw grieven
tegenover den ander te analyseeren en nog
eens dubbel en dwars na te gaan hoe ge
grond dfe grieven wel zijn? Of door bij
Uzelf nogeens extra den nadruk te leggen op
alle verschillen in karakter tussehen U bei
den, die een samengaan onmogelijk ma
ken? Ja, dan hebt u nog een paar lagen ge
metseld, bij den muur, die u beiden reeds
scheidde en dan is het geen wonder dat die
muur u dikker en onoverkomelijker toe
schijnt dan ooit tevoren, dat u er niet
uit Weet té komen.
Pluist nu eens verder, maar dan vanuit
een ander gezichtspunt. Zoek naar gemeen
schappelijke belangen, naar overeenkom
stige sympathieën van u en den ander. Zoekt
eens de goede eigenaardigheden van zijn of
haar karakter. Een volslagen slecht mensch
heeft nog nooit op dezen aardbodem rond-
geloopen, dus zou het wel vreemd zijn,
als degene, dié u zoo verschrikkelijk dwars
zit, de eerste zou z\jn, waaraan geen goeds
te bekennen viel.
Denkt ook aan de mogelijkheid van
eigenschappen, die slechts voorgewend
worden terwille van een bepaalde levens
houding. Zeer groote onverschilligheid ver
bergt heel dikwijls een overgroote gevoe
ligheid, zelfingenomenheid kan hee' goed
verlegenheid verbergen. Tracht die be
wuste mensch eens onbevooroordeeld te
zien: wisch het verleden uit, en slaat hem
of haar eens een paar dagen gade, juist
zóó alsof de kennismaking pas van heden
dateerde.
Tien tegen een zal u een licht opgaan,
tien tegen een zal die dikke hcoge muur
tussehen u beiden een zwakke plek gaan
vertoonen, waar met wat geduld en goede
wil heel goed doorgang te maken is.
Stelt ook uw vragen betref 1 ide den
ander eens op een andere wijze. Zegt niet:
„waarom is hij of zij zoo humeurig, zoo ge
sloten of zoo wantrouwend?" maar gaat
eens verder en zegt: „hoe komt et, dat hij
of zij zoo is?" Mischien door een moeilijke
jeugd, een groote teleurstelling, een klap
die van onverwachte zijde en onverdiend
werd toegebracht? U weet het niet? En u
heeft durven oordeelen over dingen, waar
van u de oorzaak niet kon gissen?
De scheidsmuur wordt al lager, u
kunt er gemakelijk overheen klimmen, of
er een aardig deurtje in maken, net wat
u wilt.
Pluist en tornt zooveel u wilt, hoe meer
hoe beter, maar pluist aan de dingen die
u en den ander scheiden, en niet aan de
persoon zelf.
DR. JOS DE COCK.
ALLERLEI
Waneer een kind zich verslikt, moet mer
het niet op den rug kloppen, daar dit geei
nut heeft. Er is een eenvoudig middel, dat
onmiddellijk verlichting geeft, nl. men om
vat beide handen en houdt de armen ge
strekt boven het hoofd, waardoor de borst
kas gewijd en het kwaad verholpen wordt.